Met veel plezier las ik het tweede deel van de reeks Gun Ho: Kortsluiting. Gung Ho is een vijfdelige postapocalyptische reeks van de Duitse stripmakers Thomas von Kummant en Benjamin von Eckartsberg.
In een nabije toekomst is de mensheid bijna volledig uitgedund en is Europa een gevarenzone geworden. Overleven is slechts mogelijk in steden en dorpen die versterkt zijn als forten. In een van die kolonies, bijgenaamd Fort Apache, werden in het eerste deel de broers Zack en Archer Goodwoody afgeleverd. In dit deel lezen we hoe zij zich een plek binnen de groep tieners proberen te veroveren. Ook blijft de dreiging van de Rippers groot. Rippers zijn een soort van gewelddadige, gemuteerde apen.
Seks
De jongeren in de kolonie laten zich echter niet leiden door angst voor deze Rippers, maar vooral door hun hormonen. Terwijl Zack zich vooral bezighoudt met de milfs die door hun mannen worden verwaarloosd, concentreert de zestienjarige Zack zich op zijn leeftijdsgenootjes. Wanneer een nieuwe sensei in zich in het kamp aandient, heeft Zack meteen oog voor diens aantrekkelijke dochter Yuki. Hij laat zijn huidige vriendinnetje vallen als een blok. De rivaliteit tussen Zack en Holden wordt hierdoor extra scherp en leidt onder andere tot een bravourerit op hun motoren door vijandig gebied. Terwijl ze vol gas over de weg rijden proberen ze de Rippers voor te blijven. Dat levert uiteindelijk dit romantische plaatje op van Zack en Yuki:
Het album bevat overigens wel meer van dit soort moneyshots die afgeleid lijken te zijn uit Hollywood blockbusters. Zoals we van blockbusters gewend zijn, zitten er ook goede oneliners in de strip. Ook heeft Von Kummant er geen moeite mee vrouwelijk naakt te tonen en seksuele handelingen te suggereren. De tieners zijn duidelijk de helden van dit deel van Gung Ho dat leest als een adolescentenwensdroom. De volwassenen komen over als saaie, rechtlijnige ouders. Aan het eind van het verhaal maken zij echter op pijnlijke wijze duidelijk wie er de baas is. Het is nog maar de vraag of de kids dit zullen pikken.
Het levert al met al een fijne avontuurlijke mix op die nieuwsgierig maakt naar het volgende deel waarin hopelijk wat meer gefocust wordt op de achtergronden van het verhaal en de volwassen personages.
Flaptekst
Wat ik wel miste aan de verder goedverzorgde uitgave van Strip2000, is een goede flaptekst. Nu staat er achter op het album een stukje tekst van sensei Tanaka Hasegawa. Wie het album niet gelezen heeft, zal de tekst vreemd in de oren klinken. Om ervoor te zorgen dat een potentiële nieuwe lezer die het album toevallig in de winkel ziet liggen oppakt en gaat kopen, is het wellicht handiger om op de achterkant meer informatie te verschaffen over de reeks, of om haar aan het begin van het album te plaatsen. Op het schutblad staat weliswaar een kaart Fort Apache, maar zonder voorkennis is hier geen chocola van te maken.
De Britse stripmaker Andrew Wildman is vooral bekend als tekenaar van de Transformers-strips. Nu is zijn eerste graphic novel uit. Horizon gaat over persoonlijke ontwikkeling en het overwinnen van je angsten. ‘Ik wil mensen niet ergens van overtuigen, maar ze een kans geven hun eigen mogelijkheden te zien.’
Andrew Wildman thuis.
We spreken Andrew Wildman tijdens de eerste editie van Dutch Comic Con in Utrecht. Wildman is een van de buitenlandse stripmakers die daar twee dagen zijn fans ontmoet en tekeningen maakt. Terwijl wij in de rustige greenroom zitten op de eerste verdieping, zijn beneden duizenden stripliefhebbers en cosplayers zich aan het vermaken. Al meer dan dertig jaar is Wildman professioneel illustrator. Hij werkt in de game- en animatie-industrie als ontwerper van personages en omgevingen. Ook was hij storyboardtekenaar voor de sciencefictionserie Doctor Who. Wildman: ‘Ik vind het heel fijn om storyboards te maken. Het publiek ziet het eindresultaat weliswaar niet, maar het is ontzettend interessant om met regisseurs samen te werken en uit te dokteren hoe dingen in beeld gebracht gaan worden.’
Als stripmaker werkte hij aan series als Thundercats en de X-Men-comic die voortkwam uit de animatieserie. In de jaren negentig tekende Wildman miniseries over Spider-Man en Venom. Wildman: ‘Spider-Man was waarschijnlijk mijn favoriete personage toen ik jong was. Toen ik hem eindelijk als professional mocht tekenen was dat een fantastische kans, maar eigenlijk is Spider-Man verschrikkelijk om te tekenen. Door het masker zie je zijn gezicht niet, dus kan ik maar weinig gezichtsuitdrukkingen laten zien en die vind ik juist fijn om op papier te zetten. Ook het webpatroon op Spider-Mans kostuum is vervelend om te tekenen. Het is niet moeilijk, maar wel heel saai. Mijn doel was om aan the Avengers te werken. Captain America tekenen zou te gek geweest zijn. Het dichtstbij kwam ik met een project dat Force Works heet en dat aan Avengers gerelateerd is. Dat vind ik nog steeds het beste werk dat ik voor Marvel heb gedaan.’
Spider-Man door Andrew Wildman.
Transformers
Als stripmaker is hij vooral bekend van Transformers. Jarenlang tekende Wildman deze op de animatieserie gebaseerde comic. Eerst voor Marvel UK, de Britse afdeling van Marvel Comics, later voor de Amerikaanse uitgeverij zelf en tot slot voor uitgeverij IDW. ‘Of ik een speciale band heb met robots en Transformers? Jawel, maar voornamelijk omdat ik een lange tijd aan deze serie heb gewerkt en omdat deze strip mijn doorbraak was in de comicswereld. Maar toen ik gevraagd werd om Transformers te tekenen, had ik er nog nooit van gehoord. Eigenlijk had ik ook geen zin om robots te tekenen.’
