Mijn vriend Spider-Man ligt bij Boekhandel Broese in Utrecht.
Boek- en stripwinkels zijn een van mijn favoriete hangplekken. Ik hou van de stapels boeken die er op de lezers liggen te wachten. Ik ontdek altijd nieuwe dingen als ik een tijdje door de winkels struin. Boeken en onderwerpen waar ik anders niet opgekomen was. En bovenal hou ik er erg van als het personeel duidelijk liefde voor het boek of het beeldverhaal uitstraalt.
Mijn vriend Spider-Man ligt bij Boekhandel Broese in Utrecht.
Die liefde werkt namelijk aanstekelijk. Als nieuwbakken debutant vind ik het dan ook een enorme kick als ik Mijn vriend Spider-Man in een boekwinkel zie liggen. En als het boek er niet ligt, maak ik een praatje met de verkoper en probeer ik hem of haar er natuurlijk van te overtuigen het boek aan te schaffen. Dat is tot nu toe een paar keer gelukt.
Mijn vriend Spider-Man ligt bij Scheltema in Amsterdam op de afdeling strips op de eerste verdieping.
Mijn vriend Spider-Man ligt lang niet overal en daarom wil ik jullie het volgende vragen. Als je toch van plan bent om het boek te kopen, doe dat dan bij de boekwinkel of stripwinkel bij je in de buurt. Mochten ze het toch niet hebben, bestel het dan bij ze.
Maar ik wil ook niet dat de boekwinkel verdwijnt uit het straatbeeld en daarom koop ik zoveel mogelijk fysiek boeken. Een winkelpand huren is namelijk erg duur, dus alle aankopen helpen. En er worden heus genoeg boeken online gekocht om die webwinkels in de lucht te helpen, dus daar hoef je je niet schuldig over te voelen. Bovendien verkoopt Bol tegenwoordig veel meer dan alleen boeken.
Mijn vriend Spider-Man ligt ook bij Stumpel in Hoorn. Dat is mooi, want een deel van het verhaal speelt zich af in Hoorn. Het was dankzij Cees Franke dat ze een stapeltje hebben besteld en neergelegd, want hij vroeg expliciet naar het boek. Dank je, Cees! Foto: Jooper.
Ten tweede help je deze nieuwe auteur ook een handje door het boek in een winkel aan te schaffen. Hebben ze het wel liggen, dan zullen ze geneigd zijn om het aan jouw verkochte exemplaar te vervangen voor een nieuwe. Hebben ze het nog niet, dan wijs je de verkoper op het bestaan van het boek en het feit dat mensen er nieuwsgierig naar zijn. Waarschijnlijk bestellen ze dan een exemplaar voor jou en wellicht nog wat stuks zullen bestellen. Dankzij jou hulp ligt het boek dan opeens in de winkel en zo maak je de kans groter dan meer mensen kennismaken met Mijn vriend Spider-Man.
Daarom alvast zeer bedankt als je de moeite wil doen om het boek bij de boekhandel te halen.
Bij Libris Voorhoeve in Hilversum was de verkoper zo sympathiek om na mijn pitch enkele exemplaren te bestellen. Het hielp ook dat Hallie Lama ook meteen een exemplaar wilde hebben. Foto: Hallie Lama.
Sommige strips kan ik best vaak lezen. Omdat ik de tekeningen goed vind en het verhaal. Soms ook omdat ik me na een tijdje het verhaal niet meer kan herinneren en ik weer nieuwsgierig ben naar hoe het ook alweer verliep.
Spider-Man: Hobgoblin Lives is zo’n strip. Ik denk dat ik deze comic zo’n eens per jaar lees. Hobgoblin is immers mijn favoriete Spider-Man-schurk en in deze comic wordt het verhaal van Hobgoblin soort van afgerond.
Ik stip deze ook aan in mijn boek Mijn vriend Spider-Man omdat hier eindelijk wordt onthuld wie de mysterieuze Hobgoblin werkelijk is. Aangezien de strip in 1997 uitkwam, neem ik aan dat die identiteit hier onthullen niet langer een spoiler genoemd kan worden.
Wie de Hobgoblin was heeft de Spider-Man-lezers lang beziggehouden. Eerst leek het Ned Leeds te zijn. Dat was jaren de officiële lezing. Maar Roger Stern, de bedenker van Hobgoblin, was het niet echt eens met die keuze. In Hobgoblin Lives wordt de onthulling dat Leeds de schurk was, dus herschreven. Een retcon dus. Soort van. Want Stern schrijft het verhaal zo op, dat de echte Hobgoblin Leeds brainwashte en in zijn plan gebruikte. De onthulling eind jaren tachtig dat Leeds Hobgoblin was, was dus allemaal onderdeel van het plan van de enige echte schurk.
Gisteren en vandaag herlas ik de drie deeltjes waaruit deze miniserie bestaat. Ik heb een mooie paperback uitgave uit 1997 in de kast staan, met deze prachtige cover door Ron Frenz, die ook het verhaal tekende:
De cover zou een mooie filmposter kunnen zijn mochten ze ooit een animated feature over Hobgoblin maken. Hoewel er ook nog andere mooie covers zijn waarin Hobgoblin de hoofdrol heeft.
Deze bijvoorbeeld:
En dit is een van mijn favorieten:
Tweeling
Laten we even naar het moment kijken waarin Spider-Man Hobgoblin eindelijk ontmaskert: Roderick Kingsley – modeontwerper en louche zakenman. Dat moment loopt synchroon met het moment dat Betty Brant de tweelingbroer van Kinsley ontdoet van zijn haarstukje en dus blijkt dat dit niet Roderick is maar Daniel, die kaal is. Doordat ze tweelingen zijn kon Stern Hobgoblin en een Daniel Kingsley, die zich uitgaf voor zijn broer, opvoeren in dezelfde scène. Hierdoor de lezer dus nooit kon raden dat Roderick de echte schurk was.
