Mocht je het nog niet elders gehoord hebben: Nick Spencer is de nieuwe Spider-Man-schrijver.
Hij neemt het werk over van nietsnut Dan Slott. Marvel begint meteen voor het (on)gemak de serie weer bij nummer 1. Wat Amazing Spider-Man tot zijn vijfde volume brengt. Dat laatste is een beetje sukkelig, want Marvel heeft net alle series teruggebracht naar de oude nummering. Nu gaan we van #801 dus weer naar #1. Een onnodige stunt als je het mij vraagt.
De nieuwe vaste tekenaar wordt Ryan Ottley (Invincible). Hij tekent mooie actiesequenties in een ietwat cartooneske stijl. Niet helemaal mijn smaak, maar ik vond zijn werk voor Invincible wel goed, dus vooralsnog krijgt Ottley het voordeel van de twijfel. Erger dan het broddelwerk van Humberto Ramos kan het niet worden.
Cover van Amazing Spider-Man Vol.5 #1 door Ryan Ottley.
Op zich is dit nieuws om vrolijk van te worden. Spencer is een ex-politicus die een tijdje terug een controversiële verhaallijn rondom Captain America schreef waarin de Amerikaanse held een agent van Hydra bleek te zijn. Ook schreef hij series als Morning Glories en The Fix. Ik ben heel benieuwd wat hij met Peter Parker van plan is. Zoals ik al eerder schreef, erger dan 8 jaar fulltime Dan Slott kan het nooit meer worden.
In een interview met ComicBook.Com vertelt Spencer over zijn plannen. De laatste zin van dit citaat is reden voor enige onrust, maar misschien valt het mee:
“I think that a lot of what I’ll be doing is reconnecting Peter with some very classic, quintessential elements of the story that fans and readers are going to recognize,” Spencer added. “And it’s exciting to bring the character back to basics and, at the same time, Dan [Slott] has obviously had one of the best runs on the character ever, and we’re certainly going to honor the things that he’s done and build from there.”
Losse comics Ik kijk uit naar de nieuwe verhalen geschreven door Nick Spencer. Ik zit er zelfs aan te denken om hiervoor mijn gewoonte om af te wachten tot de trade uitkomt, even los te laten en om de losse comics te gaan kopen. Ik kan namelijk niet zes maanden wachten om dit te gaan lezen. Bovendien lijkt het me ook een leuke ervaring om weer eens ouderwets iedere maand een nieuw deel aan te schaffen.
Als ik het goed heb komen de eerste delen in juli uit. Nog even geduld dus, Spidey-fans!
Tijdens een van mijn wandelingen door het centrum kwam ik laatst deze portretten tegen gemaakt door Liz Art Berlin. Ik vermoed dat de dame links Debbie Harry moet voorstellen, de dame rechts is natuurlij Selina Kyle, alias Catwoman. Toevallig een paar dagen later Videodrome van David Cronenberg weer eens gekeken. Hierin speelt Harry een belangrijke bijrol.
Sinds het debat en de invoering van de nieuwe donorwet, ben ik hard gaan nadenken over het wel of niet donor zijn.
De nieuwe donorwet is een teken van deze tijd: je moet heel duidelijk aangeven dat je ergens niet aan mee wilt doen, in plaats van dat mensen je vragen of je er aan mee wilt doen. Een beetje zoals de cookiewet: geef aan je niet wilt dat je privacy geschonden wordt. Wel jammer dat door cookies te weigeren de site die je wil bezoeken niet meer werkt. Zoiets.
Ruim tien jaar geleden nam ik het besluit dat ik geen donor wilde zijn. Hoewel ik niet geloof in een leven na de dood, en dat ik mijn lichaam dus niet meer nodig heb als ik voor eeuwig mijn ogen sluit, vond ik het toch lastig om mijn organen af te staan.
Deels komt dat omdat ik vermoed dat mijn organen voor niemand van nut zijn, doordat ik chronisch medicijnen slik. Maar laatst besloot ik dat de medici daar dan maar over moeten beslissen of mijn weefsel door de beugel kan of niet.
