Categorieën
Strips

Het leven van Steve Jobs in stripvorm

Steve Jobs overleed vorig jaar aan kanker. Er zullen weinig mensen zijn in de wereld die dat nieuws hebben gemist. Er is inmiddels een vuistdikke biografie over Jobs op de markt. Mensen die liever de samenvatting van zijn leven lezen, kunnen dat nu in stripvorm doen: er is een biografische comic van 32 pagina’s over Jobs uitgekomen.

De strip is uitgegeven door Bluewater productions en stond eigenlijk al eind vorig jaar gepland. In het verhaal van CW Cooke is de dood van Jobs dan ook niet meegenomen.

Zo te zien is het een typische biografische comic waarin in snelle, korte scenes de sleutelmomenten uit zijn leven voorbij komen. De verkoper van Midtown Comics heb ik ook wel eens enthousiaster horen praten over strips. Meestal zijn dit niet de alerbeste strips om te lezen, maar ach, de Apple-fans hebben er weer een leuk collector’s item bij.

Het tekenwerk is van Chris Schmidt (de cover is getekend door DC comics tekenaar Joe Phillips.)

Later volgt er nog een strip over Bill Gates, voor die andere soort computerliefhebbers.

Update: Steve Jobs als mangameisje
Dit is niet de eerste strip over wijlen Steve Jobs. Er is vorig jaar een manga verschenen waarin de geniale Apple-man als meisje wordt voorgesteld. Chocolate Apple heet het werkje.

The story centers on the author’s discovery of Apple computers and Photoshop during his time in high school and as is common to such Japanese tributes, reinterprets Steve Jobs as a cute woman with an eye for detail and execution with the sometimes volatile personality that he was known for.

Joshua Peeters wees me erop via Facebook.

Categorieën
Strips

Peter de Wit: ‘Het liefste maak ik krantenstrips’

Peter de Wit verrijkt al meer dan dertig jaar het Nederlandse beeldverhaal met zijn humoristische strips als Sigmund en de series S1ngle en Gilles de Geus (die laatste twee maakt hij samen met Hanco Kolk.) Recent sloeg hij een nieuwe weg in en maakte een grafische novelle over het legenestsyndroom, een onderwerp dat hem nauw aan het hart ligt.

Hanco Kolk en Peter de Wit. Foto: Michael Minneboo.

Stripmaker Peter de Wit (Beverwijk, 1958) weet al meer dan dertig jaar de lachspieren van zijn lezers te stimuleren. Sinds 1994 houdt hij met Sigmund de lezers van de Volkskrant dagelijks een lachspiegel voor. De kleine psychiater met ooglap is misschien wel zijn bekendste creatie, maar uit die strip kwamen ook de populaire Burka babes voort. Met Hanco Kolk maakt De Wit met S1ngle grappen over drie hartsvriendinnen op zoek naar de ware liefde; samen verhaalden ze de avonturen van struikrover Gilles de Geus en creëerden ze het komische duo Mannetje & Mannetje. Met zijn strips heeft De Wit de Nederlandse humorstrip onmiskenbaar verrijkt.

‘Ik ben geboren voor de krantenstrip, die heb ik altijd willen maken,’ vertelt De Wit geestdriftig. ‘In 1979 solliciteerde ik bij stripblad Eppo met krantenstrips, maar daar konden ze bij het weekblad niets mee natuurlijk. Kranten wilden ze ook niet hebben: ik was nog niet goed genoeg. Pas vijftien jaar later ging mijn droom met Sigmund in vervulling. Dat was een soort thuiskomen.’

Ik spreek De Wit in zijn kantoor in het centrum van Amsterdam. Via een onopvallend steegje krijgt men toegang tot het pand waar voorheen een krantenredactie en drukkerij waren gehuisvest. De stripmaker deelt de ruimte met een stempelmaker, fotograaf en vormgever. De dagen dat hij niet thuis werkt, zit hij hier te schrijven en te tekenen. Een computer ontbreekt op zijn bureau, want e-mail en Google leiden maar af. Wel liggen er enkele A4 blaadjes met kleine schetsen en uitgeschreven dialogen voor nieuwe Sigmund-stroken. Soms staan er de contouren van een hele strip. Verder liggen er wat krantenknipsels: inspiratiebronnen voor grappen voor Sigmund. ‘Ik lees veel kranten en tijdschriften en haal mijn onderwerpen uit de actualiteit.’

Meneerke Psi

Vrouwvriendelijke humor uit 'Sigmund'.

Neerlands bekendste striptherapeut debuteerde in 1993 in de Vlaamse krant Het laatste nieuws als Meneerke Psi. Na een paar maanden werd de publicatie echter gestopt omdat men moeite had met de cynische toon. De Volkskrant bleek daar juist voor te vallen.
‘Vooral in het begin had Sigmund altijd het laatste woord of trapte hij de patiënten de deur uit. Dat was allemaal heel cynisch en lik op stuk. Op den duur wordt dat erg voorspelbaar. Nu heeft de patiënt meestal de grap. Ook heb ik Sigmund begrijpender gemaakt. Hij is nu meer de therapeut die vraagt wat men er zelf van vindt.’
In Vlaanderen heeft de strip later nog jarenlang in De Morgen gestaan.

Hollandse humor
In Sigmund doken op een gegeven moment de Burka babes op: de dames gehuld in burka’s dragen steevast een boodschappentas van een supermarktketen waaruit respectievelijk een prei of een stokbrood steekt. Het eerste boekje over de Burka babes is vertaald in het Spaans, Tsjechisch, Engels en Frans. De Italiaanse editie is in de maak. Vanaf het begin kreeg De Wit al veel reacties op de dames, mensen stuurden zelfs hun eigen grappen naar hem op. Volgens de stripmaker zit de aantrekkingskracht van de strip in het feit dat het gaat om huisvrouwen die mopperen over hun man en de nieuwste mode bespreken. Daarbij speelt de discussie rond de multiculturele samenleving in veel Europese landen.

Met de strip laat De Wit zich behoorlijk kritisch uit over de positie van vrouwen in de islam. Bijvoorbeeld met de laatste cartoon uit Polderburka’s waarin Sigmund een moslima gebiedt haar burka uit te trekken om zichzelf te bevrijden van haar gevangenis. De vrouw antwoordt: ‘Dan ben ik niemand,’ en inderdaad: onder de kleding schuilt een grote leegte, geen lichaam te bekennen. Sigmund verzucht: ‘Ja, dat is de kracht van onderdrukking.’
De Wit: ‘Een burka dragen lijkt me heel vervelend. Het is ongemakkelijk, je hebt heel weinig zicht. Je moet ervan zweten, je struikelt erover. Het is letterlijk en figuurlijk een soort gevangenis.’