Maar goed, waar het mij nu vooral om gaat is het stripplaatje waarin Spider-Man op de glider vliegt en Hobgoblin in zijn weg gevangen houdt. Dat plaatje is namelijk een knipoog of hommage naar de cover van Amazing Spider-Man #39. Dat is weer de comic waarin de Green Goblin Peter Parker ontmaskert en ontvoert. Zoals je wellicht weet, is de Green Goblin een inspiratiebron voor de Hobgoblin.
De geschiedenis van Spider-Man zit vol met spiegelmomenten, herhalingen en verwijzingen naar vroeger.
Dislaimer Wie denkt dat ik na het schrijven van Mijn vriend Spider-Man genoeg heb van dit personage, vergist zich. Ik heb nog ideeën voor tientallen artikelen en blogposts over deze superheld. Spider-Man is niet voor niets mijn favoriete fictiefiguur.
De meeste van die artikelen zal ik hier publiceren, al zou ik het helemaal tof vinden als ik op een vaste plek elders over Spider-Man en strips zou kunnen scrhijven. Een stripblad als Eppo zit er niet meer in, maar wellicht dat ik binnenkort een andere publicatieplek kan vinden voor mijn verhalen.
Donderdag 22 juni stond er een interview met Kyle MacLachlan in de Volkskrant. Dat moest deze Twin Peaks-fan natuurlijk even lezen.
Inmiddels zes afleveringen van het derde seizoen gezien. Moet zeggen dat ik lang niet altijd chocola kan maken van wat David Lynch en Mark Frost ons voorschotelen. Eerlijk gezegd vind ik dat juist een van de leuke dingen aan Twin Peaks. Zoveel series en films zijn verschrikkelijk voorspelbaar en zitten vol met clichés. Een ‘rare’ serie als Twin Peaks is een verademing in het aanbod.
Journalist Berend Jan Bocking vroeg MacLachlan:
Ziet u betekenis in de bizarre momenten van de serie of is het een mysterie dat bestaat bij de gratie van het mysterie?
‘Nee, het mysterie bestaat met een reden. Ik verklaar het tegenover mijzelf als het verhaal van een man die zichzelf probeert terug te vinden, in kleine stapjes. In grotere lijnen gaat de serie over een wereld uit balans, waarin de dingen weer in balans moeten raken.’
Het eerste van wat de acteur hier zegt is duidelijk herkenbaar in de verhaallijn van Twin Peaks. Het tweede gedeelte van zijn antwoord lijkt te slaan op de hele wereld op dit moment.
Uitgeverij HUM geeft de klassieke stripreeks Torpedo 1936 integraal uit in vijf delen.
Torpedo 1936draait om huurmoordenaar Luca Tortelli ten tijden van de Depressiejaren in de Verenigde Staten. Mooie crime-noir gangsterstrips waarin bloot, geweld en grofgebektheid niet worden geschuwd. Het zijn goede pulpverhalen die lekker weglezen.
De reeks werd geschreven door de Frans-Spaanse scenarist Enqique Sánchez Abulí. De eerste twee verhalen zijn getekend door Alex Toth, maar die had toch wat moeite met de toon en het geweldsgehalte van de strip. Toen nam de Spaanse tekenaar Jordi Bernet het over. Die leverde in de stijl van Toth mooie zwart-wit tekeningen die perfect de harde noir-sfeer van de strip oproepen.
De strip werd in Nederland vroeger gepubliceerd in het blad Titanic. Er zijn enkele albums uitgekomen bij Uitgeverij Arboris. De vermakelijke verhalen hebben verschillende lengte, maar zijn meestal een pagina of acht. Voor de eerste editie van HUM zijn de strips opnieuw vertaald en beletterd. Het album bevat 17 korte verhalen.
Het eerste boek is net uitgekomen. Mooi uitgevoerd met een harde kaft. Ik vind het bewonderenswaardig dat de mensen van HUM duidelijk veel tijd en energie in deze uitgave hebben gestoken. Ger Apeldoorn schreef een informatieve inleiding om de reeks te introduceren. Hij leunt hiervoor mijn inziens wel iets te sterk op citaten van Dick Matena. Enkele citaten van andere kenners had de tekst wat evenwichter gemaakt en minder een aflevering van Matena vertelt.
[hr]
Daarom Minneboo leest: Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een interview, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
Maar Brussel is gelukkig meer dan Kuifje... Bijvoorbeeld 60 stripmuren.
Vanmorgen deelde ik een kopje koffie met Hydroman:
Het was een kort moment van contemplatie, in mijn werkkamer, uitkijkend over het Westerpark. Even de komende dag mentaal doornemen.
Een kwartiertje later zat ik te zweten op de hometrainer. Een halfuur fietsen op dat ding is in de zomer echt een uitdaging. Eigenlijk is alles met dit warme weer voor mij een uitdaging, ik word erg lethargisch van de warmte. Ik heb nergens zin in en er weinig puf voor. Dan komt zo’n Hydroman weer goed van pas trouwens, voor de verkoeling.
Het zijn ook een beetje rare weken. Hoewel ik op dit moment geen radio-optredens meer heb om Mijn vriend Spider-Man te promoten, zijn we nog steeds bezig met publiciteit genereren. Maandagochtend had ik nog een telefonisch interview met Robin Vinck die me wilde spreken voor de Boekenkrant. Woensdag heb ik een meeting met Remco Vlaanderen om verdere pr-plannen te bespreken.
Brussel… dat is Kuifje. Toch wel!
Brussel
Tussen de pr-zaken door, was ik vorige week twee dagen in Brussel. Een niet zo geslaagde persreis omdat we het merendeel van de onderdelen vrijwel alleen in het Frans werden aangesproken. Frans vind ik een moeilijke taal en hoewel ik daar een paar jaar les in heb gehad op de middelbare school, versta het praktisch niet. Gelukkig was het bezoek in het Stripmuseum in Brussel de moeite waard. Het was bovendien erg gezellig om oude bekenden weer te zien en kennis te maken met Roel Daenen, van Stripgids.