Uiteindelijk heb ik recent dus mijn registratie veranderd en aangegeven dat ik wel donor wil zijn. De reden hiervoor is de levensles van Spider-Man: With great power, comes great responsibilityen het gesprek dat ik daarover had met filosoof Ad Verbrugge. Dat gesprek staat uitgebreid in mijn boek Mijn vriend Spider-Manen ik haal het vaak aan als ik een lezing geef over fancultuur, want het is een mooi voorbeeld van hoe we iets van onze helden kunnen leren.
In het kort komt het erop neer dat jij en ik, mensen zonder superkrachten, wel degelijk iets kunnen met het motto dat Spider-Mans drijfveer is.
Filosoof Ad Verbrugge: ‘De moraal van oom Ben sluit goed aan bij de ideeën van Aristoteles. Aristoteles begrijpt de mens als een zoön politikon, als een sociaal wezen dat samenleeft in een polis (gemeenschap) en daar ook zijn hoogste vervulling in vindt. Aristoteles ziet de mens dus in relatie tot de wereld waar hij deel van uitmaakt; die wereld dient hij mede in stand te houden.
Aristoteles is een van de grondleggers van de deugd-ethiek, waarin het gaat om het tot bloei brengen van onze edelmoedige natuur. De volkomen deugd wordt rechtvaardigheid genoemd. Rechtvaardigheid is het goede doen voor de ander. Kortom, een zoön politikon vindt zijn hoogste vervulling en geluk door het doen van rechtvaardige daden. Daar raak je aan de levensles van Ben. Bij Aristoteles is de plaats die je binnen de polis inneemt van belang. Dat betekent dat degene die meer macht heeft, meer moet doen, maar daarom ook meer privileges geniet. Aristoteles denkt dus niet vanuit gelijkheid, hij denkt vanuit evenwicht.’
Dat laatste gaat natuurlijk niet op voor Spider-Man, die geen rijkdommen heeft en doorgaans een slechte reputatie bij het publiek bezit. Toch zie ik wel in dat je Peters verantwoordelijkheidsgevoel kunt zien als wat Aristoteles beoogde. Door zijn superkracht heeft hij een soort verplichting naar de gemeenschap toe en zijn persoonlijke geluk wordt mede bepaald door het vervullen van die verplichting.
Hoe kunnen we dit toepassen in ons eigen leven?
‘Iedereen doet het zijne,’ antwoordt Verbrugge. Je kunt de Spider-Man verhalen zien als een allegorie. Je kunt Spider-Mans les zien als aansporing om uit te zoeken wat jouw kracht of talent is en die proberen in te zetten voor de maatschappij, het goede. Een journalist kan bepaalde zaken bloot leggen.
Filosofie is dus bij wijze van spreken Verbrugges superkracht. Hij probeert ideeën uit te leggen die een bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Daarnaast is hij al meer dan tien jaar bezig met de vereniging Beter Onderwijs Nederland.
Ik vind dus dat ik mijn organen ter beschikking van anderen wil stellen omdat het een manier is om anderen te helpen. Het is leven naar een ideaal waar Spider-Man voor staat.
Amazing Spider-Man Vol. 1 #33. Tekst: Stan Lee, tekeningen: Steve Ditko.
Eigen rechter
Wat ik wel heel erg jammer vind, is dat de nieuwe wet geen ruimte geeft voor eigen inbreng. Je kunt welisaar bepaalde organen uitsluiten, maar ik zou bepaalde mensen graag willen uitsluiten omdat ik vind dat ze mijn organen niet verdienen. Denk dan bijvoorbeeld aan mensen met een zwaar strafblad: verkrachters, moordenaars en drugsdealers. En andere gasten die niet zuiver op de graad zijn, zoals Halbe Zijlstra, Erdogan en Donald Trump.
Dat laatste geldt helaas ook voor enkele mensen in mijn naaste omgeving. Mensen zonder wie de wereld een beetje beter zou zijn. Die wil je toch niet in leven houden door orgaantransplantatie?