Toch wist Wildman een duidelijke stempel op de strip te drukken. Samen met schrijver Simon Furmangaf hij de robots menselijkheid. ‘Toen ik aan de Amerikaanse versie begon, heb ik mij sterk laten inspireren door de comic Machine Man van Barry Windsor-Smith. Fantastisch werk dat mij duidelijk maakte dat je veel detail kunt stoppen in het tekenen van mechanische dingen. Het viel me op dat veel collega’s de Transformers als robots tekenden. Ik zag ze als personages, met net zo veel menselijkheid als jij en ik. Dus begon ik hun gezichten erg expressief te maken. Veel lezers vonden dat maar niks, maar genoeg mensen vonden dat wél goed. Furman en ik zagen allebei in dat Transformers diepgang hebben. Om die reden kreeg ik er lol in.’
Transformers
Persoonlijke ontwikkeling
Eind jaren negentig ging het slecht met de Amerikaanse comicsindustrie – Marvel Comics ging zelfs failliet. ‘Tot dat moment ging het best goed met me bij Marvel. De top had ik nog niet bereikt, maar ik was onderweg. Toen stortte de boel in. Elke serie waar ik aan begon, werd stopgezet. Het leek alsof mijn carrière tot een eind kwam. Ik had persoonlijke problemen en kreeg daar begeleiding voor. Die hulp bleek nogal krachtig en effectief. Hierdoor werd ik me voor het eerst bewust van zaken als coaching en persoonlijke ontwikkeling. In de loop der jaren heb ik seminars bezocht en ben ik zelf een coach geworden. Dat leidde onvermijdelijk tot nieuwe inzichten over mijn eigen leven en wat er voor anderen mogelijk is.’ Zelfvervulling en persoonlijke ontwikkeling fascineren Wildman en deze thema’s behandelt hij ook in Horizon, zijn eerste graphic novel en zijn debuut als schrijver.
Horizon Horizon draait om de vijftienjarige Alisanne. Ze wordt gepest op school en heeft een moeilijke relatie met haar moeder. Als ze in slaap valt, komt ze in een droomwereld terecht waar ze de confrontatie met haar eigen angsten moet overwinnen en uiteindelijk zal ontdekken wie ze is. Ze krijgt hulp van het speelgoedkonijn dat ze ooit van haar vader kreeg. ‘Dat konijn is de mentor van de held, hij is de Obi-Wan Kenobi in mijn verhaal. De huizenhoge robot waar Ali het tegen op moet nemen, representeert niet alleen haar angst, maar is ook een metafoor voor gedrag dat we telkens herhalen.’
Met Horizon hoopt Wildman de ogen van zijn lezers te openen: ‘Ik wil mensen niet ergens van overtuigen, maar ze een kans geven hun eigen mogelijkheden te zien. We willen altijd meer, we willen meer kunnen bereiken of lekkerder in ons vel zitten. Vaak voelen we ons begrensd en denken we dat die doelen niet haalbaar zijn. Coaching of het lezen van een inspirerend werk, opent soms je ogen voor wat er allemaal mogelijk is. Wij zijn zelf het grootste obstakel voor wat we in het leven kunnen bereiken. Het enige wat je tegenhoudt zijn je eigen, beperkende vooraannames en gedachten. Zodra je die kunt doorbreken, is er van alles mogelijk. Dat is het thema van Horizon.’
Ironisch wellicht, maar het waren juist Wildmans eigen aannames die de productie van deze strip tegenhielden. Hij ondernam meerdere pogingen om de strip te maken. Eerst met andere schrijvers, maar dat werkte toch niet. ‘Omdat het om mijn verhaal ging wilden die schrijvers niet te veel hun eigen ideeën opdringen. Hierdoor hadden ze niet de vrijheid het verhaal goed te schrijven. Toen opperde een vriendin van me dat ik het zelf moest schrijven. Ik antwoordde haar dat ik geen auteur ben, maar dat vond ze onzin. Ze zei dat ik degene ben die de personages door en door kent. Dat heeft me erg geholpen. Mijn grootste obstakel bij het schrijven van Horizon was dus mijn eigen idee dat ik een tekenaar was en geen schrijver.’
DIY
Wildman gaf Horizon uit in eigen beheer zodat hij deze op beurzen kan verkopen en exemplaren ter promotie kan opsturen. ‘Voordat ik het boek zelf uitbracht heb ik het wel naar één uitgeverij gestuurd, maar ze snapten niet helemaal wat ik ermee wilde bereiken. Ik wist dat ik deze strip wilde maken of ik nu een uitgever zou vinden of niet. Dus waarom niet gewoon de strip eerst afmaken? De kans dat het boek dit jaar door een echte uitgeverij wordt uitgebracht ziet er veelbelovend uit. Mocht dat toch niet gebeuren dan is het ook wel goed zo en blijf ik de strip zelf uitbrengen.’
Plotseling staat Wildmans vrouw bij onze tafel. Ze vertelt met lichte paniek in haar ogen dat er een lange rij met fans voor zijn tafel staat en dat ze niet weet wat ze met ze aan moet. Het gesprek ronden we af en Wildman gaat naar beneden om nog meer Transformers te tekenen.
Aan het einde van seizoen 7 van Magnum P.I. wordt de sympathieke privé detective neergeschoten. De laatste aflevering loopt hij als een spook rond en bezoekt hij zijn vrienden tot het moment dat hij richting de hemel wandelt. Tenminste, zo luidt de beschrijving van deze aflevering. Tot op heden heb ik die nog niet kunnen zien.
Daar bedoel ik mee dat ik er nog een torrent van heb kunnen vinden die werkt. Wel lukte dat voor seizoen 8 dus die heb ik de afgelopen twee weken zitten kijken. In de eerste aflevering van dit seizoen blijkt Magnum in een coma te liggen. Hij is dus gelukkig nog niet dood. Hoe dat komt? De fans pikten het indertijd niet dat ze de serie zo lieten aflopen. Daarom kwam er nog een nieuw seizoen. Nou ja, een half seizoen, want nummertje acht telt slechts dertien afleveringen.