Over de Asterix-tentoonstelling schreef ik al een stukje. Hopelijk kom ik later deze week nog aan de expositie over scenarist Zidrou toe.
Maar Brussel is gelukkig meer dan Kuifje… Bijvoorbeeld 60 stripmuren.Frits Jonker geportretteerd door Fred de Heij.
Om mijn voeten weer een beetje met beide benen op de grond te krijgen en mijn hoofd uit de virtuele wereld van sociale media, probeer ik zoveel mogelijk met mensen af te spreken. De foto met Hydroman sluit in dat opzicht aardig aan bij de eerdere koffiedates die ik recent had.
Vorige week dinsdag had ik een afspraak met Frits Jonker.
Hij had een speciaal cd’tje met liedjes over Spider-Man samengesteld. Ik vind het omslag dat Frits ervoor maakte ook erg mooi:
De dag erna had ik een goede koffiedate met cartoonist Hallie Lama in Hilversum. We hadden afgesproken in de koffiecorner in de Libris Boekhandel. Kon ik hem meteen een exemplaar van mijn boek geven. We hadden elkaar al een tijdje niet gesproken en het was fijn om te zien en te horen dat het lekker met Hallie gaat. Hij heeft plannen voor een nieuwe uitgave, dus hou vooral zijn website in de gaten.
Omdat Hallie Mijn vriend Spider-Manook voor een vriend wilde kopen, liepen we de boekwinkel verder binnen. We zagen mijn boek niet liggen, dus vroeg ik de verkoper achter de balie of ze Mijn vriend Spider-Man hadden. Ik vertelde hem dat ik de auteur van het boek was en Hallie liet zijn exemplaar zien. ‘Vertel eens waar het boek over gaat,’ vroeg de verkoper. Dus dat deed ik. Ik vertelde hem in grote lijnen dat het boek gaat over mijn ervaringen als fan en dat ik die gebruik als kapstok om over fancultuur te praten. De verkoper vond het sowieso sympathiek dat ik mijn eigen boek kwam promoten en wilde wel een exemplaar bestellen. ‘Leuk voor Vaderdag,’ zei ik nog.
‘Ik wil ook nog een boek bestellen voor een vriend,’ zei Hallie. Ten bestelde de verkoper er meteen drie. Ik hoop dat ze mooi op de tafel te zien waren, zodat mensen het boek kunnen zien liggen. Die zichtbaarheid is erg belangrijk, want lang niet iedereen weet nog dat dit boek bestaat terwijl ze het misschien wel willen lezen.
In meerdere opzichten was dit dus een vruchtbare koffiedate.
Maandag was de Stripvlogger in Amsterdam met zijn vrouw Barbara. We hebben gezellig gepraat bij het Ketelhuis. Over vloggen, strips en andere zaken. Het is goed om zo nu en dan met collega’s af te spreken. Altijd leuk om te horen wat ze aan het lezen zijn en wat ze recent hebben meegemaakt in de (Nederlandse) stripwereld.
Dode Vakens is een dik, mooi uitgegeven boek met een selectie van het beste werk van Ben Vranken.
Ben Vranken signeert. Foto: Michael Minneboo.
In 1984 stuurde de Zeeuwse stripmaker en illustrator Ben Vranken (Vlissingen, 1962) een strip naar uitgeverij Van Wulften BV in de hoop dat ze zijn werk wilden uitgeven. Bijna een jaar later en toevallig vlak nadat Frits Jonker over Vrankens werk in een column had geschreven, kreeg hij pas een schrijven terug. Een afwijzingsbrief waarin Bens strip werd beoordeeld als ‘nogal mager, weinig boeiend en verrassend. De tekenstijl is overigens veel belovend.’
Ruim 32 jaar later ligt er een vuistdik boek genaamd Dode Varkens, met daarin opgenomen een selectie van Vrankens beste verhalen in stripvorm, met toelichting van de maker. Het boek is verrijkt met een mooi dossier met daarin onder andere bovenstaande brief, en Vrankens correspondentie met Frits Jonker. De uitgever van het boek: Ger van Wulften. Precies, dezelfde, al heet zijn uitgeverij nu Xtra.
Zondag 18 juni werd Dode Varkens gepresenteerd. Tijdens de presentatie in club Akhnaton signeerde de illustrator boeken voor zijn lezers.
Vlak voor de signeersessie maakten Vranken en ik kennis met elkaar. Een sympathieke kunstenaar, die in zijn werk een wereld schept die vooral gekenmerkt wordt door verval en een beklemmende sfeer. Maar ondanks de post-apocalyptische landschappen en de sombere toon, kent het werk ook veel ironie en zwarte humor.
Vranken is een eigenzinnige tekenaar die altijd zijn eigen weg op is gegaan. Hij maakte illustraties voor onder andere De Telegraaf, de Volkskrant, Archeologie Magazine en het Nationaal Historisch Museum. Zijn strips en illustraties bewaarde hij jarenlang in natte, kartonnendozen. Voer voor papiervisjes. Een deel van het werk is opgegeten door de papierversnipperaar.
Hiernamaals
De titel van zijn boek verwijst naar een van de verhalen uit de bundel. Een mooi verhaal waarin Vranken een bijzondere visie toont op het hiernamaals. De titel Dode Varkens klinkt weinig commercieel, maar dat zijn z’n strips eigenlijk ook helemaal niet. Wat ze wel zijn is uniek, met een geheel eigen stijl en geluid. Zoals filmregisseur Erik de Bruyn al in zijn voorwoord zegt: ‘De strips van Ben Vranken zíjn kunst. En net als bij een autonoom conceptueel modern werk het geval kan zijn, moet je soms wat moeite doen om het tot je te nemen. Maar dan word je meegezogen in Vrankens wereld.’
Vrankens werk beantwoordt een vraag die me regelmatig te binnenschiet: bestaat er nog steeds underground in Nederland? En dan bedoel ik natuurlijk underground-strips.
