Categorieën
Strips

Daan Jippes en Jan Kruis geëxposeerd

Recent bracht ik een boeiende middag in het Nederlands Stripmuseum door dankzij de exposities over Daan Jippes en Jan Kruis.

Vanwege familiezaken moest ik in Groningen zijn dus dat gaf me een mooie gelegenheid om het museum te bezoeken. Ik keek erg uit naar de expositie over Daan Jippes en was niet teleurgesteld. Een mooi overzicht van zijn rijke carrière.

Kameleon
Jippes staat bekend als één van ‘s werelds beste Disneytekenaars. Hij is een tekenaars tekenaar: dat wil zeggen dat veel collega’s zijn werk bewonderen. En niet zonder reden, want Jippes is een veelzijdig illustrator. Jippes heeft de gave om in verschillende stijlen te tekenen en de stijlen van anderen meester te worden. Daarnaast zijn z’n illustraties zeer levendig.

Dit is dus geen tekening van Uderzo maar van Jippes.

Zijn strip Twee voor thee wordt door veel stripmakers als een klassieker beschouwd. Maar ook de detectivestrip Havank wordt door velen gewaardeerd. Deze strip is losjes gebaseerd op de verhalen van schrijver Havank (pseudoniem van Hans van der Kallen). Vooral de humor en het gezwollen, ouderwetse taalgebruik verwerkt Jippes in de strip, maar ook in de vormgeving is de invloed van Franquin terug te zien.

Personages uit Twee voor thee.

Jippes is ook jaren actief geweest als storyboard artist voor Walt Disney en Steven Spielberg. Beauty and the Beast, The Prince and the Pauper en Aladdin, zijn enkele films waaraan hij heeft meegewerkt. Daar zijn ook in de expositie voorbeelden van te zien.

Naslagwerk
Hoewel de tentoonstelling niet supergroot is, kun je van elke belangrijke periode van Jippes wel iets terugzien. En wie daar nog niet genoeg aan heeft, kan in de winkel van het museum een mooi naslagwerk aanschaffen, geschreven en samengesteld door Jan-Willem de Vries. De Vries is medewerker van het stripmuseum en ook scenarist van de strips over André Hazes.

Jan Kruis was meer dan Jan, Jans…
De expositie over Jan Kruis, die eerder dit jaar overleed, toont nog maar eens hoe goed Kruis eigenlijk kon tekenen. Een probleem met een succes als Jan, Jans en de kinderen is dat zo’n project het andere werk van een tekenaar kan overschaduwen. En dat terwijl Kruis ook een zeer verdienstelijk schilder was die de gave had mensen raak te portretteren.

Zelfportret Jan Kruis.

Ook denk je zo’n strip als Jan, Jans en de kinderen wel te kennen, omdat er zoveel afleveringen van zijn. Toch viel het me weer op hoe knap die strip eigenlijk in elkaar zit. Jan Kruis gebruikte zijn eigen gezinssituatie als uitgangspunt en wist jarenlang de vinger aan de pols te houden over wat er in Nederland speelde. Zijn strips waren toen actueel, en nu een mooi overzicht van de belangrijke thema’s van de afgelopen jaren.

Ook is er mooi werk van Kruis’ adaptatie van Woutertje Pieterse te zien en videofragmenten waarin de stripmaker zijn strips voorleest. Die kon ik me nog herinneren van vroeger, en die tv-optredens hebben ongetwijfeld bijgedragen aan zijn naamsbekendheid.

De familie Kruis. Circa 1972.

Koffertje
Er is een speciale plek ingeruimd voor het ’teruggevonden koffertje’ van Jan Kruis. Dit koffertje werd onlangs ontdekt en bevat stapels uniek jeugdwerk. Aan de schetsboeken, strips en tekeningen kun je direct zien dat Kruis talent had. Het is altijd leuk en soms grappig om oud jeugdwerk van kunstenaars terug te zien. Iedereen begint immers ergens, en vaak beginnen ze erg jong. Wie vroeger veel strips tekende maar op een gegeven moment gestopt is, had zich net zoals Jan Kruis kunnen ontwikkelen als een van de bekendste stripmakers van Nederland.