Een vriendin opperde laatst namelijk dat je op een bepaalde manier voortleeft in het lichaam van een ander als je orgaan daarin wordt opgenomen. Een interessant idee waar ik nog nooit over na had gedacht. Zit je DNA immers niet in iedere cel van je lichaam? En zit de essentie van wie je bent niet opgeslagen in je DNA? Ik zou niet willen voortleven in bovengenoemde sujetten. Stel dat je lever of hart in een Poetin wordt gestopt?
Je mag in onze maatschappij niet voor eigen rechter spelen, daarom zal deze clausule er dus waarchijnlijk nooit komen. Eigen rechter spelen is immers iets van de Punisher doet en dat geldt niet voor Spider-Man. Die redt zelfs misdadigers als Kingpin als daar een aanslag op gepleegd wordt.
Toch, zouden we niet meer zeggenschap moeten krijgen over wie onze organen krijgt en vooral, wie niet?
Zaterdag hadden Linda en ik allebei vrij en liepen we langs de grachten om naar schaatsers te kijken. In sommige grachten van Amsterdam voeren de rondvaartboten al een paar dagen niet om ervoor te zorgen dat het ijs heel bleef.
Zelf ben ik niet zo van het schaatsen. Ik heb enkele jeugdherinneringen aan het ijs en die maken duidelijk dat ik niet succesvol was op de ijzers. Ik herinner me dat ik me angstvallig aan een groene, houten stoel vasthield. Wel had ik later rolschaatsen, maar dat was maar een korte opleving van sportgedrag in mijn jeugd.
In het checklistje van wat Nederlanders Nederlands maakt, kan ik schaatsen dus niet aanvinken. Toch stond ik zaterdag even kort op het ijs van de Keizersgracht. Het kraakte behoorlijk en er stond al een laagje water op. Bij een van de wallen was een wak, waar kennelijk die dag of eerder iemand door het ijs was gezakt. Later die middag waarschuwde de politie ook dat het ijs niet meer veilig was.
Vlak bij ons huis was de kade trouwens ingestort. Waarschijnlijk was een gesprongen waterleiding de oorzaak. Je zult er maar net lopen terwijl de boel instort.
Hulk was here?
Of wonen we toch in the Bad Place? Daar duiken toch geregeld sink holes op? En laatst was het in de Marnixstraat ook al hommeles toen een deel van het fietspad instortte. Lopende door winters Amsterdam, geloof ik toch niet dat het the Bad Place is. Daarvoor is de hoofdstad van Nederland – ondanks dat er ruimte is voor verbetering – toch te veel the Good Place.
In Heel erg anders vertelt de moeder van Lennert over hoe moeilijk het kan zijn om een autistisch kind op te voeden.
Mijn vriendin en ik zijn bewust kinderloos. Ik lees daarom weinig boeken en artikelen over ouderschap. Van vrienden hoor ik namelijk al genoeg hoe lastig het soms kan zijn om carrière en ouderschap te combineren. Of, in sommige gevallen, hoe moeilijk het kan zijn als je de zorgtaken moet delen met een ex.
Toch lag Heel erg anders van Shiuan-Wen Chu al een tijd op mijn ’te lezen stapel’. Ik vond het heel boeiend om te lezen hoe het leven met een autistisch kind eruit kan zien. Wat autisme nu precies is en welke moeilijkheden en bijzonderheden dit met zich mee brengt.
Flaptekst:
Shiuan-Wen Chu heeft een veeleisende carrière als architect in Rotterdam wanneer ze ontdekt dat haar vierjarige zoon Lennert autistisch is. Eenmaal van de shock bekomen, doet ze er alles aan om op zijn stoornis in te spelen. Tijdens dit proces van vallen en opstaan wordt ze ook geconfronteerd met de invloed van zijn beperkingen op haar eigen leven. Hoe lang kan zij nog als Superwoman doorgaan?
In deze autobiografische ‘graphic novel’ verdiept Shiuan-Wen zich in autisme en beschrijft ze de strijd om haar zoon een onbezorgde kindertijd te bieden en hem weerbaar te maken in het leven. Autisme nekt haar, maar Lennert zelf brengt Shiuan-Wen in contact met een paar belangrijke dingen die zij met het klimmen der jaren was vergeten.
Zal Lennert het ooit zelf redden? Hoe dan ook, zijn moeder zal er – samen met de rest van het gezin – alles aan doen wat nodig is. Tot aan haar laatste snik.
