Categorieën
Striprecensie Strips

Striprecensie: A contract with God (trilogie)

Geschiedschrijving in stripvorm

De A Contract with God-trilogie is een van de belangrijkste projecten van de in 2005 overleden tekenaar Will Eisner. De trilogie bevat A Contract with God, A Life Force en Dropsie Avenue – drie grafische romans over het leven van immigranten in Amerika. De trilogie verscheen eind januari dit jaar in paperbackvorm bij de Britse uitgeverij W.W. Norton & Company.Eisner is de bedenker van The Spirit en was aanwezig bij de geboorte van de Amerikaanse stripindustrie. Hij is tevens bedenker van de term graphic novel. (Voor een meer uitgebreidere introductie en recensie van A Contract with God, zie hier).De strips in de trilogie zijn in zekere zin biografisch: Eisner, geboren in 1917, groeide op in New York en verwerkte zijn herinneringen om tot pakkende fictieve vertellingen. ‘Call me, if you will, a graphic witness reporting on life, death, heartbreak and the never-ending struggle to prevail…or at least survive,’ schrijft Eisner dan ook in het voorwoord van A Contract with God. Eisner laat de Amerikaanse geschiedenis herleven in fictieve stripverhalen die echt gebeurd zouden kunnen zijn. De verhalen zijn ensemblestukken met een grote cast. Verbindende factor is Dropsie Avenue en het flatgebouw waar alle personages wonen.Het middelste deel, A Life Force, draait om de existentiële vraag naar de betekenis van het leven. En passant behandelt Eisner de beurskrach van 1929, de depressiejaren die erop volgden en de opkomst van het nazisme en communisme. In mindere handen zou het behandelen van deze veelvoud aan thema’s binnen het raamwerk van het beeldverhaal misschien als hoogdravend en pretentieus zijn geweest, maar Eisner toont zich de ware grootmeester van het medium. In semi-cartooneske stijl laat hij zijn personages meeslepend acteren en brengt hij menselijke taferelen die van alle tijden zijn, tot leven.Net als bij goede jazz, waar iedere noot precies op juiste plek staat, staat bij Eisner ook iedere lijn waar die hoort. Eisner hanteert consequent twee stijlen door elkaar: de achtergronden zijn meer schetsmatig getekend, terwijl de personages in dikkere lijnen zijn neergezet. Op die manier legt hij haarfijn de focus op wat belangrijk is. Daarbij heeft Eisner volledige controle over de pagina-indeling. Hij laat op speelse wijze plaatjes in elkaar overvloeien; laat de ene keer kaders achterwege terwijl hij de andere pagina streng vasthoudt aan meer conventionele kaderindeling. Daarbij combineert hij moeiteloos grote lappen tekst met grafische weergaven – extra benadrukkend dat het hier gaat om een ‘graphic novel’.Het werk van Eisner is een genot om te lezen voor iedereen die van strips houdt. Zijn boeken zijn het studeren waard en ondertussen proef je ook eens wat van de Amerikaanse immigrantengeschiedenis. Ik heb grote bewondering voor het werk dat deze stripmaker van het eerste uur heeft verzet. Wanneer ik zijn werk lees, weet ik weer waarom ik zo van dit medium houdt.Deze recensie is eerder verschenen op Comicbase.nl.Voor meer nieuws en recensies over strips surf naar Comicbase.

(Will Eisner.) Norton & Campany 2007. ISBN 978-0-393-32803/04/11-5/2/0.
A Contract with God, ISBN 978-0-393-32804-2.
A Life Force, ISBN 978-0-393-32803-5.
Dropsie Avenue, ISBN 978-0-393-32811-0

Categorieën
Film Filmrecensie

Film: Zodiac

Als cartoonist Robert Graysmith (Jake Gyllenhaal) niet van puzzelen had gehouden, dan was hij waarschijnlijk nooit aan de zoektocht begonnen om de identiteit van seriemoordenaar Zodiac te achterhalen. Zijn leven had er dan heel anders uitgezien: geen obsessieve speurtocht, een beter huwelijk, maar waarschijnlijk was de waarheid dan ook nooit aan het licht gekomen – al blijven over het laatste de meningen verdeeld. Films over seriemoordenaars zijn, op een paar uitzonderingen na, voorspelbaar saai. Zodiac van David Fincher is echter uitzonderlijk boeiend, gruwelijk en grappig tegelijkertijd. Zodiac is gebaseerd op het waargebeurde verhaal over een van de meest intrigerende onopgeloste misdaden in de Amerikaanse geschiedenis. De seriemoordenaar met de naam Zodiac eist zijn daden op via brieven aan de krant en geniet van de aandacht die hij krijgt. Hij speelt met het gezag en de media door gecodeerde boodschappen te sturen. Ondanks de obsessieve inspanningen van meerdere rechercheurs en journalisten, weet hij telkens buiten schot te blijven. De jacht wordt na jaren stopgezet, totdat cartoonist Graysmith van de San Francisco Chronicle deze voortzet. Een film vol met gedreven mannen, wier carrières en levens voorgoed veranderen door hun obsessie de moordenaar te ontmaskeren.Duizenden documenten
Hoewel Fincher (Se7en, The Game, Fight Club) uitging van de twee boeken die Graysmith over Zodiac schreef – Zodiac en Zodiac Unmasked – hebben de makers ook de mensen gesproken die met het oorspronkelijke onderzoek te maken hadden en vele kilo’s politiedossiers doorgenomen. Sommige getuigenissen spraken Graysmiths bevindingen en ervaringen tegen. ‘Vele mythen zijn ontsproten aan het verhaal van Zodiac, en je moet alles in je achterhoofd houden als je dat verhaal wilt vertellen. Daarom hebben we ervoor gekozen om het verhaal door Roberts ogen te vertellen. Mijn doel was de waarheid van die boeken te vangen,’ legt Fincher uit in het persmateriaal bij de film. Ondanks de grote hoeveelheid informatie die de kijker te verwerken krijgt, houdt Fincher de vaart erin en blijft de dramatische verwikkelingen van de personages een fundamenteel anker in het verhaal.Communicatie
Fincher weet niet alleen iedere stap van de voortreffelijke hoofdrolspelers nauwgezet te documenteren – de grootste charme van de film is het gepresenteerde tijdsbeeld. De mise-en-scène is zodanig natuurgetrouw dat het lijkt alsof de film eind jaren zestig, begin zeventig is gedraaid. Het beeld is wat verbleekt en verkleurd, zoals Dirty Harry (Don Siegel, 1971) er nu uit zou zien. Maar ook de decors, kostuums en geselecteerde liedjes sluiten nauwgezet aan op dit tijdperk. In dat opzicht is de film een genot om te zien. ‘We hadden nog wat meer Volkwagen Kevers kunnen gebruiken, maar ik denk dat wat we laten zien een behoorlijk goede representatie is van die tijd,’ zegt Fincher.Communicatietechnologie speelt een bepalende rol in Zodiac. Communicatiemiddelen maken het de seriemoordenaar mogelijk om zijn zucht naar roem te bevredigen. Anderzijds blijkt gebrek aan communicatie aan de kant van de ordehandhavers het onderzoek te vertragen. (Dat is wel wat anders dan een serie als CSI, waarin dankzij moderne snufjes binnen de tijdspannen van een aflevering een moord wordt opgelost.) Communicatie verliep in die jaren duidelijk minder snel dan nu: Zodiac stuurt zijn handgeschreven brieven naar de krant en opvallend genoeg niet naar het televisienieuws; sommige politiebureaus bezitten nog geen fax en moeten bewijsmateriaal per post verzenden. Doordat de bevindingen van de rechercheurs uit verschillende districten niet centraal gecoördineerd worden, gaan gedurende het onderzoek enkele aanwijzingen verloren totdat Graysmith deze op eigen houtje aan elkaar verbindt. Lachen tussen de regels door
Ondanks de gruwelijkheden die op reële wijze in beeld worden gebracht (een bekend gegeven in een Fincher-film), valt er een hoop te lachen. Dialogen zijn vaak kort, maar bevatten humorvolle opmerkingen. De (mannelijke) personages benaderen elkaar cynisch en ‘dissen’ elkaar zoals vrienden dat doen.