Toch schuilt er geen maatschappelijke boodschap achter de cartoons. ‘Het is mijn werk om kritisch te zijn en op het randje te lopen. Maar het is geen moslimbashing. Als je hard op de koran inhakt, dan ben je na drie grappen wel klaar. De kracht van de burka babes is juist dat het een vriendelijke strip is. Ik beoog niet iets stichtelijks. Eigenlijk wil ik gewoon lol trappen.’


Of zijn gevoel voor humor typisch Hollands is, weet De Wit niet. ‘Mijn humor is erg geïnspireerd en beïnvloed door Amerikaanse krantenstrips. Dus je kunt zeggen dat het een soort van Amerikaanse ondertoon heeft. Maar het kan best zijn dat Amerikanen het juist heel Europees of Nederlands vinden,’ zegt de stripmaker.

Het beeld van de burka babes dat toch veel weg heeft van zwarte tampons met voetjes, nodigt uit het maken van grafische grappen. ‘Als ik die cartoons teken probeer ik altijd aan het lege en gestileerde van Dick Bruna’s werk te denken.’

Hergé
De Wit vertelt met duidelijk plezier over zijn strips en het maken ervan. Zijn passie voor het beeldverhaal begon, zoals bij zoveel collega’s, al op jonge leeftijd. Hij las stripbladen als Sjors van de Rebellenclub, Robbedoes, Stripschrift en Vivo Magazine, waarin Prins Valiant stond. Met middelbare schoolgenoot Gerard Aartsen startte hij in 1973 het stripinformatieblad Striprofiel. Samen interviewden zij stripmakers. ‘Dat was een interessante leerschool. Ik zag bijvoorbeeld dat strips groter worden getekend dan ze worden afgedrukt.’

Op zijn vijftiende bezocht De Wit met Aartsen de Studios Hergé in Brussel om Bob de Moor te interviewen. De Moor was bijna veertig jaar lang de rechterhand van Hergé, de geestelijk vader van Kuifje die onmiskenbaar zijn stempel op het Europese beeldverhaal heeft gedrukt. ‘Ik ben een van de weinige Nederlanders die Hergé een hand heeft gegeven,’ vertelt De Wit. ‘Tijdens het interview ging opeens de deur open en kwam God binnen. Volgens mij zweefde hij zelfs een stukje boven de grond. De kamer werd ook lichter, zo’n uitstraling had hij. Ik weet niet of hij Vlaams of Frans sprak. Ik denk Vlaams, want mijn Frans was niet goed. Hij vroeg of we al iets te drinken hadden gehad. Een glaasje cola werd ons geoffreerd. Hij was maar even binnen en verdween toen weer. Maar dat was toch wel bijzonder eigenlijk.’

Hoewel De Wit tegenwoordig niet veel strips meer leest, pakt hij nog graag een Kuifje-album uit de kast. ‘Hergé was een geweldige tekenaar en zijn werk heeft een mooie zwart-wit verdeling. In een tekening is het wit net zo belangrijk, net zo vertellend als het zwart. Die tip geef ik gratis weg. Qua inkten is veel wit laten ook nog eens goedkoper,’ grapt de Hollandse tekenaar die ook graag in zwart-wit werkt.

Jochem
Toen De Wit besloot stripmaker te worden, probeerde hij verschillende stijlen uit. Zijn eerste gepubliceerde strip Jochem tekende hij in een soort klare lijn, geïnspireerd op de stijl van De Moor. Toen hij voor Eppo aan de slag ging met de westernstrip Stampede! en later De Familie Fortuin, koos hij voor een meer cartooneske stijl. Hierin zijn duidelijk de invloeden te zien van de verschillende Amerikaanse cartoonisten die hij bewondert. Zoals Virgil Partch (1916-1984), Brant Parker van Tovenaar van Fop, Gordon Bess (Roodoog), maar bovenal Mort Walker van Flippie Flink inspireerden De Wit.

Legenestsyndroom
In diezelfde vertrouwde cartooneske stijl tekende hij Het lege nest. In deze grafische novelle heeft vader Ben het er erg moeilijk mee dat zijn kinderen op kamers zijn gaan wonen. Sindsdien voelt hij zich nutteloos. Ben lijdt aan het legenestsyndroom en moet van zijn vrouw in therapie. Door Ben met een therapeut te laten praten had de stripmaker een middel gevonden om de vader op natuurlijke wijze zijn verhaal te laten vertellen. De Wit houdt namelijk niet van gedachteballons. En dat Sigmund een belangrijke bijrol heeft in de strip is ook logisch: waarom een nieuwe striptherapeut bedenken als je al jaren een succesvol personage hebt?

Met Het lege nest slaat de humorist een nieuwe weg in: voor het eerst maakte hij een persoonlijk beeldverhaal. De Wit had het er namelijk zelf ook moeilijk mee toen zijn zoon en dochter drie jaar geleden op kamers gingen. ‘Ik vind het geweldig om vader te zijn. Wat Ben heeft is misschien wat aangedikt, maar zijn ervaringen en de mijne komen aardig overeen. Als de kinderen het huis uitgaan, sta je als echtpaar elkaar toch even gek aan te kijken. Ik heb daar lang aan moeten wennen.’

Het lege nest moest vooral een dramatisch verhaal worden met een weemoedige sfeer. Toch is het boekje door de tekenstijl en luchtige toon niet zwaarmoedig. Soms komt De Wit erg grappig uit de hoek, al komen de grappen vooral uit de situatie voort en zijn ze niet de kern van de vertelling zoals bij zijn andere stripwerk. Als vader Ben in de strip trots vertelt dat zijn dochter psychologie studeert, merkt Sigmund blijmoedig op: ‘Hele goede studie. Daar zit toekomst in.’

Ondanks zijn jarenlange ervaring als stripmaker en ondanks het feit dat hij co-auteur van de Gilles de Geus-albums is, had Peter moeite met het schrijven van een langer verhaal. ‘Ik ben meer geschikt voor de korte baan, zoals cartoons en krantenstrips. In een krantenstrip moet je veel weglaten in tekst en beeld omdat het verhaal duidelijk moet zijn en de lezer het snel tot zich kan nemen.’

