Categorieën
Spidey's web Strips

Spidey’s web: Peter Parker komt weer terug (uiteraard!)

Iedereen wist dat dit eraan ging komen, toch hou ik mijn hart vast over hoe Marvel het allemaal precies gaat aanpakken. In ieder geval is nu bevestigd dat Peter Parker weer terugkomt. ‘Ja, duh’ hoor ik je zeggen…

Toen Doctor Octopus dertien maanden geleden in het hoofd van Peter Parker ging zitten en ervoor zorgde dat onze beste Peter in het doodzieke lijf van Octopus terechtkwam, waarna hij vervolgens ‘overleed’, wist iedereen natuurlijk dat Parker weer terug zou komen. Natuurlijk wisten we dat: The Amazing Spider-Man #2 komt volgend jaar uit in de bioscoop. Een film die een berg geld moet opbrengen en waar Peter Parker als Spider-Man de hoofdrol in speelt, niet een superintelligente blaaskaak met de naam Doctor Octopus. Maar bovenal: we hebben al zo vaak striphelden zien sterven om vervolgens weer terug te zien komen zodat de uitgeverij weer extra boekjes kan verkopen (bij het sterven schiet de oplage omhoog en bij het terugkomen ook), dat het voor de hand lag dat de echte Spider-Man ook weer tot leven gewekt zou worden. Daar heb ik in het recente verleden al over geschreven, evenals over mijn afkeer van de serie Superior Spider-Man, dus laat ik het daar even niet over hebben.

De variant cover van Amazing Spider-Man #1 door Jerome Opeña. De officiële cover is getekend door Humberto Ramos, dus daar krijg ik hoofdpijn van.
De variant cover van Amazing Spider-Man #1 door Jerome Opeña. De officiële cover is getekend door Humberto Ramos, dus daar krijg ik hoofdpijn van.

En nu heeft schrijver Dan Slott het ook bevestigd in dit artikel van de New York Daily News:

Writer Dan Slott had known Parker’s demise wasn’t permanent and the wall-crawling Mets fan would be back in the relaunched “Amazing Spider-Man” series that debuts this April, but he had to endure reaction ranging from death threats to Internet backlash to childrens’ tears while maintaining secrecy.

“To do that for a solid year of my life, that’s the hardest thing I’ve had to do — to look small children in the eye at a convention and lie to them,” says Slott. “One of them with an honest-to-God Little League uniform and a quivering lip. Inside, part of me was dying.”

He did, however, cave under the pressure when he met actor Andrew Garfield on the set of “Amazing Spider-Man 2.” After the actor who plays Parker on the big screen expressed his shock over the death of the beloved character, Slott admits he dropped some secretive hints.

“(Parker’s coming back) just in time, fancy that, for a major Spider-Man motion picture,” quipped Slott. “It seems uncanny. It was very nice for Sony to schedule the movie around the story.”

Interessant genoeg claimt Axel Alonso, de hoofdredacteur bij Marvel, dat hij het idee van de mindswap eigenlijk niet zag zitten toen Slott dit enkele jaren geleden voorstelde.

Alonso, however, adds that after five decades of stories that featured Parker battling a recurring set of villains and personal problems, “I do feel people will appreciate him a little more after this. I do think people have been taking him for granted.”

Daar heeft Alonso een punt. Uiteraard zal het weer fijn zijn om Peter terug te hebben in het pak. Na meer dan een jaar afwezigheid, krijgen hij en de lezers weer een frisse start. Of dat goed gaat uitpakken moeten we nog maar zien, want Dan Slott is de schrijver van Amazing Spider-Man #1 en Humberto Ramos is de tekenaar, dus erg enthousiast word ik er eerlijk gezegd nog niet van. Slott heeft de laatste twee jaar laten zien dat hij eigenlijk niet in staat is om boeiende verhalen te schrijven. Ik was er geruster op geweest als een goede schrijver en tekenaar op de titel waren gezet. Dat zou pas echt een frisse start hebben betekend voor Peter Parker. En bovendien eindigt het artikel met Slotts uitspraak: “But there’s a twist. There’s always a twist.” Ik moet het dus nog zien of Marvel met iets komt waar we blij van kunnen worden.

Voorlopig vind ik de serie Amazing Spider-Man wederom bij nummer één beginnen al niet erg origineel.

Overigens kregen de fans van Peter Parker recent vijf deeltjes te lezen waarin Peter weer even Spider-Man was. Deze verhalen, gepubliceerd als Amazing Spider-Man 700.1 t/m 700.5, speelden allemaal voor zijn ‘dood’ af.

Categorieën
Strips

Martin Lodewijk: ‘Ik wil zeker nog een stuk of twintig avonturen van Agent 327 maken!’

Toen Martin Lodewijk zeventig werd, riep stripblad Eppo hem uit tot peetvader van de Nederlandse strip. Met zijn creaties Agent 327, Storm, January Jones en Johnny Goodbye en het begeleiden van nieuw striptalent heeft hij de strip verrijkt en een duidelijk stempel gedrukt. Enkele heruitgaves van oude Agent 327-albums moeten het wachten tot het twintigste deel, De Daddy Vinci Code, verzachten. Portret van een begenadigd verteller, die zichzelf ‘een beetje een bemoeial’ vindt.

Martin Lodewijk. Foto: Lies Post
Martin Lodewijk. Foto: Lies Post

Wie het riante appartement van Martin Lodewijk en zijn vrouw Ted in Rotterdam Zuid binnenstapt, wordt allereerst begroet door enkele zeefdrukken van Roy Lichtenstein. Een mooie ontvangst voor de stripliefhebber die zich verder kan vergapen aan originelen van Don Lawrence, Hergé, Dick Matena, Jan Kruis, Harold Foster, Robert Crumb en Marc Sleen die de muren sieren. Allen stripmakers die Lodewijk bewondert of waar hij mee heeft samengewerkt. In zijn werkkamer staat een aardige collectie strips, doch lang niet alles wat hij in bezit heeft. ‘Dit is maar een heel klein deel van wat ik heb. Hier staat wel het grootste gedeelte van wat ik belangrijk vind, zoals Mickey Mouse van Floyd Gottfredson, Terry and the Pirates, Dick Tracy. Grotendeels zijn dat de strips uit mijn jeugd, maar lang niet altijd,’ zegt Lodewijk die nog altijd stripliefhebber is. Met aanstekelijk enthousiasme spreekt hij over strips, zijn werk en de beeldverhalen van anderen: ‘Ik volg nog redelijk wat er uitkomt. Vroeger werden strips wel beter gemaakt, vind ik. Er is tegenwoordig maar bar weinig wat daaraan kan tippen. Een paar jaar geleden las ik een verhaal van de reeks Jerome K. Jerome Bloks van Dupuis. Dat verhaal vond ik een klein meesterwerk, maar de rest van die serie vond ik minder. Een aantal boeken van Joann Sfar vind ik heel erg mooi en goed; van sommige manga’s ben ik behoorlijk gecharmeerd.’