Bijvoorbeeld:
Robert Graysmith: I’ve been thinking…
Paul Avery: Oh God, save us all.

En:
Robert Graysmith: Does anybody ever call me names?
Paul Avery: You mean like ‘retard’?
Robert Graysmith: Yeah.
Paul Avery: No.

En (om het af te leren):
Robert Graysmith: Paul, are you okay?
Paul Avery: No… but thanks for asking.

Dat deze dialogen met verve worden uitgesproken door de sterke cast bestaande uit Jake Gyllenhaal, Robert Downey Jr. en Mark Ruffalo is tot slot een laatste reden om de film te gaan zien.Zodiac draait vanaf 31 mei in de bios.

Categorieën
Film Media

Terug naar Twin Peaks

Laura Palmer en de duistere kant van Twin PeaksArme Laura Palmer. Haar naakte jonge lichaam gewikkeld in plastic – dood aan het water in Twin Peaks. Vermoord. Maar door wie? Dit is de vraag die centraal staat in Twin Peaks; toch is deze serie meer dan een simpele ‘whodunit’. De hernieuwde kennismaking met Twin Peaks heeft me doen verbazen en bewonderen.In navolging van andere webloggers, waaronder Jeroen Mirck, wijd ik enkele woorden aan de cultserie Twin Peaks. Ik voel niet de pretentie om de surrealistische beelden en plotkwinkslagen die David Lynch en Mark Frost hebben bekokstoofd te verklaren – dit is al uitentreuren gedaan. Bovendien houdt Lynch er zelf ook niet van om zijn werk van een uitleg te voorzien; hij handelt voornamelijk intuïtief. Ik wil vooral de hernieuwde kennismaking met de serie beschrijven. Dat gezegd hebbende, volgen hier toch enkele observaties om mee te beginnen…
Laura Palmer
Vroeg in de ochtend wordt het stoffelijk overschot van Laura Palmer (Sheryl Lee) gevonden. Een typische Amerikaanse homecoming queen met wie iedereen in Twin Peaks wel op een bepaalde manier een band had. Achter het mooie gezichtje van deze tiener gaat een wereld vol duisternis schuil. Een duisternis die haar ziel heeft opgeslokt en waardoor ze zich te buiten ging aan allerlei excessen. Niets is wat het lijkt in het houthakkersdorpje Twin Peaks. Achter de façade van Amerikaans-christelijke waarden gaan veel geheimen schuil. Zo heeft niemand een gelukkig huwelijk en gaat bijna iedereen vreemd. Het leiden van een dubbelleven lijkt een voorwaarde om in dit dorpje te mogen wonen. Een schoolvoorbeeld van een slecht huwelijk is dat van Shelly en Leo Johnson. Leo mishandelt zijn Shelly (Madchen Amick) geregeld. Maar ook andere mannen in het dorp gedragen zich als bezitterige klootzakken. Bobby, met wie Shelly vreemdgaat, is eigenlijk niet anders – al slaat hij haar niet.De schoonheid van de bosrijke omgeving, gecombineerd met het aantrekkelijke uiterlijk van de meeste bewoners (Lynch heeft een goede neus voor het casten van mooie vrouwen), staat in schril contrast met wat zich onderhuids afspeelt. Laura Palmer is niet alleen het bewijs daarvan, haar moord is ook hetgeen dat de duisternis doet ontsluiten. Een gegeven waar FBI-agent Dale Cooper snel kennis van zal nemen. Ook hij zal geconfronteerd worden met Laura’s duisternis, net als de andere bewoners van Twin Peaks.Dale Cooper
FBI-agent Dale Cooper (Kyle MacLachlan) is een eindeloos sympathiek personage. Pienter, vriendelijk en in het bezit van enkele typerende maniertjes – een origineel karakter. Cooper is als een nieuwsgierig kind: onbevangen en vol enthousiasme. Wanneer hij richting Twin Peaks rijdt, verbaast hij zich over de grote bomen en is hij erop gebrand te achterhalen wat dit voor bomen zijn. Hij kan ook puur genieten van zijn kopje zwarte koffie en de daarbij behorende donut.In Cooper komen de figuren van Sherlock Holmes en De Ziener/Sjamaan samen. Hij is een FBI-agent die vertrouwt op logica en zich laat leiden door het onderbewuste. De meeste aanwijzingen krijgt hij immers via zijn dromen. MacLachlan heeft het personage ooit zo omschreven:

“I think Agent Cooper´s a bit like Sherlock Holmes, in the sense that he´s very intelligent and can pick up clues to the mystery very cleverly. But there´s another side to him as well. He has great sensitivity, he understands people and he cares about them. That´s a rare combination in a character, and I think people warm to that.” (Bron: Empire, 1991)

Qua kennis is Cooper superieur aan zijn collega’s uit Twin Peaks, maar Cooper toont respect voor het plaatselijke politiekorps (in tegenstelling tot zijn FBI-collega Albert Rosenfield die telkens zijn afkeer voor ‘boerenpummels’ laat blijken) . De scène waarin Cooper hen zijn onderzoeksmethode uitlegt (geïnspireerd door Dalai Lama) vind ik hilarisch. De agenten zitten als een klasje basisscholieren met grote ogen te kijken hoe leraar Dale, naast een landkaart, kort de geschiedenis van Tibet uiteenzet. Daarna probeert hij een flesje te raken dat verderop staat. Iedere keer als Sheriff Truman (Michael Ontkean) een naam roept, gooit Cooper een steen. Wanneer de steen het flesje raakt of breekt, betekent dit dat de genoemde persoon verdacht is. Een nogal onconventionele manier van onderzoek doen die door het korps van Twin Peaks wordt ontvangen alsof het de normaalste zaak in de wereld is.Through the looking glass
Onberispelijk is ook een woord dat me te binnen schiet als ik aan Cooper denk. Niet alleen gaat hij smetteloos gekleed, wanneer hij de prachtige Audrey Horne (Sherilyn Fenn) rillend in zijn bed vindt, duikt hij niet met haar tussen de lakens, maar biedt hij haar zijn vriendschap omdat hij ooit een eed heeft gezworen als FBI-agent. Menig man was bezweken voor deze seksueel prikkelende verschijning, maar niet Cooper. Omdat hij verleiding weet te weerstaan, is hij de aangewezen persoon om schoon schip te maken in Twin Peaks.Door Dale Cooper in de pilot het dorpje in te laten rijden, maken Frost en Lynch handig gebruik van een beproefd verhaalconcept: de buitenstaander die wordt geïntroduceerd in een vreemde verhaalwereld en daarmee als gids voor de kijker fungeert. (Een meer recentelijk voorbeeld: Wolverine in X-Men en John Myers in Hellboy.) Cooper betreedt een wondere wereld, Dale through the looking glass. De serie draait net zo goed om de ontwikkeling die het personage Cooper doormaakt in Twin Peaks, als de reis die de kijker maakt door de wereld van David Lynch & Mark Frost…Zie ook: Verlangen naar Twin Peaks.
Een aardige recensie van de Twin Peaks is te vinden op Digg.be.
Binnenkort: recensie Zodiac.