De Amerikaanse underground-scene van weleer, met onder andere Robert Crumb, Spain Rodriguez en Gilbert Shelton, spreekt namelijk enorm tot mijn verbeelding. Stripmakers die dwars tegen de heersende consensus in gingen en hun eigen verhalen vertelden. Verhalen vol seks, drugs, surrealistisme en autobiografische elementen. In Nederland denk je dan meteen aan Peter Pontiac. Wasco. Mark Smeets.
Je kunt de Nederlandse stripwereld natuurlijk cynisch bekijken en zeggen dat die eigenlijk helemaal underground is, want het is een kleine niche die door het grote publiek voor het merendeel wordt genegeerd. Maar die stelling kan ik niet verdedigen, ook al komt het toch vaak neer op werk in de marge.
Maar Vranken, da’s wel underground. En dat bedoel ik als compliment: graag zie ik meer van dit soort eigenzinnige makers. Ik besteed er dan ook graag aandacht aan. Sterker nog, door de middag in Akhnaton besefte ik weer eens dat dit eigenlijk mijn werk moet zijn: het aankaarten van makers zoals Vranken, en bloggers zoals de eerdergenoemde Frits Jonker. Laat Van Nieuwkerk de mainstream maar behandelen. Laat anderen meer die rivier van papier van middelmatige strips recenseren. Geef mij maar de tekenaars die krabbelen in de marge, die hun eigen hang-ups en frustraties onder ogen zien en verwerken in verhalen. Ik geef ik graag een podium op mijn blog of in een tijdschrift. Ik ga me vanaf nu nog meer bezighouden met wat mij boeit en de ruis negeren.
Bezwering Over de opgenomen pagina’s uit zijn schetsboeken schrijft Vranken: ‘Waarschijnlijk was dat hele tekenen een soort bezweringsritueel: door het verbeelden van allerlei ellende hoop je dat die in het echt je deurtje voorbij gaat. Bovendien vormt het een prima uitlaatklep voor je frustraties en voorkomt het tekenen van geweld dat je in de supermarkt oude vrouwtjes ondersteboven rijdt met je winkelwagen.’ De oude vrouwtjes en de lezers mogen Vranken dankbaar zijn.
Op dit moment heb ik het boek nog lang niet uit, maar dat vind ik wel fijn. Het is zo’n boek dat je af en toe moet oppakken om te bladeren of verder te lezen. Tot nu toe vind ik het allemaal inspirerend, net zoals de dikke boeken van Serge Baeken barst Dode Varkens van de creatieve energie. Ook die worden uitgegeven door Xtra. Dat is natuurlijk geen toeval.
Dode Varkens is een mooie uitgeven, dikke bloemlezing met harde kaft. Het werk van Ben Vranken zal lang niet aan iedereen besteed zijn (want hé, underground, dus) maar een aanrader voor iedereen die toe is aan iets anders. Pak het eens op in de winkel en blader erdoorheen. Is het niets voor je, leg het terug, maar waarschijnlijk wil je erin blijven lezen.
Ben Vranken. Dode Varkens. Uitgeverij Xtra, 384 pagina’s · € 34,90 ISBN 9789490759919
En dan nu nog even een bonusvideo van de eerste tekening die Ben maakte die middag tijdens de signeersessie. De muziek wordt gedraaid door DJ Frits Jonker.
Daarom Minneboo leest: Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een interview, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
Van het prachtige stripalbum Asterix en de Belgen is nu een tentoonstelling in het Stripmuseum in Brussel.
Nieuwsgierig nam ik laatst een kijkje, want Asterix is een van mijn favoriete stripfiguren. Het zijn albums die je telkens opnieuw kunt lezen vanwege de scherpe grappen van van scenarist René Goscinny (1926 – 1977) en de prachtige illustraties van Albert Uderzo (1927).
Bange Romeinen heten ons welkom.
Aan het begin van de tentoonstelling worden we dan ook terecht aan beide heren voorgesteld. Goscinny stierf helaas al op 51-jarige leeftijd. Een van de grootste stripscenaristen van de Europese strip stierf in mijn geboortejaar. Ik hou van de humoristische tekeningen van Uderzo, die zijn hand niet omdraaide om rake karikaturen van bestaande personen op papier te zetten.
André Coscinny.
Even terzijde: veel van mijn striphelden beginnen echt op leeftijd te raken. Uderzo is 90 jaar oud en met pensioen, Stan Lee is 94, ook John Romita Sr. is inmiddels 87. Zijn zoon, mijn favoriete Spider-Man-tekenaar is al 60. Bijna net zo oud als mijn vader. Enkele andere helden zijn al reeds overleden, behalve Coscinny bijvoorbeeld ook André Franquin, die in 1997 stierf. Dat maakt mij niet alleen duidelijk dat veel van de stripmakers die ik bewonder niet hedendaags zijn. En dat we binnenkort afscheid van hen moeten gaan nemen.
Er zijn overigens wel stripmakers van nu die ik bewonder, maar daarover een andere keer meer.
Spelelementen
De tentoonstelling richt zich dus op één album van de reeks Asterix. Asterix en de Belgen verscheen oorspronkelijk in 1979. Het is het laatste album waar Goscinny aan meewerkte.
De expositie bevat enkele actieve onderdelen. Zo kun je op een bewegend plateau gaan staan om met je voeten een rubber balletje te manoeuvreren tussen de personages van de strip. Ook is er een groot bord waarop je de personages en hun vaste props bij elkaar moet raden. Druk tegelijk de knoppen in bij het personage en de prop. Als je het juist hebt, gaat er een groen lampje branden. Het Stripmuseum heeft dus een expositie willen maken die gezinsvriendelijk is.