Aflevering 10 is een spoof op Raiders of the Lost Ark. Erg leuk gedaan en een knipoog naar het feit dat Tom Selleck voor Harrison Ford gecast was als Indiana Jones. Doordat de opnames van de film en de serie tegelijkertijd gepland waren, moest Selleck helaas voor de rol bedanken. Hij zat contractueel namelijk vast aan Magnum. Ik ben benieuwd hoe de Indiana Jones-filmreeks er met Selleck uit had gezien. En of het ook zo’n succes was geworden. Niet dat ik Selleck een slechte acteur vind – integendeel. Maar het is wel zo dat iets een succes wordt als alle elementen lijken te kloppen en een magisch geheel vormen. Harrison Ford als Indy Jones is een schot in de roos. Selleck als Magnum ook – evenals de rest van de cast van die serie.
Afl. Legend of the lost art
Overigens kwam ik er van de week pas achter dat John Hillerman die Jonathan Quayle Higgins III gestalte geeft, een Texaan is. Dat mooie Engelse taalgebruik van hem is dus echt acteerwerk.
Het was wederom heerlijk om me weer even onder te dompelen in de wereld vanMagnum P.I. Ik moet toegeven dat ik mezelf er vaker betrap op het kijken van televisie uit mijn jeugdjaren. Een tijdje geleden bekeek ik de beste afleveringen van Knight Ridernog eens nadat ik een tweede boek over deze serie had uitgelezen. Ook twee seizoenen van Highlander kwamen voorbij. En in mijn lunchpauze zet ik nu wel eens een aflevering van de eerste serie Transformers-animaties op.
Die serie is natuurlijk echt voor kids, maar ik vind het erg interessant om te constateren hoe kort door de bocht de verhaaltjes van Transformers zijn. Alles gebeurt in een rap tempo, en met een minimale hoeveelheid expositie gaan we van het ene conflict tussen de Autobots en Decepticons naar het andere. Als kind accepteer je dat allemaal, als volwassene heb ik veel meer moeite om hier in mee te gaan. De handgemaakte tekeningen waaruit deze animatiereeks bestaat, kan ik overigens wel waarderen. Ik stel me zo voor dat in een grote hal in een Aziatische animatiestudio er dikke rijen met tekenaars mee bezig zijn geweest. Sommige composities zijn echter heel goed. En de animatieserie is sowieso honderd keer beter dan die rukfilms die er de laatste jaren van zijn uitgekomen.
Overigens heb ik voor mezelf wel een antwoord op de vraag waarom ik zo ver terug ga in de tijd voor mijn tv-plezier. Ik vind de huidige tijd maar vijandig met al dat terrorisme, gedoe met vluchtelingen, de aanhoudende crisis en het belachelijke VVD-kabinet dat zo’n beetje alles van waarde kapot maakt door overal een kosten-batenanalyse op los te laten. Dat is deels natuurlijk maar beeldvorming en de jaren tachtig waren natuurlijk op politiek vlak ook geen pretje, want er was nog steeds een Koude Oorlog en het was in het begin van dat decennium ook crisis. Toch heb ik dat als basisscholier toen niet zo ernstig ervaren. Ik woonde gewoon thuis bij mijn ouders, in een beschermde omgeving. Dat veranderde enigszins toen mijn ouders gingen scheiden, maar dat is weer een ander verhaal. Over het algemeen denk ik aan die tijd terug met warme gevoelens en met dit spreekwoordelijke warme dekentje duik ik graag voor de buis. Al het gezeik buiten de deur even vergetend.
[hr]
Waarom de rubriek Frames? De verhalen die we lezen en zien maken net zo goed deel uit van onze levensloop als de gebeurtenissen die we in reallife meemaken. In de rubriek Frames verzamel ik stills uit de films (en soms tv-series) die ik heb gezien om zo die herinneringen te kunnen bewaren en koesteren.
Het is alweer de laatste dag van de maand januari. En dan te bedenken dat we gisteren nog aan de oliebollen zaten en de atmosfeer vervuilden met vuurwerk. De tijd vliegt. Hier mijn favoriete plaatjes van de afgelopen maand van onder andere mijn Instagram-account.
De hele maand keek Dirkjan mij guitig aan als ik de wc bezocht. Dankzij de Eppo-verjaardagskalender. Een leuke kop heeft ie die Dirkjan, daar niet van, maar ik ben toch blij dat ik 1 februari de bladzijde om kan slaan. Ingang tot een feestje op de Westergasfabriek dat rond de jaarwisseling plaatsvond. Mooi artwork vind ik.
Tijdens de Stripmaand in Scheltema hield Typex een lezing over zijn helden Bowie, Pontiac en Warhol. Fijn aan stripmakers een presentatie laten doen is dat ze hun eigen illustratiemateriaal tekenen. Voor Wasco was tekenen op papier niet genoeg dus begon hij bij Scheltema de etalageruit te verfraaien.
Een paar maanden geleden interviewde ik tv-legende Kees van Kooten over zijn nieuwe boekLeve het welwezen. Omdat hij op dat moment in Frankrijk zat, verliep het gesprek telefonisch. Dat is voor het interview verder geen probleem, maar toch vond ik het jammer om Van Kooten niet face to face gesproken te hebben. Gelukkig gaf hij ook een lezing in Scheltema en kon ik hem ervoor even spreken. Van Kooten vond het artikel in Stripgids mooi opgemaakt en vroeg of hij het magazine mee naar huis mocht nemen. Dat was geen probleem natuurlijk. Daarna verraste hij me nog eens, want ik had gedacht dat hij heel veel over cartoons zou vertellen die avond, maar in plaats daarvan las hij vooral stukken voor uit ander werk en maar een klein stukje uit zijn nieuwe boek.
Het bureau voor Toerisme België voor Wallonië & Brussel geeft sinds 1991 jaarlijks persprijzen aan journalisten en/of programmamakers voor hun toeristische publicaties over België. Voor de publicaties reikt de jury een Persprijs Wallonië en een Persprijs Brussel uit.