Ambacht
De Wit kreeg hulp van onder meer zijn uitgever en Hanco Kolk, zijn vriend en collega met wie hij sinds 1985 al op succesvolle wijze samenwerkt. ‘Als we S1ngle maken houdt Hanco over het algemeen de verhaallijn in de gaten. Ik ben meer voor de gags, de scènetjes en dat soort dingen. Hanco heeft het scenario van Het lege nest gelezen en stelde hier en daar een plaatje extra voor om de timing soepeler te laten lopen. Ook kwam hij met kleine suggesties die de strip verrijken. Als Ben in de eerste scène de vaatwasmachine uitruimt, heeft hij een theedoek vast bijvoorbeeld. Die tekende Hanco erbij.’

De Wit beschouwde het tekenen van Het lege nest als iets wat hij naast zijn echte werk deed. ‘Toen het boek klaar was, had ik het gevoel dat ik voor het eerst een project had afgesloten. Het werk aan Sigmund, die ik alweer bijna 18 jaar teken, stopt namelijk nooit. Je bent als dagstriptekenaar een soort ambachtsman. Elke dag is er weer een nieuwe krant en daar moet een strip in. Die gagmachine gaat gewoon door. Het komt nooit in me om ermee te stoppen: Ik vind het een geweldige baan.’

Het lege nest is verschenen bij uitgeverij De Harmonie.

Dit artikel is gepubliceerd in Stripgids #27 (2011).

Categorieën
Strips

Strips en kunst: The comic side of art

Ik heb de expo zelf nog niet gezien, maar tot 15 januari kun je bij galerie NEST in Den Haag terecht voor de tentoonstelling The comic side of art. Een tentoonstelling die draait om het grensgebied tussen comics en beeldende kunst.

'Modernity in rags' door Ewoud van Rijn.

De samengebrachte kunstenaars van The comic side of art gebruiken de visuele taal van het stripverhaal binnen een beeldende kunstcontext. In deze tentoonstelling zal een combinatie van jonge lokale kunstenaars en gevestigde internationale helden te zien zijn.

Donderdagavond 12 januari is er om 20.00 uur een discussie tussen (strip)kunstenaars Guido van Driel, Tim Enthoven en Gijs Assmann, onder leiding van Gert Jan Pos.

Galerie NEST in Den Haag, aan het De Constant Rebequeplein 20B.

Een paar jaar geleden schreef ik een stuk voor de VPRO Gids waarin de vraag in hoeverre het medium strip als kunst kan worden gezien, centraal staat.

Zelfbeeld van het beeldverhaal

Strips zijn meer dan alleen kinderverhaaltjes, maar in Nederland denkt men bij ‘strips’ toch vaak eerst aan Suske & Wiske en Donald Duck. Er moet anders naar het medium gekeken worden, vinden stripmakers en uitgevers.

Lees hier verder.

Categorieën
Strips

Posy Simmonds: ‘Ik dacht: Sterf!, maar Gemma wilde niet’

Posy Simmonds. Foto: Victor Schiferli

Posy Simmonds was jaren een goed bewaard geheim van de Britse strip. Met stripromans over de getormenteerde heldinnen Gemma en Tamara brak ze in het buitenland pas echt door als stripmaker. ‘Opeens was ik een graphic novelist!’

‘Het tekenen vind ik het leukste gedeelte van mijn werk. Je kunt dan lekker zingen of muziek luisteren. Als ik aan het arceren ben is het fijn om Bach te draaien. Dan kan ik in het ritme van de muziek de lijnen trekken. Als ik iets dramatisch moet tekenen, draai ik iets verdrietigs. Bijvoorbeeld ‘Dido’s Lament’, een prachtige aria van componist Henry Purcell. Goed, ik moet er niet te hoogdravend over doen, want uiteindelijk hebben we het over het schrijven over stripfiguren, maar het helpt wel bij het werk om in de juiste gemoedstoestand te komen,’ zegt Posy Simmonds.

Tot enkele jaren geleden was Simmonds (Berkshire, 1945) een goed bewaard geheim van de Britse stripwereld. Jarenlang werkte ze als illustrator en stripmaker voor verschillende kranten en tijdschriften. Daarnaast illustreerde en schreef ze kinderboeken.
In eigen land is ze een gelauwerd vakvrouw. Ze kreeg tweemaal de prijs voor beste cartoonist van het jaar. In 2002 werd ze opgenomen in de Orde van het Brise Rijk voor haar verdiensten voor de krantenindustrie. Hoewel ze in 1981 al een graphic novel publiceerde, geniet ze naar eigen zeggen pas echt bekendheid als stripmaker sinds de publicatie van de stripromans Gemma Bovery (inderdaad, niet ‘Bovary’) en Tamara Drewe. ‘Jarenlang was ik een illustrator voor kranten, maar door die boeken ben ik op eens een stripmaker geworden, een graphic novelist!’ zegt Simmonds met een glimlach, niet gespeend van enige zelfspot. ‘Ik heb een heel nieuwe wereld ontdekt. Heel bijzonder, ik word nu op verschillende plekken uitgenodigd. Dat is niet het geval als je voor kranten tekent, dan zit je vooral thuis te werken.’

Ik spreek haar in december op het Strip Turnhout festival waar ze eregast is. Op het tweejaarlijkse Vlaamse festival staat de Britse strip centraal.

Schoonmaakster
Simmonds is een dame op leeftijd, ze praat met zachte stem maar toont zich een geanimeerd spreker. Soms praat ze vloeiend Frans: als tiener studeerde Simmonds beeldende kunst aan de Sorbonne in Parijs. Daarna volgde ze een opleiding grafisch ontwerp aan de Central School for Art and Design in Londen, waar ze tekenen en graphic design studeerde. Toen Simmonds in de tweede helft van de jaren zestig de collegebanken verliet, wist ze niet meteen wat ze wilde gaan doen. Ze stelde een portfolio samen en liep de deuren van kranten, redacteuren en uitgevers plat. ‘Ik ging bij iedereen langs die illustraties gebruikte. In het begin ving ik vaak bot. Dus werkte ik als schoonmaakster en hondenuitlater. Een van de eerste illustraties die ik gepubliceerd kreeg was voor de vrouwenpagina van The Times. Ik was al eerder bij ze langs geweest, maar toen hadden ze geen werk voor me. Op een gegeven moment belden ze op. Ze hadden een gat op de pagina; of ik daarvoor een illustratie wilde maken voor vijf uur die middag. Ik hou erg van deadlines. De spanning zorgt ervoor dat de ideeën komen.’