Zoals ik al schreef in eerdere verslagen, is het Stripmuseum in Brussel geen stoffig instituut waarin je alleen originele pagina’s aan de muur kunt bewonderen. De tentoonstellingen worden op een ludieke wijze en sfeervol vormgegeven. Vaak zit er ook een interactief element in. Dit keer ligt dus meer de nadruk op het spelelement, zonder dat het geheel een circus wordt. Toen ik door de expositie liep, was er een schoolklas aanwezig. De leerlingen waren lekker in de weer met de spelelementen.
Herdrukken
Er zijn ook mooie zwart-wit pagina’s uit de strip te zien voor de liefhebbers van Uderzo’s illustraties. Dit zijn geen originelen maar facsimiles. Willem de Graeve, codirecteur en hoofd communicatie, vertelde me dat het te kostbaar zou zijn geweest om de originelen op te hangen. Die worden namelijk voor het grootste deel bewaard in de Bibliothèque Nationale de France.
Je zou origineel en facsimile eigenlijk naast elkaar moeten leggen om het zeker te weten, maar als het er niet bij had gestaan dat het hier fotografische herdrukken betreft, had ik het verschil niet gezien. Natuurlijk hebben originele tekeningen en strippagina’s een soort van aura vanwege hun uniekheid, maar voor de inhoud van de expositie maakt het eigenlijk niet uit dat de platen geen originelen zijn. Je kunt nog steeds het vakmanschap bestuderen zonder dat de originele platen kunnen verkleuren of tijdens vervoer gevaar lopen.
Parodie
Coscinny zei in 1976: ‘Ik parodieer graag. Ik beschrijf de dingen zoals ze zijn, maar met een lichte kwinkslag, waardoor ze grappig worden. Die kwinkslagen zijn de bouwstenen van wat stap voor stap een parodie wordt.’ In de reeks Asterix worden culturele stereotypen op een humoristische wijze uitvergroot. Waar de dappere Galliërs ook komen. Dat maakt de reeks juist zo aantrekkelijk, omdat we om onszelf en anderen kunnen lachen.
In de tentoonstelling komt goed naar voren hoe de stripauteurs jongleren met een handvol Belgische symbolen, die soms meer aan de mythologie dan aan de realiteit zijn ontleend. Toch maken ze niemand belachelijk, maar is het album eerder een ode aan België en een teken van vriendschap.
Rare jongens die… euh, laat maar. Een cameo van een bekend stripduo.
Belgische helden
In het album Asterix en de Belgen komen meerdere Belgische helden en beroemdheden voorbij. De bode die de naburige stammen pijlsnel waarschuwt, is een karikatuur van Eddy Merckx, de legendarische wielerkampioen uit het Brusselse, vijf keer winnaar van de Ronde van Frankrijk. Als koerier geeft hij blijk van een uitzonderlijke snelheid. Nicotine, de vrouw van stamhoofd Vandendomme, is een karikatuur van de Belgische actrice en zangeres Annie Cordy, die eind de jaren 1970 bijzonder populair was in Frankrijk.
De Belgische zanger Jacques Brel (1929-1978), die zijn liefde voor België bezong in onder meer Bruxelles of Marieke, komt in het album aan bod met enkele woorden uit zijn beroemdste lied, Mijn Vlakke Land. Uiteraard wordt in de expostie aandacht besteed aan deze beroemdheden en verteld wie ze zijn. Niet iedereen zal ze immers nog kunnen herinneren, vooral de jonge bezoekers niet. Die hebben hun eigen contemporaine helden. En natuurlijk ontbreekt er geen knipoogje naar Manneken pis.
De tentoonstelling Asterix en de Belgenis samengesteld door Mélanie Andrieu en bevat teksten van Andrieu en Jean Auquier. De expositie niet al te groot, maar was dan ook eigenlijk een soort tussendoortje. Een opstap naar de grotere expositie over de Belgische strip die in het najaar te zien zal zijn. Van Asterix kun je genieten tot en met 3 september 2017.
Vrijdagavond de laatste aflevering gezien van House of Cards. We hebben dit vijfde seizoen in zo’n twee weken gekeken.
House of Cards kon me toch minder boeien dan de voorgaande seizoenen. Misschien komt het omdat het alweer lang geleden was dat ik de serie zag en veel van het voorgaande was vergeten. Veel verwijzingen naar eerdere afleveringen ontgingen mij dus. Pas bij aflevering vijf of zes zat ik er weer een beetje in.
Maar toch kon de plot van deze reeks nieuwe afleveringen me minder boeien. Alles kabbelt maar een beetje voort, zonder dat het nu echt veel indruk maakt. Misschien komt dat ook wel omdat er in onze realiteit nog een grotere gek in het Witte Huis zit dan de personages in deze serie zijn. Ik ben de Amerikaanse politiek daardoor behoorlijk beu.
Nog ergerlijker vind ik dat Claire Underwood nu ook door de vierde muur breekt en de kijker aanspreekt. Dat betekent waarschijnlijk dat zij de hoofdrolspeler is geworden van de serie, maar maakt alles nog eens minder realistisch.
IJskoningin en ijscoman.
En ik heb een probleem met Robin Wright. Ik vind het een vervelende actrice om in actie te moeten zien. Ze speelt Claire Underwood zo onderkoeld, dat ze net zo statisch acteert als een koelkast. In Wonder Woman overtuigde ze ook niet echt. Ze zet geen levende personages neer, hoogstens een sim. Heel vervelend.
Hoe dan ook, door zoveel House of Cards in een korte tijd te kijken, zat de afgelopen dagen constant de begintune in mijn hoofd. Als een oorworm genesteld in mijn oren hoorde ik telkens deze tune in mijn hoofd…
Een paar weken geleden kwam Thijs van Domburg bij me thuis langs om een podcast op te nemen.
Thijs is cabaretier, tekstschrijver en collega-geek. En daarnaast is hij nog eens een heel aardige kerel. Hij doet onder andere een gesproken column bij het programma Spijkers met koppen en hij werkt bij Zondag met Lubach. Ook heeft hij al een paar keer een cabaretprogramma gemaakt en altijd met een lekkere geeky-thema. Zo was hij in De wraak van de Koolmees een heuse Nederlandse superheld op een crossfiets.