Categorieën
Film Mike's notities

Column: Grote verwachtingen

Ik sta te twijfelen tussen twee Bob Dylans: Blonde on Blonde is een klassieker, wordt mij altijd verteld, maar Time Out of Mind bevat ‘Not Dark Yet’, de track uit de film Wonder Boys die ik zo goed vind. Ik besluit ze allebei te kopen, zonder maar een nummer voor te luisteren – daarvoor is het op zaterdag veel te druk.Thuis zet ik vol verwachting de klassieker op en snap bij ieder nummer waarom dit hét definiërende album van Dylan wordt genoemd. Maar Time Out of Mind klinkt verschrikkelijk. Een grote miskoop, denk ik. De volgende ochtend is het echter de eerste cd die ik opzet. Opeens klinkt de vreemde sound van dit album al interessanter, spannend bijna. Niet alleen dat, de songteksten komen door de wat kale arrangementen goed tot hun recht. Na drie keer draaien is dit een van mijn favoriete cd’s van het moment.Onbevangen een product aanschaffen kan tot grote verrassingen leiden. Je hebt geen idee wat je kunt verwachten en dat levert meestal ongekende schoonheid op. Te veel voorkennis kan soms funest zijn. De hoge verwachtingen van de laatste Sam Raimi-film bijvoorbeeld – het derde deel in de Spider-Man-serie inmiddels – maakte de film niet waar. Daarentegen bleek Donnie Darko ooit een openbaring toen ik op een verloren dinsdagavond een willekeurige film uitkoos om de tijd te doden. Soms moeten dingen groeien: muziek die je eerst vreemd in de oren klonk, wordt bij iedere luistersessie beter en beter. Nu heb ik net een graphic novel van Alan Moore aangeschaft die al jaren de lieveling is van vele stripkenners. Ik heb er veel over gehoord en gelezen. Durf er eigenlijk niet aan te beginnen: stel je voor dat ie tegenvalt.

Een versie van deze tekst is gepubliceerd in de rubriek ‘Van die dingen’ in Intermediair #21.

Zie ook: Spider-Man 3 stelt teleur en de recensie van Wonder Boys.
Next: Terug naar Twin Peaks.

Categorieën
Film Strips

Burtons Batman 5: De Joker op het lijf geschreven

Wat vertolkingen in live-action versies betreft heeft de Joker niet te klagen gehad. Caesar Romero’s Joker paste heel goed in de camp stijl van de televisieserie in de jaren zestig. Op dit moment speelt Heath – mr. Brokeback Mountain – Ledger de Joker in de volgende Batman-film van Christopher Nolan. Ben erg benieuwd naar zijn interpretatie. Voorlopig is mijn favoriete Joker Jack Nicholson: die rol in Burtons Batman (1989) leek hem op het lijf geschreven te zijn.Hoewel de identiteit en de achtergrond van de Joker in Batman afwijken van de stripversie, komt de karakterisatie van het personage in grote mate overeen met de algemene karaktertrekken uit de strips. Dit heeft alles te maken met de casting van Jack Nicholson als de Joker. Batman is wat Justin Wyatt een high concept-film noemt, omdat a) de film gebaseerd is op een pre-sold concept en b) vanwege de casting van Jack Nicholson als de Joker.
High concept
Met high concept worden films bedoeld die zich onderscheiden door een opvallende stijl en commerciële potentie. Het filmproject is zodanig geconstrueerd dat dit op maximale wijze verkoopbaar is aan het publiek: het verhaal is in een of twee zinnen weer te geven; het verhaal is niet al te moeilijk; het thema van de film is populair op dat moment; een grote ster of sterren zijn bij het project betrokken; een uitvoerige promotiecampagne gaat aan de film vooraf en vaak wordt in deze campagne de film gekoppeld aan een symbool als merkteken. Wyatt vat dit samen in de slogan ‘The Look, the Hook and the Book: the look of the images, the marketing hooks, and the reduced narratives form the cornerstones of high concept.’
Alle kenmerken van het high concept zijn toepasbaar op Batman, al benadrukt Wyatt bij deze film vooral de casting van de Joker en het gegeven dat de film op een bekende stripfiguur is gebaseerd als high concept kenmerken.Looking good
Wanneer een strippersonage naar het witte doek gebracht wordt, geldt hetzelfde probleem als wanneer dit met een romanpersonage gebeurt: de lezer heeft altijd een ideale versie van het personage in zijn hoofd. Daarbij is een stripfiguur meer concreet dan een romanpersonage omdat de eerste visueel wordt weergegeven. Wanneer zo’n personage naar live-action vertaald wordt, is het belangrijk dat de acteur zoveel mogelijk op het personage lijkt; waar nodig met make-up of prosthetics.
In het geval van Jack Nicholson is deze vertaling wat betreft uiterlijk voor een deel gelukt. De Joker in de film is net als in de strip lijkbleek, heeft groen haar en er straalt een permanente grijns op zijn gezicht. De Joker in de strip is echter een lange dunne man met een smal gezicht en een grote grijns. Zijn lichaam is bijna een karikatuur. Jack Nicholson lijkt wat betreft lichaamsbouw geenszins op de Joker, maar het imago van Nicholson, zijn sterpersonage, des te meer.