Scene uit 'Gemma Bovery'

Simmonds illustreerde in beginsel artikelen over prozaïsche onderwerpen als isolatie, begrafenisondernemers en verzekeringen. Het echte stripwerk mocht ze voor The Sun in 1969 maken, met de dagelijkse strip Bear. Later volgde regulier illustratiewerk voor The Guardian en cartoons over de literaire wereld. Simmonds: ‘Wat ik fijn vind aan werken voor een krant is dat het vergankelijk is. Na een dag verdwijnt het. Maar ja, nu niet meer, want op het web is het blijvend.’

Lezerspost
In 1977 mocht ze voor The Guardian een strip maken voor de vrouwenpagina: The Silent Three of St Botolph’s. De strip ging voornamelijk over de familie Weber, middleclass inwoners in Londen. ‘Mijn opdracht was om over de lezers van The Guardian te schrijven, verder mocht ik het overal over hebben, van scheidingen tot anticonceptie,’ zegt Simmonds. ‘Die strip kwam uit in de tijd dat vrouwenemancipatie een belangrijk en nieuw onderwerp was. De vrouwenpagina was berucht. Het waren interessante tijden. Mannen waren bang dat je hun stropdassen doorknipte of hun broek in de fik stak,’ zegt Posy met een serieus gezicht, maar ze vervolgt met: ‘I’m kidding.

Ruim tien jaar lang stond er iedere week een nieuwe aflevering van The Silent Three in de krant. Simmonds leverde vaak sociaal commentaar in haar werk en wist haar lezers te beroeren. De strip was zo’n succes dat de personages kerst- en valentijnskaarten van lezers kregen toegezonden. Ook de stripmaakster kreeg postzakken vol: ‘Mensen legden mij hun problemen in hun brieven voor en vroegen me om raad. Soms kregen de personages ook dat soort brieven. Ik schreef de lezers terug dat ik niet de kennis in huis had om ze te helpen. Je kunt mensen raken door schaamte. Als je over bepaald gedrag iets schrijft dan schrijven mensen je dat ze zich weliswaar schamen maar zich er wel in herkennen.’

Gemma denkt aan haar minnaar uit: 'Gemma Bovery'

Overspel
Het grote publiek buiten Engeland kent Simmonds vooral vanwege haar graphic novels Gemma Bovery en Tamara Drewe. Twee heldinnen die nogal wat ophef veroorzaken in hun directe omgeving en die zijn verwikkeld in overspelige relaties. Overspel fascineert Simmonds niet in het bijzonder, het is een prominent thema in de literaire bronnen waar ze zich door liet inspireren.

Gemma Bovery is Simmonds vrije, eigentijdse en satirische bewerking van Gustave Flauberts Madame Bovary. Gemma en haar man Charlie Bovery verhuizen van Londen naar Normandië waar Gemma zich al snel begint te vervelen. Ze verlangt terug naar haar ex-minnaar Patrick en begint een relatie met een jonge Franse rechtenstudent. De plaatselijke bakker Raymond Joubert raakt geobsedeerd door Gemma: in zijn ogen lijkt haar leven precies dat van haar literaire naamgenoot te volgen.

Prinses Diana

Gemma Bovery heeft de ogen van Prinses Diana.

Gemma Bovery verscheen zes dagen per week als vervolgverhaal in The Guardian. Simmonds kwam op het idee van de bewerking door een toevallige ontmoeting: ‘Ik was in Italië en ik zag een Italiaanse vrouw die me deed denken aan Madame Bovary. Ze had haar handen vol Prada-tassen en net gekochte kleren. Ze leek erg verveeld en pissig. Op dat moment kochten veel Engelsen huizen in Normandië en de Dordogne. Ik besloot dat Gemma Engelse zou zijn en dat haar leven op een bepaalde manier het verhaal van Flaubert zou weerspiegelen. Het uiterlijk van Gemma baseerde ik op Diana, de prinses van Wales, die toen nog leefde. Ik vond de manier waarop Diana vanuit haar ooghoeken omhoog kon kijken, heel intrigerend. Ik heb Gemma dezelfde ogen gegeven.’

Net als in Flauberts roman moest Simmonds heldin sterven. Toch ging dat niet zo makkelijk: ‘Net als Madame Bovary zou Gemma zelfmoord plegen. Ik was de aflevering aan het maken waarin ze een overdosis nam, maar op de een of andere manier wilde ze niet sterven. Ik dacht: “Sterf!”, maar ze kwam telkens weer overeind en zei: “Nee, dit doe ik gewoon niet.” Toen realiseerde ik me dat haar karakter was veranderd. Ze was niet suïcidaal, maar iemand die zichzelf opnieuw zou uitvinden. Toch moest ik haar wel vermoorden, want het verhaal wordt in flashback verteld en in de eerste aflevering staat dat Gemma dood is.’ Uiteindelijk zou Gemma stikken in een stuk brood van bakker Joubert, terwijl haar man en haar ex-minnaar met elkaar op de vuist gaan. Zo waren de drie mannen in Gemma’s leven verantwoordelijk voor haar dood.

Minnaars
Tamara Drewe, de heldin uit het gelijknamige feuilleton, de striproman en de verfilming door Stephen Frears, overleeft het verhaal gelukkig wel. Omdat de reeks oorspronkelijk in de literaire sectie van The Guardian stond, wilde Simmonds een verhaal maken over een toevluchtsoord voor schrijvers op het platteland. ‘Pas toen ik me deze plek, verborgen in het landschap, voorstelde, dacht ik aan “Far from the madding crowd”. Een welbekend citaat van het gedicht “Elegy Written on a Country Graveyard” van Thomas Gray, dat gaat over het platteland. Hardy gebruikte het als titel voor zijn boek over een vrouw met drie potentiële minnaars. Dat leek me een interessante situatie. Gemma en Tamara zijn uiteindelijk mijn verhalen, ik leen bepaalde elementen uit de literaire bronnen. Het is niet belangrijk dat je de bronnen kent, maar als je ze wel gelezen hebt, geeft dat de leeservaring iets extra’s.’