Het boek bestaat uit tekst gecombineerd met illustraties, die soms een stripsequentie vormen. De tekenstijl van Shiuan-Wen oogt eenvoudig, alsof het illustraties in een handleiding betreft. De tekst maakte wat dat betreft meer indruk. Die beschrijft goed wat zij en haar gezin meemaken in deze situatie en hoe bijzonder een kind als Lennert kan zijn.
Heel erg anders: Het vallen en opstaan van een moeder en haar autistische zoon werd in 2013 uitgegeven door Xtra en is nog steeds via de site van de uitgeverij te bestellen.
Toen ik vanmorgen zag hoe koud het was en wit, had ik opeens heel erg zin om binnen te blijven. Ik heb mezelf dus een dagje sneeuwvrij gegeven. Daar heeft onze overheid namelijk niks over te zeggen.
De komende tijd wil ik zoveel mogelijk de strips en boeken in mijn collectie lezen waar ik tot nu toe niet aan toe ben gekomen. Vanmorgen las ik deze comic bij het ontbijt.
Eerlijk gezegd heb ik geen idee hoe ik aan The Harvester #4 ben gekomen. Misschien was het een gratis comic bij een bestelling van Cheap Comics.
Dit is in het kort het uitgangspunt van de serie:
Since the dawn of time, mischievous troublemakers have been warned of his wrath, scholars have searched for traces of his existence and evildoers have been tormented by the unstoppable force that goes by a single name: The Harvester.
Witness the dawning of a legend as The Harvester rises, enforcing his own breed of blood-spattered justice as he battles an unruly biker gang terrorizing a small town. In the wake of the emergence, a young academic obsessed with finding the truth partners with a rogue investigator eager to join her hunt. Together, they just might expose the Harvester for whoever – or whatever – he really is…
Ook al was dit een deel 4 van een reeks, het verhaal was makkelijk te volgen. Het personage the Harvester ziet er best tof uit.
Toch denk ik niet dat ik nog meer deeltjes hiervan ga aanschaffen. De tekeningen van Eric Battle konden mij niet heel erg boeiend. Zijn gevoel voor visuele storytelling is niet heel sterk. Veel onnodige splashpages en dat soort dingen.
De laatste dagen vertellen steeds meer mensen op Instagram of Twitter dat ze zich hebben aangesloten op een nieuw sociaalnetwerk genaamd Vero. Zo op het eerste gezicht lijkt dit een goed alternatief voor Fakebook.
Unlike most of our competitors, Vero’s business model isn’t based on serving advertisements. As a subscription-based service, our users are our customers, not the product we sell to advertisers.
Our subscription model will allow us to keep Vero advertising-free, and to focus solely on delivering the best social experience instead of trying to find new ways to monetize our users’ behavior or tricking them back into the app with notifications.
Als Vero twee jaar geleden was gestart, was ik waarschijnlijk meteen overgestapt van Fakebook naar dit nieuwe, veelbelovende platform. Maar nu ik twee maanden geleden voorgoed afscheid nam van Mark Zuckerberg en zijn niet zo sociale val, ben ik eens goed gaan nadenken over wat sociale media voor mij betekenen. En vooral: wat ze geworden zijn.
Behalve de privacyvraagstukken, het verschrikkelijke domme algortime en andere zaken, is een van de redenen waarom ik niet meer rond wil hangen op Fakebook, dat de toon van de gesprekken steeds scherper wordt. Axel beschreef dat laatst mooi in een mail naar me: ‘Het lijkt alsof je steeds op eieren moet lopen, omdat mensen uitspraken verkeerd interpreteren.’
Daar ben ik het mee eens. Discussies worden veel te zwart-wit gevoerd. Het lijkt soms wel of mensen alleen nog maar zin hebben om te rellen in plaats van een constructieve dialoog aan te gaan. Dit zie je natuurlijk ook op Twitter en ook buiten de virtuele wereld. In de politiek, maar ook op straat en in de krant.