De expositie begint bij Kruis’ laatste project. Toen hij wist dat zijn einde naderde maakte hij enkele cartoons over sterven op latere leeftijd en de verwikkelingen die uit die situatie voortkomen. Die hakken erin, al is het ook wel weer mooi om te zien dat Kruis zijn naderende einde met humor benaderde.

Daan Jippes: Avonturier in strip en animatie
Te zien t/m 29 oktober 2017.

Jan Kruis: Van Jan, Jans en de kinderen tot Multatuli
Te zien van t/m 3 september 2017

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

DW Video: Op bezoek bij Gerben Valkema

Een tijdje geleden bezocht ik het atelier van de sympathieke stripmaker Gerben Valkema om hem te interviewen voor de VPRO Gids en Eppo. In de video geeft Valkema een rondleiding door zijn atelier en onthult hij wie de oerversie van Elsje is.


Zet de video vooral op groot beeld en op een hoge resolutie.

Categorieën
Strips

Tekenles van meestervervalser Gerben Valkema

Van het bijdehante stripfiguurtje Elsje is het achtste album uit. Stripmaker Gerben Valkema is echter ook een zeer verdienstelijke ghosttekenaar. ‘Bommel moet als Bommel voelen.’

cover_elsje-8‘Het leuke aan Elsje is dat ze geen restricties heeft die wij wel hebben. Veel mensen vinden haar bot, maar dat valt wel mee. Ik heb een dochter van drie, nou dat is ook een bot ding soms. Zo zijn kinderen,’ aldus tekenaar Gerben Valkema (1980) die samen met scenarist Eric Hercules de humorstrip Elsje maakt die draait om het gelijknamige, bijdehante basisschoolmeisje. De strip verschijnt in 15 regionale dagbladen en Eppo stripblad; het nieuwste album is net uit.

Als Valkema even genoeg heeft van Elsje tekenen, maakt hij voor de lol en de oefening een tekening van bijvoorbeeld Robbedoes of Johan en Pirrewiet. Of hij mengt Elsje in andere stripwerelden. Zo tekende hij haar in een cover van het fictieve album Asterix niet bij de Batavieren toen er op Facebook gegrapt werd wanneer het Gallische duo eens naar Nederland zou komen.

Elsje en Asterix
Valkema is goed in staat om op overtuigende wijze stripfiguren van anderen te tekenen en zich hun stijl eigen te maken. ‘Als kind oefende ik al met bestaande stripfiguren en dat ben ik blijven doen omdat het leuk en leerzaam is. Eigenlijk ben ik altijd al een soort ghosttekenaar geweest. Misschien heb ik een natuurlijke aanleg om mezelf te verplaatsen in andermans lijnvoering.’

Basisvorm
Op zijn achttiende werd Valkema uit de stripwinkel waar hij werkte geplukt door Jan Kruis die nieuw talent zocht voor zijn studio. Valkema begon zijn carrière dus als ghosttekenaar van onder meer Jan, Jans en de kinderen. ‘Ik dacht, binnen een maand of twee heb ik mijn eerste pagina wel gemaakt, want dat krasserige lijntje van Kruis kan ik wel tekenen. Maar hoe je die lijn zet en waar die moet staan, dàt is tekenen. Kruis kwam in het begin langs op de studio. Hij legde mijn tekening op de lichtbak en gaf tips. Heel leerzaam. Het was voor mij een openbaring om te ontdekken dat Jan, ondanks al zijn ervaring, nog steeds eerst een basisvorm van rondjes en stangetjes neerzette als hij zijn figuurtjes tekende. Veel tekenaars die ik hoog heb zitten werken zo. Er zit veel aandacht in de constructie van de figuren.’

Bij de redactie van Donald Duck die in hetzelfde pand zat, kopieerde Valkema de modelsheets van Disney-figuren om die thuis te leren tekenen. Handig, want later werkte hij voor Disney en maakte covers en parodieën van cd-hoezen voor de Donald Duck.