Vrijdag las juryvoorzitter Lou Lichtenberg het juryrapport voor:
Michael Minneboo staat in zijn verhaal stil bij het 25-jarig jubileum van het Belgisch Stripcentrum. Dit succesvolle museum waakt over het striperfgoed van België, maar heeft hiervoor eigenlijk te weinig middelen, zo blijkt uit interviews met betrokkenen. Het verwerven van nieuwe stukken en de nieuwe klimaatruimte voor de noodzakelijke opslag is dan ook een uitdaging voor het museum. Het helder en pakkend geschreven artikel geeft hiervan een positief kritisch beeld en is daarmee bijzonder informatief. De lezer krijgt zin om dit kwalitatieve museum in striphoofdstad Brussel te gaan bezoeken.
Nou vond ik het al erg leuk dat een artikel van mij een keer genomineerd is voor een prijs, maar nu ik hem dan ook werkelijk gewonnen heb vind ik het extra leuk natuurlijk. Zeker omdat de prijs in de vorm van een wel heel bekende stripraket komt. Iets wat overigens niet alleen dit jaar het geval is. De persprijzen hebben zien er al een paar jaar uit als de raket uit Kuifje. Niet zo gek natuurlijk met stripstad Brussel.
Voor zover ik weet is dit de eerste keer dat een artikel over het beeldverhaal een dergelijke prijs in de wacht sleept. Meestal worden bijzondere reisverhalen met deze prijzen gehonoreerd. Het was daarom extra leuk dat Willem De Graeve, de codirecteur en hoofd communicatie van het Stripmuseum Brussel, bij de lunch aanwezig was. Het interview met Willem maakt een belangrijk deel uit van het artikel dat ik over het stripmuseum schreef. Het stond een tijd geleden in de VPRO gids.
Sowieso vond ik de reacties op Facebook toen ik bekend maakte dat ik voor de Persprijs Brussel genomineerd was, hartverwarmend. Veel likes en felicitaties. Dat gaf een warm gevoel en maakte duidelijk dat mensen mijn werk lezen en waarderen. Dus voor iedereen die leuk reageerde deze week: hartstikke bedankt!
Kees van Kooten leest voor bij Scheltema tijdens de Stripmaand (januari 2016)
Cabaretier en schrijver Kees van Kooten zou een boek met zijn favoriete cartoons samenstellen en deze toelichten. Toen kreeg hij een zware hartaanval en veranderde de aard van het boek. Toch valt er voor de stripliefhebber veel te genieten in Leve het welwezen.
Kees van Kooten leest voor bij Scheltema tijdens de Stripmaand (januari 2016). Foto: Michael Minneboo.
‘Nee, ik ben geen stripliefhebber,’ geeft Kees van Kooten ruiterlijk toe. ‘Maar ik waardeer sommige strips zeer. Little Nemo van Winsor McKay, vind ik fabuleus. Wat daarin gebeurt is bijna Dali-achtig. Verder hou ik van Le Petit Nicholas van Sempé, Kuifje ken ik natuurlijk en de fabelachtige productie van Dick Matena. Maar gewone stripverhaaltjes met bijvoorbeeld Michel Valliant, nee, daar heb ik nooit iets mee gehad. Zelfs Tom Poes niet. Prachtig wat Toonder deed, zeker tekstueel, maar een grote vermoeidheid overviel mij bij het lezen van die verhalen. Een uitzondering moet ik maken voor Kapitein Rob en dat komt omdat ik geabonneerd was op de Ketelbinkie krant. En Cowboy Henk van Kamargurka en Herr Seele, door die strip liggen mijn vrouw Barbara en ik onder de tafel van het lachen. Absurdisme ten top! Daar zijn de Belgen altijd ontzettend sterk in,’ vertelt Van Kooten enthousiast telefonisch vanuit zijn vakantiehuisje in Frankrijk.
De Nederlandse cabaretier en schrijver Kees van Kooten (Den Haag, 1941) behoeft weinig introductie. Jarenlang was hij samen met collega Wim de Bie op de televisie te zien en stimuleerde het duo de lachspieren van een groot aantal kijkers. Typetjes als de Vieze Man, de Turk Mehmet Pamuk en het Haagse duo Jacobse en Van Es zijn legendarisch. ‘We zijn wat Jacobse en Van Es betreft zeker geïnspireerd door tekenaar Jaap Vegter: die heeft ook veel van dat soort halve penozetypes getekend. Hij kon heel goed plat-Hagenaarse types tekenen, hun lichaamstaal en doen en laten neerzetten.’ Naast televisie maken schreef Van Kooten ook een stapel boeken. Hij schopte het zelfs tot stripfiguur in de reeks ‘De Kiekeboes’. In het album ‘De taart’ speelt verslaggever-ter-plaatse Koos Van Keeten namelijk een rolletje.
Wanneer een humorist pur sang als Van Kooten een boek schrijft over cartoons en cartoonisten, is dat natuurlijk verplicht leesvoer voor de stripliefhebber. De oorspronkelijke opzet van Leve het welwezen was het samenstellen van een bloemlezing nationale en internationale cartoons die Van Kooten echt goed vindt, voorzien van toelichting en commentaar. Het boek zou dus vergelijkbaar zijn met Van Kootens Mijn Plezierbrevier (2006) waarin hij komische verhalen selecteerde en vertaalde en Zo Wordt U Gelukkig (2010) waarin de humoristische poëzie van de Amerikaanse dichter Billy Collins centraal staat.
Poëtisch schokje
Van Kooten: ‘Ik was op zoek naar de cartoons die mij een poëtisch schokje bezorgen, omdat ze een herkenbare situatie schetsen waar je zelf vaak in ondergedompeld bent geweest. Als voorbeeld geef ik mijn favoriete cartoon uit de bundel, de tekening van Gluyas Williams (1888-1982) van de man die uit zijn bed stapt. Hij wil in zijn pantoffels stappen, maar die staan nog de verkeerde kant op. De cartoon toont wat ik een lekje in de werkelijkheid noem: een klein missertje. In het dagelijks leven gebeuren dingetjes waar je verstild in je eentje om moet lachen. Deze alledaagse dingetjes krijgen nooit de aandacht die ze verdienen en als iemand dan de moeite neemt om ze dan zo mooi, zo fantastisch smaakvol uit te werken, vind ik dat grote kunst.’