Ruimtevaart
Lodewijk is geboren op 30 april 1939 in een gezin van vier kinderen. Vader Piet was ambtenaar bij de gemeente Rotterdam, zijn moeder Joy Lynguris is van Griekse afkomst. De jonge Martin groeide op in het Rotterdam van na de oorlog. Hij kwam al snel in aanraking met Amerikaanse strips, verkocht door Amerikaanse zeelieden: Superman, Batman, Collier’s Planet Comics en Tarzan. Lodewijk: ‘Vanaf het moment dat ik strips las ben ik ze gaan tekenen. Eerst nog met een stukje krijt op straat, daarna op papier. Voor mijn tiende stuurde ik al materiaal op naar Tom Poes Weekblad, want gepubliceerd worden leek me het mooiste wat er is. In 1957 ben ik langsgegaan bij handelsuitgeverij ATH in Rotterdam die ook strips uitgaf. Ik heb ze mijn tekeningen laten zien en mocht voor ze aan de slag. Ik maakte cartoons, ondeugend bedoelde mopjes voor de Mascotte en Bolero. Dat waren blaadjes met pin-ups die toentertijd seksblaadjes genoemd werden. De directeur van de handelsdrukkerij was meneer Teeuwen, een Bul Super-achtige figuur. Een man met ideeën en visie: de dag na lancering van de Spoetnik stond hij bij mijn ouders voor de deur, ik woonde toen nog thuis, en nam hij me mee naar een duur restaurant in Zuid. Hij vroeg of ik iets van ruimtevaart wist. Natuurlijk wist ik dat: ik las al jaren sciencefiction. Toen heb ik tien boekjes gemaakt over ruimtevaart. Ik mocht maken wat ik wilde, zo lang het maar over ruimtevaart ging. Na tien afleveringen wilde hij verhalen over piraten hebben en heb ik daar zes boekjes over gemaakt. Dat was Arent Brandt, die later Captain Kidd werd genoemd. Ik schreef en tekende dus iedere maand een strip van 32 pagina’s. Daar heb ik een hoop van geleerd. Meestal zat ik tegen de deadline een paar nachten door te werken. In één boekje heb ik letterlijk een stukje slapend getekend. Ik was boven mijn tekening in slaapgevallen, maar had wel doorgetekend. Geen idee hoe, maar toen ik weer wakker werd zag ik dat figuurtje en dat heb ik er toen in laten staan, want dat vond ik toch wel bijzonder.’

lodewijk_ruimtevaart1

Lodewijk staat op, haalt een doos vol met dat vroege werk uit zijn werkkamer en toont de betreffende pagina met daarin een bijna abstracte menselijke vorm in een verder semi-realistisch getekende strip. Verder zitten er strips in de doos met titels als De zure bom, Kidnappers in de ruimte, boekjes over detectiveduo Babel en Knetterton en delen uit de reeks Wereld der misdaad en gerechtigheid, detectiveverhalen waar Lodewijk de illustraties voor maakte. ‘Ik heb jaren moeten zoeken op stripbeurzen om mijn eigen werk weer terug te kopen. Ik ben weer compleet,’ vertelt de stripmaker.

Fröbelen
In 1959 maakte hij in opdracht van Het Parool de strip Frank, De Vliegende Hollander voor Scandinavische kranten. Daarna werkte Lodewijk vier jaar voor reclamebureau Publi Studio in Schiedam als ontwerper/illustrator. In wezen heeft hij zijn hele carrière het strip maken afgewisseld met reclamewerk. Bij Publi maakte Lodewijk van alles: verpakkingen voor Volendammer Shag, stroopwafels, reclameadvertenties voor wasmachines en folders voor kolen van De Coöperatie. Het uiteenlopende werk was een goed alternatief voor de kunstacademie waar de tekenaar al na een paar weken zijn gezicht niet meer liet zien. ‘Naderhand heb ik daar wel spijt van gehad, want toen ik de reclame in ging heb ik veel dingen zelf moeten uitvogelen. Dat heeft me ontzettend veel tijd en moeite gekost, terwijl ik dat in drie jaar op de academie had kunnen leren.’

Toch kijkt Lodewijk met plezier terug op die periode: ‘In mijn hoogtijdagen in de reclame kon je van alles doen: van olieverf tot en met etsen, bij wijze van spreken. Ik deed een illustratie hier en een illustratie daar en kon lekker rotzooien. Dat fröbelen mis ik wel. Tegenwoordig doe ik ruwweg altijd hetzelfde. Ik zit Agent 327 te tekenen of maak een illustratie in die stijl.’

IJzerbroot, Hendrik IJzerbroot

Pepcover door Martin Lodewijk.
Pepcover door Martin Lodewijk.

Gelukkig voor de stripliefhebber besloot Lodewijk in 1966 voor zichzelf te beginnen. Een studio had hij niet, maar Jan Kruis (van Jan, Jans en de Kinderen) bood een tafeltje in zijn studio aan. Kruis kreeg van stripblad Pep de opdracht om een parodie op James Bond te maken, maar had daar weinig zin in. ‘Jan had nog nooit een Bond-boek gelezen en die vond dat maar niks. Ik wel, dus ik had daar wel oren naar, dus gaf Jan de opdracht aan mij door. Bij de eerste korte verhaaltjes staat dan ook productie Jan Kruis. Na het eerste korte verhaaltje wilde Pep er een maand later nog eentje hebben. En toen nog eentje. Bijna vijftig jaar later maak ik ze nog.’

Echt veel inspiratie haalde Lodewijk niet uit de boeken van Ian Fleming en de Bond-films. IJzerbroot krijgt net als Bond wel eens een gadget en ook is er een rol weggelegd voor M. Net als haar evenknie Miss Moneypenny heeft juffrouw Betsy, de secretaresse van de geheime dienst, een oogje op Agent 327. Het nummer 327 is natuurlijk een duidelijke verwijzing naar de cijfercode waar de Britse geheim agent mee wordt aangeduid. Omdat Albert R. Broccoli, de toenmalige producent van de Bond-films, copyright had op alle cijfercombinaties die begonnen met een dubbele nul, moest Lodewijk hier improviseren en koos hij lukraak twee cijfers voor de zeven.

IJzerbroot zelf is in veel opzichten de antithese van Bond: mooie vrouwen doen hem blozen en hij is eerder een antiheld dan de heldhaftige macho die Bond is. ‘Ik zou niet weten waarom Agent 327 al die jaren al zo’n succes is,’ bekend zijn geestelijk vader. ‘Ik denk dat hij op een wat hulpeloze manier sympathiek is.’

oorvangogh_327_p09

Een aantrekkelijk element aan de strips rondom IJzerbroot zijn de toegankelijke humor en fantasievolle plots. In Dossier Nachtwacht worden de originele schilderijen van Hollandse meesters tot legpuzzel gemaakt zodat de vrouw van miljonair Poendrop iets te puzzelen heeft. In Het oor van Gogh wordt de kloon van Vincent van Gogh gedwongen nieuwe Van Goghs te schilderen, maar ontdekt de schilder dat hij liever strips maakt. ‘Ik denk overigens dat Van Gogh de kracht van het beeldverhaal zou hebben ingezien. Ik denk dat hij Kuifje bijzonder gevonden had,’ aldus Lodewijk. Hoe vergezocht de plots ook kunnen zijn Agent 327 weet de avonturen altijd tot een goed einde te brengen.