In Simmonds nieuwste project zit ook een negentiende-eeuwse roman begraven. ‘Op dit moment praat ik er nog niet graag over, want als je eraan werkt is een boek als een luchtkussen: zodra je erover begint te praten loopt de lucht eruit. Meer wil ik er niet over zeggen, behalve dan dat alle menselijke zwaktes er in zullen zitten.’

Pagina uit 'Tamara Drewe'

Knip- en plakwerk
De term graphic novel lijkt te zijn uitgevonden voor de grafische vertellingen van Simmonds waarin ze op effectieve wijze stripstroken en proza afwisselt. ‘Daar ben ik aanvankelijk opgekomen vanwege efficiëntie. Ik had met Gemma Bovery een behoorlijk lang verhaal dat in honderd afleveringen verteld moest worden, en ik had een grote ruimte op de pagina te vullen. Ik wilde de lezer waar voor zijn geld geven. In een aflevering moet echt iets gebeuren. Achteraf gezien gaf deze manier van vertellen me de mogelijkheid om een meerstemmig verhaal te maken. Ik kon zo makkelijk wisselen van verhaalperspectief. Ik kon bijvoorbeeld beginnen met de gedachten van een personage, gevolgd door een stuk beschrijving dat het eerdere stuk verdiept of tegenspreekt. Vervolgens kon ik op een ander personage overspringen.’

Simmonds heeft sinds anderhalf jaar een computer, maar maakt haar strips nog geheel met de hand. Zij ontwerpt de lay-out van de pagina’s en schrijft de tekst eerst uit. Haar man Richard, die typograaf is, tikt deze in op zijn pc, waarna Posy de print tussen de stripplaatjes plakt.

De Australische schrijver Clive James roemt Simmonds om haar goede gevoel voor dialoog. Vaak overhoort ze mensen als ze op locatie research doet voor haar verhalen. Voor Tamara Drewe maakte Simmonds op locatie veel tekeningen en nam enkele foto’s. ‘Herkenbaarheid is heel belangrijk in mijn werk. Het landschap is als dat van Dorset. Engelse lezers herkennen het soort boerenhoeve waar de schrijvers verblijven meteen.’

Gemma Bovery en Tamara Drewe zijn door De Harmonie uitgegeven.

Dit interview is in VPRO Gids #1 (2012) gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Oog & Blik Classics trapt af met een Deken van sneeuw

Uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij begint met de serie Oog & Blik Classics. Deze reeks stripromans moet een antwoord geven op de vraag ‘Leuk die graphic novels, maar waar moet je beginnen?’

Nou ja, je kunt natuurlijk in de stripspeciaalzaak beginnen. Daar kan men je advies op maat geven. De verkopers in de reguliere boekhandel hebben wel graphic novels staan, maar ik heb in de laatste jaren een aantal van hen gesprekken gevoerd waarin ze ruimhartig toegeven dat ze niet precies weten wat er allemaal te koop is en hoe dit aan de man gebracht moet worden. Er is dan ook sprake van behoorlijke wildgroei als het om graphic novels gaat.

Stripromans
Graphic novel staat voor strips voor een volwassenen publiek, strips met meer ambitie dan de mainstream avonturenstrip. Het zijn gelaagde beeldverhalen, daarom noemen sommigen deze strips ook literair. (Waarmee ik natuurlijk niet wil zeggen dat ik neerkijk op de mainstream strip, wat wel eens door mensen gedacht wordt. Maar dat terzijde.)

Maar graphic novel is ook een modieus label dat lukraak op strips van uiteenlopende kwaliteit wordt geplakt. Over dat laatste heeft Tonio van Vugt, een van de hoofden van Zone 5300, zich ook beklaagd in een artikel en tijdens de Avond van de graphic novel in november 2010. Een avond georganiseerd door de SLAA (stichting Literaire Activiteiten Amsterdam). Graphic novel is immers ook een marketingterm. Een buzzword dat interesse trekt, en dus de verkoop van boeken kan stimuleren.

Volgens Gert Jan Pos, voormalig stripintendant, is de graphic novel: ‘Het serieuze stripboek, waarin mensen doodgaan.’ Tenminste, zo duidt hij de term in een interview met Van Vugt in Zone 5300 #95. Grapje natuurlijk. Ik ken Gert Jan goed genoeg om te weten dat we bij deze uitspraak een glimlach moeten denken, want als dit het criterium is voor wat een graphic novel is, dan moeten we een aflevering van Robbedoes en Kwabbernoot daar ook toerekenen als er iemand in doodgaat.

Zelf heb ik overigens een voorkeur voor de term striproman, omdat dit dichter in de buurt komt van wat er volgens mij mee bedoeld wordt.
Goed, ik dwaal af. Het beestje moet nu eenmaal een naam hebben en over de definitie daarvan kun je lekker met elkaar debatteren. Maar het is eigenlijk beter om die strips gewoon te lezen.

Canon?
Uitgeverij Oog & Blik, sind een tijd onderdeel van de Bezige Bij, geeft al jaren hoogstaande kwaliteitstrips uit. Oog & Blik Classics zal volgens de uitgever een serie zijn met graphic novels die iedereen gelezen moet hebben, voor een aantrekkelijke prijs. Een canon van de graphic novel dus. De serie trapt af met een Deken van sneeuw (oorspr. titel: Blankets) van Craig Thompson. In een Deken van sneeuw gaat het over verschillende soorten liefde: de broederliefde die Craig voelt voor zijn jongere broertje en de bijbehorende rivaliteit, en de ontluikende kalverliefde tussen Craig en zijn vriendinnetje.

Prachtig boek vind ik Een deken van sneeuw. Een striproman die me op persoonlijk vlak heeft geraakt. Wonderschoon getekend. Boeiend om te lezen. Daar gaat het mij om. Dan maakt het ook verder niet uit welke term je aan zo’n boek hangt.

De Oog & Blik Classics zullen verschijnen in een herkenbaar uiterlijk. Na Een deken van sneeuw volgt Maus van Art Spiegelman. Maus is waarschijnlijk de striproman waar de gemiddelde leek meteen aan denkt bij de term graphic novel. Het is dan ook een klassieker.