Gluyas Williams
Van Kootens enthousiasme voor mooi tekenwerk en slimme cartoons wordt uit ons gesprek direct duidelijk. Vol bewondering praat hij over de gewassen tekeningen van Chas Addams (1912-1988), de cartoonist die ook de Addams Family bedacht, en de cartoons van Saul Steinberg (1914-1999) die als Roemeense immigrant de Amerikaanse cultuur met haar diners, architectuur en ambtenarij fabuleus in illustraties wist vast te leggen en te becommentariëren: ‘Hij is de tekenaar die op andere tekenaars het meeste invloed heeft gehad.’
Een slecht hart
Toch is Leve het Welwezen een ander boek geworden: tijdens de voorbereiding ervan kreeg de schrijver een zware hartaanval. Dankzij vijf bypasses voelt hij zich beter dan ooit tevoren: ‘De cardioloog zei dat ik een ontzettend slecht hart had. Dat heb ik me nooit gerealiseerd en gewoon alles gedaan. Maar door het slechte hart pompte het bloed te weinig rond en met die bypasses is dat nu sterk verbeterd, dus ik voel mij heel goed.’
Cartoon van Saul Steinberg opgenomen in Leve het welwezen.
Het boek gaat zowel over het herstel van Van Kooten in het ziekenhuis als over cartoons, want op een handige wijze weet de humorist beide onderwerpen slim aan elkaar te verbinden. ‘Tijdens mijn verblijf in het ziekenhuis leefde ik eigenlijk twee en een halve week in een cartoon. Al die situaties waren cartoonesk,’ zegt Van Kooten. Ook brengt hij cartoons ter sprake door de heer Hartman te introduceren: een medepatiënt die ook aan zijn hart is geopereerd. De 85-jarige Hartman – de naam is bedacht door Van Kooten uit piëteit – is oud-werknemer bij de Nederlandse spoorwegen. Hij heeft een boekje dat vol staat met cartoons die eerder in het vakblad van de NS hebben gestaan. Hartman, die Gummbah een viezerik vindt en moderne cartoons maar niets, kan hartelijk lachen om de grappen uit de jaren vijftig terwijl Van Kooten die juist als belegen en flauw bestempelt. Een confrontatie tussen beide heren kan niet uitblijven. De dialogen tussen hen zijn op zichzelf al erg humoristisch, en ze stellen Van Kooten daarnaast in staat om verschillende cartoons en verschillende soorten humor te behandelen. Wat dat betreft is de confrontatie een gelukkig toeval die mooi uitpakt voor het boek. ‘De dialogen met meneer Hartman heb ik natuurlijk wel een beetje gepolijst en wat sneller gemaakt, maar verder is het allemaal gebeurd zoals het er staat. Dat noem ik keepersgeluk, toevallig geluk. Daar heb ik in mijn leven niet over te klagen gehad. Het feit dat mijn dochter Kim erbij was toen ik de kleinkinderen naar school bracht en die hartaanval kreeg, dat is het grootste geval van keepersgeluk.’
Examen
In Leve het welwezen gaat Van Kooten in op de aard van humor. Eigenlijk is het snappen van een grap een soort van examen doen, vindt de auteur. Hij schrijft: ‘Wie om een grap lacht, lacht uiteindelijk om zichzelf. Dat wil zeggen: hij lacht van tevredenheid over zijn getoonde begrip.’ Een interessante gedachte die impliceert dat humor ook angst met zich meebrengt. Van Kooten: ‘Jazeker. Denk maar aan een moppentapper op een verjaardag. Iemand zegt op een gegeven moment: “Ik weet een mop” en dan zie je iedereen gespannen naar voren buigen. Niet zo zeer om snel iets te lachen te hebben, maar omdat ze bang zijn dat ze de grap niet zullen begrijpen. Mensen zijn altijd bang geweest in gezelschap als iemand moppen vertelt. Of ze lachen overdreven hard om te laten merken dat ze hem doorhebben, of ze zwijgen en knikken fijntjes en dan zie je ze intussen denken. Als ik een mop/cartoon niet meteen doorheb, zit ik toch met een lichte schaamte. En dan vraag ik me af of ik de grap niet even aan mijn kleinzoon Roman moet voorleggen, want misschien kan hij hem uitleggen. Maar liever niet, want je wilt niet voor gek staan.’
Charles – Chas – Addams Dit is een van mijn favoriete cartoons.
The New Yorker
Overigens schuilt er in zekere zin ook een soort meneer Hartman in Van Kooten, want hij heeft grote bezwaren tegen de huidige trend die in cartoonland heerst. Vooral het tijdschrift The New Yorker en cartooneditor Bob Mankoff krijgen ervan langs: ‘Ik was erg teleurgesteld en werd steeds ontevredener over de kwaliteit van de cartoons in The New Yorker. Als je vroeger met je cartoon in The New Yorker stond had je het gemaakt. Die gouden jaren met Sam Cobean, Saul Steinberg, James Thurber, Chas Addams en noem ze allemaal maar op, die zijn voorgoed voorbij. Ik begrijp dat de humor is veranderd en daar moet ik ook in meegaan. Mankoff selecteert gemakzuchtig en harteloos materiaal en zelf maakt hij ook saaie en bloedeloze cartoons. Visueel voegt hij niets aan de tekst toe. Het grote verschil tussen toen en nu is denk ik dat er een ontzettende druk op de cartoonisten rust omdat ze in een hogere frequentie moeten produceren. Daarnaast was de tijd waar mijns inziens de mooiste cartoons in verschenen redelijk zorgeloos. We hadden natuurlijk wel de naweeën van de Tweede Wereldoorlog en de oorlog in Vietnam. Er gebeurde genoeg rotzooi, maar niet in de mate waarin we er nu kennis van nemen. Tegenwoordig voelen tekenaars zich gedwongen niet meer puur amusement te bieden, maar geëngageerd en becommentariërend te gaan tekenen. En zo ben ik redelijk verbaasd over het ontbreken van de smaakvolle, fijnzinnige, goed getekende cartoons, die niets met de politieke of actuele, economische of financiële werkelijkheid te maken hebben.’