heerbommel_i-padden_cover

Heer Bommel
Omdat Valkema een soort meestervervalser is, wordt hij wel eens gevraagd voor speciale projecten. In 2012 tekende hij prachtige pastiches van Heer Bommel en Tom Poes in het verhaal Heer Bommel en de i-Padden, geschreven door Patty Klein voor het honderdjarige bestaan van de Vereniging van Bibliothecarissen. Was het moeilijk voor Valkema om zich de Toonder-stijl eigen te maken? ‘Dat was heel frustrerend. Ik kijk altijd goed naar de basisvormen van de figuurtjes en bij Bommel krijg je op de een of andere manier niet je vinger erachter hoe die in elkaar steken. Ik heb een meter Bommelboeken en die nam ik door. Dan valt je opeens op dat stripfiguren niet consequent getekend worden. Het ene moment is het hoofd groot, dan weer klein. Dan heeft ie dikke handen, dan kleine. Op een gegeven moment ben ik gewoon aan de slag gegaan om te zien waar het schip zou stranden. Ik heb mezelf constant gecorrigeerd door bijvoorbeeld de tekening te spiegelen, dan zie je de fouten sneller. Wil Raymakers, ook Bommel-tekenaar en codirecteur van de Toonder Compagnie, heeft me aanwijzingen gegeven, zoals: “Je oortjes staan teveel naar achteren.” Uiteindelijk is het wel Bommel geworden, al zien mijn collega’s wel dat ik het getekend heb.’

De wording van een plaatje uit Gerbens Bommelstrip
De wording van een plaatje uit Gerbens Bommelstrip

Grote borsten

Agent 327 en Olga Lawina, misschien wel de bekendste vrouw uit de reeks. Illustratie: Martin Lodewijk
Agent 327 en Olga Lawina, misschien wel de bekendste vrouw uit de reeks. Illustratie: Martin Lodewijk

Omdat Martin Lodewijk dit jaar 75 werd, werkte Valkema mee aan een speciale strip voor Eppo waarvoor hij de personages uit de strip Agent 327 voor zijn rekening nam. ‘Ook voor Lodewijk geldt dat hij niet twee keer hetzelfde figuur tekent. Als je in de stijl van een ander tekent, wil je iets op voorbeeldmodel kunnen tekenen, maar dat model bestaat eigenlijk niet. Wat het uiterlijk van die poppetjes betreft is er een soort centrum waar binnen ze zich bewegen. Daar binnen zit aardig wat rek. Het is niet zoals bij Disney dat alles precies uit te meten is. De oren van Mickey Mouse zijn altijd even groot bijvoorbeeld. Om Agent 327 te tekenen heb ik goed op details gelet: ik teken bijvoorbeeld de oren van 327 veel kleiner dan Lodewijk dat doet. Ik moest mezelf constant corrigeren om die oren naar mijn gevoel onnatuurlijk groot te tekenen. Hetzelfde geldt voor de borsten van Olga Lawina. Ik heb ze al een paar keer gecorrigeerd en nog steeds zijn ze niet zo groot als dat Martin ze zou maken. Dat durf ik niet. Ik denk niet dat ik weg kan komen met die borsten.’

Zwendel-Elsje-K2

Welke tips heeft Valkema voor potentiële stripvervalsers? ‘Teken vooral veel van goed verkopende tekenaars na en stop ze allemaal op veilingsite Catawiki. Dan word je slapend rijk,’ zegt hij lachend. ‘Maar zonder gekheid: je moet je heel goed in de oorspronkelijke stijl verdiepen. Bij Studio Jan Kruis pakte ik een tekening van Daan Jippes, daar legde ik een velletje overheen om de basisvormen en de actielijn van hem over te nemen. Daarna legde ik Daans illustratie weg om mijn eigen tekening af te maken. Deze vergeleek ik dan met de zijne om te zien wat ik gemist had. In het begin tekende ik nog wel figuurtjes na of trok ze over om te zien hoe ze in elkaar zitten. Nu niet meer. Na 15 jaar moet ik gewoon naar een plaatje kunnen kijken en deze als het ware projecteren. Als je Bommel tekent dan moet hij als Bommel voelen. Als alle details op hun plek vallen dan hoef je niet precies de Bommel te tekenen zoals je hem uit een bepaald plaatje kent, maar dan voelt hij alsof je hem kent.’

Eric Hercules & Gerben Valkema. Elsje #8
Don Lawrence Collection

Dit interview is geschreven voor en gepubliceerd in VPRO Gids #1 (2015).