Overigens zijn Dossier Nachtwacht, Het oor van Gogh en De wet van Alles toch wel de favoriete albums van Lodewijk. ‘Toen ik Dossier Nachtwacht maakte, zat ik bijna iedere dag in Amsterdam voor mijn reclamewerk. Alles wat ik toen meemaakte zit er in: mijn bezoek aan het Rijksmuseum, het autootje dat ik reed, Stripwinkel Lambiek en natuurlijk mijn vrouw Ted.’ In het verhaal heeft Ted de rol van motormeisje. Cameo’s van bekende personen, stripfiguren en vrienden van Lodewijk komen veel voor. In het album De ogen van Wu Manchu zitten de Vlaamse striphelden Nero en Lambik. Lodewijk zelf duikt als Agent 010 op in het nieuwste verhaal De Daddy Vinci Code. Hij is heel toepasselijk de archivaris van de geheime dienst.
Lodewijk: ‘Aan Het oor van Gogh heb ik ook goede herinneringen overgehouden. Dat album leidde tot een expositie in het Van Gogh Museum. Dat had ik van tevoren niet kunnen dromen. Je liep het museum in, de trap af, en dan hingen linksaf de tekeningen van Van Gogh en rechts de tekeningen van Martin Lodewijk. Hallo hé!’

Martins vrouw Ted en Jan Kruis hebben een cameo bij Agent 327.
Martins vrouw Ted en Jan Kruis hebben een cameo bij Agent 327.

Olga Lawina
Olga Lawina, de boomhoge sidekick van IJzerbroot, is een belangrijke figuur geworden in het leven van Agent 327. Aanvankelijk bedacht de stripmaker haar voor een eenmalig optreden, maar Olga weigert het podium te verlaten. ‘Ze is op niemand gebaseerd, ik wilde gewoon eens een keer een heel grote vrouw in de strip hebben,’ legt Lodewijk uit. ‘Ik heb nog overwogen een Indiaanse van haar te maken, daar heb ik zelfs nog schetsjes van. Toch werd ze op de een of andere manier een Zwitserse geheim agente. Haar naam is natuurlijk wel gebaseerd op Olga Lowina, de jodelzangeres uit de jaren vijftig. Maar die naam gaf ik haar pas nadat ik haar getekend had.’

Olga kent een kleurrijk cv: ze werkte als worstelaar en als danseres, en begon bij het criminele netwerk de Drie van de Acht. Tegenwoordig heeft ze haar eigen bedrijf B.I.P.S. (Beautiful Important People Security) en staat haar morele kompas meer de goede kant op dankzij Agent 327.

Dat de vrouwen in Lodewijks strips vaak hun mannetje staan, is niet zo gek. ‘Vrouwen met karakter, capabele vrouwen die geen doetjes zijn. Dat type vrouw heeft mijn voorkeur, in de werkelijkheid en in fictie,’ zegt de stripmaker en zijn werk ondersteunt die uitspraak. Eind vorig jaar verscheen het ‘Making of Album’ De vrouwen van Agent 327, over de strip- en filmvrouwen die Lodewijk inspireerden. Ook staat zijn oma prominent in het album: ‘Een heel bijzondere vrouw. Ze bestierde in de periode voor de Eerste Wereldoorlog de linnenafdeling van hotel Semiramis in Cairo. Dat was heel bijzonder voor een Nederlandse vrouw in die tijd. In het album staat een foto van haar die in de huiskamer van mijn opa en oma hing. Ze zit op een kameel voor de piramide van Gizeh en de sfinx. In diezelfde tijd las ik in het weekblad Kuifje de verhalen van Blake en Mortimer over Het Geheim van de Grote Piramide. Fantastisch, dat kon je dus zomaar overkomen! Door die foto van mijn oma werd de wereld van Blake en Mortimer levensecht. Vanaf dat moment was alles mogelijk, besefte ik.’

Na een twintigtal korte verhalen begon Lodewijk Agents avonturen op albumlengte te maken. Die zijn in de afgelopen jaren heruitgegeven bij uitgeverij L, opnieuw gescand, geletterd en ingekleurd.

Eppo
Even terug naar de jaren zestig. Vanaf 1969 maakt Lodewijk de detectivestrip Johnny Goodbye met tekenaar Dino Attanasio. Samen met Daan Jippes maakte hij aan het begin van de jaren zeventig het vooralsnog enige avontuur van Bernard Voorzichtig. Niet lang daarna zou Lodewijk een belangrijke rol gaan spelen in de Nederlandse stripcultuur: ‘In 1975 zat er duidelijk een dalende lijn in de oplage van de stripbladen Sjors en Pep. Peter de Smet en ik werden gevraagd om daar eens over te filosoferen. Mijn filosofie was dat die twee bladen elkaar eigenlijk in de weg zaten. Als je ze samen zou voegen, dan zou je de lezers van beide bladen aan je binden. Dat nieuwe blad werd de Eppo. Samen met Frits van der Heijden was ik de redactie. Omdat Frits in vaste dienst was bij uitgeverij VNU, werd hij de hoofdredacteur. Ik was vliegende keep/artdirector. We wilden vooral Nederlandse strips van Nederlandse tekenaars in het blad hebben en nieuwe strips introduceren. Dat betekende dat we een heleboel ideeën moesten leveren. Ik heb het idee voor Steven Severijn geleverd en Roel Dijkstra. Soms verzon ik alleen de naam van een personage, soms het hele verhaal.’

Storm
Don-Lawrence-Storm
Een van de creaties waar Lodewijk indertijd mee op de proppen kwam, was sciencefictionstrip Storm die geschilderd werd door de Britse tekenaar Don Lawrence (1928-2003). Storm is een astronaut die begin 21ste eeuw een reis maakt naar de Rode Vlek van Jupiter. Daar aangekomen wordt hij meegesleurd naar de aarde van de toekomst waar de mensheid weer terug op het niveau van barbaren is. Hij ontdekt dat in zijn eigen tijd de menselijke beschaving instortte door een neutronenramp. De Aarde blijkt al jaren gecontroleerd te worden door de buitenaardse Azuriërs, die Storm samen met zijn nieuwe vriendin Roodhaar zal bestrijden.

Lodewijk: ‘Don Lawrence wilde we heel graag hebben voor Eppo, maar we vonden Trigië niet leuk. Nog steeds vind ik dat een verschrikkelijk strip. Ik ben toen naar Engeland gegaan en heb daar een paar nachten met Don zitten filosoferen. Daar kwam Storm uit voort. De exacte inspiratiebron weet ik niet meer, dat waren vooral sciencefictionverhalen.’
Lodewijk bedacht de opzet van de Diepe wereld en schreef de eerste acht pagina’s.