Ik probeer mijn leven zo fijn mogelijk te leiden en dat betekent dat ik geestelijke diarree zoveel mogelijk probeer te mijden. Vrijwel afwezig zijn op sociale media helpt daarbij enorm, dus mij zie je voorlopig niet aanmelden bij een nieuw platform. Al ben ik blij dat de mensen die sociale media wel nog steeds leuk vinden, nu een goed alternatief hebben voor maffiabook.
Ik vrees echter dat mensen hetzelfde gedrag zullen vertonen op dit nieuwe platform en daar hoef ik dus niet tussen te zitten.
Professioneel gebruik
Dat neemt allemaal niet weg dat ik goed weet hoe sociale media werken en dat ik het voor mijn werk geen probleem vind om ze te gebruiken. Als ik voor een opdrachtgever publiciteit moet genereren, vind ik het dus prima om het social media-account van die opdrachtgever te gebruiken om dat te doen. Privé voel ik die behoefte niet.
Bloggen vind ik een fijne vorm van communiceren, dus daar ga ik vooralsnog mee door. Ik lees ook nog steeds graag posts van anderen. Dat is nooit veranderd. Op Twitter en Instagram ben ik nog steeds aanwezig, maar wel veel minder actief. Ik vind het algoritme van beide platforms niks. Ik word niet graag behandeld als kind. En het discours op Twitter zijn vaak net zo erg als op Fakebook.
Less is more (time for other stuff), less is better.
Er zijn bepaalde maatschappelijke vraagstukken waar ik me liever niet mee bezighoud omdat ze te complex zijn om te bevatten. Voor die dingen hebben we juist politici gekozen die de problemen mogen oplossen. Het vluchtelingenvraagstuk is zo’n onderwerp.
Dat mensen op de vlucht moeten vanwege oorlog of een andere levensbedreigende situatie is schrijnend genoeg en dat ze daarom hun heil elders zoeken, is logisch. Ook dat dergelijke massamigratie in andere landen dus voor allerlei problemen kan zorgen. In het discours wordt veel te makkelijk gedacht over de soms negatieve reacties die dit bij mensen oproept. Er wordt mijns inziens te weinig geluisterd naar waarom mensen angstig zijn als er in hun kleine gemeenschap een enorm AZC wordt geplaatst. Ook snap ik dat mensen veranderingen in hun omgeving lastig vinden. Maar zoals gezegd: dit is een heel complex vraagstuk, en ik bezit niet de specialistische kennis om alle aspecten hiervan te overzien en te doorgronden. Naar mijn gevoel zit dit ook niet in mijn cirkel van invloed. En er zijn onderwerpen waar ik mij liever mee wil bezighouden.
Waarom ik hier toch over begin?
Van de week nam ik mezelf voor om langzaamaan aan de grote stapel strips en boeken te beginnen die al een tijdje om mijn aandacht vragen. Zo hoop ik de collectie wat uit te dunnen, want er zit genoeg leeswerk tussen dat na het lezen niet bewaard hoeft te worden.
De bibliotheek van ongelezen verhalen was het eerste stripalbum dat ik oppakte. Het is vorig jaar uitgegeven door stichting BMP. Het is een boek met een boodschap.
De flaptekst luidt als volgt:
Vluchten kan niet meer… ook niet voor de terugkerende krantenkoppen over vluchtelingen die ons land ‘overspoelen’. Een Amsterdammer – laten we hem meneer F. noemen – belandt er zelf van in een crisis. In zijn zoektocht naar nieuwe zekerheden komt F. terecht in de Bibliotheek van Ongeschreven Verhalen.
Het is het begin van een ontdekkingsreis waarin de regels van ruimte en tijd vervagen. Hij maakt er kennis met vluchtelingen van toen en nu, afkomstig uit alle windstreken: van Hugenoten uit Gent tot opstandelingen uit Praag en Syrische nieuwkomers. Mensen die hem opnieuw leren kijken en leven…
De boodschap van schrijver Ramin (Firoez) Azarhoosh is duidelijk: de Nederlandse geschiedenis staat al eeuwen vol van vluchtelingenverhalen en de nieuwkomers voegen echt iets toe aan de Nederlandse cultuur en welzijn. Middels de raamvertelling met meneer F. vertelt hij enkele van die verhalen. Het is allemaal goedbedoeld, maar er zit toch een erg belerend toontje in het verhaal dat mij tegenstaat.