Categorieën
Strips

Ger Apeldoorn: ‘Voor de Nederlandse stripgeschiedenis was Pep essentieel’

Sinds vorige week kunnen stripliefhebbers duiken in de geschiedenis van het legendarische stripblad Pep. Ger Apeldoorn, Pep-liefhebber pur sang, medewerker van de huidige Eppo en verdienstelijk scenarist, beschrijft de opkomst en ondergang van het stripblad in De jaren Pep.

We leggen de auteur enkele prangende vragen voor.

de_jaren_pep_apeldoornKun je kort uitleggen waar De Jaren Pep over gaat?
‘De jaren Pep vertelt de geschiedenis van het roemruchte stripweekblad, dat verscheen tussen 1962 en 1975. Hoe het begon als poging van uitgeverij De Geïllustreerde Pers om het gat te vullen tussen Donald Duck en hun volwassen bladen en wat het daarna werd. Pep introduceerde een hele generatie jongens (en ook wel een paar meisjes) met succesvolle strips als Asterix, Roodbaard, Blueberry, Ravian, Philémon, Olivier Blunder en het waanzinnige universum van Marcel Gotlib. Strips die buiten Pep om het Nederlandse publiek misschien ook gevonden hadden, maar niet voor die generatie en waarschijnlijk ook niet zo compleet. Strips als Corto Maltese en Cocco Bill waren hier waarschijnlijk nooit uitgegeven als Pep de basis niet had gelegd. Want dat was het mooie aan Pep: het groeide met zijn lezers mee, maar het liet de lezer ook meegroeien met het blad. Er waren altijd strips die je niet meteen las, of waar je in eerste instantie misschien wel een hekel aan had, maar uiteindelijk las je ze toch en soms waren dat juist de pareltjes.’

Wat maakte Pep zo’n bijzonder blad?
‘Voor de Nederlandse stripgeschiedenis was Pep essentieel. In Pep kon de eerste generatie Nederlandse tekenaars (Martin Lodewijk, Dick Matena, Daan Jippes, Fred Julsing, Peter de Smet, Johnn Bakker, Gideon Brugman, Jan van Haasteren en Henk ’t Jong) z’n vleugels uitslaan. Tussen 1970 en 1975 was Pep hét stripblad van Nederland en trok van alle kanten talent aan. In feite kun je zeggen: wie niet in de underground scene zat, stond in Pep. Toen in de laatste jaren duidelijk werd dat de generatie waar het blad mee groot was geworden een leeftijd bereikt hadden dat je ‘uitgelezen’ waren, dienden de eerste namen van de tweede golf zich al aan: Henk Kuijpers, Uco Egmond, Wilbert Plijnaar en Robert van der Kroft.’

Lucky-LukeJe hebt duidelijk een passie voor Pep. Wanneer is dat begonnen?
‘De Gouden Tijd van iedere culturele uiting is dat wat je ontdekte toen je veertien was. Ik was er iets vroeger bij, las Pep vanaf mijn negende en wist vanaf mijn twaalfde dat ik schrijver wilde worden. Maar wat er tussen 1972 en 1974 met Pep gebeurde, heeft mij voor altijd gevormd. In het boek probeer ik te beschrijven hoe het is om in één jaar eerst Bernard Voorzichtig van Daan Jippes, dan Joris PK van Peter de Smet en dan Waanzin Waanzuit van Gotlib voorgeschoteld te krijgen. En dat bovenop al het andere moois. Pep was een blad met avonturenstrips, dat langzaam veranderde in een blad waarbij het grootste avontuur was wat er de volgende week weer in zou staan. Na de middelbare school ben ik gaan schrijven voor het stripinformatieblad Striprofiel en in het laatste nummer schreef ik al dat De Geschiedenis van Pep ooit nog eens geschreven moest worden. Vijfentwintig jaar later heb ik het zelf maar gedaan.’