Zwarte Piet
Daarbij heeft de auteur een hekel aan afgekloven clichés: ‘Geen kwaad woord over Ruben Oppenheimer hoor, maar ik zag van hem weer Zwarte Piet aan de mijter van Sinterklaas genageld alsof die het kruis van Christus is. Kijk, in de wereld van de cartoons wordt net als in de popmuziek gedoubleerd en gepikt. Hoeveel cartoons zijn er immers niet gemaakt over het onbewoonde eiland, over de dronken man en de dikke vrouw? Maar hoe vaak hebben we de kruisiging niet geparodieerd gezien? Eigenlijk kan die grap dus niet meer en zeker niet na Monty Python’s Life of Brian. Met die film is daar een punt achtergezet.’
Het Sempégevoel
Wat vindt Van Kooten dan wel een goede cartoon? ‘In het verband met het werk van Peter van Straaten gebruik ik in het boek het begrip teruglachen. Een goede cartoon moet jou beschamen. Je moet eigenlijk denken: “Jezus, wat is dat goed! Waarom ben ik daar niet eerder opgekomen?” Neem bijvoorbeeld een cartoon van Jerry Marcus, die overigens niet in de bundel is opgenomen. We zien een man en een vrouw die allebei in bed een boek zitten te lezen. Gezellig, gezellig, denk je als kijker in eerste instantie, maar dan kijkt de man op zijn horloge en zegt: “Ik moet weer naar huis.” Dan lach je terug, want je denkt dat het een getrouwd stel is, maar dan blijken het minnaar en minnares te zijn. Je verwacht dat die twee alleen even met elkaar neuken en dat de man dan weer naar zijn vrouw gaat, zoals dat in de praktijk gaat, maar in plaats daarvan toont Marcus ons een nieuwe kijk op zo’n relatie, die vergelijkbaar is met hoe een getrouwd stel doet. Een nieuwe kijk op een standaardsituatie zet je aan het denken en daarom vind ik het een goede cartoon. Je voelt zelfs dat je een beetje een rode kop krijgt, omdat je zo dom bent geweest om de situatie alleen op een heel burgerlijke manier te bekijken.’
Sempé
De auteur heeft een voorkeur voor cartoons die je laten doordenken; cartoons waarvan de grap niet in een keer evident is. En een voorkeur voor visuele cartoons, het liefste ook nog zonder onderschrift, zoals het werk van Sempé. ‘Die maakt eigenlijk blije schilderijtjes. Ik ken niemand die in zijn eeuwige jongensachtigheid zo ontroerend meisjes van vijftien in een balletklasje tekent of jongens die met zijn zessen hand in hand in de golven springen. Dat zijn geen moppen, maar situaties die vertederen en waar je om moet glimlachen. En er zijn niet meer zoveel tekenaars die een stemming willen weergeven in plaats van grappen te maken. Denk maar aan de covers die Sempé tekende voor The New Yorker. Dan zie je op zesenveertig hoog een poes voor het raam spinnen en op de achtergrond staat iemand viool te spelen. Dat soort idyllische situaties noem ik het Sempégevoel.’
Tijdgebrek
Nu de 75-jarige cabaretier weer op de been is en hersteld, gaat hij echter het cartoonboek niet meer maken. ‘Door de hartaanval en door het ouder worden, besef ik dat de tijd opraakt. Je beseft wat je allemaal niet meer zult afmaken of zien, en in welke mate je aan de zijlijn komt te staan. Als je de tijdlijn uitzet van hoeveel ik nog heb en wat ik allemaal nog moet doen, wordt duidelijk dat er geen tijd is voor luimelen, lobbelen en in de hangmat liggen. Ik moet nog een hoop afspraken met mezelf nakomen. Dit boekje was er een van, maar ik ga niet meer pogen het ultieme cartoonboek te maken, omdat ik een ander idee heb dat me ook een paar jaar gaat kosten. Daar kan ik verder nog niets over zeggen. Ook zijn Wim de Bie en ik, en Wim voornamelijk, druk met het ordenen van ons archief. Ik wil niet te hoog van de toren blazen, maar qua hoeveelheid is het onbeschrijfelijk wat we in al die jaren gedaan hebben. We willen bijvoorbeeld nog eens iets doen met de schrijverijen uit Het Parool waarmee we begin jaren zestig begonnen zijn. Deze zijn nog niet gebundeld en uitgezocht. Dat kost ook veel tijd.’
Hoewel Leve het welwezen dus een ander boek geworden is dan beoogt, valt er voor de strip- en cartoonliefhebber een hoop te genieten. Niet alleen spreekt Van Kooten tussen het herstel van zijn operatie door, op intelligente wijze over het medium en humor, ook zijn z’n favoriete cartoons in de bundel opgenomen en eindigt het boek met korte, gevatte biografieën van de cartoonisten. De laatste strip in het boek is van Jaap Vegter (1932-2003) die een uitspraak van de auteur verbeeldde.
Van Kooten: ‘Vegters tekeningen zijn ongelooflijk mooi uitgewerkt. De houdingen van mensen, het lopen, het staan, zitten, het kijken, het lachen en het nichterige. Ook heeft hij er geweldige teksten bij geschreven. Als je wilt weten hoe iemand aan een cappuccinomachine staat, of hoe iemand zijn hondje laat schijten op de straat maar ondertussen doet alsof ie het niet doorheeft, dan moet je de tekeningen van Jaap Vegter bekijken. Toen ik de Groenman Taalprijs kreeg toegekend, was de beloning dat een zin van mij door Vegter zou worden geïllustreerd. Daar heeft hij heel lang over gedaan. Toch, op de uitreiking was hij klaar en kreeg ik die tekening ingelijst: “Schrijven is zitten blijven tot het er staat!” Jaap zuchtte: “Ja, maar tekenen is nog veel meer zitten blijven tot het er staat!” zegt Van Kooten lachend.
Kees van Kooten. Leve het welwezen Uitgeverij De Harmonie, € 19,90
Minneboo in gesprek met Hec Leemans (rechts). Foto copyright Daniel Fouss.
Elk jaar reikt Toerisme België voor Wallonië & Brussel de Persprijzen Wallonië en Brussel uit en dit jaar is een van mijn stukken genomineerd. Het gaat om het artikel dat ik naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van het Belgisch Stripmuseum schreef.
Minneboo in gesprek met Hec Leemans (rechts). Foto copyright Daniel Fouss.