‘We zijn op zoek gegaan naar een schrijver, want ik had al genoeg op mijn bord: ik schreef Johnny Goodbye en maakte Agent al, daarnaast tekende ik reclames en speelde ik gitaar in de band Chickenfeed. Saul Dunn was als sciencefictionschrijver up and coming. Hij heeft het hele verhaal af geschreven, maar dat werd een ramp, want alles wat we hadden opgezet om er tien jaar mee voort te kunnen, brak hij in het eerste verhaal af. Mijn idee is dat als je dertig jaar met een strip voort kunt, het pas een echte strip is. Maar bij het eerste verhaal van Dunn was het allemaal al afgelopen. Verschrikkelijk! ‘ vertelt de tekenaar. Uit nood schreef Lodewijk Storms tweede avontuur, De laatste vechter (1979). Dick Matena nam een aantal albums voor zijn rekening, gevolgd door Kelvin Gosnell en Lawrence zelf. De reeks liep echter niet zo goed, wat misschien komt doordat de verhalen onderling niet echt samenhangen. Daarom nam Lodewijk zelf de pen ter hand en begon aan de Kronieken van Pandarve-cyclus. Hierin worden Storm en Roodhaar naar het multiversum Pandarve gestraald, waar ze nieuwe vijanden krijgen zoals Marduk, de theocraat van Pandarve. Gelukkig maken ze ook nieuwe vrienden zoals Nomad, een prins die is weggelopen van zijn ouderlijk huis. Sindsdien is het trio onafscheidelijk.

Lodewijk en Lawrence.
Lodewijk en Lawrence.

‘De samenwerking met Don verliep uitstekend. Ik heb daar heel erg heimwee naar,’ vertelt Lodewijk. ‘Heel lang heb ik zijn pagina’s niet eens geschreven maar doorgebeld. Dan zaten we twee uur met elkaar aan de lijn. We maakten dan natuurlijk ook geintjes en praatten over The Goon Show, de radioserie uit de jaren vijftig, waar we allebei gek op waren. Ik heb altijd Engelse humor gevolgd, Engelse strips en illustratoren, dus we hadden veel om over te praten. We konden goed met elkaar opschieten. Voor Don schreef ik soms pagina’s sfeerbeeld en andere aantekeningen voordat ik aan de daadwerkelijke tekst toekwam. Ik wees hem dan bijvoorbeeld op schilderijen, films, om sfeer aan te geven en om hem te inspireren.’

Storyboards
Opmerkelijk genoeg schreef of besprak Lodewijk slechts de paar pagina’s die voor de komende aflevering in Eppo nodig waren. Nog steeds werkt Lodewijk zo, of het nu gaat om verhalen die hij voor anderen schrijft of ze zelf tekent.
‘Zelf weet ik vaak ook niet welke kant het verhaal opgaat,’ zegt de scenarist. ‘Dat doe ik denk ik om het voor mezelf ook spannend te houden. Tijdens het tekenen hou ik wel een schema bij van 44 vakjes, waarbij ieder vakje voor een pagina staat. Als ik een pagina heb getekend, streep ik het betreffende vakje door zodat ik weet hoeveel ruimte er nog over is voor het gevecht of de climax aan het einde. Soms kom ik ook wel in moeilijkheden door die werkwijze. In Dossier Zevenslaper was ik halverwege in de stress omdat ik niet meer wist wat ik moest doen. Dat heb ik toen ook in het album gezet: je ziet me piekeren aan de tekentafel. Toch, als ik vastloop zit er op de een of andere manier altijd wel iets in het voorgaande dat ik geschreven heb waarmee ik het plotprobleem kan oplossen.’

January Jones. Illustratie: Eric Heuvel
January Jones. Illustratie: Eric Heuvel

Lodewijk heeft ook de gewoonte om zijn scripts niet te schrijven maar in storyboard-vorm te gieten. De tekenaars met wie hij samenwerkt zijn daar niet altijd van gecharmeerd: ‘Dino Attanasio gaf ik eens zo’n gekrabbelde pagina. Hij keek er naar en trok een zuur mondje en zei: “Tja, ik zit nog maar twintig jaar in het vak, hè.” Hij voelde zich een beetje gepikeerd. Daar schrok ik van, dus vanaf dat moment schreef ik de scripts voor Attanasio en Lawrence. Naderhand heb ik met tekenaars gewerkt die minder ervaring hadden. Toen ik met January Jones begon, was Eric Heuvel nog een beginnende tekenaar, dus waren de verhoudingen anders. Dat vind ik eigenlijk prettiger. Voor De Rode Ridder, die ik sinds 2004 schrijf, maak ik soms heel uitgebreide schetsen. Tekenaar Claus Scholz vindt het wel makkelijk.’ Scholz en Lodewijk werken vanaf De Grot van de Beer (RR 207) samen aan de reeks.

Voor strips die in het verleden zijn gesitueerd, zoals de avonturen van vliegenier January Jones die in het interbellum spelen en de middeleeuwse wereld van De Rode Ridder, moet enigszins geresearcht worden. Dat doet Lodewijk met plezier; zijn scripts zitten vaak boordevol feitelijkheden en verwijzingen naar de actualiteit. Soms heeft men daar wel commentaar op. ‘En niet onterecht,’ geeft de stripmaker toe. ‘Daar ga ik wel eens te ver in. Maar ja, bijna alles interesseert me. Over vrijwel alles heb ik boeken staan en tegenwoordig bewaar ik internetpagina’s. Ik heb hele externe harddisks vol staan met materiaal. Ik heb er lol in om dat in mijn verhalen te verwerken.’

Handschrift
Ondanks zijn prestaties op het stripvlak komt Lodewijk bescheiden over. Gevraagd naar waar volgens hem de kracht zit in zijn grafische werk antwoordt de tekenaar:
‘Ik ben ervan overtuigd dat alles in mijn strips goed acteert: mijn tekeningen, mijn lijnvoering, etc. Ik denk dat dit mijn kracht is. Ik ben geen knappe technicus, ik ben redelijk in mijn lay-outs, ook al is dat ook niet de bovenste plank, maar ik vertel op een duidelijke manier een verhaal aan het publiek. Dat heb je wel of niet.’

Dat Lodewijk een eigen stijl van vertellen heeft blijkt uit de volgende anekdote. Toen Claus Scholz en niet Lodewijk een keer het scenario voor de Rode Ridder had geschreven, viel dat inkleurder Vittorio Leonardo van Studio Leonardo meteen op: ‘Vittorio is van oorsprong Italiaans en woont in Wallonië. Hij spreekt Italiaans en Frans, maar slechts een paar woorden Nederlands. Als hij de pagina’s van de Rode Ridder krijgt om deze in te kleuren, vertaalt hij de tekst via Google translate zodat hij weet waar het over gaat. Of een scène bijvoorbeeld overdag of ’s nachts speelt, en of iemand een rood pak draagt. Leonardo wist niet dat Claus dit keer het scenario zelf had geschreven. Een jaar later sprak ik hem eens over De spiegeldemon (RR 221) en vroeg hij: “Ik vond dat zo vreemd, was er iets met je aan de hand toen je dat verhaal schreef?’. Ik vroeg wat hij bedoelde. “Nou,” zei Vittorio, “we zaten die strip in te kleuren en ik denk, het is net of Martin dit niet geschreven heeft.” Hij leest de strips niet maar zag aan de manier van vertellen, aan de pagina-indeling en aan de cameravoering, dat ik het niet geschreven had. Dat vond ik heel sterk.’