Sinds een jaar neemt hij geregeld een podcast op waarin hij een geek interviewt genaamdThijs’ Nerdpaleis. En aangezien mijn boek Mijn vriend Spider-Manuit is gekomen, was dat een mooie gelegenheid om elkaar te spreken.
Michael, Thijs, en een kast vol met comics.
Eerder sprak Thijs onder andere met Ger Apeldoorn, Junaid Chundrigar en Hedwig van Driel. Een mooi rijtje om tussen te staan.
Als bedankje had Van Domburg een action figure van Hydroman meegenomen. Dat is een van de schurken waar Spider-Man het weleens tegenop neemt. Deze figuur kan zijn lichaam in water veranderen.
Hydroman was in de uitvoering van Spider-Man:The Animated Series uit de jaren negentig. Zijn hoofd heeft een hoog glamrock gehalte, vind ik. Verder kijkt hij lekker psychopathisch uit zijn ogen. Maar goed, Hydroman is dan ook een waterhoofd natuurlijk.
Echt een leuk cadeautje. Je kunt via een plastic dingetje Hydroman ook water later uit zijn vuisten spuiten. Het duurde echter even voordat deze twee volwassen mannen doorhadden hoe dat precies in zijn werk ging. En toen kwam er eigenlijk maar een lullig straaltje uit. Dat mocht de pret niet drukken, natuurlijk.
Luister hier de podcast. Een uur lang geeken en nerden.
Vanaf vandaag ligt de nieuwste nieuwe Stripgids in de stripwinkels in België en Nederland.
Hieronder het persbericht dat alles duidelijk maakt:
Stripgids, het striptijdschrift dat de Vlaamse stripjournalistiek emancipeerde en aan de basis ligt van de Bronzen Adhemar/Cultuurprijs voor de Strip en het Stripgidsfestival Turnhout, vervelt. De nieuwe redactieploeg – met Judith Vanistendael, Simon Spruyt, Nix, Marc Legendre, Karl Van den Broeck en Roel Daenen – presenteert vandaag het nieuwe nummer.
Dat ligt vanaf 15 juni in de winkel: 132 pagina’s dik, mooier en, uiteraard, boordevol voorpublicaties, kortverhalen, essays, columns en interviews. Over het verleden en het erfgoed van de strip, maar ook over vandaag én de toekomst van de 9e kunst. Centrale gast is Nix, Vlaanderens meest ondernemende stripauteur. Voor Strip Turnhout, de uitgever van Stripgids, betekent dit een nieuwe (door)start.
Stripgids verschijnt voortaan twee keer per jaar (juni – november) en wordt ook betalend. Het blad heeft ook een grondige make-over gekregen, met een groter formaat (33cm op 22cm), mooier papier en 132 pagina’s dik. In elk nummer zit voor de abonnees ook een exclusieve, gesigneerde tekening van Nix.
Special guest: Nix
In dit eerste nummer is Nix de centrale gast. Nix, Marnix Verduyn voor de burgerlijke stand is tekenaar van onder meer ‘Kinky & Cosy’, stripauteur én ondernemer,. Hij kreeg carte blanche in een katern van 32 pagina’: van Veto tot The Kinky & Cosy Experience. “Mijn humor is milder geworden, maar ik blijf een alternativo,” aldus Nix.
En verder in het blad:
• Een uitgebreid interview van Rik Van Puymbroeck met Johan De Smedt (Creative & Concept Director bij Standaard Uitgeverij/WPG) over de wedergeboorte van het Vlaamse striperfgoed. De Smedt is het brein achter de sensationele restyling van oude reeksen als Suske en Wiske (Amoras), Jerom (J-Rom) en De Rode ridder (Red Rider).
• Graphic journalism in Vlaanderen? Iedereen kent Joe Sacco die journalistiek beoefent met de tekenpen, maar hoe zit het met ‘graphic journalism’ in Vlaanderen? Onder meer Jeroen Janssen en Nathalie Carpentier steken hun neus aan het venster, aldus Karl Van den Broeck.
• Wouter Adriaenssens maakt naar aanleiding van een tentoonstelling in het Belgisch Stripcentrum een tour d’horizon van de Vlaamse stripscene en stuit, zoals te verwachten was, op een hardnekkige spreidstand tussen het commerciële en het artistieke.
• Guust Flater wordt 60 en dat wordt gevierd. Wij – Belgen – vinden hem ongeveer de grootste aller tijden, maar wat vindt de eminente Britse kunstcritica Cynthia Rose van het geesteskind van Franquin?
• Strips worden overigens vandaag allang niet meer enkel op papier geconsumeerd. Screendriver blijkt het nieuwe, ambitieuze forum voor digitale, interactieve comics. Vergeet het swipen, denk aan strips die met de lezer in interactie gaan.
• Columns van Walter Pauli en Philippe Capart
• Op bezoek bij Charel Cambré, Otto-Jan Ham, een analyse van het jongste album van ‘Blake & Mortimer’, een artikel over censuur, het begin van de reeks ‘De Oertijd van de strip’, de oproep voor de eerste scenariowedstrijd van Stripgids, een uitgebreide nieuwsrubriek en nog veel, véél meer!
Stripgids biedt uiteraard ook een forum aan een hele reeks tekenaars. Met nieuw werk en (voor)publicaties van:
• Lukas Verstraete
• Jente Van Loven
• Wilbert Van der Steen
• Gabri Molist
• Charlotte Dumortier
• Annis El Hamouri
• Nanoe Carremans
• KIM blijft ook in de derde reeks van Stripgids op post.
Het edito is – zoals het hoort voor een striptijdschrift – niet geschreven, maar getekend. Redactielid Simon Spruyt verbeeldde de start van Stripgids op een wel erg indringende manier.