In het artikel interview ik onder andere Willem De Graeve, de codirecteur en hoofd communicatie van het museum. Maar ook spreek ik met stripmakers Hec Leemans en Pieter de Poortere. Het belangrijkste thema dat we bespreken is striperfgoed en de moeilijkheden bij het bewaren daarvan. Het is een reportage waar ik met plezier op terugkijk, niet in de laatste plaats omdat het me herinnert aan een leuk weekend in Brussel.
Toerisme België voor Wallonië & Brussel geeft sinds 1991 jaarlijks persprijzen aan journalisten en/of programmamakers voor hun toeristische publicaties over België. Voor de publicaties reikt de jury een Persprijs Wallonië en een Persprijs Brussel uit. De nominaties voor de Persprijzen Wallonië & Brussel 2015 in alfabetische volgorde zijn:
Nominaties Persprijs Wallonië
Lex van den Bosch, ‘3 gangen trekking door de Oostkantons’ in Hike & Trekking
Hans van Loozenoord, ‘Met de motor naar het slagveld’ in Moto73
Harri Theirlynck, ‘Van Gogh tot Google’ in Reiz& magazine
Nominaties Persprijs Brussel
Hans Avontuur, ‘Brussel: oh la la en olijk’ in Reiz& magazine
Kim van Dam, ‘Brussel bruist als nooit tevoren’ in Spoor
Michael Minneboo, ‘Striperfgoed’ in VPRO gids
Vrijdag 29 januari hoor ik tijdens een speciale lunch of ik de prijs heb gewonnen of niet. Sowieso vind ik het erg leuk om eens genomineerd te zijn voor een van mijn artikelen. Daar ben ik dus al erg blij mee.
Daarom Minneboo leest: Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
Op Vers voor de Pers tekende Jean-Marc van Tol een cartoon van Fokke en Sukke. Het publiek mocht het onderwerp aandragen: een berichtje uit het nieuws natuurlijk, over Potvissen.
Ook vertelt Van Tol over zijn samenwerking met Mark Retera: vanaf nu zijn Fokke & Sukke en Dirkjan samen in schoolagenda’s en op andere schoolspullen te vinden. Hij was sowieso op Vers voor de Pers om Fokke & Sukke aan het examen te promoten: een bundel met de beste examengrappen die in maart zal verschijnen. Dit was het enige stripitem op Vers voor de Pers dit jaar, een beurs georganiseerd door het CPNB waar uitgeverijen hun nieuwe plannen presenteren aan de media. Het was een beetje karige bedoening. Er viel er voor mij als journalist sowieso al niet veel te halen.
Tijdens Stripmaand in Scheltema zit Wasco geregeld in de etalage te tekenen. Ik besuit hem bij het maken van een tekening te volgen en stel Wasco meteen enkele vragen.
Wasco vertelt onder andere dat hij zichzelf bij het tekenen vaak een regel of beperking oplegt. ‘Er is maar een wet in deze stripjes en dat is dat er vier pinguïns in moeten voorkomen,’ legt Wasco uit. ‘Soms stel ik mezelf gewoon regels. Mijn boek Het Tuitel Complex heeft ook allemaal hoofdstukken waarbij ieder hoofdstuk aan een bepaalde regel of wetmatigheid onderhevig is. Dat doe ik omdat ik steeds iets wil creëren waarin je iets moet vinden. Mijn stripjes bevatten geen mop, tenminste, dat hoop ik niet. Dus er zit iets anders in wat ze op de een of andere manier interessant maakt of betekenis moet geven…’
Tijdens het gesprek komt Peter de Wit er ook even gezellig bijstaan en ter plekke doet Wasco een voorstel voor een Sigmund-strip.
Lae Schäfer, stripmaker in opleiding bij Comic Design Artez, kijkt mee.
Long take video’s
De video bestaat inderdaad uit één take van ruim 12 minuten. Ik vind het fijn om dit soort slices of life te maken. Natuurlijk kun je die opnames ook monteren en de acties indikken, maar door alles realtime te laten zien, inclusief herkadrering, krijg je mijns inziens nog beter een idee van hoe het was om er live bij te zijn. In wezen is het een vorm van live, zij het dan later. Dat er soms wat onscherp beeld is omdat de camera moet focussen, neem ik dan voor lief. Bij de opnames van Wasco moest ik redelijk dichtbij hem staan en had ik weinig bewegingsruimte doordat ik in een hoek stond met een grote televisie naast me. Dat was dus een kwestie van het beste er van maken.
Wie zaterdag 16 januari boekwinkel Scheltema bezocht, had een grote kans Peter de Wit, Wasco en Jean-Marc van Tol te ontmoeten. De stripmakers waren daar aanwezig om respectievelijk te tekenen of een lezing te geven. Het is namelijk Stripmaand in Scheltema.
Er zijn dus aardig wat lezingen en signeersessies gepland met stripmakers. Sigmunds pop-up store is ook tijdelijk gehuisvest aan het Rokin, evenals Wasco’s atelier. Je zult hem dus geregeld zien tekenen in januari. Een mooie gelegenheid om een praatje te maken en een boek te laten signeren. Bij voorkeur natuurlijk een van de stripalbums van de makers zelf, niet het nieuwste kookboek van Jamie Oliver – hoewel de goedgeluimde heren daar ook nog wel voor in zijn.
Peter de Wit signeert terwijl hij door Scheltema TV wordt vastgelegd.Wasco tekent rustig door.
Terwijl De Wit werd geïnterviewd door het camerateam van Scheltema TV, sprak ik met de directeur van de boekwinkel, Harold Zwaal. ‘Januari is officieel de maand van de spiritualiteit, en daar wilde we iets tegenover zetten wat totaal anders is. Daarom kozen we voor strips. We willen dit ieder jaar gaan doen.’ Scheltema verhuisde vorig jaar van het Koningsplein naar het Rokin. Daarvoor dreigde de winkel ten onder te gaan toen keten Polare failliet ging, maar dankzij een reddingsactie van Novamedia, het bedrijf achter de Postcodeloterij, kon de winkel gered worden. De winkel is nu vlak bij de Dam en naast het NRC gebouw te vinden. ‘En naast de halte van de Noord-Zuidlijn,’ benadrukt Zwaal nog even. ‘Als die af is lopen er dagelijks dus heel veel mensen langs de winkel.’