Agent 327 en Olga Lawina, misschien wel de bekendste vrouw uit de reeks.
Agent 327 en Olga Lawina, misschien wel de bekendste vrouw uit de reeks.

Overigens is het wel vaker voorgekomen dat Scholz naast de tekeningen ook het scenario van De Rode Ridder pent. Dat heeft alles te maken met tegenslag in de privé-sfeer van Lodewijk: ‘Eerst overleed mijn broer aan kanker, daarna werd mijn vrouw ernstig ziek. Met haar is het gelukkig goed afgelopen, maar daardoor ben je wel even met andere dingen bezig. Daarna had ik er moeite mee de draad weer op te pakken.’ Behalve De Rode Ridder leed het nieuwste avontuur van Agent 327 hier ook onder. Hoewel de voorpublicatie van De Daddy Vinci Code in 2009 van start ging in de Eppo, het stripblad is zelf ook weer terug sinds dat jaar, is dit verhaal nog steeds niet voltooid. De voorpublicatie werd gestaakt, de publicatiedatum is uitgesteld.

Eerder werd de tekenaar al geplaagd door artroseachtige klachten. Na jaren alleen reclamewerk gemaakt te hebben, hervatte Lodewijk in 2000 de avonturen van IJzerbroot als krantenstrip in het Algemeen Dagblad. Al snel werd de tekenaar geplaagd door heftige pijnen. ‘Ik maakte een halve pagina per dag en kreeg opeens een vreselijke pijn aan mijn handen en armen. Ik heb dat verhaal uiteindelijk af kunnen maken op pijnstillers. Dat heeft me wel een klap gegeven, waardoor ik even ben ingestort. Ik was bang dat ik in de toekomst helemaal niet meer kon tekenen. Daarom ben ik toen scenario’s voor De Rode Ridder gaan schrijven. Gelukkig verdwenen de klachten later vrijwel, alleen voel ik het nu nog wel eens als ik gitaar speel,’ zegt Lodewijk.

Milton Caniff
Lodewijk kan terugkijken op een rijke stripcarrière die al meer dan vijftig jaar bestrijkt. In 1978 kreeg hij al de Stripschapprijs voor zijn gehele oeuvre en in 2011 werd hij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Toen Lodewijk zeventig werd, riep de toenmalige redactie van Eppo hem uit tot de nieuwe peetvader van de Nederlandse strip, een titel die na de Tweede Wereldoorlog aan Marten Toonder was toebedeeld. ‘Ik ben een beetje een bemoeial, laat ik het zo zeggen. Ik vind het leuk om dingen te entameren. Ik heb me met een heleboel mensen bemoeid en geef mijn mening graag. Ach, als je dat peetvader wil noemen,’ zegt Lodewijk.

Overigens is het als het aan de tekenaar ligt, nog lang niet gedaan: ‘Ik vermaak me nog steeds met het strip maken en was van plan dat nog heel lang vol te houden. Ik wil zeker nog een stuk tien of twintig avonturen van Agent 327 maken! Ik wil ontzettend graag nog een aantal albums van January Jones schrijven en een fiks aantal Rode Ridders. Heel graag zou ik ooit nog een spin-off van Storm zelf schilderen. Daar loop ik nu al jaren over te piekeren. Ik heb het recht bedongen om iets te doen met Nomad en Renter Ka Rauw (een meester in allerlei buitengewone vechttechnieken, bekend van het album van het album De doder van Eriban). Met Storm zelf kan ik niets want Rob van Bavel heeft daar de rechten van tegenwoordig.’

In zijn niet-verminderde enthousiasme voor zijn vak doet hij denken aan stripmaker Milton Caniff, beroemd van Terry and the Pirates en een van de grootmeesters van de realistische strip. In 1987 was Lodewijk met een vriend in New York en bezocht hij Caniff: ‘Een oud, gebogen mannetje van 82 deed open. Zijn broekrand kwam tot net onder zijn oksels, je kent het wel. Ik schrok ervan dat hij zo oud was, ik kende alleen oude foto’s van hem. Toen hij echter aan zijn tekentafel ging zitten was het net alsof er dertig jaar van hem afviel. Ongelooflijk! Die man zat gewoon te genieten. Ik heb gelukkig een vak van dat je heel lang kunt uitoefenen, mits je een beetje gezond blijft.’

Dit interview is gepubliceerd in Stripgids #36 (2013).

Categorieën
Stripplaatjes onder de loep Strips

Stripplaatje onder de loep: De transformaties van de Hulk

Transformatie is een belangrijk thema in het leven van wetenschapper Bruce Banner. Tijdens de ontploffing van de gammabom, zijn eigen uitvinding, werd hij blootgesteld aan een enorme dosis gammastraling. Sindsdien verandert hij als hij kwaad wordt in het groene monster de Hulk. Hoe breng je dat als stripmaker op originele wijze in beeld?
hulk_transformeert
Bovenstaande scène is getekend door Sal Buscema naar een script van Bill Mantlo. Bruce Banner verandert in zijn alter ego de Hulk om zijn vriend Rick Jones te redden uit de handen van Pariah: een bovennatuurlijke cowboy, net als Ghost Rider een levend skelet, die de bewaarder is van een steen vol geesten die de levensenergie van Jones willen opzuigen om te overleven. Uiteraard kunnen ze niet op tegen de brute kracht van de Hulk.

Buscema heeft zo’n beetje alle superhelden van Marvel getekend, maar de Hulk is een van zijn favorieten: maar liefst tien jaar lang tekende hij zijn avonturen totdat Buscema en Mantlo onenigheid kregen.

Variatie in verandering
Vroeger vond ik de transformatiescène een van de boeiendste momenten in de Hulk-strip. Hoe zou de tekenaar de gedaanteverwisseling dit keer in beeld brengen? Buscema kwam telkens op nieuwe manieren: ‘Ik probeerde altijd verschillende dingen: andere camerahoeken, de transformatie laten zien in een reeks plaatjes, slechts een deel van het lichaam laten zien dat uit een T-shirt scheurt, etc.,’ vertelt hij in het in interviewboek Sal Buscema: Comics’ Fast & Furious Artist.

Televisie-Hulk.
Televisie-Hulk.

Pruik
Als tekenaar had Buscema hetzelfde dilemma als de televisiemakers van The Incredible Hulk, de dramaserie die eind jaren zeventig en begin jaren tachtig op de buis werd vertoond. Bill Bixby (1934-1993) speelde daarin David Banner die twee keer per aflevering de Hulk werd als hij zijn woede niet meer kon beheersen. De Hulk werd toen nog niet uit de computer getoverd, maar gespeeld door Lou Ferrigno, een bodybuilder die werd voorzien van een kortgeknipte spijkerbroek, groene bodypaint en een slechte pruik.