Ik ben benieuwd naar welke boeken er nog meer in deze reeks zullen verschijnen. En of daar ook nieuwe titels tussen zullen zitten of dat Oog & Blik alleen strips uit eigen fonds zullen heruitgeven in goedkopere edities. Dat geeft het label ‘Classics’ wel aan namelijk. Als dat laatste het geval is, dan is er natuurlijk geen sprake van een volledige canon van de graphic novel, maar je moet ergens beginnen.

Een deken van sneeuw verschijnt op 16 januari.

Categorieën
Strips

Stripboekenbal in Hollands Diep

Wat hebben IJsbrand Oost, Hanco Kolk, Hein de Kort, Gerrit de Jager, Gerben Valkema, Jeroen de Leijer, Daan Jippes, Erik Kriek, Fred de Heij, Jan Vriends, Mark Retera, Gerard Leever, Alex Turk, Floor de Goede, Pieter Hogenbirk, Peter Koch, Mars Gremmen en Ype Driessen met elkaar gemeen? Al deze stripmakers staan in het laatste nummer van Hollands Diep.

Voor Hollands Diep schreef Ger Apeldoorn speciaal Het stripboekenbal. Hierin komen verschillende stripfiguren uit de lage landen samen in de stadsschouwburg. Ieder stripfiguur is door zijn eigen tekenaar in de strip gezet.

Hun gastheer is Arnon Grunberg. Grunberg? Wat heeft die nu weer met strips te maken? Nou eigenlijk weinig, behalve dan dat Hanco Kolk hem zeer verdienstelijk opvoerde in Van Instanbul naar Bagdad (2010). Ook mocht hij in 2010 op de Stripdagen in Haarlem een lezing geven over de graphic novel, maar desondanks staat Grunberg niet bekend als een stripliefhebber of -kenner.

Volgens de redactie van Hollands Diep ‘is Grunberg de enige schrijver die ook stripfiguur is’, vandaar dat hij als gastheer mag optreden. Conform de werkelijkheid blijkt Grunberg in het verhaal van Apeldoorn in de stripwereld en vreemde eend in de bijt te zijn. Hij krijgt het dan ook flink te verduren.

Fragment uit Het stripboekenbal.

Laatste nummer
Deze Hollands Diep is overigens de laatste. Hoofdredacteuren Ruud Hollander en Martine Kamsma schrijven:

We hebben het economische tij niet mee. Na bijna vijf jaar is gebleken dat we, ondanks een hoge oplage en veel waardering van lezers en vakjury’s, het hoofd niet boven water kunnen houden. In dat opzicht is er sinds de jaren zeventig, toen het oude Hollands Diep werd opgeheven, weinig veranderd.

Weer een mooi cultuurmagazine dat in het stof bijt. En eentje die nog aandacht besteedt aan strips ook. Erg jammer.

Categorieën
Strips

Nieuwe strips in Eppo

In het laatste nummer van 2011 kondigde de redactie van Eppo alvast aan wat we dit jaar in het stripblad mogen verwachten.

Floris van Dendermonde. Illustratie: Remco Lee Polman

Blueberry komt na 20 jaar weer terug in de Eppo. Het nieuwe deel, ‘De jonge jaren van Blueberry’ gaat in nummer vier van start.

Remco Polman tekent de nieuwe gagstrip Floris van Dendermonde. Behalve deze humorstrip zullen ook Kinky en Cosy van Nix de lachspieren stimuleren. Kinky en Cosy zijn natuurlijk de bekende en gestoorde zusjes die de boel stevig op stelten zetten.

Van Daniel van den Broek verschijnt in 2012 het eerste lange verhaal van Rick Turpin. Ook nieuw is de strip Ward naar het scenario van Willem Ritstier: Op een zeereis over de Grote Oceaan raakt de familie Kessel verstrikt in een mysterieuze kluwe van halfvergane schepen. In deze wrede omgeving moeten ze vechten voor hun leven. Ze krijgen onverwacht hulp van Ward en zijn mannen, maar of ze daar echt blij mee moeten zijn? Marissa Delbressine heeft inmiddels de eerste dertig pagina’s van de strip getekend.

Er zijn ook genoeg oude bekenden. Zo keren Hel, Haas en XIII terug met een nieuw avontuur. Halverwege het jaar begint het nieuwe verhaal van Lucky Luke, getekend door Achdé.

Naast nieuwe strips komt Eppo ook met nieuwe rubrieken en portretten. Al zal de frequentie van dergelijke redactionele bijdragen wel lager liggen dan in voorgaande jaren zodat er meer ruimte over blijft voor de strips.

Onder de loep
Ik zal de rubriek (Stripplaatje) onder de loep voor mijn rekening nemen. Hierin neem ik een stripplaatje als uitgangspunt voor een beeldcolumn. Ik neem het beeld nauwkeurig onder de loep en vertel het een en ander over de strip waar dit plaatje uit afkomstig is.

Categorieën
Daily Webhead Mike's notities Strips Video

Mijn 2011

Mijn 2011 is een korte impressie van memorabele momenten van het afgelopen jaar. Ik heb me beperkt tot de foto’s die ik voor Daily Webhead heb gemaakt. Het overzicht is daarom ook niet volledig, maar wel lekker kort.

De muziek in de video is een mooie track van Marco Raaphorst.

Interviews
2011 was een druk jaar, ook wat betreft interviews. Nu is interviewen mijn vak, dus drukte is vooral goed.

Ik heb een paar fijne gesprekken gevoerd die me bij zullen blijven. Het eerste schiet me het interview met Craig Thompson binnen. Ik sprak hem op de Boekenbeurs in Antwerpen voor de VPRO Gids. Een leuke vent van ongeveer mijn leeftijd wiens Blankets grote indruk op me heeft gemaakt.

Het interview met Youp van ’t Hek maakte ik voor HumorTV.nl – een site voor de VARA. Na alle sterallures van de meeste VARA-prominenten waar ik in de afgelopen twee jaar mee te maken kreeg, was de ontspannenheid van Youp een verademing. Hij had alle tijd voor ons. Na het gesprek hebben we nog gezellig koffie gedronken. Wie overigens geen sterallures hebben zijn Paul Witteman en Frank Evenblij. Naar het gesprek met Evenblij had ik echt uitgekeken: ik vind hem een van de grote beloftes van de Nederlandse televisie. Het was ook een boeiende en ontspannende dialoog.

Hoe leuk die video-interviews ook zijn, mijn voorkeur gaat op dit moment toch uit naar geschreven interviews.