Sterpersonage
Wyatt omschrijft Nicholsons sterpersonage als: [T]he iconoclast, the nonconformist whose energy and mischievousness are infectious and appealing.’ Dit imago is opgebouwd door zijn rollen in films als Easy Rider (USA: Dennis Hopper, 1969) en One Flew over the Cuckoo’s Nest (USA: Milos Forman, 1975). Zijn rol in The Shining (UK: Stanley Kubrick, 1980) is in dit opzicht een keerpunt in de carrière van Nicholson: vanaf deze film zet hij een parodie neer van zichzelf. Het is deze parodie van Nicholsons bad boy personage die we terugzien in zijn Joker. De Joker in de film wordt geconstrueerd door de intertekstualiteit van Nicholsons stertekst: alle relevante voorgaande rollen worden gereflecteerd in het personage. De link tussen Jack Nicholson en Jack Napier wordt al duidelijk gemaakt in het feit dat de ster en het personage dezelfde voornaam hebben. Hierdoor wordt de vereenzelviging tussen Nicholson-als-ster en Nicholson-als-personage benadrukt:

In the dour, oppressive world of Batman, Nicholson destroys the unity of each of his scenes: partly through his garish costuming (mixing purples, blues, and oranges) and his makeup (the permanent smile of his disfigured face as the Joker), but primarily through his broad, ostentatious acting, strongly dependent on gesture, which contrasts dramatically with the more naturalistic performances of the other cast members. This acting style also relies heavily on our identification with Nicholson’s star persona, which gives a context to his ‘bad boy’ actions as the Joker, aldus Wyatt in High Concept: Movies and marketing in Hollywood, 2000.

Overdaad baat
Nicholson is een goed voorbeeld van een sterimago dat als excess gebruikt wordt in een high concept film. Met excess (overdaad) bedoelt Wyatt die elementen die de aandacht naar zich toetrekken, waardoor bijvoorbeeld de eenheid van de stijl of het verloop van het verhaal wordt onderbroken. Excess kan op formele aspecten van de film slaan, maar de uniekheid van een ster (en diens acteerstijl) kan ook momenten van excess in een film teweegbrengen. Nicholsons acteerstijl in Batman verbreekt de eenheid van het verhaal doordat het de aandacht op zichzelf vestigt.
Wyatt geeft als voorbeeld de scène in het museum, waar Vicki Vale water tegen de Joker gooit. Deze slaat zijn handen voor zijn gezicht en roept: ‘I’m melting, I’m melting!’ net als de slechte heks uit de Wizard of Oz (USA: Victor Fleming, 1939). Als Vale hem probeert te troosten, roept de Joker keihard ‘Boe!’ en lacht hij luidruchtig. Wyatt concludeert: ‘While this series of actions would seem wild from any actor, the close fit between Nicholson’s star persona, the role of the Joker, and the ostentatious mode of acting ruptures the coherence of the story and the character.’ Grotesk en toch natuurlijk
Hoewel Wyatt gelijk heeft als hij zegt dat Nicholson hier met overdaad acteert en daardoor een ‘verstorende factor is in de verhaalwereld,’ moet gezegd worden dat dit perfect past bij het gedrag van de Joker, een personage dat door chaos te creëren de orde overhoop haalt. Nicholsons manier van acteren, de wisseling tussen redelijk naturel spel en onverwachts grotesk gedrag, verbreekt derhalve niet de samenhang van het personage: dit gedrag definieert het personage. Overigens vormt deze stijl wel een groot contrast met de meer naturelle performance van de overige castleden. Nicholsons Joker is een vleesgeworden stripfiguur in daad en woord. Toch wordt de Joker nergens een ééndimensionale stripschurk – al zou je dat met zijn overacting misschien wel vermoeden. Dit komt deels doordat in de film de psychologie van de Joker goed is uitgewerkt en omdat er aan de mens achter het masker aandacht besteed wordt – het eerste deel van de film wordt Jack Napier gekarakteriseerd voordat hij in de Joker verandert. De belangrijkste factor is echter het feit dat de Joker gespeeld wordt door de acteur Nicholson, wat van het moordlustige stripfiguur een driedimensionaal personage maakt. Nicholson weet namelijk alle bovengenoemde facetten van het personage te belichamen.Dit was de – voorlopig – laatste aflevering in de serie artikelen over Tim Burtons Batman. Lees ook: The Bat & Prince; De wereld van Tim Burton; Terug naar de bron; Waarom Batman en de Joker niet zonder elkaar kunnen.

Categorieën
Fotoblog

OV


Als je reist met het ov:

it only takes one delay
to fuck up your day

Categorieën
Media

Verlangen naar Twin Peaks

Veel series krijgen tegenwoordig te snel het predicaat cult. Een serie die dit label zeker heeft verdiend, is Twin Peaks van eigenzinnig kunstenaar David Lynch en schrijver/producer/regisseur Mark Frost. Gedraaid in de vroege jaren negentig van de vorige eeuw en Nederland uitgezonden in mijn vroege tienerjaren (1991-92). De laatste tijd word ik overal aan Twin Peaks herinnerd. Toeval bestaat niet? Ik geloof niet in predestinatie; ik ben er wel van overtuigd dat als je je ergens mee bezighoudt, bewust of onbewust, dat je daar extra op gaat letten waardoor het lijkt alsof je datgene overal tegenkomt. Misschien is Twin Peaks er altijd al geweest. Alleen de laatste tijd word ik vaak aan dit interessante televisie-experiment herinnerd. Toen ik laatst vriend H. bezocht, vond ik het boek van FBI-agent Dale Cooper in zijn kast, naast een boekje vol essays over het geesteskindje van Lynch & Frost. Enkele dagen later sprak ik stripcompadre Jeroen Mirck. Hij vertelde dat hij die week het eerste seizoen aan het herzien was. Diezelfde dag zag ik de dvd van dit seizoen te koop staan, terwijl ik me herinnerde dat Frommel hier ook melding van had gemaakt vorige maand. Terugdenkend aan de serie, is het vooral de unheimische sfeer die als eerste uit de geheugenmist opdoemt. Elementen van film noir, soap, detectiveverhalen en een rariteitenkabinet aan karakters, een vleugje surrealisme en een soundtrack, van Angelo Badalamenti, die trillingen in de onderbuik veroorzaakt – het zijn de kernelementen van het dorpje Twin Peaks.Twin Peaks was mijn eerste verwarrende kennismaking met het werk van David Lynch. Een eigenzinnige filmauteur, fotograaf, schilder en schrijver. Zijn films roepen meer vragen op dan dat ze beantwoorden. Na afloop lijken ze een intrigerende droom waarvan de betekenis je telkens ontglipt op het moment dat je een bijna sluitende theorie hebt geformuleerd. Ze laten vooral sterke beelden, indrukken en emoties achter bij de kijker. Duidelijk een kwestie van cinema als ervaring buiten de gestelde kaders.Iedere keer als ik een acteur uit Twin Peaks in een andere televisieserie of film zie, moet ik toch weer denken aan de eerste keer dat ik hem in dat vreemde dorpje tegenkwam. Kyle MacLachlan blijf ik sympathiek vinden omdat ik hem nooit geheel los kan zien van het personage Dale Cooper. De eerste indrukken die Sherilyn Fenn maakte als teenage femme fatale heeft ze sindsdien nooit meer overtroffen. En die dwerg in dat rode pak, tja, die kom je eigenlijk vooral in andere films van Lynch tegen.Zoals gezegd geloof ik niet in predestinatie, wel in zelfbeschikking. Daarom ga ik zo snel mogelijk de dvd van het eerste seizoen kopen om de serie opnieuw te ervaren. Misschien kom ik er dan achter waarom ik Twin Peaks niet kan vergeten.