De makers hebben flink geëxperimenteerd met het uiterlijk van de Hulk en hoe ze de transformaties moesten tonen. Vaak lieten ze stilstaande beelden van Bixby, van zijn normale uiterlijk tot half als de Hulk opgemaakt, in elkaar overvloeien naar een shot van Ferrigno. Eigenlijk een reeks stripplaatjes zoals hierboven.

Grijs
Overigens is de Hulk niet altijd groen geweest. In het eerste nummer van The Incredible Hulk van Stan Lee en Jack Kirby uit 1962, is het oersterke monster grijs gekleurd. Toen Lee de gedrukte strip onder ogen kreeg, vond hij het grijs te vlekkerig. De drukker legde uit dat grijs een moeilijke kleur was om egaal te krijgen. ‘Met welke kleur lukt dat wel?,’ vroeg Lee. Het antwoord was groen, de kleur die de Hulk in het volgende nummer zou hebben. Toen jaren later de druktechnieken waren verbeterd is de Hulk weer een tijdje grijs geweest. Tegenwoordig sloopt er ook een rode Hulk de boel in het Marvel Universum.

Zijn huidskleur is overigens niet de enige verandering die de Hulk heeft ondergaan. In het begin veranderde Banner alleen maar in het monster van zonsondergang tot de volgende morgen, net als een weerwolf. Pas later bedacht men dat hij veranderde als hij boos was.

The Incredible Hulk 268.
Tekst:Bill Mantlo, tekeningen: Sal Buscema. Juniorpress 1982.

Dit artikel is gepubliceerd in stripblad Eppo (2013).

Categorieën
Strips

Frankfurther voor Van Bavel

Rob van Bavel, initiatiefnemer en hoofdredacteur van stripblad Eppo, krijgt dit jaar de P. Hans Frankfurtherprijs.

Een blije Rob getekend door Mars Gremmen.
Een blije Rob getekend door Mars Gremmen.

‘Zonder zijn blad, Eppo, was de conventionele strip er een stuk slechter aan toe geweest. Uitgever en hoofdredacteur Rob van Bavel is er met zijn kleine maar toegewijde redactie in geslaagd om een doorlopend podium te creëren voor komische one shots en spannende vervolgstrips voor een groot publiek. Dat hij dat heeft bereikt, is te danken aan zijn doorzettingsvermogen, zijn visie en, laten we eerlijk zijn, zijn koppigheid,’ aldus de commissie die als winnaar Van Bavel voordroeg aan het Stripschap.

De afgelopen vijf jaar is Eppo inhoudelijk behoorlijk gegroeid, vind ik. Er zit een divers aanbod aan strips in die de liefhebber van mainstream strips zal aanspreken. Zo’n 7000 van die stripliefhebbers hebben een abonnement op Eppo, wat voor een stripblad toch niet verkeerd is. Wat ik fijn vind is dat vanuit Eppo ook nieuwe stripreeksen geïnitieerd worden, zoals Ward en Haas, want dat is belangrijk om de stripmarkt fris te houden. Zelf voel ik ook een band met het blad: in freelance verband schrijf ik met veel plezier de column Stripplaatje onder de loep die onregelmatig in Eppo verschijnt. De Frankfurther is Rob en de medewerkers van Eppo van harte gegund.

Overigens wordt er in het juryrapport geen woord gerept over Stripfestival Breda waar Van Bavel en Eppo aanjagers van zijn. Die beurs is natuurlijk ook belangrijk voor stripuitgevers en -fans.

Bij Omroep Brabant zat de glunderende uitgever in de studio om uitleg te geven bij de prijs en te vertellen over het stripblad. We krijgen tevens een kijkje op de redactie van Eppo en zien enkele medewerkers voorbijkomen, waaronder Dick Heins.

Rob krijgt zijn Frankfurther op 8 maart tijdens de Stripdagen in Gorinchem.

Categorieën
Fotoblog

Zandsporen

Dit weekend zijn Linda en ik even gezellig in Schoorl geweest. Fijn uitwaaien in de bossen.

Categorieën
Media Strips

Column: Doodzonde

Illustratie: Paul Stellingwerf
Illustratie: Paul Stellingwerf

Wie comics leest, weet dat het verhaal nooit echt afloopt en eeuwig doorgaat. Comics zijn superheldensoaps: overleden personages komen terug en grote veranderingen worden – meestal – weer teruggedraaid.

Eind 2012 overleed Peter Parker in Amazing Spider-Man #700, het laatste nummer van de serie, en tegenwoordig zit superschurk Doctor Octopus in zijn lichaam om als ‘Inferieure’ Spider-Man het Marvel Universum onveilig te maken. Dat klinkt inderdaad net zo fout als de huidige verhalen die schrijver Dan Slott hierover uithoest. Verhalen van een lager niveau dan menig fan-fiction of Vijftig tinten grijs-achtige lectuur. Ik troost mij met de gedachte dat Slott ooit vervangen zal worden en dat Peter Parker dan wel weer terug zal keren, net als Superman, Batman en andere dode (super)helden die het eeuwige voor het tijdelijke inruilden. Want zo gaat dat in comics.

Die troost ontbreekt echter volledig bij televisieseries die ongelukkig eindigen.

Neem Dexter bijvoorbeeld. Acht jaar lang leefden we mee met een psychopaat die misdadigers omlegt. Langzaamaan zagen we hoe Dexter in een echt mens veranderde. De avonturen van deze sympathieke messentrekker zouden aan het eind van seizoen 8 tot een spannende conclusie komen. Helaas, in plaats daarvan presenteerden de schrijvers een verschrikkelijke cop-out: wat logisch leek gebeurde niet. Dexter werd niet ontmaskerd door zijn politiecollega’s van Miami Metro, noch leefde hij nog lang en gelukkig met zijn geliefde Hannah, de aantrekkelijke blonde seriemoordenaargroupie met een voorkeur voor giftige salades. De makers kozen voor een flauwe middenweg en niet voor een bevredigende climax. In 50-minuten werd acht jaar kijkgenot veranderd in een waste of time. Omdat tijd geld is, overweeg ik een fikse schadevergoeding van betaalzender Showtime te eisen om deze verloren tijd te compenseren.

Dexter is natuurlijk niet de enige serie die slap afloopt. Gelukkig heb Lost nooit gekeken, want naar het schijnt krijgt het merendeel van de fans nog steeds therapie bij dokter Sigmund om de grote teleurstelling van de laatste aflevering te verwerken. De frisse scifi-serie Fringe (met het sympathiekste trio uit de televisiegeschiedenis en meer onverwachte plot-twists dan menig kabinetsbeleid) had beter kunnen eindigen na de spannende climax van seizoen vier en niet met het halfbakken, clichématige invasieverhaaltje uit het slotseizoen.

