Categorieën
Striprecensie Strips

Robert Crumb’s Bible of Filth

Bij Scratch Books is Robert Crumbs Bible of Filth uitgebracht. Een verzameling van zijn seksuele fantasieën en uitspattingen. Wie het werk van Crumb kent weet dat hij daarin nogal lekker ver kan gaan, al is de seks in zijn strips voor de lezer niet opwindend, maar eerder hilarisch.

Robert Crumb (Philadelphia, 1943) is een van de vaders van de Amerikaanse underground comics en een van de beste voorbeelden van een autobiografische stripmaker die zijn strips gebruikt om zijn mening te laten horen. In zijn strips laat hij zich kritisch uit over de Amerikaanse cultuur en vertelt hij openlijk over zijn seksleven en fetisjen. Hij heeft namelijk een duidelijk voorkeur voor sterke vrouwen met dikke kuiten en ronde billen. Je zou de strips therapie op papier kunnen noemen, ware het niet dat patiënt Crumb nooit is genezen. Gelukkig maar.

In 2009 kwam van Crumb zijn verstripping van het Bijbelverhaal Genesis uit. Vier jaar spendeerde de tekenaar aan dit project, dat vooral als doel had om te laten zien hoe belachelijk de bijbel eigenlijk in elkaar steekt. Crumb is dus geen fan van religie. En zijn ‘vieze’ bijbel is dan ook een mooie middelvinger naar religieuze dwaallichten.

Size matters
De grote grap is dat het boekje er ook daadwerkelijk uitziet als een bijbel. De cover is sober, het boekje bevat een leeslint en de strips zijn gedrukt op bijbelpapier. De uitgave is even groot als een bijbel. Een nadeel hiervan is dat sommige stripplaatjes nu klein uitvallen, waardoor ze moeilijker te lezen zijn. Vooral als Crumb veel tekst in een kader propt. Dat is jammer, want het tekenwerk is van de meester is prachtig en vaak vol details. Dat soort illustraties wil je eigenlijk groot zien.

Bible of Filth is een herziende editie. De eerste editie werd gepubliceerd door de Franse uitgever Futuropolis in 1986, en is nooit uitgebracht in de VS. Deze nieuwe editie is uitgebreid met stripwerk uit de periode 1968 tot en met 2006. De comics zijn zorgvuldig gerestaureerd. De strips zijn niet vertaald maar gewoon in het Engels.

Censuur
Uitgever Hansje Joustra vertelde me laatst dat ze met grote moeite een drukker konden vinden. In China, Oost-Europa en Turkije wilden ze er niet aan. Niet zo gek natuurlijk, want daar doen ze heel moeilijk over pornografie. Onnodig moeilijk als je het mij vraagt. Want (bijna) iedereen heeft seks, maar we mogen het er anno 2017 volgens sommige mensen eigenlijk niet over hebben.

Ik denk dat een hypocriete, humorloze christen als Sybrand Buma dit boekje ook niet vrijwillig zal openslaan. Niet waar anderen bij zijn in ieder geval. En dat terwijl deze strips eerder de lachspiegel stimuleren dan andere lichaamsdelen. Er is dan ook weinig subtiels aan, ook niet aan de tekenstijl van Crumb die bijvoorbeeld zwarte mensen op zo’n stereotiepe manier afbeeldt dat de anti-zwartepietencommissie daar niet vrolijk van zal worden. Vroeger kon dat nog, nu kijken we daar anders tegenaan. Je moet dit werk dus in zijn historische context beoordelen, niet naar huidige, overdreven politiekcorrecte maatstaven.

Daarom hulde voor de medewerkers van Scratch Books, omdat ze samen met Robert Crumb een dikke middelvinger opsteken aan alle moraalridders, hypocrieten en humorlozen. De rest wens ik veel leesPLEZIER.

Robert Crumb. Bible of Filth.
300 pagina’s, zwart-wit
.
Uitgeverij Scratch Books, €29, 90

 

Categorieën
Daily Webhead Minneboo leest Strips Video

Dode Varkens van Ben Vranken

Dode Vakens is een dik, mooi uitgegeven boek met een selectie van het beste werk van Ben Vranken.

Ben Vranken signeert. Foto: Michael Minneboo.

In 1984 stuurde de Zeeuwse stripmaker en illustrator Ben Vranken (Vlissingen, 1962) een strip naar uitgeverij Van Wulften BV in de hoop dat ze zijn werk wilden uitgeven. Bijna een jaar later en toevallig vlak nadat Frits Jonker over Vrankens werk in een column had geschreven, kreeg hij pas een schrijven terug. Een afwijzingsbrief waarin Bens strip werd beoordeeld als ‘nogal mager, weinig boeiend en verrassend. De tekenstijl is overigens veel belovend.’