Wat waren jouw favoriete strips en stripmakers in Pep?
‘Net als bij veel mensen verschilt het per periode. Ik kan nog steeds Asterix niet herlezen omdat ieder plaatje in mijn geheugen gegrifd staan. Als ik een realistische strip schrijf, dan heb ik altijd in mijn hoofd dat het getekend wordt zoals Uderzo Tanguy en Laverdure tekende. Ik heb zitten kwijlen boven Twee voor Thee van Daan Jippes en Martin Lodewijk, één van de beste stripscenario’s ooit. Lucky Luke stond bijna in ieder nummer van Pep en is weergaloos goed. Ik was dol op Joris PK en vind het nog altijd jammer dat dat nooit goed is uitgegeven. Peanuts heb ik leren kennen via Pep. En ik genoot van de redactietekeningen van Willy Lohmann, al was het alleen maar omdat ik zelf op mijn dertiende bij Pep langs was geweest en dus iedereen ‘kende’.’

pep covers

Met dit boek en Eppo stripblad worden vooral de nostalgisten onder de lezers aangesproken. De strip in Nederland lijkt op dit moment vooral te steunen op de nostalgiemarkt. Hoe zie jij in dit kader de toekomst voor de Nederlandse strip?
‘Allereerst: ik heb dit boek niet geschreven voor de bewezen stripliefhebbers, maar voor de 300.000 tot 800.000 lezers die het blad gehad heeft en waarvan velen geen strips meer lezen of kopen, juist omdat ze nostalgie zijn. Ik heb een hekel aan dat woord, omdat het impliceert dat het verleden iets is dat we met rust moeten laten en dat modern altijd beter is. Natuurlijk zit er een grote mate van nostalgie in dit boek (en zeker ook in Eppo), maar wat ik vooral gedaan heb is het in een kader gezet waardoor de eeuwigheidswaarde opnieuw gezien kan worden. In Eppo proberen we (want ik ben adviseur van de redactie) de basiswaarden van toen opnieuw vorm te geven in deze tijd. Als je diepzinnig wilt doen: ik geloof dat we te ver zijn doorgeslagen in het adoreren van het moderne, in de Japanse leef-voor-de-dag mentaliteit die door de media alleen gepropageerd wordt omdat het de comsumptiemaatschappij die hun financieert voedt. Ja, laten we alles van vroeger slopen en er wat nieuws voor in de plaats zetten, dat is goed voor de werkgelegenheid. Ja, maar het is niet goed voor de ziel. Weten waar je vandaan komt, wie je was en wie je geworden bent, dat is de toekomst. Ook voor de strip. Ik geloof dat de toekomst van de Nederlandse strip ligt bij die stripmaker die weer iets weet te maken wat de mensen raakt en pakt en door elkaar schudt in plaats van ze even bezighoudt en dan weer door naar het volgende product.’

De jaren Pep is ook een zeer actieve community op Facebook. Stripmakers stuurden eigen versies van hun favoriete striphelden uit Pep in bijvoorbeeld. Die kun je hier zien.

Ger Apeldoorn kun je dagelijks volgen op zijn blog waar hij schrijft over klassieke strips uit de jaren vijftig.

Ger Apeldoorn. De jaren Pep.
Don Lawrence Collection, €24,95. 104 pgs full color.

Categorieën
Strips

Stripliefde: Dick Bos

Iedere vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.

Phil bestudeert Dick Bos.
Phil bestudeert Dick Bos.

Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk?
Phil van Tongeren, 56, tekstschrijver en festivalprogrammeur.

Welke strip is je favoriet en lees je nu nog steeds?
In de vroege jaren zeventig knutselde ik met vrienden allerlei stripfanzines in elkaar, die voornamelijk als excuus dienden om toegang te krijgen tot onze idolen. Voor mij torende Daan Jippes in die jaren boven iedereen uit. Maar altijd gebleven is de liefde voor Dick Bos. Een Hollandser-dan-Hollandse held. Onlangs heb ik op een veiling een kaveltje van zes originele uitgaven gekocht, waaronder de eerste, Het Geval Kleyn. De Chef, een voorloper van Bos uit de vroege jaren dertig, ging voor 175 euro (!) aan mijn neus voorbij.

Waarom is dit je favoriete strip? Wat vind je er zo goed aan?
Het geheim van Dick Bos is dat dat nauwelijks valt uit te leggen. Ik vind de combinatie van de laconieke tekenstijl met een (op z’n zachtst gezegd) nog laconiekere verteltrant onweerstaanbaar. In een interview zei tekenaar/schrijver Alfred Mazure het ooit heel treffend: ‘Dick Bos neemt zichzelf niet ernstig, hij weet dat hij zelf niet bestaat.’ Mazure tekende een gemiddeld Dick Bos-avontuur van ca. 200 pagina’s in zes dagen, en dat is te zien. Maar het maakt niet uit. Hij beperkte zich tot de essentie en ontvouwde in een paar lijntjes en vegen een compleet Hollands panorama anno de jaren veertig, met al z’n naïviteit en lulligheid. Alleen W.F. Hermans was in zijn oorlogsromans beter in staat die atmosfeer op te roepen.