Vroeger werden series niet afgerond. De omroep trok simpelweg de stekker eruit, waardoor er nooit echt een einde kwam aan de avonturen van de personages waarmee je een emotionele band had opgebouwd. Eigenlijk was dat beter, want je kon zelf fantaseren hoe het verhaaltje verderging. Nu rest ons niets anders dan het risico op teleurstelling te minimaliseren en de laatste aflevering van een geliefde serie niet te bekijken. Nog beter: laat de televisie uit en ga comics lezen. Maar uiteraard niet de huidige Spider-Man-reeks.

Illustratie: Paul Stellingwerf.
Illustratie: Paul Stellingwerf.

Gepubliceerd in Schokkend Nieuws #105.

Categorieën
Fotoblog

Rondhangen in Bergen

Museum, Bergen.

Categorieën
Strips

Twee eeuwen Nederlandse strip verstript

200 jaar Nederlands beeldverhaal wordt gevierd met een dik naslagwerk, een gelijknamige tentoonstelling in Museum Meermanno en een strip van Margreet de Heer, waarin ze de stripgeschiedenis in grote stappen doorloopt.

200jaarstrips_deheer-cover

Wie met stripmaker Margreet de Heer (Leiden, 1972) spreekt, wordt vanzelf aangestoken door haar enthousiasme voor het beeldverhaal: ‘Tegenwoordig wordt er veel gepraat in stripland over de dood van de Nederlandse strip en dat er geen kansen meer zijn zoals vroeger. Zelf zie ik zaken graag van de positieve kant. De laatste jaren komen er veel lezenswaardige stripboeken van hoog niveau uit, zoals Rembrandt van Typex, Vincent van Barbara Stok en Dansen op de vulkaan van Flo. Als maker ervaar ik de strip als een prettig medium met ontzettend leuke collega’s. En het feit dat de strip niet zo’n hoge status heeft, bevrijdt je eigenlijk van allerlei verwachtingen. Laat de wereld maar denken dat het een ondergeschoven kunstvorm is, want dan kan je als stripmaker tenminste nog eens verrassend uit de hoek komen.’

Kansel
De Heer studeerde twee jaar scenario en regie aan de filmacademie voordat ze voor theologie koos. Een logische keuze voor een kind uit een domineesgezin, zowel vader als moeder staan op de kansel van een protestants hervormde kerk. Na haar studie besloot De Heer echter stripmaakster te worden. Sindsdien maakte ze onder andere stripreportages voor de krant, tekende ze de avonturen van lesbienne Mijntje voor de Zij aan Zij en runde ze een tijd een smallpress-uitgeverij om eigen werk en dat van jong talent uit te brengen. Toch werd ze vooral bekend door drie informatieve stripboeken over respectievelijk filosofie, religie en wetenschap. Van het eerste boek werden in Nederland reeds zevenduizend exemplaren verkocht, ook de Engelse editie loopt goed. Begin volgend jaar verschijnt de reeks in het Koreaans.

Over 'Sjors en Sjimmie'.
Over ‘Sjors en Sjimmie’.

Tijdsbeeld
In deze boeken treedt Margreet zelf op als verteller in de vorm van een stripfiguurtje. Toen Museum Meermanno in Den Haag haar benaderde om een strip te maken over 200 jaar Nederlands beeldverhaal, om de gelijknamige tentoonstelling en het boek aan te vullen, zette ze de trend van vertellende stripfiguurtjes door: ‘Voor iedere periode die ik behandel heb ik een kind of een ander personage gekozen dat iets vertelt over zijn of haar favoriete strip van die tijd. Daardoor heb je meteen een focus en ondervang je dat wat je vertelt subjectief en onvolledig is. Het magazine hoefde geen volledige geschiedschrijving te worden, want dat is het grote boek al, maar een leuke strip die gezinnen met kinderen vanaf een jaar of zes aanspreekt. Om een tijdsbeeld te geven van de jaren tachtig, heb ik ervoor gekozen om de overeenkomsten tussen de familiestrips Jan, Jans en de Kinderen en De Familie Doorzon naast elkaar te zetten. In de jaren negentig behandel ik Sjors en Sjimmie. Omdat die strip al in de jaren dertig is begonnen kan ik zo eigenlijk de hele stripgeschiedenis van Nederland in beeld brengen. De recente jaren bespreken was erg lastig, want het is nu nog moeilijk te zeggen wat historisch gezien een belangrijke strip zal zijn. En daarbij: hoe dichter je bij het nu komt, hoe meer vriendjes en vriendinnetjes van mij er zijn en als ik iemand wel behandel, dan is al snel de vraag waarom je die anderen niet behandelt die net zo belangrijk zijn.’

Kousemaker in actie.
Kousemaker in actie.

Kennis over de Nederlandse stripgeschiedenis had Margreet onder handbereik. In het verleden werkte ze vijf jaar in stripantiquariaat Lambiek te Amsterdam en deed ze samen met mentor Kees Kousemaker (1942-2010) de redactie van de Comiclopedia: een online naslagwerk waarin zo’n 12.000 stripmakers zijn opgenomen. Samen publiceerden ze in 2005 het boek De wereld van de Nederlandse strip. Kousemaker en de stripwinkel die hij in 1968 opende, spelen ook een rol in Margreets strip: in 1974 bedient de stripwinkelier een vader die strips van de Toonder Studio’s zoekt terwijl hij tevens de langharige hippiezoon wijst op undergroundstrips over drugsgebruik en vrije seks.

Afrekening

Margreets stripfiguurtje.
Margreets stripfiguurtje.

Het maken van non-fictie strips met een autobiografisch tintje is een rode draad in De Heers carrière. In 1999 debuteerde ze met How to Get Over Your Ex, een uitgave in eigen beheer waarin ze afrekent met een vorige relatie. ‘Om daaraan te kunnen beginnen heb ik uit mijn hoofd gezet dat ik mooi moest kunnen tekenen. Dat was echt een drempel. Daarom zeg ik altijd tegen beginnende tekenaars dat ze de lat heel laag moeten leggen, anders produceer je niets. Ga gewoon beginnen.’

Door het maken van theaterrecensies in stripvorm voor NRC Next en daarna maandelijkse stripreportages voor Trouw kwam ze op het spoor van non-fictiestrips. De Heer liet zich inspireren door Van nul tot nu, een stripreeks over de vaderlandse geschiedenis die ze als kind las. Ook Understanding Comics van Scott McCloud, die in stripvorm het medium bestudeert en zichzelf als stripfiguur opvoert, inspireerde: ‘Het idee dat je in stripvorm feitelijke informatie kunt doorgeven sprak me aan. Voor Trouw maakte ik een maandelijkse rubriek over een filosofisch of spiritueel onderwerp. In die strips ging mijn persoonlijke stripfiguurtje dat de lezers rechtstreeks aanspreekt en dingen uitlegt, een belangrijke rol spelen.’