Ruim 32 jaar later ligt er een vuistdik boek genaamd Dode Varkens, met daarin opgenomen een selectie van Vrankens beste verhalen in stripvorm, met toelichting van de maker. Het boek is verrijkt met een mooi dossier met daarin onder andere bovenstaande brief, en Vrankens correspondentie met Frits Jonker. De uitgever van het boek: Ger van Wulften. Precies, dezelfde, al heet zijn uitgeverij nu Xtra.

Zondag 18 juni werd Dode Varkens gepresenteerd. Tijdens de presentatie in club Akhnaton signeerde de illustrator boeken voor zijn lezers.

Vlak voor de signeersessie maakten Vranken en ik kennis met elkaar. Een sympathieke kunstenaar, die in zijn werk een wereld schept die vooral gekenmerkt wordt door verval en een beklemmende sfeer. Maar ondanks de post-apocalyptische landschappen en de sombere toon, kent het werk ook veel ironie en zwarte humor.

Vranken is een eigenzinnige tekenaar die altijd zijn eigen weg op is gegaan. Hij maakte illustraties voor onder andere De Telegraaf, de VolkskrantArcheologie Magazine en het Nationaal Historisch Museum. Zijn strips en illustraties bewaarde hij jarenlang in natte, kartonnendozen. Voer voor papiervisjes. Een deel van het werk is opgegeten door de papierversnipperaar.

Hiernamaals
De titel van zijn boek verwijst naar een van de verhalen uit de bundel. Een mooi verhaal waarin Vranken een bijzondere visie toont op het hiernamaals. De titel Dode Varkens klinkt weinig commercieel, maar dat zijn z’n strips eigenlijk ook helemaal niet. Wat ze wel zijn is uniek, met een geheel eigen stijl en geluid. Zoals filmregisseur Erik de Bruyn al in zijn voorwoord zegt: ‘De strips van Ben Vranken zíjn kunst. En net als bij een autonoom conceptueel modern werk het geval kan zijn, moet je soms wat moeite doen om het tot je te nemen. Maar dan word je meegezogen in Vrankens wereld.’

Vrankens werk beantwoordt een vraag die me regelmatig te binnenschiet: bestaat er nog steeds underground in Nederland? En dan bedoel ik natuurlijk underground-strips.

De Amerikaanse underground-scene van weleer, met onder andere Robert Crumb, Spain Rodriguez en Gilbert Shelton, spreekt namelijk enorm tot mijn verbeelding. Stripmakers die dwars tegen de heersende consensus in gingen en hun eigen verhalen vertelden. Verhalen vol seks, drugs, surrealistisme en autobiografische elementen. In Nederland denk je dan meteen aan Peter Pontiac. Wasco. Mark Smeets.

Je kunt de Nederlandse stripwereld natuurlijk cynisch bekijken en zeggen dat die eigenlijk helemaal underground is, want het is een kleine niche die door het grote publiek voor het merendeel wordt genegeerd. Maar die stelling kan ik niet verdedigen, ook al komt het toch vaak neer op werk in de marge.

Maar Vranken, da’s wel underground. En dat bedoel ik als compliment: graag zie ik meer van dit soort eigenzinnige makers. Ik besteed er dan ook graag aandacht aan. Sterker nog, door de middag in Akhnaton besefte ik weer eens dat dit eigenlijk mijn werk moet zijn: het aankaarten van makers zoals Vranken, en bloggers zoals de eerdergenoemde Frits Jonker. Laat Van Nieuwkerk de mainstream maar behandelen. Laat anderen meer die rivier van papier van middelmatige strips recenseren. Geef mij maar de tekenaars die krabbelen in de marge, die hun eigen hang-ups en frustraties onder ogen zien en verwerken in verhalen. Ik geef ik graag een podium op mijn blog of in een tijdschrift. Ik ga me vanaf nu nog meer bezighouden met wat mij boeit en de ruis negeren.

Bezwering
Over de opgenomen pagina’s uit zijn schetsboeken schrijft Vranken: ‘Waarschijnlijk was dat hele tekenen een soort bezweringsritueel: door het verbeelden van allerlei ellende hoop je dat die in het echt je deurtje voorbij gaat. Bovendien vormt het een prima uitlaatklep voor je frustraties en voorkomt het tekenen van geweld dat je in de supermarkt oude vrouwtjes ondersteboven rijdt met je winkelwagen.’ De oude vrouwtjes en de lezers mogen Vranken dankbaar zijn.