Exclusief kunstwerk
Wie zich abonneert op Stripgids krijgt bij elk nummer een genummerde en gesigneerde tekening. In dit eerste nummer is dat van Nix. In samenwerking met het Nationaal Museum van de Speelkaart in Turnhout, maakte Nix ook een litho. Die wordt in een beperkte oplage verkocht en vormt een tweeluik met de tekening voor de abonnees. In elk nummer van Stripgids zal voortaan een uniek kunstwerk zitten, telkens vervaardigd met een ander ambachtelijke druktechniek.
Infofiche
• Stripgids #1 h telt 132 p.
• Afmetingen: 33cm H x 22cm B
• Papier: Munken Pur 120g (binnenwerk) en Munken Polar 300g (covers)
• Afwerking: genaaid
• Gewicht: circa 750g
• ISBN-nummer: 9789078814085
• ISSN-nummer: 1783-4287
• NUR-360
• Prijs: 9,99 euro. Te verkrijgen in een strip- of boekenwinkel in de buurt. Of via www.stripgids.org.
Helemaal neutraal ben ik niet wat Stripgids betreft: voor de vorige reeksen schreef ik vaak een artikel en werkte ik altijd prettig samen met toenmalig hoofdredacteur Toon Horsten. Ook voor de nieuwe incarnatie schreef ik een stuk, namelijk dat over Screendiver. Ik heb Stripgids altijd het beste striptijdschrift van de Benelux gevonden. Hopelijk blijft dat zo.
Wonder Woman, de eerste superheldenfilm van DC Comics met een vrouw in de hoofdrol, draait vanaf 8 juni in de Nederlandse bioscopen. Wonder Woman is onderhoudend, maar geen hoogvlieger.
Voor we beginnen: Wonder Woman is natuurlijk niet de eerste superheldin die centraal staat in een film. Dat was Helen Slaters Supergirl uit 1984. Later kwamen daar nog verfilmingen van Catwoman en Elektra bij, hoewel je van die laatste twee kunt zeggen dat het geen superhelden zijn. Al deze drie films zijn overigens geflopt.
Sinds ik vorig jaar bij Met het oog op morgenmocht spreken over het VN ere-ambassadeurschap van Wonder Woman en Lynda Carter en Gal Gadot, de actrices die haar succesvol gestalte gaven, een krachtig pleidooi voor Wonder Woman zag houden, heeft deze stripheldin mijn hart een beetje gestolen.
Wonder Woman werd in 1941 bedacht door psycholoog William Moulton Marston (1893 –1947), ook wel bekend als Charles Moulton. Hij baseerde het personage op zijn vrouw Elizabeth Holloway Marston en zijn geliefde Olive Byrne.
Was het maar waar…!
Onderwerping
Marston zag vrouwen als superieure wezens en dacht dat als mannen zich aan hen zouden onderwerpen, de wereld een betere plek zou zijn. In de strip rond Wonder Woman kon hij veel van zijn ideeën kwijt. De verhalen die Moulton schreef bevatten opvallend veel bondage-elementen: Wonder Woman en de vijanden die ze bestrijdt worden vaak vastgebonden. Fysieke en mentale overgave is een terugkerend thema in die verhalen. Deze thema’s kwamen voort uit zijn eigen filosofieën.
Wonder Womans lasso is een van de belangrijkste wapens: wie daarmee wordt vastgehouden kan alleen nog maar de waarheid spreken. Ook kan de lasso iemands geheugen herstellen en illusies doorbreken en heeft de ‘lasso van de waarheid’ een beschermende functie. Met haar onverwoestbare armbanden kan Wonder Woman kogels en andere projectielen afweren.
Feministisch?
De film is al een tijdje uit in de VS, en daar zijn critici en fans erg enthousiast over de film geregisseerd door Patty Jenkins. Het feit dat de eerste serieuze vrouwelijke superheld centraal staat en dat de film geregisseerd is door een vrouw, maakt dat de feministes al erg blij zijn met deze film.
Toch vind ik het een beetje onzinnig om te stellen dat alleen een vrouwelijke regisseur een film met een vrouw in de hoofdrol goed kan regisseren. Overigens is het tegenovergestelde ook waar: een vrouw kan prima een film maken met mannen in de hoofdrol. Dat de filmmaatschappij voor Jenkins heeft gekozen, zal wel een soort van lippendienst naar de feministen toe zijn geweest.
Filmjournalist Floortje Smit legt in de VolkskrantWonder Woman langs de feministische meetlat en schreef een boeiend stuk waar ik me volledig bij aansluit.
Laat ik eerlijk zijn: als superheldenfilm is Wonder Woman heel onderhoudend, maar het is zeker geen hoogvlieger. Een feministisch manifest is het al helemaal niet, maar misschien moeten we de film ook daar niet op beoordelen.
Laat ik vooropstellen: dit is de eerste film sinds jaren van DC Comics die de moeite van het kijken waard is. Dat komt waarschijnlijk omdat Zack Snyder slechts een van de schrijvers van het verhaal was en niet aan het roer van dit project stond. In tegenstelling tot Zacks paranoïde en cynische superheldenfilms heeft Wonder Woman een positieve boodschap, namelijk dat liefde alles overwint.
Diana (Gal Gadot) is een prinses van de Amazones. Ze woont op een verborgen, paradijselijk eiland waar deze onsterfelijke vrouwen samen leven en trainen tot de dag dat de God van de Oorlog weer terugkeert. Een Amerikaanse spion genaamd Steve Trevor (Chris Pine) crasht op het strand van het eiland. Hij is de eerste man die Diana ziet. Steve komt met een verontrustende boodschap over een enorm conflict dat in de buitenwereld gaande is, namelijk een grote oorlog, die later de geschiedenis boeken in zal gaan als de Eerste Wereldoorlog. In haar overtuiging dat ze deze dreiging kan stoppen, besluit Diana haar eiland te verlaten. Vechtend in een allesvernietigende oorlog, zal Diana als Wonder Woman haar volledige krachten en haar ware lot ontdekken.