200jaarStrips-omslagDoor deze reportages vroeg uitgeverij Meinema De Heer de strip Filosofie in beeld (2009) te maken. Hierin behandelt ze het leven en denken van filosofen als Socrates, Plato, Nietzsche en tv-psycholoog Dr. Phil, en laat ze tevens mensen uit haar omgeving aan het woord over hun denkbeelden. Omdat veel filosofen ontbreken is Filosofie in beeld geen filosofie voor dummies geworden: ‘Het was nooit bedoeld als puur educatief boek, eerder als leerzaam onderhoudende strip. Ik wilde bij de oude Grieken beginnen en het structureel aanpakken, maar door ruimtegebrek kon ik niet iedere denker behandelen. Ik neem de lezer mee in mijn hoofd en toon mijn kijk op de zaken. Eigenlijk leg ik die aan mijzelf uit. Dat daar tussendoor allerlei feiten worden uitgelegd is voor mij bijna bijzaak. Als ik er een genre op zou moeten plakken, noem ik het liever autobiografie, maar dan verkoop het niet.’

Expositie en naslagwerk
Strips! 200 jaar Nederlands beeldverhaal geeft een rijk geïllustreerd overzicht van de Nederlandse strip. Van vroege voorlopers als de eindmiddeleeuwse centsprenten, naar Meester Prikkebeen, bekende striphelden als Dick Bos, Kapitein Rob en Tom Poes tot en met het huidige tijdperk van de graphic novel. Stripkenners Willem van Helden, Rob van Eijck, Jos van Waterschoot en Joost Pollmann behandelen ieder een periode, onder eindredactie van Hans Matla en Aafke Boerma. Het boek bevat tevens een ietwat arbitraire selectie korte biografieën van stripmakers die wat ons betreft meer makers had mogen bevatten.

De expositie Strips! 200 jaar Nederlands beeldverhaal loopt tot en met 2 maart 2014. Margreets strip is exclusief bij Meermanno verkrijgbaar. Zie www.meermanno.nl.

Dit artikel is in VPRO Gids #1 (2014) gepubliceerd.

Categorieën
Fotoblog

Amsterdam Light Festival

Zocht je nog een lampje voor in de woonkamer?

Categorieën
Strips

Stripliefde: Saga en Calvin and Hobbes

In de rubriek stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip.

Hedwig leest 'Calvin and Hobbes' op de wc.
Hedwig leest ‘Calvin and Hobbes’ op de wc.

Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk?
Ik ben Hedwig van Driel, 28, ik ben werkzaam als octrooigemachtigde in opleiding én redactielid van filmblad Schokkend Nieuws.

Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nu nog steeds?
Ik heb lang geaarzeld wat ik hier zou antwoorden. Ik vind bijvoorbeeld de strip Saga van Brian K. Vaughn, getekend door Fiona Staples, ontzettend sterk: een mengsel van genres dat niet zou moeten werken maar dat toch doet. Het had zelfs een keer een cover als een stuiverromannetje! Ook de strips die ik als kind heel veel las, vooral Asterix en Obelix, Lucky Luke en Kuifje (ik ben deels in Frankrijk opgegroeid), heb ik overwogen. Maar uiteindelijk won de strip die ik nu al meer dan de helft van mijn leven regelmatig lees: Calvin and Hobbes van Bill Waterson.

Waarom is dit je favoriete strip? Wat vind je er zo goed aan?

Ik denk dat het hem vooral zit in de combinatie van heel flauwe humor en toch best wel intellectuele grapjes, én natuurlijk in de tekenstijl. Als je de paginagrote strip ziet waarin Calvin en Hobbes dansen, daar zit zo´n levenslust in en zo´n beweeglijkheid. De langere verhalen, zoals de saga met het petje, weten iets heel herkenbaars te vangen en dan toch elke strip grappig te zijn. Of gewoon een van de vele verhalen die een ode brengen aan de verbeeldingskracht. Als Calvin de transmogrifier maakt, bijvoorbeeld. En vervolgens van dezelfde kartonnen doos een duplicator.

En dan toch nog even over Saga. Wat ik daaraan zo knap vind is dat het een ongetwijfeld volwassen strip is (en dat zeg ik niet alleen om er naakt in voorkomt), maar zonder te vervallen in het standaard cynisme en duisterheid van, pakweg, een Frank Miller. Het is een strip die onbeschaamd over hoop gaat, over liefde. Eigenlijk is Calvin and Hobbes een kinderstrip met verbazingwekkend volwassen thematiek en Saga een volwassen strip met een kinderhart – letterlijk ook, gezien de verteller.

Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Ik kan me eigenlijk niet meer herinneren wanneer ik Calvin and Hobbes voor het eerst las. We hadden van die verzamelalbums – The Essential, The Authoritative en The Indispensable. Eigenlijk waren ze van mijn broertje die een nog grotere fan was. Toen heeft hij die prachtige hardcover complete editie een keer gekregen voor een verjaardag of sinterklaas, en toen mocht ik de verzamelalbums hebben. Tegen die tijd vielen ze al geheel uit elkaar, maar het voordeel daarvan is dat ik ze zonder schuldgevoel op de wc heb gelegd. Zo lees ik elke dag nog Calvin and Hobbes!

calvin_hobbes_dance

In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.

Categorieën
Fotoblog

Toffe vissenkom

Paul weet wel hoe hij het gezellig moet maken voor z’n vissen…

Categorieën
Media

De beste cover roept vragen op

De winnaar van de VPRO gids coverontwerpwedstrijd is een prachtige illustratie van Roel Seidell die vragen oproept:

cover_seidell_roel

Ieder jaar vraagt de redactie van de VPRO gids aan de lezers om een cover te ontwerpen voor de eerste gids van het jaar. Dit keer was het thema ‘doe het zelf’. Hoofdredacteur Hugo Blom, met Angelique Viester en Beate Wegloop de jury, licht toe: ‘Uiteindelijk zagen we het meest in de Pinokkio van Roel Seidell. Want wat is hier aan de hand? Is Gepetto even weggelopen en besluit het houten ventje het werk zelf af te maken? Of zijn we al verder heen in het verhaal? Waarom is zijn neus zo lang en probeert hij die met beitel en hamer in te korten? Is Pinokkio de verbeelding van de hedendaagse bankier die zichzelf probeert bij te snijden en in te perken? U merkt, we sloegen volledig op hol, altijd een goed teken. Naar deze intrigerende cover willen we wel een week kijken.’

Intrigerende beelden roepen vragen op. En dat is met Seidells illustratie het geval. Daarnaast is het ook nog eens een heel mooi beeld.

Benieuwd naar de andere inzendingen? Die kun je hier zien.

Overigens vind ik het een mooi thema: Doe het zelf. Of in het geval van de telkens falende overheid: ga  maar naar huis politici en ambtenaren (en natuurlijk zonder wachtgeld), we doen het zelf wel weer. Burgers nemen steeds meer het heft in eigen handen. We beginnen steeds meer zelf dingen te organiseren. Zoals een wijkblog beginnen om buurtdemocratie uit te dragen. Zelf weer aan de slag gaan en je niet afhankelijk opstellen van die zogenaamde officiële instanties lijkt me een goed uitgangspunt voor 2014.