Op dit moment heb ik het boek nog lang niet uit, maar dat vind ik wel fijn. Het is zo’n boek dat je af en toe moet oppakken om te bladeren of verder te lezen. Tot nu toe vind ik het allemaal inspirerend, net zoals de dikke boeken van Serge Baeken barst Dode Varkens van de creatieve energie. Ook die worden uitgegeven door Xtra. Dat is natuurlijk geen toeval.

Dode Varkens is een mooie uitgeven, dikke bloemlezing met harde kaft. Het werk van Ben Vranken zal lang niet aan iedereen besteed zijn (want hé, underground, dus) maar een aanrader voor iedereen die toe is aan iets anders. Pak het eens op in de winkel en blader erdoorheen. Is het niets voor je, leg het terug, maar waarschijnlijk wil je erin blijven lezen.

Ben Vranken. Dode Varkens.
Uitgeverij Xtra, 384 pagina’s · € 34,90
ISBN 9789490759919

En dan nu nog even een bonusvideo van de eerste tekening die Ben maakte die middag tijdens de signeersessie. De muziek wordt gedraaid door DJ Frits Jonker.

 


Daarom Minneboo leest:
Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een interview, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.

Categorieën
Strips

Afdalen in de wereld van undergroundstrips

Had ik je al gezegd dat ik me deze editie van de Stripdagen Haarlem prima vermaak? Nee, nou ik vermaak me prima. Woensdag bezocht ik enkele tentoonstellingen waaronder Underground in beeld: Van Pontiac to Guthrie.

De Vishal.
De Vishal.

Fijn aan deze editie van de Stripdagen Haarlem is dat het festival tien dagen duurt. Doordeweeks is van alles te doen, maar nog belangrijker: de meeste tentoonstellingen zijn ook te bezichtigen. Iets waar ik afgelopen weekend helemaal niet aan toekwam vanwege de opening van de expositie over motion comics en mijn Strip Talkshow. Daarom was ik woensdag in Haarlem in de Vishal om de hoofdtentoonstelling over undergroundstrips eens goed te bekijken.

Bij binnenkomst trof ik festivaldirecteur Tonio van Vugt aan, die achter de balie wat aantekeningen maakte. Een artistiek directeur die zijn gezicht goed laat zien in de binnenstad van Haarlem. Terwijl ik rondliep verplaatste hij nog met een van de medewerkers van de Vishal een van de vitrines. Van Vugt is lekker hands-on bezig dus.

underground-inkt-balloenunderground-onbegrijpelijke-verhalen

De tentoonstelling Van Pontiac tot Guthrie leidt de bezoeker van het eerste undergroundblad in Nederland – het tijdens de bezetting door de Toonder Studio’s verspreide tijdschrift Metro – naar legendarische tijdschriften als Aloha, Tante Leny Presenteert en Modern Papier, en via vergeten helden als Mark Smeets en Flip Fermin naar hedendaagse undergroundtekenaars als Charles Guthrie, Maia Matches, Bobbi Oskam en Ibrahim R. Ineke.

Minneboo met Pontiacs strippersonage Gaga. Dit prachtige Gaga-beeld is gemaakt door Maia Matches.
Minneboo met Pontiacs strippersonage Gaga. Dit prachtige Gaga-beeld is gemaakt door Maia Matches.

Nu ben ik zelf redelijk bekend met het verleden van de Nederlandse undergroundstrip, dus ik was niet verbaasd bovenstaande titels aan te treffen. Een centrale plek is er voor Peter Pontiac, die ook wel de godfather van de undergroundstrip wordt genoemd. In 2015 overleed hij, maar vergeten is hij gelukkig nog lang niet.

Maar, zoals de tentoonstelling duidelijk maakt, was Pontiac niet de enige die zich begaf in de duistere krochten van de undergroundstrip. Het was leuk om alle smallpress-uitgaven in de vitrines te zien van allerlei verschillende makers die tot deze groep behoren of behoorden. Zoals Joost Swarte die het blad Modern Papier in het leven riep.

underground-modern-papierunderground-gummi

Een rukkende Hans uit 'Ans en Hans' van Theo van den Boogaard.
Een rukkende Hans uit ‘Ans en Hans’ van Theo van den Boogaard.

Wie is underground?
Interessant vind ik dan ook de keuze die men heeft gemaakt om de hedendaagse underground weer te geven. Want, is er in Nederland nog sprake van een underground scène? ‘Ja’, luidt het antwoord. Al is die minder duidelijk dan pakweg dertig jaar geleden. Veel wordt immers online gepubliceerd en wie wel of niet bij underground hoort, hangt een beetje af van hoe je die term definieert.

Het verleggen van grenzen is een van de definities die de samenstellers hanteren. Een mooi uitgangspunt waar Guthrie, Oskam en Ineke zeker onder vallen.

