Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Daily Webhead Video: Lewis Tronheim in Lambiek

In april was de Franse stripmaker Lewis Trondheim even in Nederland en bezocht hij onder andere stripwinkel Lambiek. In een openbare tekensessie werden hem vragen gesteld door het publiek dat uit stripfans en stripmakers bestond.

Van deze sessie heb ik video-opnames gemaakt. Van meerdere mensen heb ik vernomen dat ze er graag bij hadden willen zijn, maar om verschillende redenen niet konden. Daarom heb ik, in plaats van dit materiaal een korte impressie te monteren, besloten een ‘rough cut’ online te zetten. In het kader van ‘slow tv’ zeg maar en vergelijkbaar met die lange video’s van panels op comic cons. Nu kun je als kijker meemaken hoe die middag is verlopen.

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

DW Video: Free Comic Book Day 2014

3 mei was het Free Comic Book Day. Ook in verschillende stripwinkels van Nederland. Daarom bezocht ik Het Beeldverhaal en Lambiek in Amsterdam.

Helaas zijn de winkeliers minder enthousiast over de derde editie: er kwamen weinig klanten op af en er was te weinig aandacht in de media voor FCBD. Lambiek houdt het na dit jaar zelfs voor gezien.

Free Comic Book Day wordt in de Benelux georganiseerd door de Belgische stripdistributeur Pinceel Stripverspreiding en het Nederlandse striptijdschrift Zone 5300.

Behalve de gratis strips heb ik ook een exemplaar meegenomen van de nieuwe Asterix en Phil IJzerdraad van Lucky Luke. Naast Jos van Waterschoot, die ook in de video figureert, ontmoette ik ook nog een mede Spider-Man-fan. Dus wat mij betreft was het een prima dag.

De muziek in deze Daily Webhead is natuurlijk van Marco Raaphorst.

Categorieën
Strips

Een echte Trondheim

Zelden vraag ik een stripmaker bij signeersessies aan een tekening te maken, ze hebben immers al een heel album mooi tekenwerk afgeleverd, maar afgelopen donderdag was de sfeer in Lambiek heel fijn dus vroeg ik net als de andere fans een krabbel aan Lewis Trondheim.

trondheim

Lewis Trondheim. Foto: Michael Minneboo
Lewis Trondheim. Foto: Michael Minneboo

De voorgaande vijf kwartier had de Franse stripmaker zitten tekenen voor een geïnteresseerd publiek van stripmakers en -liefhebbers. Achter hem werden zijn handelingen op papier geprojecteerd, zodat iedereen goed kon zien hoe hij een pagina van zijn autobiografische strip maakte. Tijdens het tekenen stelden mensen vragen. Gert Jan Pos vertaalde Trondheims antwoorden in het Nederlands. Ik heb die middag wel video-opnamen gemaakt maar moet nog even zien wat ik daar precies mee ga doen.

Trondheim zette bovenstaande tekening, die ik prachtig vind in z’n nerdiness, in mijn exemplaar van De vloek van de paraplu een bundeling van zijn autobiografische strips in 2008 verschenen bij Oog & Blik. Toevallig is dat boekje ook vertaald door Gert Jan Pos.

Autobiografie
Ik hou van Trondheims dagelijkse niemendalletjes en bezigheden. Het leven van de meeste mensen bestaat immers uit kleine gebeurtenissen en niet uit grootse avonturen. En toch: juist omdat Trondheim van dat soort kleinigheden leuke stripjes maakt, wordt het kleine en dagelijkse meer bijzonder.

Categorieën
Strips

De slechte positie van Nederlandse stripmakers

bns_logo

De Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers (BNS) is aardig actief de laatste tijd. Recent werd de site verfrist met een nieuwe layout en meteen is men druk begonnen met bloggen. Deze week publiceerde de BNS een eigen onderzoek over de positie van stripmakers in Nederland. De resultaten daarvan bevestigen vooral wat allemaal al wisten, maar het is goed om dat eens zwart op wit te hebben. Bottom line: als je geld wilt verdienen, kun je maar beter geen strips maken. Heeft de strip in Nederland nog toekomst?

Voor het onderzoek zijn in totaal 172 professionele stripmakers uitgenodigd voor deelname. Dat is inclusief de 91 bij de beroepsvereniging aangesloten leden. Uiteindelijk heeft 55% van alle aangeschreven stripmakers het onderzoek ingevuld. Het bestuur van de BNS schat dat er in Nederland ca. 200 stripmakers actief zijn. Dit lijkt mij een realistische schatting.

Even kort de conclusies op een rij:

– Lage opbrengsten voor de maker
– Afnemende vraag vanuit de markt/opdrachtgevers
– Geringe publicatiemogelijkheden
– Klein taalgebied met kleine oplagen voor boeken en albums
– Het beroep is tijds- en arbeidsintensief terwijl passende honorering of compensatie meestal ontbreekt
– Afnemende publieke belangstelling en media-aandacht

Bron: stripmakers.nl
Bron: stripmakers.nl

Over dat laatste had ik wel een vraag aan bestuursvoorzitter Pieter van Cleef, want objectief gezien wordt het beeldverhaal toch geregeld behandeld in de media. Een kleine opsomming: laatst zag ik Fred de Heij nog bij Avro’s Kunstuur, er staan geregeld interviews met stripmakers in de krant of striprecensies zoals die van Joost Pollmann in de Volkskrant. Het radioprogramma De Avonden had ook stripmakers in de uitzending (o.a. Typex). Dick Matena was laatst nog bij de TROS op de radio te horen. Cobra.be interviewt geregeld stripmakers. Twee jaar geleden kwam de VPRO met de serie Beeldverhaal. En in de VPRO Gids staan geregeld artikelen van mijn hand en van mijn collega Oliver Kerkdijk over het beeldverhaal. Daarbij lijken er iedere maand wel boeiende stripblogs bij te komen, dus online heeft het beeldverhaal zeker niet te klagen wat aandacht betreft.

Van Cleef: ‘Deze opsomming laat precies zien waar de pijnpunten liggen: het is vooral geschreven pers (en dan nauwelijks de grote publieksbladen), websites en culturele radiotalkshows op tijden met lage luisterdichtheid. Als oud-persvoorlichter moet ik je helaas zeggen dat dat uit de rolodex ‘leuk-als-je-nog-tijd-over-hebt’ komt. De frequentie en impact is veel te laag. Optredens bij Kunstuur of zo’n TROS ontbijtshow is juist waar je naartoe wilt en dat gebeurt te weinig.’

Hoe gaat de BNS eigenlijk de resultaten van het onderzoek vertalen naar actie? Van Cleef: ‘Met de meest opvallende uitkomsten gaan we als eerste aan de slag: dat zijn de beroepspraktijk van de stripmaker zelf (documenten, gebruiksrechten, auteursrechten, juridische zaken, administratie) en de vaak merkwaardige contractbepalingen van uitgevers. Communicatie en publiciteit is vorig jaar al ingezet en daar gaan we nog steviger mee door met o.a. het YouTube-kanaal en geplande evenementen.’

Op het YouTube-kanaal staat sinds kort een aankondiging van een reeks interviews geproduceerd door de BNS, waarin Kees de Boer aan het water met wat wijn zijn collega’s ondervraagt, toepasselijk ‘Stripmakers Drinken Wijn Aan Het Water’ getiteld. Hoewel dat nu niet meteen een titel zal zijn die een groot publiek trekt buiten de stripwereld, vermoed ik. Wel ben ik erg benieuwd naar deze gesprekken.