Als ik even mag afdwalen: Hermans schreef na de oorlog onder pseudoniem een viertal pulpthrillers, misschien wel geïnspireerd door Dick Bos. Wie weet! Ik heb trouwens een medegelovige in Paul Verhoeven die al zijn hele leven rondloopt met plannen voor een Dick Bos-film. Die heeft hij zonder het te weten trouwens al gemaakt: Zwartboek.

Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Ik heb zopas een oude Stripschrift teruggevonden uit 1971, een Dick Bos-special waarin een bibliografie is opgenomen. Daarin heb ik als pubertje met potlood aangestreept welke boekjes ik in bezit had: 47 in totaal! Ik herinner me (want ze zijn in de loop der jaren zoekgeraakt) dat die voornamelijk uit de nieuwe serie kwamen die Mazure in de jaren zestig tekende. In een Britse setting en met de bevallige Sheila als Bos’ secretaresse. Ze zijn ook een stuk beter getekend, want Mazure kon het wel. Maar toch, die krukkige oudjes zijn me het dierbaarst. Dick Bos die in zijn cabriolet over een met twee strepen aangeduid landweggetje naar een verdacht adresje scheurt – kippenvel. Ook de teksten zijn me zeer dierbaar, vraag maar aan mijn vriendin. Die hoort me er te pas en te onpas de Bos-klassieker ‘Na zoo’n klap zeggen ze gewoonlijk niet veel meer’ uitgooien. Ook als de situatie er helemaal niet om vraagt. Bos ‘bekt’ gewoon lekker.
mazure_dickbos

In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.

Categorieën
Strips

Stripboekenbal in Hollands Diep

Wat hebben IJsbrand Oost, Hanco Kolk, Hein de Kort, Gerrit de Jager, Gerben Valkema, Jeroen de Leijer, Daan Jippes, Erik Kriek, Fred de Heij, Jan Vriends, Mark Retera, Gerard Leever, Alex Turk, Floor de Goede, Pieter Hogenbirk, Peter Koch, Mars Gremmen en Ype Driessen met elkaar gemeen? Al deze stripmakers staan in het laatste nummer van Hollands Diep.

Voor Hollands Diep schreef Ger Apeldoorn speciaal Het stripboekenbal. Hierin komen verschillende stripfiguren uit de lage landen samen in de stadsschouwburg. Ieder stripfiguur is door zijn eigen tekenaar in de strip gezet.

Hun gastheer is Arnon Grunberg. Grunberg? Wat heeft die nu weer met strips te maken? Nou eigenlijk weinig, behalve dan dat Hanco Kolk hem zeer verdienstelijk opvoerde in Van Instanbul naar Bagdad (2010). Ook mocht hij in 2010 op de Stripdagen in Haarlem een lezing geven over de graphic novel, maar desondanks staat Grunberg niet bekend als een stripliefhebber of -kenner.

Volgens de redactie van Hollands Diep ‘is Grunberg de enige schrijver die ook stripfiguur is’, vandaar dat hij als gastheer mag optreden. Conform de werkelijkheid blijkt Grunberg in het verhaal van Apeldoorn in de stripwereld en vreemde eend in de bijt te zijn. Hij krijgt het dan ook flink te verduren.

Fragment uit Het stripboekenbal.

Laatste nummer
Deze Hollands Diep is overigens de laatste. Hoofdredacteuren Ruud Hollander en Martine Kamsma schrijven:

We hebben het economische tij niet mee. Na bijna vijf jaar is gebleken dat we, ondanks een hoge oplage en veel waardering van lezers en vakjury’s, het hoofd niet boven water kunnen houden. In dat opzicht is er sinds de jaren zeventig, toen het oude Hollands Diep werd opgeheven, weinig veranderd.

Weer een mooi cultuurmagazine dat in het stof bijt. En eentje die nog aandacht besteedt aan strips ook. Erg jammer.