The Jimi Hendrix Experience door Theo van den Boogaard.
The Jimi Hendrix Experience door Theo van den Boogaard.

Ik zelf denk aan underground ook aan een blad als Pulpman van Fred de Heij. Een stripblad dat met liefde voor de strip in elkaar wordt gezet door een klein team. Een blad dat nagenoeg onbekend is bij het grote publiek. Of eigenlijk bijna bij ieder publiek. Maar dat geldt natuurlijk niet voor De Heij zelf, want die is veel te bekend in de stripwereld om als underground stripmaker bestempeld te kunnen worden. Iemand als Charles Guthrie past wel in die definitie, want hij is eigenlijk een goed bewaard geheim en past dus prima in de expo thuis.

Hoewel ik geen fan ben van Guthries werk an sich – zijn strip Tomaat in Schokkend Nieuws kan mij niet bekoren – waardeer ik het vakmanschap in zijn illustraties wel.

Stripplaatje van Charles Guthrie.
Stripplaatje van Charles Guthrie.

Ook het album The White People van Ibrahim R. Ineke is een fascinerende strip, maar niet heel toegankelijk. Je moet daar echt je best voor doen om het verhaal te doorgronden. Underground? Zeker! Maar ik heb toch meer met het werk van Pontiac, Van den Boogaard en Marcel Ruijters. Maar dat is ook mooi aan een stripfestival als Haarlem, dat je lekker kunt snuffelen en ruiken aan strips die vreemd voor je zijn. Soms tref je zo iets aan wat een nieuwe liefde van je wordt en vaak weet je weer beter wat je wel en niet leuk vindt om te lezen. In beide gevallen een waardevolle ontdekking.

Toch liet de vraag van hoe de undergroundstrip er tegenwoordig uitziet, me niet los toen ik de Vishal weer uitliep woensdagmiddag. Het is een vraag die verder onderzoek vraagt, wat mij betreft. Niet in de laatste plaats omdat ik graag de aandacht vestig op onbekende beeldverhalen die mijns inziens wel een publiek verdienen. Wie zich tot die vraag voelt aangetrokken moet zeker even de Vishal bezoeken in de komende tijd.

Van Pontiac tot Guthrie is nog t/m zondag 3 juli 2016 te zien.

Categorieën
Strips

Tonio van Vugt: ‘Strip is te lang een geïsoleerd medium geweest’

Tonio van Vugt is de nieuwe artistiek directeur van de Stripdagen Haarlem en volgt Joost Pollmann op die in 2014 na twintig jaar afscheid nam. Omdat het festival dit weekend begint, is het een mooi moment Van Vugt eens nader te ondervragen.

Tonio van Vugt. Foto: Natasja van Loon.
Tonio van Vugt. Foto: Natasja van Loon.

Laten we met een Klokhuis-vraag beginnen: Wat is nu precies de taakomschrijving van een artistiek directeur van een stripfestival? Wat doe je eigenlijk?
‘Haha, nou dat wil je niet weten! Soms zit ik antwoorden te geven op punten en komma’s, maar mijn voornaamste taak is zorgen voor de inhoudelijke gravitas van het festival. Ik moet er voor zorgen dat een hoofdthema voldoende inspiratie biedt zodat andere projecten daarop in kunnen haken. Zoals het thema Underground in beeld dat ook de smaak bepaalt voor andere exposities, zoals het ¡Viva Pontiac!-project in Nieuwe Vide. Uit een hoofdthema komt dus van alles voort: exposities, lezingen en debatten.’

‘Bij mijn baan komt ook aardig wat politiek kijken en je charmante zelf zijn om mensen enthousiast te krijgen voor je ideeën. Het is fijn dat ik dit jaar het Teylers museum weer bij de Stripdagen heb weten te krijgen. Dat is een belangrijke slag. Soms speelt daar de factor geluk een belangrijke rol in. In Teylers zit nu namelijk iemand die heel enthousiast is over strips, en die heeft er ook een hoop energie in gestoken om de samenwerking tot stand te brengen. Als zo’n iemand er niet zit, loop je tegen een muur op. Ook fotogalerie De Gang heb ik bij het festival kunnen betrekken. Kortom, het is heel veel praten. Heel veel mensen leren kennen, Haarlem leren kennen…’

Mark Smeets. De triomf van het tekenen in het Teylers Museum.
Mark Smeets. De triomf van het tekenen in het Teylers Museum.