Nu ben ik de eerste die vind dat je veel van strips kunt leren, en dat we via fictieverhalen meer over de wereld te weten komen. Dat is een van de thema’s die ik in Mijn vriend Spider-Manbehandel. Maar de wijze les hoeft er niet te dik boven op te liggen. In tegendeel zelfs: als het te belerend wordt, haak ik af. Ik vraag me bij dit soort boeken ook af of ze de beoogde doelgroep überhaupt bereiken. Vaak is het toch een kwestie van preaching to the choir… Of zie ik dat te negatief?
De tekeningen van Woek (Nenad Vukmirovic) konden mij wel bekoren. In deze geslaagde boektrailer kun je daar aardig wat van zien:
Alle Spider-Man-comics op chronologische volgorde zetten is een pittige klus, waar ik deze week toch met veel plezier mee aan de slag ben gegaan.
Helemaal lukt zoiets niet, omdat je dan eigenlijk allerlei nummers van verschillende series door elkaar moet zetten. Dat is echt gekkenwerk en bovendien is het dan heel lastig om bepaalde verhalen of nummers terug te vinden.
Ik koos er daarom voor om perioden in ieder geval zoveel mogelijk bij elkaar te zetten. De tijdperken jaren zestig tot begin jaren negentig staan nu zoveel mogelijk op volgorde in één boekenkast. De tweede kast bevat de comics vanaf eind jaren negentig tot en met nu. En losse nummers, miniseries en andere speciale uitgaven, zoals de krantenstrips gemaakt door Stan Lee en John Romita Sr. en interview boeken met de stripmakers.
Nee, ik heb de deeltjes geschreven door Dan Slott niet weggedaan, maar ik betwijfel of die ooit nog de kast uitkomen. Toch kan ik geen afscheid nemen van Spider-Man-comics. Zelfs niet heel slechte.
Aangezien mijn collectie uit Amerikaanse comics én Nederlandse uitgaven van Juniorpress bestaat, staan die gebroederlijk naast elkaar in de kast. Wel alle Spektakulaire Spidermans, Peter Parkers en Web van Spiderman bij elkaar, maar dan wel weer in de buurt van hun Amerikaanse versies.
Zoals ik al schreef klopt het allemaal heel aardig, maar niet helemaal. Daar kan ik echter goed mee leven. Sowieso houd ik rekening met nieuwe comics in de toekomst, waardoor het een en ander weer verplaatst moet worden en zal doorschuiven. Dat hoort bij een levende en groeiende verzameling.
De nieuwe comics zullen vooral herdrukken zijn van strips uit de jaren zestig tot en met eind jaren tachtig. Dat vind ik nog steeds de beste periode voor Spider-Man-verhalen en waarschijnlijk voor Marvel in het algemeen. Er zijn nog een paar uitgaven die ik heel graag wil hebben in het Engels, die ik wel in de Juniorpress-versies heb.
Digitaal heb ik die allemaal maar ik lees toch het liefste ouderwets van papier.
Ik ben een analoog mens.
Black Panther van regisseur Ryan Coogler is veel in het nieuws geweest de laatste tijd en doet het goed bij de kassa.
De oorsprong van deze superheld bevindt zich natuurlijk op de strippagina’s van Marvel comics. Black Panther is gecreëerd door Stan Lee en Jack Kirby. Hij dook voor het eerst op in Fantastic Four #52, 1966. Black Panther werd later ook lid van de Avengers.
Volgens mij is hij de allereerste zwarte superheld van Afrikaanse afkomst. Zijn naam is overigens niet afgeleid van de Black Panthers, die organisatie is die naam een paar maanden later gaan gebruiken. Lee heeft de naam Black panther geleend van een ander bestaand personage, een pulpheld die een zwarte panter heeft als sidekick.