Het is fijn om te zien dat de BNS met interessante initiatieven komt en ondertussen zijn er genoeg andere projecten om de strips onder de aandacht te brengen bij een algemeen publiek, zoals de buurtkrant Wat Wil West bijvoorbeeld die in geheel Oud-West wordt verspreid. Ondertussen weten Nederlandse stripmakers ook steeds vaker een uitgever te vinden in het buitenland. Zie onder andere dit video-interview dat ik met Erik Kriek voerde laatst, en de strips Ype + Willem en Help me, Rhonda, die beiden een Franse uitgever gevonden hebben.

Marcel Ruijters in actie in Angouleme. Foto: De Rustige Ruben Steeman.
Marcel Ruijters in actie in Angouleme. Fotograaf mij onbekend.

Wat het effect precies zal zijn van de reis naar stripfestival Angoulême dit jaar, waarbij de Nederlandse delegatie onder leiding van schaduwintendant Gert Jan Pos iedere dag nieuwe posters door de stad ophing, is nog niet te voorspellen, behalve dan dat de stripmakers zich prima hebben vermaakt, als ik de blogposts en facebookberichten mag geloven. Het recente Gala van het stripboek heeft wellicht wat persaandacht opgeleverd, toch is het nog maar de vraag of je met zo’n avond meer mensen naar de stripwinkel krijgt. Daarbij was niet de hele stripwereld uitgenodigd, wat zo’n feestje dan weer in de categorie ‘beetje jammer’ plaatst en de saamhorigheid in de sector geen dienst bewijst.

Nichemarkt
Ondanks alle goed bedoelde initiatieven mag je je ook afvragen of we niet gewoon moeten accepteren dat strips als medium net zo’n nichemarkt is als bijvoorbeeld poëzie en dat er in de toekomst niet veel lezers bij zullen komen. Je kunt mensen wel beeldverhalen onder de neus wrijven en laten zien hoe rijk dit medium is, maar soms willen mensen er gewoon niet aan beginnen. Gaan mensen opeens de stripwinkel in omdat ze een gratis stripkrant in de bus hebben gekregen?

Hoe denk jij daar eigenlijk over, beste striplezer? Moeten we accepteren dat de strip vooral een klein publiek trekt, of weet jij nog intrigerende manieren om het bereik te vergroten?

Categorieën
Strips

Typex’ Rembrandt wint Willy Vandersteenprijs

Dit bericht plaats ik met groot genoegen: Typex’ Rembrandt heeft de Willy Vandersteenprijs 2013 gewonnen. Dat werd bekend gemaakt tijdens het Gala van de Vlaamse Strip op vrijdagavond 13 december, tevens de opening van het Stripgids Festival te Turnhout.

'De nachtwacht'. Klik op plaatje voor grotere versie.
‘De nachtwacht’. Klik op plaatje voor grotere versie.

Uiteraard een terechte winnaar want Rembrandt van Typex legt de lat voor de Nederlandse strip weer een stuk hoger. En dat zeg ik natuurlijk als een van de juryleden, dus enigszins bevooroordeeld mag je me noemen.

Uit het juryrapport:

Rembrandt is een briljante combinatie van een gelaagd verhaal en virtuoze tekeningen. Auteur Typex voegt niet zomaar een boek toe aan de overvloed van boeken over Rembrandt van Rijn. Zijn portret is een heel persoonlijke en levendige visie op leven en werk van de beroemde schilder. Stilistisch valt op hoe de auteur zich door Rembrandt zelf heeft laten inspireren om een schetsmatige grafiek te ontwikkelen die perfect past bij zijn onderwerp. Typex heeft zichzelf indrukwekkend overtroffen, Rembrandt is zijn magnum opus. Door deze strip kijk je nooit meer op dezelfde manier naar een schilderij van Rembrandt.

Typex_Rembrandt-coverDe Willy Vandersteenprijs werd in het leven geroepen door Vlaams-Nederlands huis deBuren in Brussel, Stripdagen Haarlem en Stripgids en bekroont het beste oorspronkelijk Nederlandstalige album van de voorbije twee jaar. Er is een geldprijs van 5.000 euro aan verbonden en de laureaat krijgt een tentoonstelling op de Stripdagen Haarlem.

De Vlaams-Nederlandse jury voor de prijs bestond deze editie uit Leen Vandersteen (niet-stemgerechtigd juryvoorzitter), Toon Dohmen (stripjournalist en vertaler), Gert Meesters (stripjournalist Knack Focus), Michael Minneboo (stripjournalist), Toon Horsten (hoofdredacteur Stripgids) en Gert Jan Pos (stripjournalist, vertaler en voormalig stripintendant van Nederland).

Wegens zijn creatieve betrokkenheid bij Rembrandt nam Gert Jan Pos niet deel aan de laatste fase en stemming van het debat.

Typex, de prijs is je van harte gegund!

Eerder dit jaar sprak ik uitgebreid met de stripmaker over het maakproces van Rembrandt.

Categorieën
Strips

Strike en Stroke bieden podium voor Vlaams striptalent

Op 19 en 20 oktober te Facts in Gent en op 26 oktober op het stripfestival van Breda stelt de Vlaamse Onafhankelijke Stripgilde aan pers en publiek twee nieuwe striptijdschriften voor, namelijk Strike en Stroke.

(Klik op de plaatjes voor de grotere versie.)
(Klik op de plaatjes voor de grotere versie.)

Strike is een magazine dat zich zal richten tot het hele gezin, in de traditie van de Robbedoes en Kuifje-weekbladen, terwijl Stroke bedoeld is voor de meer gevorderde Stripliefhebber.

‘De mogelijkheid tot voorpublicatie is de laatste jaren weggevallen door het verdwijnen van de striptijdschriften. Dit is bijzonder funest voor de jongere auteurs, die daardoor onvoldoende kansen krijgen om hun talent kenbaar te maken aan het grote publiek. Om hieraan te verhelpen heeft de Stripgilde (een vakvereniging die de belangen van stripauteurs, tekenaars en scenaristen behartigt ) nieuwe mogelijkheden gecreëerd. Uniek aan deze magazines is dat er nooit eerder een brug werd geslagen tussen de traditionele strip en de ‘graphic novel’ strips. Met een frisse mix van bekende en minder bekende auteurs biedt de Vlaamse Onafhankelijke Stripgilde voor het eerst in het Nederlands taalgebied een platform van zowel auteursstrips als familiestrips. Met de twee magazines, Strike en Stroke, neemt de Stripgilde de strip ook mee in de 21ste eeuw door af te stappen van het klassieke papieren concept en exclusief digitaal voor tablet (o.a. iPad en Samsung Galaxy tab) uit te geven via de app van ABOMENTUM,’ aldus Rik Dewulf, secretaris van de Stripgilde.

Stripbladen in Nederland

Cover van Oogst #3
Cover van Oogst #3

Daar heeft Dewulf natuurlijk een punt. Ook in Nederland is de mogelijkheid tot voorpubliceren zeer beperkt, want weinig echte volbloed stripbladen. Je hebt hier Eppo, maar daar worden toch vooral gevestigde stripmakers gepubliceerd. Relatieve nieuwkomer Marissa Delbressine die de strip Ward tekent op het scenario van Willem Ritstier is hiervan de uitzondering op de regel. Delbressine is overigens een van de drijvende krachten achter Strips2Go, een nieuw stripblad dat recent is gelanceerd en waarvan iedere maand een nummer verschijnt. Dit stripblad biedt nieuw talent wel een podium, daarnaast staan er columns en interviews in. De schrijvers en tekenaars worden betaald uit de opbrengsten van Strips2Go.