Hoe word je artistiek directeur van een stripfestival?
‘Dat gebeurt zodra de vorige directeur opstapt en ze een nieuwe directeur nodig hebben. (lacht). Die vorige directeur, Joost Pollmann, vertelde aan mensen in de stripwereld dat 2014 zijn laatste editie zou worden. Het was mijn vriendin Natasja die me erop wees dat ik wellicht ook een goede kandidaat zou zijn voor de functie. Ik heb eerst gecheckt of er niet al een kroonprins klaarstond, maar toen dat niet het geval was heb ik net als de rest gesolliciteerd.’

Waarom is de keus op jou gevallen, denk je?
‘Ik denk dat mijn redacteurschap van Zone 5300, het feit dat ik een groot netwerk in de stripwereld heb en zelf ook tekenaar ben geweest en dat perspectief dus meeneem, een rol heeft gespeeld in waarom ze voor mij hebben gekozen. En nu moet ik nog maar bewijzen dat ik de schoenen van Joost ook kan vullen.’

Stripdagen-Haarlem-2016Ik zou nieuwe schoenen kopen, want anders zit Joost zonder… Maar ik neem aan dat je bij zo’n sollicitatie een soort plan moet voorleggen.
‘Ik moest inderdaad een presentatie houden en heb daarin mijn visie op de Stripdagen Haarlem ontvouwd. Die was overigens niet zo spectaculair anders dan wat er daarvoor kwam. De Stripdagen zijn immers al een geweldig festival. Een van de dingen die ik toen voorstelde was de expositie De schilder getekend. Toen ik eenmaal was aangenomen hebben zakelijk directeur Thamara van Rijn en ik besloten dat het festival wel tien dagen zou kunnen duren omdat er genoeg te doen is en we de mensen de tijd willen geven om zoveel mogelijk exposities te bezoeken. Ook is toen het programma rond Pontiac de underground-strip tot stand gekomen.’

Wat zijn accentverschillen wat betreft je visie ten opzichte van je voorganger?
‘Ik heb ideeën om meer crossover te laten plaatsvinden, strip is te lang een geïsoleerd medium geweest. Haarlem was altijd al meer gericht op crossover tussen disciplines, zoals het feest in het Patronaat. Maar ik wil dat nog meer benadrukken. Dat doen we bijvoorbeeld met de nieuwe fototentoonstelling van Gert Jan Pos die de afgelopen jaren portretten maakte stripmakers. Dit past mooi in het thema van strips en is toch een ander medium. We hebben ook een paar theatervoorstellingen in de Toneelschuur, waaronder The King and Me van Ger Apeldoorn. We vieren natuurlijk het 75-jaige bestaan van Tom Poes met een expo, want dat is historisch belangrijk. En met de expositie over motion comics kijken we naar de toekomst van de strip. Submarine Channel kwam met dat idee en dat klonk meteen geweldig. Niet dat Joost dat soort expo’s niet had overigens…’

banner-expo-02‘De Stripdagen Haarlem bestaan immers al twaalf edities. Het is voor mij een beetje alsof ik het pak van een ander aantrek en dat pak moet nog wel lekker gaan zitten.
Het is wel zo dat de Stripdagen Haarlem een veelkoppig monster is, waarin al veel gebeurt. Voor sommige ideeën die ik heb is deze editie nog geen ruimte, dus ik voorspel dat ik in 2018 mijn ambities volledig waar kan gaan maken. Dit jaar heb ik gewoon ook veel tijd nodig gehad om de Stripdagen en Haarlem te leren kennen.’

Wat zou in 2018 nog zichtbaar moeten worden wat we nu nog niet zien?
‘Nou ja, we wilden bijvoorbeeld een groot podium doen op de markt om jou daar stripmakers te laten interviewen. Maar we hebben eigenlijk iemand extra in het team nodig die dat soort dingen coördineert. We hebben op dit moment maar een kleine organisatie. We willen ook meer samenwerken met andere festivals. Bevrijdingspop in Haarlem zou een partner kunnen zijn, maar ook buitenlandse festivals. Daar zit zeker nog potentiële groei in. En tegen die tijd mag de organisatie ook wel iets groter zijn.’

Jean-Claude Mézières.
Jean-Claude Mézières.

Gelukkig hebben we toch een Strip Talkshow kunnen regelen op zondag!

Het festival is nu tien dagen. De hoofdreden is natuurlijk omdat er zoveel te doen is, zoals je net al zei. Maar was er nog een andere reden voor deze verlenging?
‘Inderdaad. Het volle programma is de voornaamste reden en daarnaast scheppen die extra dagen ook de mogelijkheid om er meer dingen bij te doen. Zoals vijf dagen theaterprogrammering in de Toneelschuur. Er gebeuren zelfs al een aantal dingen voordat de Stripdagen officieel van start gaan, zoals de première van de documentaire over Theo van den Boogaard. Eigenlijk duurt het festival nu dus al bijna twee weken.’