Lees ook Jeroen Mircks notities over de Twin Peaks Pilot en het eerste seizoen.

Categorieën
Strips

Mattt Baaij: ‘Het einddoel is world domination’

Deze maand is het beruchte witte konijn Bunbun drie jaar oud en dat moet gevierd worden. Een interview met Mattt Baaij, de geestelijk vader van Bunbun. Mattt Baaij (28) studeerde vormgeving aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Tegenwoordig is hij fulltime freelancer. Hij maakt illustraties en animaties. Mattt staat in de stripwereld vooral bekend om de animaties en strips met Bunbun, een groot wit konijn, in de hoofdrol. Voor de website IntermediairForward.nl maakt hij sinds begin dit jaar iedere maand een animatie over Bunbun als starter.

Wie of wat is Bunbun?
‘Bunbun is een uit de hand gelopen hersenspinsel van mij dat een eigen leven is gaan leiden. Het is ontstaan als een sticker. Een studiegenoot was in die tijd flink aan het stickeren. Ik vroeg me af of dit leuk was om te doen. Ik had iets nodig om op een zwart-witsticker te tekenen en heb altijd iets gehad met konijnen, dus een konijn leek me wel leuk.’

‘Eerst ben ik gaan schetsen met de hand, daarna heb ik Bunbun in flash getekend, daar was ik toen al veel mee bezig. (Flash is een software waarmee relatief snel een animatie mee te maken is, red.) Iemand gaf me de tip om ze te printen. Aangezien er 25 stickers op een vel zaten, heb ik Bunbun toen in 25 verschillende poses getekend.’

Foto: Erwin Suvaal

‘Toen ben ik flink gaan rondplakken. Als je dan de volgende dag weer langs je stickers loopt, dan zie je hoe dingen zijn veranderd. Mensen hebben ze weggehaald, of er zijn weer andere stickers bijgeplakt. Het bleek inderdaad leuk om te doen, dat stickeren.’Mattt Baay aan het werk op een stripbeurs.

Waar komt die fascinatie met konijnen vandaan?
‘Tja, da’s een goeie. Ik ben opgegroeid met Nijntje. Dat had wel wat invloed. Maar het meest bepalende moment is geweest toen ik achttien was. Ik kwam vaak in dezelfde uitgaansgelegenheid en liep een leuk meisje tegen het lijf waar ik verliefd op werd. We hebben toen een keer gezoend.”Ik heb toen een knuffel voor haar gekocht – een konijntje. Ik droeg het diertje in de borstzak van mijn jas voor het geval ik haar weer tegenkwam. Weken liep ik met dat ding rond. Toen ik haar uiteindelijk weer zag, bleek dat ons gezoen allemaal niet zo veel betekend had.’

‘Dat cadeau heb ik niet meer uit mijn jas gehaald. Iedere keer als ik mijn jas aandeed, klopte ik op het beestje, van ‘zo, dat is mijn jas’. Ik heb toen ruim een jaar met die fluffy bunny in mijn borstzak rondgelopen.”Toen ik met een stel vrienden naar Australië ging, nam ik mijn konijn mee. Ik haalde hem toen voor het eerst uit de verpakking; hij bleek aardig verfrommeld te zijn. Ik hing het konijn aan mijn rugzak. Onderweg heb ik veel schetsen gemaakt. Iedere keer als ik niet wist wat ik moest gaan tekenen, heb ik een schets van dat konijn gemaakt. Uiteindelijk is dat konijn dus de vader van de Bunbuns geworden.’

Kun je verklaren waarom veel tekenfilmfiguurtjes dieren zijn?
‘Het zijn altijd lieve beestjes: konijnen, hondjes of katten. Sommige dingen zijn nu eenmaal leuk om te tekenen. Niemand maakt een cartoon over een hangbuikzwijn, want die zijn saai. Ook mensen zijn saai, die zie je immers iedere dag. Maar beesten mensendingen laten doen is altijd leuk.’

Hoe maak je een animatie?
‘Het begint met een idee. Dat kan een verhaal, een grap of iets zijn dat cool is om te tekenen. Eerst maak ik een stel schetsen, een slecht stripje zeg maar. Dat werk ik dan weer uit, kijk waar de camera moet staan, etc.”Dan begint het animeren. Er kan dan nog van alles bij verzonnen worden, het luistert bij mij allemaal niet zo nauw. Soms zit je vast aan een bepaalde timing, als ik in opdracht werk, maar anders laat ik de timing afhangen van het verhaal. Animeren is eigenlijk saai werk dat je achter je pc doet. Je moet alles immers beeldje voor beeldje tekenen. Over een animatie van 45 seconden doe ik ongeveer vijf werkdagen.’

Flash-animatie biedt natuurlijk de mogelijkheid om dingen te hergebruiken.
‘Ja, dat is zo. In theorie is dat goed, want dat scheelt werk. Maar je wordt steeds beter en je wilt een steeds hogere kwaliteit halen. Als ik dan iets opnieuw wil gebruiken, een loopje bijvoorbeeld, dan moet ik die toch weer bijwerken om het aan mijn nieuwe kwaliteitseisen te laten voldoen.’
Wanneer werk je?
‘Ik ben eigenlijk een nachtmens. Meestal begin ik pas tegen de avond in mijn werkritme te komen. Het wordt dus vaak nachtwerk. ’s Nachts werken geeft weinig afleiding. Je zit dan in een lekkere roes, je bent wel moe en krijgt daardoor een soort van tunnelvisie zodat je helemaal in het werk opgaat.’Mattt studeerde vier jaar illustratie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.
‘In het tweede jaar ontdekte ik animatie. Ik wilde graag eerst illustratie studeren, omdat die manier van naar beeld kijken erg interessant is. Eerst leren mooie plaatjes maken, en daarna pas hoe je ze moet laten bewegen.’

MTV
In 2004 deed Mattt mee aan een animatiewedstrijd van MTV, waarvoor korte Idents gemaakt moesten worden. Idents zijn korte filmpjes die een imago neerzetten. Een soort van korte, pakkende reclamefilmpjes dus.
‘Ik heb er in een week drie gemaakt, waarvan er eentje is uitgezonden. Toen ging het opeens bij mij jeuken en ben ik animaties voor websites gaan maken.’

Heeft de wedstrijd van MTV je nog iets opgeleverd?
‘Ja, ik kreeg drie sms’jes van vrienden die het hadden gezien. (lacht) Ook heb ik nu een grote opdracht binnengehaald bij een multimediabedrijf in Amsterdam. Die willen content voor plasmaschermen die in uitgaansgelegenheden hangen. Ze hebben de dvd van MTV met mijn animatie gezien en hebben toen contact opgenomen. Ik ga vijf animaties voor ze maken. En ze betalen zelfs voorschotten. Dat heb ik nog nooit meegemaakt.’Freelancer
Mattt is fulltime freelancer en heeft zijn eigen bedrijf Illumatie.
‘80% van mijn werk bestaat uit het maken van animaties. Daarnaast maak ik illustraties en webcomics voor de afwisseling.’Naast vrij werk, maakt Mattt ook Bunbun-animaties voor opdrachtgevers. Een ervan is IntermediairForward, waar hij iedere maand een aflevering ‘Bunbun Gaat Forward’ voor maakt. Scripts schrijft hij samen met Michael Minneboo, Bart van Oort maakt de soundtrack.