De gesprekken met Peter Pontiac en animator Rosto staan me ook nog helder voor de geest. Ik hou van eigenzinnige kunstenaars en praat graag met ze over hun werk, hun motieven en dromen. Pontiac kreeg dit jaar natuurlijk veel aandacht omdat hij de Marten Toonderprijs had gewonnen. Prima als zo’n oeuvreprijs de spotlight op een bijzondere stripmaker richt.

Met het interview met Peter de Wit heb ik wederom een naam op mijn verlanglijstje kunnen doorstrepen. Dat lijstje is overigens nog lang genoeg om me voorlopig bezig te houden.

Op stripgebied was er ook zeer droevig nieuws: de dood van Minck Oosterveer heeft me geraakt. Aan het begin van het jaar sprak ik hem uitvoerig over zijn plannen voor de Amerikaanse comicsmarkt. Hij was net aan het doorbreken in de Verenigde Staten en toen verongelukte hij met de motor. Ik hoorde het op maandagmorgen toen de NOS mij belde voor een paar quotes over Minck.

Anders kijken
De expositie van het werk van Saul Leiter zal me nog lang bijblijven. Vooral omdat ik door zijn foto’s weer anders naar de wereld ben gaan kijken. Dat is wat ware kunst met je doet. Er waren ook een paar strips die ik las die grote indruk hebben gemaakt. Een paar ervan heb ik gerecenseerd, maar ik ben tot mijn spijt er niet aan toe gekomen om ze allemaal te behandelen. Misschien iets voor de toekomst.

Voornemens
Voornemens heb ik niet zo veel. Minder moeten, dat wordt mijn credo voor de komende maanden. Meer met mijn hoofd tussen de bomen. Dat soort dingen.

Rest mij niets anders meer dan de bezoekers van mijn blog hartelijk te bedanken voor het lezen van mijn stukken en het reageren op de site. En iedereen een avontuurlijk, liefdevol en 2012 zonder domrechts toe te wensen.

Categorieën
Strips

Aimée de Jongh iedere dag in de Metro

Stripmaker en animator Aimée de Jongh staat vanaf aanstaande maandag iedere dag in dagblad Metro met haar strip Snippers.

De strookjesstrip zal gaan over de dagelijkse beslommeringen van huisgenoten Aimée en Stef.

Op de site van Snippers is de eerste aflevering al te lezen. Deze komt volgens De Jongh niet in de krant te staan.

Semi-autobiografische strips zijn De Jongh overigens niet vreemd. In de tijd dat webcomics nog een hype waren, verwierf De Jongh bekendheid door wekelijks online een dagboekstrip te publiceren. Jarenlang maakte ze de strip Aimée TV. Recent publiceerde ze in eigen beheer Mijn eerste keer over haar eerste keer naaktmodellen tekenen.

De Jongh mag gerust een rijzende ster in de Nederlandse stripwereld genoemd worden. Ze had een druk jaar. Ze studeerde af aan de Willem de Kooning Academie als animator. Haar korte animatiefilm One past two werd officieel geselecteerd voor het Nederlands filmfestival. Kortgeleden verscheen 2017, een comic geschreven door cabaretier Thijs van Domburg die geldt als prequel van zijn show Van nare mensen en de dingen die kapot gaan. Ook is ze druk bezig met haar eerste striproman.

Eerder dit jaar sprak ik met haar voor Het Parool over haar toekomstplannen.

Categorieën
Strips

Eric Heuvel krijgt Stripschapprijs 2012

Eric Heuvel krijgt in 2012 de Stripschapprijs, dat heeft het Stripschap dinsdag bekend gemaakt. Heuvel verwierf grote bekendheid met educatieve en historische strips en is ook de tekenaar van January Jones.

Sinds kort hebben Martin Lodewijk en Heuvel de avonturen van January Jones weer opgepakt voor publicatie in stripblad Eppo.

Heuvels grootste bekendheid (en internationale doorbraak) haalde de stripmaker met
de educatieve strips, in samenwerking met Ruud van der Rol. De ontdekking behandelt de Tweede Wereldoorlog en de bezetting in Nederland, terwijl het vervolg De zoektocht dieper ingaat op de holocaust. De albums werden vertaald in het Duits, Engels (voor Engeland en de Verenigde Staten), Pools, Hongaars, Japans, Deens, Spaans, Italiaans en Portugees (voor Brazilië).

De Terugkeer behandelt de geschiedenis van Indonesië tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Eerder dit jaar sprak ik Heuvel uitvoerig over het maken van educatieve strips voor Het Parool.

De jury van de Stripschapprijs noemt Eric Heuvel ‘een unieke verschijning in de Nederlandse stripwereld, wiens hoge productie en arbeidsethos er voor zorgt dat de ouderwetse, degelijk vertelde strip, met een vleugje humor, een flinke dosis avontuur en een grote Nederlandse nuchterheid, nog steeds springlevend is.’

Wat de commissie van de Stripschapprijzen waardeert in zijn werk is de heldere en degelijke vertelstijl, die visueel boeiend is en tegelijkertijd toegankelijk. Eric Heuvel werkt in een typisch Nederlandse variant van de ‘klare lijn’-stijl, geïnspireerd door het werk van Hergé, zonder het slaafs te volgen. (Zie hier voor de volledige motivatie.)

De Stripschapprijs wordt sinds 1974 op voordracht van een onafhankelijke commissie toegekend door Het Stripschap, Nederlands centrum voor belangstellenden in strips.

De stripprijs wordt in 2012 voor de 39e keer uitgereikt. Dat gebeurt op zaterdag 10 maart tijdens De Stripdagen in Gorinchem, tegenwoordig de vaste stek van de stripbeurs van het Stripschap. Er zal ook een overzichtstentoonstelling van het werk van Heuvel komen. Het is voor het eerst dat het Stripschap een dergelijke tentoonstelling verbindt aan de prijs.

January Jones. Illustratie: Eric Heuvel

De commissie van de Stripschapprijzen bestaat in 2012 uit de volgende leden:
Tineke Oosterveer, namens de winnaar van de Stripschapprijs 2011, Minck Oosterveer, die op 17 september bij een motorongeluk om het leven kwam.

Kurt Morissens, hoofdredacteur van Brabant Strip Magazine en medewerker van Strip Turnhout, Stripgids en Stripelmagazine.