Theo van den Boogaard.
Theo van den Boogaard.

Het speerpunt van de programmering ligt in de twee weekenden. Hoe wil je doordeweeks de aandacht van de bezoekers vasthouden?
‘We hebben doordeweeks lezingen, film- en theatervoorstellingen en er zullen nog enkele debatten worden georganiseerd. We hebben een pop-upstore waar we mensen kunnen ontvangen en waar ze met vragen terecht kunnen. Eigenlijk is maandag de enige echte rustige dag omdat een aantal tentoonstellingen dan gesloten zijn. Mensen kunnen vanaf dit jaar via de website hun eigen programma samenstellen. Dus stel dat je op woensdag naar Haarlem komt, dan kun je heel makkelijk zien wat je die dag allemaal kunt doen en zien en zo een menu voor jezelf creëren.’

Merel Barends exposeert ook in Museum Het Dolhuys!
Merel Barends exposeert ook in Museum Het Dolhuys!

Je hebt tussendoor al aardig wat programma-onderdelen genoemd. Noem eens twee dingen die mensen absoluut niet mogen missen deze editie.
‘Ten eerste de twee hoofdexposities, maar ik noem graag de tentoonstelling in de Vishal over de Underground in Nederland, van de jaren zestig tot nu. Hiervan is Peter Pontiac het focuspunt. Dat mag je echt niet missen! En natuurlijk het slotfeest op de tweede zaterdag in de Toneelschuur ook niet. Edmond Baudoin geeft een uniek tekenvoorstelling met een danseres. Ook treden onder andere The Unborn Brothers en Spinshots op. Daar komen nog wel een paar namen bij, maar dit is in ieder geval al bekend.’

Een, in verhouding, zeer korte versie van dit interview is ook gepubliceerd in VPRO Gids #23 (2016).

Categorieën
Stripplaatjes onder de loep Strips

Stripplaatjes onder de loep: Crumbs ultieme anti-goeroe goeroe

Stripmaker Robert Crumb is een levende legende. Hij bedacht enkele legendarische stripfiguren waarvan Mr. Natural mijn favoriet is.

MrNatural02-coverRobert Crumb (Philadelphia, 1943) is een van de vaders van de Amerikaanse underground comics en een van de beste voorbeelden van een autobiografische stripmaker die zijn strips gebruikt om zijn mening te laten horen. In zijn strips laat hij zich kritisch uit over de Amerikaanse cultuur en vertelt hij openlijk over zijn seksleven en fetisjen. Hij heeft namelijk een duidelijk voorkeur voor sterke vrouwen met dikke kuiten en ronde billen. Je zou de strips therapie op papier kunnen noemen, ware het niet dat patiënt Crumb nooit is genezen. Gelukkig maar.

Hippies

Robert Crumb. Zelfportret.
Robert Crumb. Zelfportret.

Crumb raakte bekend met strips over de tegencultuur. Sterker nog: de strips en cartoons van Crumb waren een visuele illustratie bij de tegencultuur waarvan San Francisco in de jaren zestig van de vorige eeuw, het centrum was. Samen met tekenaars als S. Clay Wilson, Spain, Victor Moscoso, Gilbert Shelton, Robert Williams, en Harvey Kurtzman, produceerde Crumb fantastische, satirische, tegendraadse en taboedoorbrekende strips. Bekende personages van Crumb zijn Fritz the Cat, Mr. Snoid, Mr. Natural, Flakey Foont, Crumb zelf natuurlijk en het oversekste zwarte personage Angelfood McSpade. Met dit racistische stereotype stelt Crumb middels satire indirect kritische vragen over onderhuids racisme in de Amerikaanse cultuur.
Mr. Natural is echter mijn favoriete personage dat uit Crumbs wonderlijke brein is ontsproten. Ik zie hem graag de charlatan die alle goeroes en profeten blijken te zijn.

Antigoeroe
Mr. Natural is een gewaad dragend mannetje met een kaal hoofd en een flinke baard. Hij lijkt een beetje op een goeroe of een profeet en zit vol met wijsheden en bezit magische krachten. Toch is hij vaak ook chagrijnig, cynisch, sadistisch en net als zijn geestelijk vader heeft hij nogal wat seksuele obsessies. Zijn volgelingen beziet hij met een minzame blik, maar vaak genoeg heeft hij weinig geduld voor zijn discipel Flakey Foont. Op de cover van de tweede comic over Crumbs goeroe vraagt Foont in paniek ‘Mr. Natural! What does it all mean??’ Mr. Natural kijkt niet op, rijdt voorbij op zijn step en antwoordt: ‘Don’t mean sheeit…’ Met andere woorden: het stelt allemaal niets voor. Erg behulpzaam is deze goeroe dan ook niet. Op de meeste vragen van Foont geeft Mr. Natural cryptische en elkaar tegensprekende antwoorden.