Is het lastig om Bunbun aan te passen aan andere formats, zoals die van IntermediairFoward.nl?
‘Elke klus die ik met Bunbun kan doen, vind ik leuk. Deze producties worden onderdeel van het Bunbun op de kaart zetten. Uiteindelijk streven we naar world domination. Het einddoel is kleine Aziatische meisjes met Bunbun ondergoed.’

Denk je dat je ooit genoeg van Bunbun krijgt?
‘Als het moment komt, dan komt het. Maar voorlopig nog niet. Het is eigenlijk een uit de hand gelopen geintje. Ernaast doe ik klussen die niets met Bunbun te maken hebben. Maar van Bunbun word ik nog altijd vrolijk.’

Animaties
Tot nu toe zijn de volgende animaties op IntermediairForward.nl verschenen:

  1. Bereid je goed voor op een sollicitatie
  2. Beroepskeuzetest
  3. Het zwarte gat (na de studie)
  4. Een flitsende eerste indruk
  5. De eeuwige student

Nog niet genoeg Bunbuns? Check de Bunbun-site van Mattt.

Dit interview is eerder verschenen op de website IntermediairForward.nl.

Categorieën
Strips

(Hand)Teken(ing) des tijds

Een comic met handtekeningen van de makers roept enkele prikkelende vragen op…Eigenlijk heb ik handtekeningenjagers nooit goed begrepen. Als bewijs dat je iemand daadwerkelijk hebt ontmoet heb ik liever een foto om de herinnering te ondersteunen. Originele tekeningen of gesigneerd werk is iets anders, maar louter iemands handtekening op een velletje papier doet het niet voor mij.

cover asm 232Grappig dus dat ik laatst van vriend Paul een Amazing Spider-Man #232 voor m’n verjaardag kreeg, gesigneerd door John Romita Jr. en schrijver Roger Stern. Zeker niet de minsten in de comicwereld en daarom twee bijzondere handtekeningen. Amazing Spider-Man # 232 is een klassieker uit september 1982 waarin Spidey het opneemt tegen Mr. Hyde en Cobra. De comic is in goede staat en ruikt naar een combinatie van oude drukinkt en de tand des tijds. Voor de stripliefhebber een zoete, herkenbare geur. Comics werden toen nog op papier van mindere kwaliteit gedrukt en verkocht voor zestig dollarcent! Voor dat kleine bedrag kreeg je een prachtig getekend avontuur van 22 pagina’s (en wat reclame). In de loop der jaren is de nostalgische waarde van dit werkje prijsloos geworden.

Onschuld
Hoewel er flink geknokt wordt in deze aflevering, hadden de verhalen in die tijd toch iets onschuldigs. Deze onschuld lijkt in de jaren negentig verloren te zijn gegaan toen de superschurken meer zeer meer als psychopaten gingen gedragen(het beste voorbeeld in de Spiderman-comics hiervan is Carnage). Aangezien strips de tijd reflecteren waarin ze worden geproduceerd, impliceert dit type schurk in comics dat de maatschappij sinds begin jaren tachtig flink verhard is. Daarom des te fijner om soms weer een paar van die oude verhalen te lezen en weg te dromen naar een tijd dat dingen nog simpeler waren (in ieder geval in mijn leven, in 1982 was ik een jaar of vijf en had nog niet zo veel last van de Grote Boze Buitenwereld).

Volgens het certificaat bij de signeerde comic werden de handtekeningen door de grootmeesters op 17 januari 1998 te Las Vegas op de cover geplaatst, ruim 16 jaar nadat deze uitkwam. Ben benieuwd van wie de comic eerst was en of degene nog een zinnig woordje heeft gewisseld met John Romita Jr. en/of Roger Stern. Ik vraag me af wat ik de heren te zeggen zou hebben als ik ze zou ontmoeten…. Waarschijnlijk niets meer dan complimenteren met hun goede werk of iets anders nerd-achtigs. (Tenzij ik een interview afneem voor een artikel, maar dat is een compleet andere situatie.) Misschien maar goed ook dat ik ze nooit heb ontmoet. Ik lees liever hun comics… Wat zou jij je helden vragen als je ze zou ontmoeten?

Meer over de comics van Stern en Jr.Jr. zie: Leven met een webhoofd.

Lees ook: Nog niet dood.

Categorieën
Film

Zetten films aan tot roken?

Van de week stuurde Stivoro, Stichting Volksgezondheid en Roken, een persbericht uit. Uit nieuw onderzoek zou blijken dat roken in Hollywoodfilms sterk gerelateerd is aan wereldwijde toename van roken door jongeren.Persbericht: “Nieuw onderzoek toont aan in hoeverre het roken in Amerikaanse films van invloed is op tieners in landen ver buiten de Verenigde Staten. Duits en Mexicaans onderzoek, evenals aanvullend bewijsmateriaal uit de Verenigde Staten, wijst een verband aan tussen de hoeveelheid filmbeelden waarin gerookt wordt en de kans dat tieners beginnen met roken. Een verslag in het tijdschrift Pediatrics bevestigt dat Amerikaanse films miljarden beelden waarin gerookt wordt, verspreiden onder Amerikaanse kinderen tussen de 10 en 14 jaar, juist de leeftijdsgroep die het meest vatbaar is om te experimenteren met sigaretten. Het onderzoek concludeert dat in drie van de vier onderzochte films (74%) gerookt wordt. Door te berekenen hoeveel Amerikaanse jongeren elke film bekijken en hoeveel er wordt gerookt in elke film, schatten de onderzoekers dat deze films 13,9 miljard beelden van roken hebben verspreid. Eenenzestig procent van deze beelden wordt getoond in films die geschikt zijn bevonden voor jongeren. Onderzoekers schatten dat de helft van de jongeren gaat roken door het zien van roken in films.Het Duitse onderzoek (Hanewinkel R en Sargent JD. ‘Exposure to smoking in popular contemporary movies and youth smoking in Germany’) dat deze week werd gepubliceerd in het American Journal of Preventive Medicine, onderzocht of tieners in Duitsland (waar tabaksreclame nog toegestaan is), ook beïnvloed worden door het roken op het witte doek. Dat blijkt inderdaad het geval. Na correctie voor demografische en psychosociale factoren en de invloed door media, concluderen de onderzoekers dat tieners die het meest geconfronteerd worden met het roken in films (meestal Amerikaanse blockbusters) twee keer zo vatbaar waren om te experimenteren met roken dan degenen die het minst hieraan blootgesteld worden. Recent Mexicaans onderzoek van J.F. Trasher (‘Smoking in the movies: Evidence and implications of impact among young adolescents in Mexico’) dat tot nu toe alleen nog is gepresenteerd op congressen, geeft vergelijkbare resultaten. Vijf geboden
Deze nieuwe rapporten komen zes weken nadat de Harvard School of Public Health een advies heeft uitgebracht over de tabakskwestie in opdracht van de Motion Picture Association of America (MPAA). Zij adviseert de Amerikaanse filmindustrie om “te stoppen met het afbeelden van het roken van tabak in films die toegankelijk zijn voor kinderen en jongeren.” De MPAA, die de grootste filmstudio’s vertegenwoordigt, moet hier nog publiekelijk op reageren. Het European Network for Smoking Prevention (ENSP) deed 8 mei een beroep op de filmindustrie om het roken in films in te perken door:

  1. te eisen van producers dat ze in de aftiteling verklaren dat mensen die betrokken zijn bij de productie van de film niet betaald worden voor het gebruik of het vertonen van tabaksproducten;
  2. te verbieden dat tabaksmerken herkenbaar in beeld komen;
  3. te verplichten dat sterke anti-rookreclames worden vertoond voor aanvang van een film waarin gerookt wordt;
  4. toekomstige films waarin beelden met tabaksproducten voorkomen, alleen te certificeren voor volwassenen;
  5. geen roken toe te staan in door de Europese Unie gefinancierde films.”

Discussie
Nu ben ik zelf geen roker en een voorstander van een rookvrije horeca (want die maatregel is voor niet-rokers een bescherming van hun gezondheid), maar ik denk toch dat bovenstaande voorstellen te ver doorschieten. Ik zie bijvoorbeeld niet in hoe item 1 mensen niet zou aanzetten om te gaan roken. Tabaksmerken niet herkenbaar in beeld brengen lijkt me ook niet echt uitkomst bieden zolang als de acteurs zelf nog rokend in beeld zijn en de laatste twee items ruiken naar pure censuur. Roken is een algemeen maatschappelijk verschijnsel en cinema reflecteert de wereld en toont dus ook rokers. Daarbij komt dat geen enkele commissie, politieke partij of andere groepering een kunstenaar iets moet kunnen opleggen. Op zich heb ik geen bezwaar tegen anti-rookreclames vóór de film – al heb ik persoonlijk helemaal geen behoefte aan reclamemeuk voordat de film begint. Alleen goede trailers graag.De getrokken conclusies gaan uit van het idee dat jongeren gaan roken omdat ze een voorbeeld nemen aan de rokende helden van het witte doek. Volgens deze redenering worden mensen ook gewelddadig door het spelen van games waarin geweld voorkomt, gaan mensen vloeken als ze naar explicit lyrics luisteren, minachten ze hun vriendin als ze naar rapclips kijken… etc. Dit soort argumenten zijn overigens van alle tijden: in de jaren vijftig werd beweerd dat jongetjes die Batmanstrips lazen homoseksueel zouden worden omdat Batman en Robin samen in een huis woonden, in kamerjassen rondliepen en verse bloemen op tafel hadden staan (Frederic Wertham, Seduction of the Innocent).Ongetwijfeld zullen zwakkere geesten kopieergedrag vertonen als ze een rokende held op het scherm zien, maar ik denk niet dat het verbieden van dat soort beelden de oplossing is. Goede opvoeding en juiste voorlichting over de gevolgen van roken wel. En laat filmmakers dan gewoon lekker hun gang gaan. Daarbij komt nog dat fictie films geen opvoedende taak hebben en ook niet in dat keurslijf geperst mogen worden. (Al kun je antirook documentaires of voorlichtingfilms als ‘wapen’ natuurlijk wel goed voorstellen.)Tot zover mijn 50 cents. Wat vind jij van deze kwestie?Lees ook (of niet:) Niet voor tere zieltjes en Thank you for smoking.

Categorieën
Bloggen Media

Blognomics 07: Web 2.0

Weblogs zijn nog steeds hot: dagelijks komen er wereldwijd zo’n 120.000 nieuwe blogs bij. 10 mei vond de derde editie van Blognomics plaats in de RAI Amsterdam. Thema web 2.0. Enkele enthousiaste presentaties, maar een wat lauwe zaal vol bloggers.
Peter Olsthoorn vertelde met veel zelfrelativering wat hij nu verstond onder een goede weblog. Olsthoorn houdt niet van blogs die last hebben van gebrek aan zelfkritiek, die voorspelbaar zijn en te veel aan navelstaarderij doen. Ook mogen schrijvers wel eens selectiever publiceren. Wat maakt dan een goed weblog? Originaliteit staat bovenaan. Dit hangt samen met een individuele toonzetting. De blogger moet een kwaliteitsmaatstaf hanteren en moet naar buiten zijn gericht.Copyright, en wat dan nog?
Vreemde eend in de bijt was advocaat Jetse Sprey die een lezing hield over het probleem van de schending van auteursrecht op het internet. Wat mag je overnemen, waar moet je toestemming voor vragen? Hij concludeerde dat de enige manier om ervoor te zorgen dat je auteursrecht veilig wordt gesteld, is een advocaat in de arm te nemen. (Had je een ander antwoord verwacht?) Hoewel dergelijke kwesties interessant zijn, en voor een webredacteur altijd goed om nog eens te horen welke berichten er wel en welke moeilijker over te nemen zijn, verzuchtte de zaal toch dat Sprey zijn lezing niet meer had toegespitst op creative commons en open source-software.Bloggende politici
Een weblog biedt politici een snelle manier om contact te krijgen met de kiezers – democratie in de praktijk. Of dit potentieel ook echt wordt benut bleek niet heel duidelijk uit de discussie met het panel van drie bloggende politici: Arie Slob (fractievoorzitter van de ChristenUnie), Jules Kortenhorst (Tweede Kamerlid CDA) en Martijn van Dam (Tweede Kamerlid PvdA). Van deze drie heren is Slob met een post per week de meest actieve weblogger. Van Dam verklaarde niet genoeg tijd te hebben om actiever te zijn op het web, al zou hij wel graag willen: ‘Als ik online zou doen wat ik wil doen, zou het een fulltime baan zijn.’ Maar helaas zijn er te veel beleidsstukken die gelezen moeten worden en wordt van politici ook verwacht dat ze in het land hun gezicht laten zien. Hierdoor is meer tijd voor internet niet mogelijk. Niet opzienbarend bleek de onthulling dat Jan Peter Balkenende niet zelf zijn eigen weblog schrijft. ‘De minister-president schrijft immers ook niet zelf zijn speech,’ verklaarde Kortenhorst. Overigens schrijven de drie leden van het panel wel hun eigen weblogs. Het mag duidelijk zijn dat ze daarin niet alles kunnen zeggen wat ze zouden willen. ‘Alles wat je op zo’n weblog schrijft wordt op een gouden schaaltje gewogen,’ zegt Van Dam. Hij blijft dan ook op zijn blog binnen de grenzen die zijn woordvoerder heeft gesteld. Van Dam kaartte een ander nadeel aan van het handelen van de pers in het algemeen, maar van internet in het bijzonder. ‘Wanneer je een fout citaat probeert te rectificeren word je beschuldigd van draaikonterij. Wat je ook doet: de schade is altijd voor jezelf.’Arie Slob doet wel eens een persoonlijke ontboezeming in zijn weblog: toen het konijn van zijn dochter tijdens de kabinetsformatie overleed meldde hij dit in zijn blog. Tot zijn grote verbazing werd dit ‘harde’ nieuwsfeit overgenomen door de reguliere pers. Bedrijfspresentaties
Tussen de panels door werden er korte bedrijfspresentaties gehouden van Xolo.tv, Bliin en OMD. Michael Nederlof van Skoeps.nl legde uit hoe zijn site een mooi voorbeeld is van de gewone burger die een reporter wordt. Mensen kunnen hun eigen nieuws aanleveren en wanneer dit na plaatsing op Skoeps.nl doorverkocht wordt aan derden, krijgt de burgerjournalist hier een deel van de opbrengst voor: ‘Nu is verdelen we alles nog 50/50, maar als de gebruiker wil dat het 75/25 wordt, dan doen we dat!’. Nederlof hield een enthousiast verhaal over de nieuwe journalistiek, waarbij ooggetuigen dankzij mobiel of digitale camera zelf verslag doen. Een mooi voorbeeld van het begrip web 2.0. RSS-feed, baby
Het laatste panel met daarin bloggers die een positie hebben verworven in de mainstream media (Dominique Weesie van Geenstijl.nl; Frank Janssen van Frankwatching.com; Frank Meeuwsen van Frank-ly.nl; Eduard de Wilde van BrickMeetsByte.com en Marco Derksen van Marketingfacts.nl) verzorgde niet voor het vuurwerk dat je aan het einde van de middag mocht verwachten. Deze vijf bloggers behoren tot het establishment en stijgen hoog boven de gemiddelde blogger uit. Toch zijn, zoals Paul Moolenaar tijdens zijn keynote speech al aangaf, het vooral specialistische blogs die geld opleveren. Het merendeel zal geen geld verdienen aan zijn blog. Het bijhouden van een geldgenererend blog vereist een hoop tijd en is een dagtaak.
Toen er terecht vanuit de zaal de vraag werd gesteld hoe men denkt te blijven verdienen aan advertenties op de sites als iedereen rss-feeds gebruikt, werd daar door Dominique Weesie wat neerbuigend op gereageerd: hij gelooft dat het grote internetpubliek niet bekend is met rss-feeds: ‘Tante Annie, met haar 386 maak je niet wijs wat rss-feeds zijn.’ Dat mag dan waar zijn, de nieuwe generatie internetters zal de voor hem belangrijke berichten nog voornamelijk lezen via pagina’s als netvibes en bloglines. Rss-feeds zijn een belangrijke tool voor de toekomst waar nu al rekening mee gehouden moet worden. Voorlopig heeft Weesie echter niet te klagen, met gemiddeld 1,6 miljoen bezoekers per maand op Geenstijl.nl.Tijdens de borrel heb ik nog even gebabbeld met enkele bekenden en kennis gemaakt met nieuwe gezichten. Het is altijd interessant om bloggers eens in the flesh te spreken en te weten wie er nu precies achter de site zit die je geregeld bezoekt. Bij de borrel kwamen de lippen van het publiek pas echt in beroering: door het volgeplande programma was er niet echt veel tijd om vragen te stellen tijdens de conferentie. We zullen dus de blogs van de aanwezigen moeten lezen om te weten te komen wat ze er allemaal van vonden.