Siebe Huizinga, hoofdredacteur en striprecensent van de Boekenkrant.

Ineke Horst, stripwinkelier te Dordrecht.

Kees-Willem Bruggeman, lid van het Stripschap.

De commissie staat dit jaar wederom onder voorzitterschap van tekstschrijver Ger Apeldoorn, tevens eindredacteur van Eppo Stripblad en hoofdredacteur van Mad.

Categorieën
Striprecensie Strips

Marvel 1602: Marvelhelden in een historisch jasje

In Marvel 1602 verplaatst Neil Gaiman bekende iconen van het Marvel universum naar het titeljaar, de tijd waarin koningin Elizabeth heerst over Engeland en waar magie, bijgeloof en wetenschap hand in hand gaan.

De oerknal van het Marvel universum zoals de superheldenliefhebber dat nu kent, vond in 1961 plaats toen Stan Lee en Jack Kirby The Fantastic Four creëerden. Dit viertal superhelden moest een antwoord zijn op The Justice League of America van concurrent DC en bood bovendien een nieuwe invalshoek op het genre: Lee bedacht helden van vlees en bloed die net zo goed met dagelijkse problemen te kampen hebben als boze buitenaardse krachten en criminelen. Al snel volgde een succesvol arsenaal aan superhelden met hetzelfde achterliggende idee.
Het einde
In Marvel 1602 verplaatst de gerenommeerde auteur Neil Gaiman bekende iconen van het Marvel universum als Spider-Man, de X-Men, Daredevil, en Dr. Doom naar het titeljaar, de tijd waarin koningin Elizabeth heerst over Engeland en waar magie, bijgeloof en wetenschap hand in hand gaan. Het einde der tijden lijkt nabij: er heersen vreemde weersomstandigheden en steeds vaker duiken er jongeren op met bovenmenselijke gaven die als duivelsgebroed verketterd worden. Als het leven van de koningin wordt bedreigd door gevleugelde handlangers van de gestoorde tiran Von Doom, is het aan inlichtingenofficieel Sir Nicholas Fury, hofmagiër Stephen Strange en hun bondgenoten om de mysterieuze oorzaak van deze gebeurtenissen te ontrafelen en het einde van de wereld te voorkomen.

Gaiman is niet de eerste de beste: zijn Sandman-reeks mag tot de klassiekers onder de comics genoemd worden; als romancier van boeken als American Gods en kinderboeken als Coraline en The Graveyard book heeft hij een stevige reputatie als het gaat om het schrijven van boeiende sciencefictionverhalen. Toch vertilt de Engelse schrijver zich aan 1602, dat door de vele dialoogscènes een log verhaal is geworden en maar langzaam op stoom komt. Gaiman zet een boeiende sfeer neer, maar voor een superheldencomic zijn de actiemomenten schaars en kortstondig.

Het idee om de overbekende iconen in een zeventiende-eeuws jasje te steken roept in beginsel nieuwsgierigheid op: hoe zien de superhelden er in deze setting uit en wat is hun rol in het geheel? Soms weet Gaiman met simpele doch leuke alternatieven te komen: The Fantastic Four hebben hun space-shuttle ingeruild voor een zeewaardig schip en zijn verder redelijk hetzelfde gebleven. Daredevil is een blinde, Ierse troubadour. Peter Parker is het hulpje van Fury, maar is in de versie van Gaiman inwisselbaar met ieder ander personage. Niets van wat Peter uniek maakt zie je in deze strip terug. Een gemiste kans.

Streepjes
Het tekenwerk van Andy Kubert werd niet geïnkt maar direct door Richard Isanove digitaal ingekleurd. Het effect hiervan is dat de lijnen veel zachter zijn. In combinatie met het gekozen kleurenpalet wordt het romantische beeld van de verhaalsetting hierdoor versterkt. Net als bij de comic Origin, waarin boeiend de oorsprong van Wolverine uit de doeken wordt gedaan, gebruikt Isanove diagonale streepjes door alle tekeningen heen om zo ‘een schilderachtig effect’ te creëren. Deze techniek wekt echter vooral irritatie op.

Marvel 1602 werd in 2003 gepubliceerd als achtdelige reeks en kreeg later enkele vervolgen. Nona Arte publiceerde dit jaar de Nederlandstalige trade paperback.

Neil Gaiman, Andy Kubert – Marvel 1602
(Nona Arte, €19,90)

Categorieën
Strips

Eppo’s kerstspecial

Kersttijd is een tijd van tradities. De extra dikke kerstspecial van Eppo begint zo langzamerhand zo’n traditie te worden. Dit jaar is de derde verschenen.

Wat treft de lezer zoal aan in dit 62 pagina’s dikke nummer? Veel kerstafleveringen van de vaste strips in Eppo als De Redactie, Elsje, Haas, Esther Verkest en Gleevers dagboek. Ook de cartoons van Argus vormen een thematisch verantwoord nieuwsoverzicht. Daarnaast bevat dit nummer ook enkele reguliere afleveringen van de vervolgstrips.

Grimmig
Jasons Kerst is een opvallend grimmig verhaal uit de pen van Gerard Leever, getekend door Kees de Boer. Het verhaal is bijna de antithese van de suikerzoete films uit Hollywood die over de kerstgeest gaan. Ook Eric Hercules toont een nogal cynische visie op kerstmis in deze aflevering van 40-Hours. En waarom ook niet: de een gaat helemaal mee in het clichématige sentiment van Kerstmis, bij de ander roept datzelfde sentiment juist weerstand op.

The Spirit
In de rubriek ‘De boekenkast’ vertellen twaalf striptekenaars en auteurs wat hun favoriete kerststrips zijn. Het tijdschrift Robbedoes wordt veel genoemd dat altijd een kerstspecial had. Ger Apeldoorn heeft goede herinneringen aan de kerstafleveringen van Will Eisners The Spirit, een gemaskerde held die iedere week een avontuur van acht pagina’s beleefde in de Amerikaanse zondagskranten. ‘Voor zijn kerstverhalen deed Eisner altijd extra zijn best,’ aldus Apeldoorn. ‘Het basisgegeven was, dat The Spirit met Kerstmis vrij had, omdat de geest van Kerstmis, vaak in de vorm van Santa Claus, dan zijn werk deed.’

Genoeg leesvoer dus voor de Eppo-liefhebber.

Functioneel naakt in 'De red@ctie' van Mars Gremmen.