Met dit personage leverde Crumb kritiek op de Amerikaanse hippiebeweging waarin veel interesse was voor oosterse religies en waar men gretig luisterde naar goeroes als Maharishi Mahesh Yogi. Hoewel Crumb en zijn werk vaak worden geassocieerd met de hippiebeweging heeft hij zelf in interviews toegegeven dat hij zich daar niet in thuis voelde. Hij haatte de muziek die erbij hoorde, voelde zich een buitenstaander tijdens love-ins en kon zelf moeilijk omgaan met de onzekerheden die deze levensstijl met zich meebrengt.

MrNatural paginaBovenstaande pagina is afkomstig uit mijn favoriet strip met de kleine goeroe in de hoofdrol: Mr. Natural’s 719th Meditation. Hierin zien we hoe Mr. Natural midden in de woestijn gaat zitten om te mediteren. Meditatie is een serieuze klus en één sessie kan weken, zo niet maanden duren. Onbewogen blijft hij zitten terwijl ondertussen een weg voor hem wordt aangelegd en later zelfs een hele stad om hem heen wordt gebouwd. Mr. Natural laat zich door niets uit zijn concentratie halen, ook niet door een agent die zegt dat hij midden in de weg zit en het verkeer ophoudt. Dan begint de goeroe een ‘Mmmmm-geluid’ voort te brengen. De trillingen van dit geluid worden zo sterk dat de hele stad instort. Als de omgeving er weer hetzelfde uitziet als in het begin van de strip, is Mr. Natural klaar met zijn sessie. Verfrist rolt hij z’n kleedje op en loopt hij de strip uit, zich niet bewust van de geschiedenis die zich om hem heeft afgespeeld.

LSD-trip
Mr. Natural dook in 1966 voor het eerst in Crumbs schetsboeken op. Naar eigen zeggen was Crumbs brein enkele maanden in nevelen gehuld door slechte LSD die hij in New York had genomen. Onder invloed van die LSD en een stapel comics uit de jaren veertig, bedacht Crumb het ene personage na het andere. In de prachtige documentaire ‘Comic Book Confidential’ (1988) vertelt de tekenaar: ‘Ik luisterde naar een of ander Motown-liedje op de radio terwijl ik stoned van de LSD was. Toen de DJ het nummer afkondigde zei hij: “En dat was Mr. Natural!” En toen tekende ik in mijn schetsboek dit kleine personage met de lange baard… Het ging allemaal heel onbewust. Ik mocht hem wel, dus ik heb in de loop der jaren veel strips over Mr. Natural gemaakt.’

Gepubliceerd in Eppo #21 (2015).

Categorieën
Strips

Stripliefde: Eric Schreurs, Dave Cooper en S. Clay Wilson

Iedere vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.

Pieter leest Dave Cooper.
Pieter leest Dave Cooper.

Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk?
Pieter Zandvliet, 44 jaar, Beeldend kunstenaar.

Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nu nog steeds?
Alles van Eric schreurs en Dave Cooper en S. Clay Wilson. Ik lees nog altijd strips.

Waarom zijn dit je favoriete strips? Wat vind je er zo goed aan?
Goed getekend en absurde verhalen. Ze laten verotting zien, de underdogs in de samenleving. Schreurs doet dat in de realiteit en Cooper wat meer in droomwerelden. Ze hebben beide een unieke stijl en een eigen taaltje. Het swingt van het papier af. Ik vind Schreurs eigenlijk ook nog mijn favoriete kunstenaar, mede door het eerlijke, vlezige, bewegende van zijn werk.

Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Bij striphandel Noord in Rotterdam. Het was alsof ik de strips kon ruiken, ranzige lijnen, die mij wat aan S. Clay Wilson en Robert Crumb deden denken, maar woderwel toch weer geheel anders. Door het werk van Schreurs en Cooper werd ik verliefd op underground comics. Ik runde mede hierdoor Slaphanger, een Galerie-underground strip en muziekwinkel in Rotterdam van 1994-2003.

Joop Klepzeiker van Eric Schreeurs.
Joop Klepzeiker van Eric Schreeurs.

In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.

Categorieën
Strips

Valt het doek voor Pulpman?

Van de week kondigde stripmaker Fred de Heij op zijn blog aan dat hij serieus overweegt om met het blad Pulpman te stoppen. De verkoopcijfers vallen erg tegen.