Natuurlijk heb je nog een blad als Zone 5300 dat ook nieuw talent een kans geeft. Het aantal strippagina’s in dit magazine over strips, cultuur en curiosa is echter beperkt. Bovendien geeft de Zone-redactie de voorkeur aan meer alternatieve strips en valt de mainstream buiten de boot en levert een publicatie in de Zone geen rode cent op. Dan springt Oogst me nog te binnen: het blad wordt gemaakt door studenten Comic Design van ArtEZ en is vooral een showcase van hun talent en vorderingen.

pulpman_15Je hebt natuurlijk ook nog Stripnieuws van Stripschap. Daar staan naast artikelen ook strips in, maar de makers ervan zijn toch vooral gevestigde namen. En het onregelmatig verschijnende Pulpman van uitgeverij Xtra niet te vergeten. Hoewel dat voornamelijk gevuld wordt met strips Fred de Heij en buitenlandse strips, staat de redactie wel open voor inzendingen van Nederlands striptalent. Helaas betekent publicatie geen inkomsten voor de makers. En dat is wel het geval bij de bladen van het Stripgilde. Omdat er geen drukkosten zijn komen de inkomsten van de bladen zo goed als geheel in de portemonnee van de stripmakers.

Ik ben daarom blij met initiatieven als Strike en Stroke en vraag me een beetje af waarom een dergelijk project niet geïnitieerd is door toenmalig intendant Gert Jan Pos. Goed, die heeft twee boeken uitgebracht met verstrippingen, maar had een deel van het subsidiegeld niet ingezet kunnen worden voor het opzetten van een degelijk nieuw stripblad dat eventueel digitaal uitgegeven zou worden? Aan een magazine waarin striptalent de kans krijgt om te stralen dat met regelmaat uitkomt heb je immers veel meer dan twee boeken vol éénpaginaverstrippingen die maar aan moment aandacht vragen. Bovendien was één zo’n boek wellicht wel voldoende geweest.

Oud & nieuw talent
Nog even over Strike en Stroke. Elk magazine zal tweewekelijks verschijnen, waarbij om de week ofwel Strike ofwel Stroke zal verschijnen. Per nieuw nummer worden ongeveer 40 pagina’s aangeboden, waarbij de inhoud gevuld wordt door zowel doorwinterde en gelauwerde auteurs zoals Steven Dupré (Bronzen Adhemar 2011), Kristof Spaey, Marcel Rouffa en Marc Legendre (Bronzen Adhemar 2013) alsook aanstormend talent zoals Delphine Frantzen (studeerde af aan Sint-Lukas te Brussel in 2012), Pieter Rosseel en Isabelle Baele (Syntra 2013).

Tablet & Apps
Naast het unieke platform voor stripauteurs zijn de Abomentum app en Strike/Stroke gericht op elk mogelijk publiek dat beschikt over een tablet. De app is beschikbaar voor zowel tablets met het IOS besturingssysteem (in de Apple Store) als het Android besturingssysteem (In de Google Play Store). De Abomentum app is gratis te downloaden en de lezer krijgt de keuze hoe hij Strike of Stroke wil aanschaffen. Een los nummer voor de schamele prijs van €2,99 of een van de abonnementsformules waarbij fikse kortingen zijn te verdienen.

Ambitieuze plannen. Je begrijpt natuurlijk dat ik de makers van Strike & Stroke van harte geluk wens met hun initiatief.

Categorieën
Strips

Crisis nekt Marten Toonderprijs

Gert Jan Pos geeft Jan Kruis de allereerste Marten Toonderprijs.
Gert Jan Pos geeft Jan Kruis de allereerste Marten Toonderprijs.

De Marten Toonderprijs, de oeuvre prijs die Nederlandse stripmakers moet eren, is na drie uitreikingen alweer verleden tijd. Dat meldt Stripschrift in het aankomende nummer:

Volgens het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen hebben de betrokken cultuurfondsen hun taken voor de nieuwe beleidsperiode moeten aanpassen. Door de bezuinigingen moest bovendien het aantal prijzen worden teruggebracht. De Marten Toonderprijs is hiervan de dupe geworden.

De Marten Toonderprijs werd in het leven geroepen na stevig lobbywerk van een aantal mensen uit de stripwereld, waaronder de tekenaars Jean- Marc van Tol (Fokke & Sukke) en Hanco Kolk (Meccano), bij toenmalig minister van OC&W èn stripliefhebber Ronald Plasterk. Tot dan toe ontbrak er een staatsprijs om het Nederlandse stripverhaal te eren en te ondersteunen.

De Marten Toonderprijs werd officieel gefinancierd door het Fonds BKVB. Dit fonds ging op 1 januari 2012 op in het Mondriaan Fonds, maar er was nog wel geld gereserveerd voor de uitreiking in 2012. De subsidieactiviteiten, waaronder ook voor strips, vielen echter vanaf 2012 echter onder het Stimuleringsfonds voor Architectuur (SFA). Het SFA heet inmiddels Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Dit fonds bekommerde zich niet om de Marten Toonderprijs, die er een stille dood is gestorven, aldus Stripschrift.

In de afgelopen jaren ontvingen Jan Kruis, Peter Pontiac en Joost Swarte de prijs waar 25.000 euro mee gemoeid is en een overzichtstentoonstelling. Het is jammer dat een mooi initiatief nu alweer van het toneel verdwijnt. Als stripjournalist was ik altijd blij met een prijswinnaar, want dat gaf een mooie gelegenheid om eens met de stripmaker te spreken en zijn werk onder de aandacht te brengen. Dit soort grote prijzen zijn altijd goed voor een media-moment en dat soort momenten kan de Nederlandse strip mijns inziens goed gebruiken.

Nu meen ik me te herinneren dat er indertijd met Plasterk is afgesproken dat de Nederlandse regering garant zou staan voor in ieder geval de eerste vijf uitreikingen wat het geld betreft. Blijkt dus maar weer dat afspraken met politici zo weer kunnen veranderen. Zeker als er een vers kabinet is.

Toch maar even met Gert Jan Pos, voormalig stripintendant en tot drie keer toe de juryvoorzitter van de Marten Toonderprijs,  gebeld hoe dat precies zit.

‘Ja, dat klopt van die vijf uitreikingen, zegt Pos. ‘Er was overigens geen sprake van een deal hoor, er was meer een afspraak van “zo gaan we het doen.” Maar politici zeggen wel meer, zoals we beginnen niet meer aan een militaire missie in Afghanistan, bijvoorbeeld.’

Eerder vandaag werd Pos gebeld door persgroep Novum voor een reactie en daarin leek hij te zeggen dat alleen dit jaar de prijs niet zal worden uitgereikt, maar dat dit niet per se het einde van de Marten hoeft te betekenen. Concrete plannen heeft Pos niet in deze richting maar indertijd heeft het ministerie OC&W aan hem laten weten dat er subsidie aangevraagd moet worden door het stimuleringsfonds. En dat kan dus gewoon. Misschien is dit toch niet het einde van de Marten Toonderprijs. ‘Ik hoop dat het stimuleringsfonds Creatieve Industrie zal zeggen dat Stripschrift zich vergist. Het zou jammer zijn als de prijs verdwijnt want er zijn natuurlijk nog heel veel potentiële winnaars. Die winnaars moeten wel een geldbedrag krijgen, anders verschilt de Marten Toonderprijs niet van de oeuvreprijs van het Stripschap,’ aldus Pos.