Categorieën
Media Mike's notities

Column: Niet voor tere zieltjes

Toen ik van de week het nieuwe album van Avril Lavigne kocht, stond mij een onaangename verrassing te wachten. Bij de eerste keer draaien van dit album vol vrolijk klinkende popliedjes, leek mijn cd-speler af en toe te haperen. Ik draaide het betreffende nummer nog een keer en ontdekte dat bepaalde woorden van de tekst waren weggepoetst.

‘Wat zullen we nu krijgen?’, dacht ik. Verdomd als het niet waar was: diezelfde woorden waren ook in het booklet gecensureerd. Avril gecensureerd?! What the fuck! Een rondje googlen leerde mij dat er inderdaad twee versies van The Best Damn Thing op de markt waren gebracht: een ‘expliciete’ versie en de ‘clean’ versie. ‘Wat nou clean versie?’, dacht ik nog. Avril zingt in een liedje het woordje shit zo nu en dan, en in ‘Girlfriend’ gebruikt ze de term ‘motherfucking princess’ – op mijn exemplaar dus motherf_ing princess, en dat klonk werkelijk nergens naar.Ik hou niet van censuur. Als een artiest bepaalde uitdrukkingen wenst te gebruiken, dan moet hij of zij dat doen. Als een kunstenaar bepaalde symboliek wil gebruiken om een argument kracht bij te zetten, dan is het aan de kunstenaar om die keuze te maken.

Nu begrijp ik best dat puriteins Amerika kleine kinderzieltjes wil beschermen, en dat er dus een gecensureerde versie wordt uitgebracht om het K 3-publiek tegemoet te komen. Maar zet dat gvd dan ook gewoon op de verpakking. Een nietsvermoedende consument die niet op de hoogte is van het feit dat het werk van Avril gemutileerd is uitgebracht, weet dan dat hij een aangetaste versie mee naar huis neemt. Er wordt immers ook een sticker geplakt op de oorspronkelijke versie (je kent hem wel: Parental advisory, explicit content – standaarduitrusting voor cd’s die volgeluld worden door ‘gangsta’s’….). Doordat er op de ‘clean-version’ niets hierover staat aangeduid, wordt deze versie als de norm beschouwd. En dat klopt natuurlijk niet: de boze taalversie is de oorspronkelijke versie – want dit is de visie van de kunstenaar – en de opgeschoonde versie is de aangepaste.

We leven kennelijk in de omgekeerde wereld. Waarbij censuur de norm wordt, waarin je woorden in de mond worden gelegd, en zodra je iets anders wil bezigen, je wordt gezien als afwijkend of corrumperend. (Ik zeg: De Bond tegen het Vloeken.) Toen ik met mijn cd terugging naar de winkel was de verkoopster erg verbaasd over het feit dat er überhaupt een aangepaste versie bestond. Toen bleek nog eens dat de normale versie alleen te krijgen was in combinatie met een dvd die de prijs deed stijgen. Ja, je leest het goed: wie de oorspronkelijke versie wil bezitten moet extra betalen voor de cd. Deze kreeg ik echter zonder morren mee voor de oude prijs. Gelukkig waren er nog een paar mensen in de wereld die wel fatsoenlijk konden denken. Laten we hopen dat ze dat bij RCA, Sony/BMG, het label waar Avril haar werk uitbrengt, ook eens gaan doen.

Opmerkelijk feit: op de strong language-versie zit op de achterkant een sticker voor de Duitse markt, waarop een minimale leeftijd van zes jaar wordt aangegeven. Kijk, daar leven ze zich in ieder geval in de klant in: kinderen onder de zes verstaan natuurlijk geen Engels en hebben dan wel genoeg aan de goedkopere gecensureerde versie. Boven de zes mogen ze in Duitsland gewoon genieten van de oorspronkelijke muzikale visie van de artiest. Dat is nog eens klantvriendelijk!