Ik was het hele weekend op het stripfestival in Breda omdat we een speciale Pulpman-stand hadden. De stand zag er mooi uit met posters en originele omslagen, de sfeer op de beurs was prima, en Phinny en Haas werden goed verkocht. Maar bijna geen Pulpmannen, misschien 5 of 6. Zondagavond was ik weer thuis en de twijfel sloeg toe: waarom zouden we al die Pulpman moeite doen als het blijkbaar niemand interesseert?

Hoogste tijd om even met Fred te bellen om te horen of het doek voor Pulpman daadwerkelijk gaat vallen.

‘Ik ga er in ieder geval nog wel een tijdje mee door,’ vertelt De Heij. ‘Er staan een paar vervolgverhalen in die gewoon afgemaakt moeten worden. Dat gaat sowieso gebeuren. En dan zien we wel hoe het gaat.’ Toch zit het de stripmaker dwars dat er weinig belangstelling voor Pulpman is.

Achterkant en voorkant van Pulpman 11.

‘Ik moet er met Ger en Esther van Uitgeverij Xtra binnenkort eens over praten, maar zoals het nu gaat is het niet de moeite waard. Er zit heel veel werk in Pulpman en als men het niet de moeite waard vindt om daar negen euro voor te betalen, zijn we kennelijk niet goed bezig. Dan kan ik beter iets anders verzinnen, iets wat wel opgepikt wordt.’

Toen Pulpman net uitkwam, is er redelijk wat aandacht aan besteed. De pers heeft er over geschreven en een week lang was de etalage van Atheneum Boekhandel in Amsterdam ingericht met het werk van De Heij. Desondanks is het geen bestseller, aldus Esther Gasseling van uitgeverij Xtra. Ook in Vlaanderen niet. Wellicht heeft dat te maken met de expliciete seks die er in voorkomt, dat ligt toch nog steeds gevoelig bij veel verkopers. Wel is Xtra aan het kijken of er met een Engelstalige versie ook een plekje voor het blad in het buitenland is.

Buitenland
Het afgelopen week uitgekomen album Phinny zou een aardige introductie zijn van Freds werk en is daarom ook in het Engels vertaald. Maar wellicht zou Pulpmania, het album waarin enkele Pulpman-strips gebundeld zijn, daar ook een goede kandidaat voor zijn.

Mocht Pulpman toch verdwijnen, dan betekent dit natuurlijk niet dat de liefhebbers van Freds werk zijn strips nooit meer kunnen lezen: ‘Ik heb altijd strips gemaakt en ze komen altijd wel ergens terecht. Daar maak ik me geen zorgen over. Er zullen altijd nieuwe initiatieven genomen worden en er blijft altijd interesse in het soort strips dat ik maak.’ Er komt ook weer een nieuw verhaal van Haas in Eppo te staan.

Persoonlijk zou ik het heel jammer vinden als Pulpman zou verdwijnen. Het blad biedt een uniek geluid in de kleine markt van striptijdschriften die Nederland kent. Vanaf de eerste bladzijde ben ik al fan van dit stripblad dat door een heel klein team gemaakt wordt, maar vooral door De Heij wordt gedragen. Fred tekent het merendeel van de strips en schrijft daarnaast korte artikelen over strips die hij interessant vindt. Zelf heb ik ook wel eens artikelen voor Pulpman geschreven. Ook heb ik voor Fred een stripscenario gepend.

Underground
Voor mij is Pulpman echt een undergroundstrip en daar zijn er bijna geen van in Nederland. Fred doet hierin zijn eigen ding en laat zich leiden door zijn eigen interesses en onderwerpen waar hij graag strips over maakt, net zoals de Amerikaanse undergroundtekenaars dat in de jaren zestig en zeventig deden. Wars van opgelegde regels gebruikten die tekenaars de strip om hun eigen geluid te laten horen, om hun persoonlijke verhalen te vertellen en kritiek te uiten op de maatschappij. Dat laatste doet De Heij met de satirische dierenstrip ’t Landje die in Pulpman staat.

En Fred is, laten we dat vooral niet vergeten, een fantastische tekenaar. Één van de weinige stripmakers die een realistische tekenstijl hanteert.

Pulpman is een blad dat gemaakt wordt omdat de makers vinden dat het iets toevoegt aan het aanbod. Het enthousiasme van het Pulpman-team is van de bladzijden af te lezen. Dat mag eigenlijk niet verloren gaan, dus als je ook fan bent van dit stripblad laat dat dan merken. Blog over Pulpman, geef potentiële geïnteresseerden in je vriendengroep een exemplaar cadeau en neem een abonnement.

Wordt hopelijk vervolgd…