Het fijne aan dat geldbedrag is natuurlijk dat een stripmaker een deel van zijn tijd vrij kan maken om aan een album te werken zonder per se opdrachten aan te hoeven nemen.

Update 24 juli:
Zelf heb ik de woordvoerder van het Stimuleringsfonds dinsdag niet meer te pakken gekregen. Hij is tot vrijdag op vakantie maar heeft wel het ANP te woord gestaan hierover:

Martijn Oskam, woordvoerder van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie liet dinsdagmiddag weten dat, met het afnemende beschikbare budget in het achterhoofd, is gekozen om projecten te ondersteunen die leiden tot nieuwe inzichten en het aanjagen van innovatie. Dus niet om bewezen talent te eren met een oeuvreprijs. Op die manier kan een nieuwe generatie zich ontwikkelen. (bron ANP/Nu.nl.)

Innovatie?
Ik ben benieuwd wat voor projecten men in gedachten heeft die innoveren. Wat mij betreft mag er wel een prijs komen voor stripmakers die al een tijd bezig zijn en hun talent hebben getoond, maar financieel een steun in de rug kunnen gebruiken. Geen prijs voor beginners, geen oeuvreprijs, maar iets als mid-career. Met een flink geldbedrag zodat die maker tijd vrij kan maken om een mooi stripproject te tekenen. Dat kan een album zijn of iets innovatiefs voor mijn part. Hoewel mijn voorkeur uitgaat naar een goed album, want daar trek je lezers mee. Als ze bij het Fonds dan toch willen innoveren moeten ze zich richten op de digitale verspreiding van strips. Daar valt nog een slag te slaan. Dat zou ook het bereik van het medium vergroten. Zelf lees ik het liefste strips nog van papier, maar natuurlijk vind ik het tof dat je ook op je tablet kunt lezen.

Categorieën
Strips

Wat is een graphic novel?

Een recente aflevering van Aimée de Jonghs gagstrip Snippers gaat over een heikel punt, namelijk de perceptie van wat een graphic novel is. Of nog beter gezegd: de misconceptie ervan.

snippers_graphicnovelDankzij stripuitgaven als Mooi is dat! en Filmfanfare, maar ook de reeks literaire verstrippingen die Dick Matena op zijn naam heeft staan, denkt het gros van het lezersvolk nog steeds dat een graphic novel een verstripte roman is. En nee, iedere stripliefhebber weet dat de term zoveel meer betekent. Ja, een stripbewerking van De Avonden noemen we een graphic novel, maar het prachtige boek dat Typex recent maakte over Rembrandt noemen we ook zo. In Amerika worden sommige superheldenstrips zelfs als zodanig aangeduid wanneer ze gebundeld worden.

Ook boekverkopers weten het vaak niet eens precies waar de term voor staat. Daarom is er een tijd geleden een foldertje verschenen waarin wordt uitgelegd wat een graphic novel nu precies is en hoe je die aan de man kunt brengen.

Simpel gezegd staat graphic novel voor strips voor volwassenen, romans in beeldvorm. De verhalen gaan dieper dan Suske & Wiske, ze zijn vaak van persoonlijke aard (maar dat hoeft niet per se) en ze zijn in zekere zin qua ambitie vergelijkbaar met literaire romans. Al moet je met het woord literair en strips ook weer oppassen natuurlijk.

Graphic novels worden over het algemeen in een kleiner formaat uitgegeven, een formaat vergelijkbaar met die van romans. Ook dat is deels zodat de link tussen romans en strips wordt gelegd. Al komt dat kleinere formaat het grafische werk niet altijd ten goede. Stripplaatjes moeten niet te klein worden.

Een uitgebreider verhaal vind je op wikipedia.

Maar het is ook een modieus label dat lukraak op strips van uiteenlopende kwaliteit wordt geplakt, want het is een buzzword en uitgevers verkopen graag hun boeken. Ik geloof dat Mara Joustra van uitgeverij Oog & Blik ook liever praat over stripromans. Hoe dan ook: hoe je ze ook wil duiden die graphic novels, het zijn strips. Dát weten we in ieder geval zeker.

In 2011 organiseerde SLAA er een serieuze debatavond over in de Balie, waar ik voor Het Parool verslag van deed.

En wat vind jij ervan? Waar staat de term graphic novel in jouw ogen voor?

Categorieën
Strips

Waarom de Nederlandse strip achterloopt op de buren

Rudi de Vries bracht de ontwikkeling van Nederlandse stripuitgeverijen in kaart. Waarom loopt de Nederlandse stripcultuur achter op de Belgen en Fransen?

Rudi de Vries
Rudi de Vries

‘Het huidige Nederlandse striplandschap is heel divers, met veel kleine uitgeverijen die hun best moeten doen om te overleven. Dat lukt deels omdat ze een deel van hun product kunnen afzetten in Vlaanderen, want Nederland is maar een kleine markt. Gezien de huidige economische crisis kan het bijna niet anders dan dat een aantal uitgevers zullen sneuvelen,’ aldus dr. Rudi de Vries, die eind november vorig jaar promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen met zijn studie naar de Nederlandse en Belgische stripcultuur.
Comics and Co-evolutions – A study of the Dynamics in the Niche of Comics Publishers in the Low Countries, heet het proefschrift waarin De Vries (Den Haag, 1961) de bedrijfskundige theorie van de co-evolutie toepast op de ontwikkeling van stripuitgeverijen in Nederland en België.

Wat is het belang van je onderzoek voor je vakgebied?
‘Ik heb bestaande theorieën versterkt door ze met elkaar te combineren, waardoor duidelijk is geworden waar de zwakke en sterke punten liggen. De co-evolutionaire theorie komt uit de biologie. Planten- en diersoorten die zich in de loop der duizenden jaren op elkaar afstemmen kunnen daardoor overleven. Zo kun je ook naar organisaties kijken, zoals uitgevers. Die kunnen zich aan elkaar aanpassen en aan actoren waar ze van afhankelijk zijn, bijvoorbeeld tekenaars. Uit eerder onderzoek leek het erop dat alle organisaties één richting op evolueren, maar ik laat zien dat er in bepaalde bedrijfstakken meerdere co-evoluties tegelijkertijd kunnen plaatsvinden.’

Kun je een voorbeeld geven?
‘In een van de casussen kijk ik naar Dupuis, een grote Belgische commerciële uitgeverij die naast strips ook tijdschriften uitgaf. Toen de striptijdschriften langzaamaan verdwenen, hebben ze zich meer moeten richten op het uitgeven van albums. Door de opkomst van het stripalbum kwamen er ook uitgeverijen gespecialiseerd in strips die zich op niches richten, van graphic novels tot erotische strips. De grote uitgeverijen, vaak gericht op een groot publiek, namen het gedrag van de specialisten over en gingen zich ook deels richten op de artistieke strip en auteurstrip. Ze veranderden hierdoor van generalist in polymorphist.’

Robbedoes, Kwabbernoot en Pip.
Robbedoes, Kwabbernoot en Spip.