Het is ook een mooie winkel geworden met een aardig uitgebreide stripafdeling. Als journalist gespecialiseerd in film en strips ben ik altijd blij met dit soort openbare stripevenementen, want in Amsterdam is er buiten de stripwinkels om, weinig te doen op stripgebied. Dankzij een Stripmaand maken casual readers kennis met strips die ze normaal gesproken misschien niet zouden oppakken. ‘Scheltema moet een beetje en huiskamer voor mensen zijn. Hier lekker zitten lezen is prima,’ vertelt Zwaal.
René WIndig kwam ook nog even gezellig bij Wasco langs.
Jean-Marc van Tol, tekenaar en co-bedenker van Fokke & Sukke, gaf die middag een lezing over zijn helden Walt Disney, Hergé, Willy Vandersteen en Marten Toonder. Allemaal gemankeerde helden overigens, wiens verleden niet altijd even zuiver is. Toonders rol in de Tweede Wereldoorlog was dubieus, evenals die van Vandersteen die onder het pseudoniem Kaproen antisemitische cartoons maakte. Disney kon zelf niet zo heel goed tekenen, maar zorgde er wel voor dat hij de eigenaar was van alle creaties die in zijn studio werden gemaakt. Toen het slecht ging met de studio weigerde hij zijn tekenaars te betalen.
Van Tol hield een bevlogen verhaal boordevol met interessante weetjes. Het leukste vond ik dat hij met eigen tekeningen en een stapel boeken zijn verhaal visualiseerde. Met een camera op de spreekstoel werden deze via een live-feed getoond. Het wisselen van de blaadjes en het andere beeldmateriaal was al vermakelijk op zich, maar daarnaast werkte Van Tols enthousiasme aanstekelijk. Ik kreeg meteen zin om een biografie over Disney te gaan lezen.
With Kick-Ass 3, the saga of the teenage real-life superhero Kick-Ass and the even younger but more badass Hit-Girl comes to a close. It’s a smart and worthy finale to one of the best original series published today.
Writer Mark Millar and artist John Romita Jr. have created a wonderful series with a very original angle: a high school teenager, a big fan of comic books, decides to become a real-life superhero. But in real life superheroism is not as easy as it might seem on the comic book page. Chances are, when you confront a robber you get your ass kicked. Dressing up as a superhero doesn’t necessarily make you one. And Dave Lizewski, the main character, has learned that the hard way, as one could have read from past storylines in the series. I am a fan of the series, and wrote about past volumes before on this blog.
The series has spawned two feature films and now comes to an end with Kick-Ass 3, a story which, as far as Dave Lizewski is concerned, is all about growing up. In the previous installment, Kick-Ass 2, Hit-Girl and Kick-Ass took on the mafia and won, but the cost of this victory was high: Hit-Girl got arrested while all real-life superheroes got outlawed. Kick-Ass and his team Justice Forever are biding their time while Hit-Girl is waiting in vain for them to rescue her from prison. After Dave graduates high school he and his roommate Todd start working at a fast-food joint. Meanwhile mafia boss Rocco Genovese returns from exile with a grand plan to unite all the East Coast crime families. Rocco is a psychopath that likes to kill his enemies with a solid gold ice pick.
With Hit-Girl behind bars and the police in Rocco’s pocket, the mafia seems to be unstoppable. It’s up to Dave and his gang to put an end to their crimes, but the best they can do is try to intimidate the mafia by re-enacting scenes from old Batman-comics and the execution of these little play acts aren’t exactly going as planned. And how is Kick-Ass to stop the mafia anyway when he can’t even get rid of The Juicer: the newest member to the team of superheroes that uses their headquarters as his own apartment and laundry basket while he’s playing videogames all day? The Juicer’s superpower seems to be slacking and being obnoxious.
I really enjoyed the personal growth Dave experiences in Kick-Ass 3. While Hit-Girl basically stays the same character, Dave is about to grow up. When he falls in love and gets a girlfriend for the first time, Dave starts to skip meetings with the team. He chooses to have sex with Valerie instead. (Who could blame him?) While the persona of Kick-Ass gave him some prestige, now Dave has met someone who likes him for who he is without the mask and he starts to detach himself from the superhero lifestyle. That is, until the mafia tries to kill Hit-Girl and they have to team-up one more time. The climax is as one could expect from a Kick-Ass story: bloody violent and funny at the same time. But then again, the comic is not meant for young readers.
Kick-Ass 3 has hard-edged action and a lot of humor. One could see this series as a parody of superheroes taking a piss at comic book readers because it makes fun of conventions and geek-dom. Let’s face it: it’s fun to see Hit-Girl wielding a sword and chopping off the heads of bad guys, but when you realize she’s only supposed to be about 12 years old, you understand in real life she would never have the strength to execute such actions, which not only shows how ridiculous these superhero narratives can get, but also shows this aspect is part of what makes Kick-Ass so enjoyable. At the same time it’s also a celebration of the genre and as Millar has told me in an interview in the past, it’s his love letter to superhero comics.
When the going gets really though for Dave and he’s about to give up, regretting all the time wasted on reading comic books, he has a vision of his parents telling him how much comic books can inspire. ‘Reading COMIC BOOKS is what got you through the TOUGH TIMES, Dave,’ his mom says. His dad adds: ‘Your mother’s right, son. And it wasn’t just the ESCAPISM they gave you. It was the OPTIMISM they instilled in those twenty-two page CHUNKS.’
What I particularly like about this installment is that Millar has an eye for the effect the actions of supervillains have on the lives of people close to them. For instance, Chris Genovese’s mother Angela suffers a great deal because her kid tried to be the super villain the Motherfucker and has killed people. While walking down the street, family members of the victims spit in Angela’s face. Her son is a great disappointment and while Chris is whining his life didn’t turn out like he planned to, she thinks to herself: ‘You think this was MY PLAN. You think I grew you for nine months and fed you my milk just to watch you become a FIGURE of PUBLIC HATE? Your father only killed people for BUSINESS. You killed people for FUN.’ These kinds of characterizations make the Kick-Ass series a wonderful study of many aspects of the superhero genre. I believe the story has run its course and with Kick-Ass 3 has a worthy finale. It has been a wonderful adventure and a lot of fun.