Verse blik
In de film komt Diana op de Westerse mannen als nogal naïef over, maar ze biedt als iemand afkomstig van een andere cultuur juist een frisse kijk op de Westerse. Ze vindt het gek dat het Britse parlement uit alleen mannen bestaat die ook nog eens door elkaar praten. Ze snapt ook niet waarom een vrouw vrijwillig een korset zou dragen om haar buik plat te drukken. Twee legitieme opmerkingen die nu nog steeds gelden. Hoe serieus worden vrouwen tegenwoordig in de politiek of het bedrijfsleven genomen? Zijn we eindelijk zover om de seksen als gelijkwaardig te zien en te behandelen? En waarom moeten vrouwen nog steeds voldoen aan een onhaalbaar en dom schoonheidsideaal?
Trump en co.
Als blijkt dat de Britse regering in aanloop tot een wapenstilstand met de Duitsers besluiten even geen actie te ondernemen, wat tot gevolg heeft dat er nog duizenden onschuldige slachtoffers zullen vallen, is Diana oprecht boos. Hoe durven ze die keuze te maken? Hoe durven ze het leven van anderen onder zichzelf te stellen? Schamen de heren politici zich dan niet? Nee, en hun kinderen sturen ze niet naar het front. Ze gaan er zelf ook niet kijken. Wederom goede vragen die we allemaal aan onze huidige machthebbers mogen stellen. Oorlog is immers goed voor de economie en wordt zelden voor andere reden gevoerd. En de mannen die hun zakken vullen, blijven er ver van weg. Kanonnenvlees, dat zijn de kinderen van de lage inkomens. Dat was vroeger zo en is nu nog steeds zo.
Deze thema’s worden verder niet veel meer uitgewerkt, alleen aangestipt. Ze stemmen tot nadenken. Waarom is onze samenleving zoals die is en waar is er ruimte voor verbetering. Het antwoord op die tweede vraag: die ruimte moeten we met zijn allen creëren. In dat opzicht mogen we best de lessen uit dit soort films en de strips van Wonder Woman en andere superhelden eens serieus bekijken.
Miss Israël
Er valt veel te genieten aan Wonder Woman. De toon is luchtig en de bad guys spreken Engels met een lekker dik Duitsaccent. Lekker ouderwets filmvermaak dat doet denken aan de filmreeks Indiana Jones. Gal Gadot, voormalig Miss Israël, is een goede actrice en bloedmooi. Dat ze zeer aantrekkelijk is, merken de mannelijke personages meermalen op. Ook dat ze verbaasd zijn dat een vrouw zo goed kan vechten. Chris Pine acteert ook prima, maar er zijn ook enkele acteurs die flink de plank misslaan. Zo is er de Spaanse Elena Anaya die Dr. Maru gestalte geeft. Maru is een geleerde in dienst van de Duitser die een verschrikkelijk gifgas probeert te ontwikkelen. Ze is niet alleen een matig en onderontwikkeld personage, het niet-overtuigende spel van Anaya zou niet misstaan in een aflevering van Bassie en Adriaan.
Jenkins trakteert de toeschouwer op veel slow motion beelden van de vrouwen in actie. Ze maakt van het filmbeeld een soort bewegende strip. Helaas vallen op die momenten soms wel op dat het budget voor de special effects wat laag is.
In Wonder Woman is het eindgevecht met de big bad, de God van de Oorlog, behoorlijk grotesk. Zo’n climax lijkt noodzakelijk kwaad in superheldenfilms, en daarom is het jammer dat men niet meer van de standaardformule van dit genre is afgeweken.
Kortom: moet je Wonder Woman nu kijken of niet? Ja, want hoe meer deze film opbrengt, hoe eerder Hollywood geneigd is om meer superheldinnen de hoofdrol te geven. Ook vermaak je je aardig met deze tweeënhalf uur durende film. Maar in vergelijking tot heel goede superheldenfilms als Spider-Man 2, X-Men 2, en The Dark Knight, scoort Wonder Woman niet erg hoog.
En nu is Adam West ook nog overleden. De beste man is 88 geworden en dat is niet mis, maar het is toch spijtig om te horen dat Batman bezweken is aan leukemie.
Voor mij zal West altijd een voorbeeld zijn van mensen die de wereld een stukje vrolijker maken. Zijn Batman uit de jaren zestig koester ik toch wel, en misschien was het wel de laatste keer dat de wereld nog een beetje onschuldig leek. In ieder geval voor mij.
Natuurlijk heeft West veel meer rollen gespeeld dan Batman. Ik kan me een film herinneren waarin hij de vader van Peter Weller speelde en dat heel verdienstelijk deed. Het zal The New Agegeweest zijn van regisseur Michael Tolkin uit 1994. Het was de eerste keer dat ik West weer eens voorbij zag komen zonder masker op zijn hoofd.
Toch is hij ook slachtoffer van wat we vroeger het Swiebertje-effect noemde. Waarschijnlijk is daar nu een andere term voor, daar er niet zo heel veel mensen meer zullen weten wie Swiebertje was. Batman kent echter iedereen en die overschaduwde West zijn verdere carrière.
Het web staat vol met foto’s van West als Batman en dat doet me ook goed. Jarenlang werd de serie toch een beetje verguisd, want het gaf Batman een kinderachtige reputatie. De laatste jaren was er sprake van eerherstel. De serie is zelfs op blu-ray uitgebracht en mensen kunnen daar nu, ruim vijftig jaar later, weer van genieten. Er werd ook een animatiefilm in de stijl van de tv-serie uitgebracht en er loopt een stripreeks onder de titel Batman ’66.
Liever de Batman van Adam West dan die van Zack Snyder of Joel Schumacher.
Deze foto kwam ik vanmorgen ergens op Twitter tegen. Ik vind hem heel mooi, want hier stapt Adam West in zijn Batmobile alsof hij naar zijn werk gaat. Alsof het een gewone werkdag is. Precies dat aardse wat zijn Batman altijd had.