Waarom blijft de Nederlandse stripcultuur zo achter ten opzichte van andere landen? In Frankrijk is de strip heel groot, terwijl het in Nederland maar een nichemarkt is.
‘In mijn onderzoek vergelijk ik Nederland vooral met België en Frankrijk. Dat zijn echte striplanden die internationaal veel invloed hebben gehad op het medium door de clans rond Hergé en rond het tijdschrift Robbedoes met Franquin en soortgenoten. In Nederland heb je heel lang Marten Toonder gehad die generaties tekenaars onder zijn hoede nam en opgeleidde. De Nederlandse uitgeverijen nemen vaak eerder genoegen met vertalingen. Dat is makkelijker en levert eerder geld op dan investeren in Nederlands talent. Dat is deels ook te verklaren door de beperkte omvang van de markt, want die is voor Nederlandse uitgevers veel kleiner dan die van hun Waalse en Franse collega’s, die hun product ook in het buitenland kunnen afzetten. Sinds de jaren zestig is het stripaanbod dat in Nederland uitkomt voor twintig procent door Nederlanders gemaakt. Eenzelfde percentage komt uit Vlaanderen, de rest zijn vertalingen. Het is voor een Nederlandse uitgeverij veel goedkoper vertalingen uit te geven dan te investeren in Nederlands talent, wat veel risico met zich meebrengt. Bovendien kun je die buitenlandse strips selecteren die daar goed verkopen. De kans is dan al groter dat het hier ook een succes wordt.’

bommel_tompoesJe impliceert in je proefschrift dat dit ook te maken heeft met de culturele identiteit van landen.
‘Uit mijn onderzoek blijkt dat ook in de stripsector Nederland snel geneigd is compromissen te sluiten. In België is men eigenzinniger. Dat geldt zowel voor Wallonië als voor Vlaanderen. Vlaanderen wil zich onderscheiden van Wallonië door een eigen cultuur te hebben. Dat zie je terug in de Vlaamse strips die een volkser karakter hebben dan de Waalse strips.’

Ik heb het idee dat de strip in Nederland een slechte reputatie heeft.
‘Relatief gezien is het aantal mensen dat in Nederland een stripalbum leest veel lager dan in Frankrijk in België. Dat aantal is sinds de jaren negentig ook sterk teruggelopen. De diepere oorzaken hiervoor heb ik in mijn onderzoek niet durven aan te stippen omdat dat bijna niet te meten is. Wat ik van veel geïnterviewde uitgevers en tekenaars heb gehoord, is dat er een algemeen cultuurverschil is. Er is meer belangstelling voor het beeld in katholiekgetinte landen zoals Frankrijk en Wallonië. In een meer calvinistisch land als Nederland is het woord belangrijker. In Frankrijk is verstrooiing en je amuseren eerder geaccepteerd dan hier. Historisch gezien wordt de strip daar ook veel meer als cultureel erfgoed gezien.’

De laatste jaren is er veel stimulans geweest voor het beeldverhaal. Er was tweeëneenhalf jaar een stripintendant, er is een beroepsvereniging en een HBO-opleiding voor stripmakers gekomen. Dat wijst op een professionalisering van de sector, maar als ik jouw verhaal hoor, dan heeft al die moeite zich nog niet uitbetaald in meer Nederlandse producties ten opzichte van vertaalde strips.

Gert Jan Pos geeft Jan Kruis de allereerste Marten Toonderprijs.
Gert Jan Pos geeft Jan Kruis de allereerste Marten Toonderprijs.

‘Over het geheel bekeken niet, maar als de subsidies en de intendant er niet waren geweest dan was het aandeel Nederlandse strips en strips van nieuwe tekenaars misschien nog veel kleiner geworden. Door de subsidies is het voor tekenaars mogelijk om zich een halfjaar af te zonderen en aan een album te werken zonder dat ze commerciële opdrachten hoeven doen. En voor uitgeverijen is het ook nu mogelijk om zo’n boek uit te geven.’

Wat heeft de intendant naar jouw inzicht bijgedragen aan de ontwikkeling van de Nederlandse strip?
‘Ik denk dat hij vooral goed is geweest voor de promotie van de strip. Door in Nederland en het buitenland te laten zien dat er hier heel veel gebeurt. Dat er veel jonge, ambitieuze striptekenaars zijn die echt wat te melden hebben. Dat sijpelt direct door, in albums, maar ook indirect door de aandacht die de strip in de media krijgt.
Maar je kan in twee jaar niet alles aanpakken. Om de relatief kleine markt te vergroten moet je ook Nederlandse strips in het buitenland slijten. Dat heeft de intendant ook wel geprobeerd in Barcelona, maar het was nog mooier geweest als ze eens naar het belangrijkste stripfestival in Europa, Angouleme, zouden gaan. Dat is met Vlaamse tekenaars gebeurd, en dat heeft veel opgeleverd. Als je werk in het buitenland vertaald krijgt, kunnen de makers er beter van leven dan alleen de opbrengsten in Nederland. Het feit dat uitgevers moeilijk hun strips in de winkels en kiosken krijgen blijft een zwak punt. De intendant heeft het distributieprobleem niet aangepakt en is daar ook op aangevallen.’

Is de graphic novel de redding van de Nederlandse strip?
Typex_Rembrandt-cover‘De graphic novel is als label deels een marketingstrategie, maar is ook meer dan dat: de inhoud is kunstzinniger en meer literair dan die van een traditioneel genre-album; de albums worden in het formaat van reguliere boeken geproduceerd waardoor ze beter passen in de boekenkasten van boekhandels. Als de stripromans worden uitgegeven door literaire uitgevers, dan hebben die ook sneller geloofwaardigheid in de literaire sector. Graphic novels zijn niet alleen maar in stripspeciaalzaken te koop maar staan ook in de reguliere boekhandel, waardoor ze onder ogen van een breder publiek komen. Dat kan de overlevingskansen van de strip vergroten.’

Ik hoor uitgevers ook klagen dat boekhandelaren niet weten hoe ze de graphic novel in de markt moeten zetten. Er is zelfs een folder uitgegeven om de boekverkopers uit te leggen wat een graphic novel is.
‘Ik denk, gezien de malaise in de boekwereld, dat maar een klein deel van de boeken goed verkoopt. Het merendeel is toch voor een nichepubliek bedoeld.’

Hoe ziet het huidige striplandschap er tegenwoordig uit volgens jou?
‘Heel divers, maar er zijn vooral veel kleine uitgeverijen die echt hun best moeten doen om te overleven. Het kan bijna niet anders dat er een aantal zullen sneuvelen. En dankzij het feit dat ze nog een beetje kunnen afzetten in Vlaanderen, bestaan ze nog, anders waren ze waarschijnlijk al gesneuveld. Het is te hopen dat ze het blijven volhouden en dat de economische crisis ophoudt.
Digitale vormen van strips zijn in opkomst. Men is nu aan het experimenteren om strips zo om te zetten dat ze op een tablet of mobieltje passen. De Standaard Uitgeverij is daar heel snel mee begonnen door Suske en Wiske in die vorm aan te bieden. Maar ook de Amerikaanse uitgeverijen. Dus ik vermoed dat de Nederlandse uitgeverijen daar ook mee bezig moeten gaan. Tegelijkertijd denk ik dat er altijd wel belangstelling voor het gedrukte stripboek zal blijven bestaan. Het zal allemaal kleiner worden. Maar dat soort zaken heb ik in mijn onderzoek niet meegenomen. Het gros van het onderzoek eindigt voor de crisis, maar als je het hebt over de situatie van nu, dan ziet het er inderdaad weinig rooskleurig uit.’

Wat kunnen Nederlandse stripmakers en uitgevers leren van je onderzoek?