Overigens heb ik weinig solo-avonturen van T’Challa gelezen. Hij dook wel eens op in de Marvel Comics die ik wel las, maar hij maakte op mij weinig indruk. De film zag ik met gemengde gevoelens. Natuurlijk ben ik altijd nieuwsgierig naar een nieuwe Marvel-film, dus ook naar deze. Maar wat zwart-wit betreft is het discours in onze maatschappij nogal verhard de laatste jaren. Iets wat volgens mij is overgewaaid uit de Verenigde Staten, waar verschillende bevolkingsgroepen al veel langer tegenover elkaar staan. Toen ik in Berkeley woonde en werkte in de jaren negentig merkte ik al hoe de verschillende rassen op gespannen voet met elkaar leefden.
Representatie is belangrijk en daarom is het een big deal dat de cast en crew voor het merendeel uit donkere professionals bestaat.
Hier enkele plus- en minpunten die ik van Black Panthervindt. Positief vond ik de volgende zaken:
Door de setting van een fictief Afrikaans land heeft deze superheldenfilm een frisse, verse smaak en sfeer. T’Challa (Chadwick Boseman) is zowel superheld als politicus met een zware verantwoordelijkheid als koning van Wakanda. Dat maakt hem een interessant personage. Vooral omdat hij in deze film net koning is geworden en zijn weg in de deze functie nog moet vinden. Voor iedere zoon is het lastig om in de voetsporen van de vader te moeten treden. Je moet wat hij heeft bereikt respecteren, maar ook onder ogen zien wat er beter kan. Dat is T’Challa’s reis en dat levert boeiende vraagstukken op.
Zoals ik al vermoedde heeft Black Panther een duidelijke politieke boodschap en geeft een dis naar het westen dat jarenlange rijkdom voor zichzelf houdt en niet deelt met de rest van de wereld. Sterker nog: rijkdommen onttrekt uit de derde wereld. De hele indeling van eerste, tweede en derde wereld moeten we met z’n allen maar eens bekijken en aanpassen. Black Panther zet bepaalde stereotypen op zijn kop: in plaats van een arm Afrikaans land is Wakanda het meest geavanceerde land op de wereld. Ze houden alleen de schijn op uit bescherming voor Vibrianium. Uiteindelijk geven ze het goede voorbeeld voor hoe het wel moet, namelijk je rijkdom delen met de rest van de wereld. Wie deze boodschap ontgaat, is zeker halverwege de film in slaap gevallen.
Ik vond dat de schurk in het verhaal, Killmonger (Michael B. Jordan), goed gemotiveerd was. Daar ontbreekt het bij sommige Marvel-films wel eens. Black Panther kan zich verheugen op een goede en interessante tegenstander.
De eerste grote actiesequentie is een autoachtervolging en die was erg goed gedaan. Maar dit brengt me meteen op de minpunten van de film Deze achtervolging en de casinoscène die daarvoor te zien was, voelden allemaal wel heel erg James Bond-achtig aan. Het zusje van T’Challa, Shuri genaamd, en haar laboratorium hadden wat mij betreft ook een te sterke Q-vibe.
De actie in de film vond ik voor het merendeel matig in beeld gebracht. Door de vele close-ups was wat er gebeurde lang niet altijd goed te volgen. Een euvel dat je ook ziet bij de Transformer-films. Verder was de plot behoorlijk voorspelbaar en clichématig. Ook had het tempo hier en daar wel wat omhoog gemogen. De film duurt tweeënhalf uur, en voelt soms als een lange zit.
In tegenstelling tot Thor: Ragnarok, bevat Black Panther weinig humor. Boseman zet een goede T’Challa neer vind ik, maar zijn karakter is zo serieus, dat hij toch een beetje als een droge keutel overkomt. Er worden wel grappen gemaakt, maar die komen vooral van de sterke vrouwen in de film die T’Challa vooral op zijn plek zetten. Noem het feministische humor. Soms een steekje naar het blanke publiek toe, wanneer Shuri (Letitia Wright )zegt dat ze ‘another white boy to fix’ heeft. Nu is dat ook een verwijzing naar de scène die in de aftiteling zit, maar je kunt je afvragen of een blanke acteur zoiets zou kunnen zeggen over een zwart personage.
Ik weet daar het antwoord niet direct op. Zoals ik al zei vind ik de hele politieke discussie over zwart en blank maar ingewikkeld.