Barbara Stok en Jean-Marc van Tol tijdens de opnames van 'Beeldverhaal'. Bron: Human Factor
Barbara Stok en Jean-Marc van Tol tijdens de opnames van ‘Beeldverhaal’. Bron: Human Factor

‘Dat je als tekenaar wel degelijk invloed blijkt te kunnen uitoefenen. Eind jaren negentig heeft Joost Swarte de strip onder de aandacht gebracht bij het Fonds BKVB zodat er subsidies voor strips kwamen. Daarna trokken Jean-Marc van Tol en Hanco Kolk aan de noodbel en is er nog een prijs bijgekomen en intendant. Deze acties van stripmakers hebben dus veel opgeleverd: subsidiemogelijkheden, prijzen en aandacht vanuit de media. Ook een mooi voorbeeld zijn tekenaars zoals Moebius en generatiegenoten die in de jaren zeventig begonnen te werken als autonoom kunstenaar. Dat heeft toch ook veel gevolg gehad onder tekenaars en uitgeverijen, onder andere heeft dat er uiteindelijk voor gezorgd dat grote uitgeverijen zich helemaal of deels hebben moeten aanpassen. En dat kon alleen omdat het publiek daarin meeging. Het publiek werd volwassener en wilde ook die auteursalbums lezen. Maar als die tekenaars daar zelf niet mee waren begonnen, was dat nooit gebeurd. Dat betekent dus dat je als idealistische uitgever of als tekenaar best wat kan bewerkstelligen. Dat kan niet geheel solo, er moeten wel mogelijkheden zijn in de markt, en je moet zelf meerdere rollen kunnen vervullen. Neem Joost Swarte, die is tekenaar, kunstenaar en vormgever, en daardoor had hij ook makkelijk ingang bij het Fonds voor de beeldende kunst. Jean-Marc van Tol is ook zo’n figuur die meerdere rollen kan vervullen.
Kortom: blijf actief, alert en maak gebruik van de mogelijkheden die er zijn. Wees ook niet te pessimistisch.’

Dit artikel is geschreven in opdracht van de VPRO Gids.

Categorieën
Strips

Typex over zijn Rembrandt: ‘Alleen met een leugen kun je de waarheid vertellen’

Illustrator en stripmaker Typex maakte een imposante beeldroman over Rembrandt van Rijn. ‘Ik heb heel veel over Rembrandt gelezen, maar besef heel goed dat alles wat in de boeken staat een kwestie van interpretatie is.’

Met de striproman Typex’ Rembrandt heeft stripmaker/illustrator Typex (Amsterdam, 1962) de verwachtingen overtroffen. Net als in de televisieserie De Gouden Eeuw brengt Typex die periode op een toegankelijke wijze tot leven: hij laat de lezer getuige zijn van gebeurtenissen uit het leven van Rembrandt van Rijn. In de 240-pagina dikke beeldroman schetst hij in potlood een gelaagd beeld van de beroemde schilder door de relaties met de mensen uit zijn directe omgeving te belichten, zoals zijn vrouw Saskia die al jong stierf, collega-schilder Jan Lievens en Hendrickje de huishoudster met wie Rembrandt een relatie had. Rond de tijd van zijn faillissement zette zij met zoon Titus een kunsthandel op waar Rembrandt in dienst was, zodat zijn inkomen niet direct naar de schuldeisers zou gaan. Eerder had Rembrandt vijf jaar een verhouding met huishoudster Geertje Dircks die hem later voor de commissie voor huwelijkse zaken daagde en geld eiste omdat hij zijn belofte met haar te trouwen niet nakwam.

Rembrandt. Illustratie: Typex
Rembrandt. Illustratie: Typex

Reflecties
‘Ik hou er erg van om de ontwikkeling van een personage te laten zien. Rembrandt is eigenlijk een stille, bijna autistische hoofdpersoon die niet praat over zijn gevoel of de dingen die hij doet. Hij uit zijn gevoelens vooral in stille blikken, maar ja, een boek vol stille blikken, daar word je natuurlijk gek van,’ vertelt Typex. ‘Iets over Rembrandt vertellen kan daarom alleen door hem te reflecteren in de mensen om hem heen. Daarom heb ik ervoor gekozen om die mensen als leidraad voor het verhaal te gebruiken. Zij hebben ieder een sterke relatie tot Rembrandt en kenmerken allemaal een unieke periode uit zijn leven. Met Jan Lievens deelde hij een atelier in Leiden toen ze vroeg-twintigers waren. Ze hebben een soort vriendschappelijke concurrentie, zoals het bij jongens gaat moet je tussen de regels door lezen om affectie te zien. Als Jan later in het boek Rembrandt op zoekt in Amsterdam, zijn het oude kerels. In de tussenliggende jaren dat ze elkaar niet zagen zijn ze eigenlijk betere vrienden geworden. In die scène hebben ze meteen fysiek contact, dat hadden ze vroeger niet. Toch zitten er in de dialoog nog steeds veel steken onderwater, net zoals vroeger.’

Elsje

Elsje door Typex, naar Rembrandt.
Elsje door Typex, naar Rembrandt.

De ontstaansgeschiedenis van Rembrandt kent een trage start. Op initiatief van stripmaker Gerrit de Jager wilde het Rijksmuseum een strip over de schilder laten maken. Toenmalig stripintendant Gert Jan Pos zou het scenario schrijven en stelde Typex voor als tekenaar. ‘Er was een korte synopsis die de basis legde voor de eerste twee hoofdstukken, maar het was nog geen rond verhaal. Dat scenario kwam maar niet en ondertussen had ik mijn agenda voor een jaar vrijgemaakt om aan dit boek te werken. Ik ben een harde werker en hou er niet van om maar af te wachten. Ik had al een stapel boeken over Rembrandt gelezen en kladblokken vol aantekeningen. Toen ben ik zelf maar aan de slag gegaan.’

De stripmaker kreeg als opdracht mee dat het geen educatief boek moest worden. Hulp kreeg hij van Martijn Pronk, hoofd publicaties van het Rijksmuseum en van Marijn Schapelhouman, de senior conservator tekeningen bij het Rijks. ‘Schapelhouman ging over de historische correctie en die zag écht alles. Die zei soms “Dat stoeltje daar klopt niet.” Verder was hij heel coulant. Eigenlijk is hij de grootste fan van het boek, daarom heb ik hem ook voor het voorwoord gevraagd.’

Helemaal historisch correct is de striproman niet. In een kroegscène ontmoet de schilder Elsje, het meisje uit Denemarken dat haar hospita doodsloeg met een bijl en daarvoor de doodstraf kreeg. In het boek verlaat Rembrandt vlak voor de moord haar huis, terwijl de schilder daar nooit is geweest. Typex: ‘Elsje heeft bestaan en toen ze dood in het galgenveld bij het IJ hing heeft Rembrandt haar getekend. In het boek speelt die scène af in zijn glorietijd terwijl het eigenlijk pas aan het einde van zijn leven speelde. Hij heeft haar ook nooit ontmoet. Zijn zoon Titus had over haar gehoord en toen is Rembrandt daar naartoe gegaan.’

Rembrandt en Saskia.
Rembrandt en Saskia.

(Zelf)portretten
‘Alleen met een leugen kun je de waarheid vertellen. Ik geloof niet in dé waarheid. Ik denk dat je een waar verhaal alleen maar kan vertellen door een parabel. Het verhaal zit in hoe mensen eruit zien en hoe ze bewegen, niet in de gebeurtenissen. Die zijn geïnterpreteerd en telkens herverteld. Er zijn natuurlijk feiten en die staan in de documenten die er nog zijn. Data van wanneer hij trouwde, wanneer zijn zoon Titus stierf. Je hebt de feiten en de rest kleur je in met je eigen ervaringen. Ik heb heel veel over Rembrandt gelezen, maar besef me heel goed dat alles wat in de boeken staat een kwestie van interpretatie is. Toen men in de negentiende eeuw over Rembrandt schreef, werd er een romantisch beeld van hem geschetst: de onuitstaanbare man met een artistieke bevlogenheid. Dat zit ook in mijn boek, maar ik probeer het wat te nuanceren. Sommige mensen zullen mijn Rembrandt een ontzettende hufter vinden, want hij is een botte beer in zijn manier van praten. Toch zijn er ook mensen die van hem kunnen blijven houden. Ik heb zeker mededogen met Rembrandt: het is vreselijk om een moeilijk mens te zijn. Voor jezelf is het eigenlijk het zwaarst, want de mensen in je omgeving kunnen weglopen, maar jij niet. Ik heb me voor de personages in eerste instantie laten leiden door de schilderijen. Bij Rembrandt heb ik veel gehad aan zijn zelfportretten, die heb ik als uitgangspunt genomen om over hem te fantaseren. Hij schilderde die portretten niet om een psychologisch beeld van zichzelf te maken maar als studie van tronies. Uit die portretten spreekt zo veel karakter, zo veel tegenstellingen. Er spreekt een soort pappige jongensachtigheid uit, maar ook arrogantie en verlegenheid. Ook zie je in die zelfportretten het ouder worden heel goed. Niet alleen de rimpels, maar ook de moedeloosheid en het verlies. Alles wat we in de zelfportretten zien is tegelijkertijd een reflectie van onszelf.’

Gezichtspunt
Behalve de portretten baseerde Typex veel op mensen uit zijn eigen omgeving. In bovengenoemende kroegscène zitten veel Nederlandse stripmakers: Typex en Peter Pontiac zitten op de achtergrond aan de bar. ‘Het uiterlijk van Rembrandt lijkt wel wat op mijn vader, al had hij niet zo’n karakter. Voor het uiterlijk van de vrouw van Titus heb ik mijn eigen vrouw als uitgangspunt genomen. Voor de dochter van Rembrandt stond mijn eigen dochter model. Als een personage niet bekend was van een schilderij dan tekende ik ze gewoon als iemand die ik ken, want elk figuur moet een inleefbaar iemand zijn. Daarbij zat ik zo lang eenzaam aan het boek te werken, zo zag ik mijn vrienden nog eens.’

'De nachtwacht'. Klik op plaatje voor grotere versie.
‘De nachtwacht’. Klik op plaatje voor grotere versie.

Rat
Point-of-view, het individuele vertelperspectief, is een belangrijk thema in het boek. Niet alleen gebruikt Typex mensen uit Rembrandts naaste omgeving om zijn karakter uit te lichten, ook ligt er veel nadruk op het observeren van de wereld en wordt er soms rechtstreeks in de camera gekeken. Wanneer Saskia doodziek op bed ligt, zien we de wereld door haar ogen: het gezichtsveld wordt letterlijk begrenst door een ovaal, de vorm van haar ogen. ‘Dat is mijn hommage aan de strip The Spirit van Will Eisner, mijn favoriete striptekenaar,’ legt Typex uit.

‘Rembrandt is natuurlijk zelf een observator en heel af en toe zien we de wereld vanuit hem, maar meestal door de ogen van anderen. In het zwaarste hoofdstuk heb ik het perspectief van een rat gekozen. Mensen stierven toen vroeg, dus de tweede helft van het boek, waarin ik de lange ondergang van Rembrandt beschrijf, vallen ze bij bosjes. Ik wilde herhaling vermijden en op zich kent Rembrandts leven veel herhaling. Twee van zijn vrouwen zijn aan ziekte gestorven. De dood van Saskia is een intiem gebeuren, want zij was zijn grote liefde. Ik werd er zelf ook hopeloos verdrietig van toen ik die scènes maakte. De dood van Hendrickje, die stierf aan de pest, mocht daar niet op lijken, want dat was een heel ander soort verhouding. Dus toen dacht ik: voor de ziekteoverbrenger is het allemaal niet erg wat er gebeurt. De rat doet gewoon wat hij doet en voor hem gaat het gesmeerd. Door het gezichtspunt van de rat te kiezen kon ik vaart in het verhaal houden. Ik ben als de dood voor ze, dus ik vond het leuk om me in die beesten te verplaatsen. Tegelijkertijd staat de rat symbool voor dreiging, als lezer voel je dat het niet de goede kant opgaat.’

De tekenaar heeft zich grafisch ook laten inspireren door zijn onderwerp. ‘Ik heb dit boek helemaal met potlood getekend terwijl ik normaal gesproken penseel gebruik. Penseel vond ik hier niet bij passen. Ik wilde een wat losse stijl gebruiken die Rembrandt ook hanteert in zijn tekeningen en in zijn schilderijen. Vooral zijn latere werk is vrij los van streek. Daarbij heb ik veel met licht-donkercontrast gedaan en veel met schaduwen. Het kleurenpalet bestaat vooral uit ingeschoten kleuren, er zit een laag overheen met een beetje bruintint. Dit soort boeken moet je niet in te felle kleuren doen, het moet iets ouderwets uitstralen.’

Vrouwenhater
Typex_Rembrandt-coverToen Typex na tweeëneenhalf jaar het tekenwerk afhad, is hij samen met vormgever en beeldredacteur Borinka Beeke om de tafel gaan zitten. ‘Omdat het verhaal per hoofdstuk van tijdsperiode verspringt, moest er een duidelijke scheiding tussen de verhaaltjes komen. Borinka stelde voor de hoofdstukken op de rechterpagina te eindigen en te beginnen. Op de linkerpagina vóór een nieuw hoofdstuk moest er dus nog een beeldelement komen en daarvoor hebben we telkens een andere inheemse vogelsoort gekozen die met dat hoofdstuk te maken heeft. In de inhoudsopgave heb ik mezelf getekend: terwijl ik aan het verhaal bezig ben, gaat mijn vrouw voor de zoveelste keer alleen naar bed. Ik zet in dat opzicht Rembrandt en mezelf naast elkaar. In wezen zijn Rembrandt en ik allebei freelancers die in opdracht werken. Het gedoe met geld en opdrachtgevers herken ik dus. Ook herken ik me in zijn weigering om dingen te idealiseren. Er werd over Rembrandt gezegd dat hij beroerd vrouwen tekende omdat hij ze uitbeeldde met puttige dijen en dat soort zaken. Zelf ben ik een tegenstander van het tekenen van pin-ups van geïdealiseerde vrouwfiguren. Dat zijn geen vrouwen, dat zijn stripfiguren! Ik wil ze wel aantrekkelijk maken, maar dan wel aantrekkelijk zoals een vrouw ís. Ik ben wel eens een vrouwenhater genoemd, omdat ik ze soms lelijk teken. Ik vind je juist een vrouwenhater als je vrouwen mooier tekent dan dat ze werkelijk al zijn. Dan teken je een mannenfantasie.’

Typex’ Rembrandt (Oog & Blik, De Bezige Bij), verkrijgbaar als paperback, als e-book en als gelimiteerde gesigneerde luxe-editie. Tegelijk verschijnt in Groot-Brittannië en de VS een Engelstalige versie bij uitgeverij SelfMadeHero (Londen) en een Spaanstalige bij uitgeverij Norma (Barcelona.)

Zondag 14 april is de grote boekpresentatie in Paradiso Amsterdam met o.a. de bands Spilt Milk en ET Explore Me, een lezing van Joost Swarte en de korte documentaire Typex tekent Rembrandt van Lex Reitsma.

Dit interview is gepubliceerd in VPRO Gids #15 (2013).

Categorieën
Strips

Striptips: Toonder, Lectrr, Eppo, Stripbazaar en Crossing border

Strips zijn overal, en lang niet alleen meer op de plank in de winkel te vinden. Enkele striptips op een rij:

Marten Toonder: Een dubbel denkraam
Zakenman en kunstenaar, kluizenaar en acteur, realist en magiër, schrijver en tekenaar. Marten Toonder was een complexe man vol tegenstrijdigheden. Deze dualiteit vormt de rode draad door de expositie Marten Toonder: Een dubbel denkraam die nu te zien is in het Letterkundig Museum. Uniek materiaal dat zelden of nooit eerder getoond is, brengt de bijzondere wereld van deze markante stripmaker tot leven.

Speciaal voor de tentoonstelling verbeeldde stripmaker/illustrator Erik de Graaf dubbele denkramen van Marten Toonder. In zes illustraties zijn belangrijke thema’s uit zijn leven te zien: zijn jeugd in Rotterdam, de Toonder Studio’s in de Tweede Wereldoorlog, taalvernieuwing, maatschappijkritiek, de Bommelsaga en de Ierse periode.

‘Ik heb in elke tekening een binnen- en buitenwereld gecreëerd waarin een zeker contrast zit. De gesuggereerde ruimte laat zich tevens zien als een opengeslagen boek,’ licht De Graaf zijn tekeningen toe.

Bij de tentoonstelling Marten Toonder: Een dubbel denkraam biedt het Letterkundig Museum tal van activiteiten aan. Zo organiseert het in november tweemaal Strippen op zaterdag. Een dag die geheel in het teken staat van de hedendaagse strip. Erik de Graaf licht toe hoe hij in opdracht van het museum Toonders levensverhaal verstripte. Vervolgens gunnen stripmakers Erik Kriek (3 november) en Barbara Stok (17 november) zowel in woord als in beeld een uitgebreid kijkje op hun tekentafel. Strippen op Zaterdag wordt afgesloten met een stripworkshop.

Zie voor meer informatie: de site van het Letterkundig Museum.

Lectrr signeert in Nederland
Op zaterdag 3 november signeert de Belgische cartoonist Lectrr zijn nieuwe album Hara Kiwi 8, de cartoonreeks bekend uit Veronica Magazine. Kom dus allemaal naar stripwinkel Lambiek in Amsterdam om 12 uur. Lectrr signeert tot 14 uur. Zie voor meer info Lambiek.net.

Graphic novels op Crossing Border

StripBazaar
Op zaterdag 3 en zondag 4 november vindt op de Zwarte Markt in Beverwijk de StripBazaar plaatst. Een intiatief van Arco van Os (stripdagen van het Stripschap) en Ton Schuringa (Stripdagen Haarlem). Wat is daar te zien?
Meer dan 50 uitgevers, winkels, particuliere verkopers, belangenorganisaties en smallpress-tekenaars presenteren zich op zo’n 1800 vierkante meter beursoppervlakte.
Daarnaast zullen er zo’n 50 stripmakers aanwezig zijn om hun boeken te signeren, waaronder tekenaars van Studio Jan Kruis (Jan, Jans en de kinderen in Libelle en Metro), Peter de Wit (Sigmund in De Volkskrant), Aloys Oosterwijk (Willems wereld in Panorama), Hallie Lama (van de Hallie Lama cartoons) Theo van den Boogaard (Sjef van Oekel) en Patty Klein en Jan Steeman (Noortje in het meidenblad Tina). Vooral lezers van de mainstream-strip hebben dus iets op deze beurs te zoeken, het evenement is vergelijkbaar met de Stripdagen Gorinchem vermoed ik.

Volgens de organisatoren wordt met de StripBazaar de leegte in de beursagenda gevuld die gaapt tussen half september en half maart. Dat klopt niet helemaal natuurlijk, want eens per twee jaar vindt in december een van de leukste en gezelligste stripbeurzen van de Nederlandstalige stripwereld plaats, namelijk Strip Turnhout.

Eppo Enquête
Je hebt nog tot 1 november de tijd om de jaarlijkse Eppo enquête in te vullen. Welke strips vind je tof en welke mogen wat jouw betreft uit het blad verdwijnen? Laat het de Eppo-redactie weten. Onder de deelnemers worden 5 strippakketten van elk € 50,00 verloot.

Categorieën
Strips

Praten met Barbara over Vincent

Vrijdagmiddag zat de zaal in de Bibliotheek Groningen vol met toehoorders die nieuwsgierig waren naar Vincent, de nieuwe striproman van Barbara Stok over kunstschilder Vincent van Gogh.

Hierin vertelt ze over de laatste twee jaar van de kunstschilder. Een interessante periode waarin in hij Frankrijk leefde en niet alleen de mooiste schilderijen maakte, maar ook geplaagd werd door geestesziekte en waanvoorstellingen. Stok maakte een psychologische roman waarin ze een intrigerend en menselijk beeld van de kunstschilder neerzet.

Het boek is gemaakt in opdracht van het Van Gogh Museum en uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar, de uitgeverij die sinds 1998 de autobiografische strips van Stok uitbrengt.

Het Van Gogh Museum had mij gevraag het gesprek te leiden. Een erg leuke klus, want wat is er leuker dan voor een groot publiek over strips te praten?

Aan de praat met Barbara Stok. Foto door Maaike van Veen (Nijgh & Van Ditmar)

Bij mij aan tafel schoven Barbara Stok, Vic van de Reijt haar uitgever en Axel Rüger, de directeur van het Van Gogh Museum, aan.

Van de Reijt heeft indertijd Barbara zelf benaderd omdat hij haar graag wilde uitgeven. Hij had een paar delen van Barbaraal, haar smallpressuitgave gelezen en was er zeer van onder de indruk. ‘Barbara’s strip heeft literaire kwaliteiten,’ zei de uitgever. Het viel hem ook op dat ze in de loop der jaren steeds meer tekst is gaan schrijven.

Het fijne aan directeurs en uitgevers is dat ze altijd makkelijk hun mond roeren, maar ook Barbara is inmiddels door de wol geverfd als het om media-aandacht gaat. Ze kon dan ook haarfijn uitleggen welke keuzen ze had gemaakt bij het maken van dit boek, welke research ze had gedaan en hoe haar Van Gogh eruitziet. Later deed ze dat ook nog even voor de locale radio terwijl de rest van de genodigden stond te borrelen in de bieb.

(Binnenkort staat overigens een groot interview dat ik met haar hield in het Vlaamse Stripgids.)

Axel Rüger (rechts) aan het woord. Foto: Reyer Boxem.

Na de presentatie werd de reizende expositie die ter gelegenheid van Vincent is georganiseerd. Deze bestaat uit de ateliers van Van Gogh en Stok die als buren naast elkaar wonen. Een klein muizengat verbindt de twee werkruimten. De installatie is bedacht en gemaakt door Joost Halbertsma. Het stripproject is overigens ooit geïnitieerd door voormalig stripintendant Gert Jan Pos, die ook bij de presentatie aanwezig was. Hij bracht Stok en het Van Gogh Museum drie jaar geleden bij elkaar.

Inmiddels is Vincent verkocht aan een Engelse uitgeverij, ook een Koreaanse versie is in de maak. En andere landen hebben ook interesse getoond. Ik hoop van harte dat het boek een succes wordt.