Categorieën
Bloggen

Column: Buiten roken, da’s pas erg

Wij hebben pas problemen. Wij mogen niet meer roken in de kroeg. Als we willen roken moeten we een paar minuten buiten gaan staan. Honger, ziekte, oorlog en armoede zijn natuurlijk best vervelend, maar buiten staan met een sigaret, dat wens je je ergste vijand nog niet toe.De beste column over het rookbeleid die ik tot nu toe gelezen heb, vind je op Breinkoekjes.nl. Hij werd geschreven door Johan en ik ben het woord voor woord met hem eens.Meer roken? Lees:

Categorieën
Film Frames Strips

Filmframes: X-Men

Met de eerste X-Men-film van Bryan Singer (2000) begon de huidige renaissance van superheldenfilms en andersoortige stripverfilmingen. Singer sloeg met zijn serieuze benadering de spijker op zijn kop. Hij bracht niet alleen de striphelden X-Men geloofwaardig tot leven, zijn film wist ook de filmstudio’s ervan te overtuigen dat de stripwereld een schatkamer aan bronmateriaal voor succesvolle blockbusters bevat. Het personage Wolverine belichaamt voor mij de visie van Singer. Tijdens de introductie van dit personage werd mij duidelijk dat Singer de strips perfect begrepen had. Een analyse, frame voor frame.

Ik zat in Tuschinski in Amsterdam toen ik X-Men voor het eerst zag. Het grote witte doek bleek een toepasselijk canvas voor deze grootse stripverfilming. Fan van de strip zijnde, was ik een extra kritische toeschouwer. Eerdere stripverfilmingen waren flauwe aftreksels geweest van hun papieren bronnen. De homo-erotische nachtmerrie die Batman & Robin heette van drie jaar eerder lag nog vers in het geheugen.Er had echter geen groter verschil kunnen zijn met Singers visie van X-Men. Hij bracht dit superheldenteam op een serieuze toon tot leven. Hij behandelde de thematiek van de Angst voor de Ander op subtiele wijze, maar vergat niet de wonderbaarlijke wereld der mutanten de nodige flair te geven. (Ik kan overigens een artikel vol schrijven met kritiek over de elementen waarmee deze stripverfilming tekortschiet, maar dat is niet de strekking van dit stuk, dus laat ik de mindere zaken buiten beschouwing.)

“Wolverine, aangenaam”
Er is één significante scène waarin voor mij duidelijk werd dat Bryan Singer het oorspronkelijke materiaal tot op de letter begrepen had. Het is de introductie van Wolverine.Wolverine (Hugh Jackman) wordt gepresenteerd als loner. Logan, zijn echte naam, kan zich zijn verleden niet herinneren. Aangezien herinneringen en acties bepaldend zijn voor onze identiteit, staat een mens zonder verleden als het ware los van zichzelf. Logan heeft zich afgekeerd van de wereld en leeft slechts op overlevingsdrift. Hij geeft schijnbaar om niemand, zelfs niet om zichzelf.Logan vecht in een donderkooi om geld te verdienen. Wat zijn noodlottige uitdagers niet weten, is dat hij over mutantengaven beschikt. Wolverines lichaam geneest razendsnel. Zijn skelet is omgoten met een onbreekbaar staal, adamantium genoemd. Ook bezit hij in iedere hand een drietal klauwen van dat goedje.De jonge mutante Rogue (Anna Paquin) komt op zijn pad. Ook zij is op de vlucht voor zichzelf sinds ze heeft ontdekt dat levensenergie overneemt van iedereen die ze op de huid aanraakt. Waar Rogue juist verlangt naar een fysieke aanraking van een ander, is het Wolverine die aan het begin van X-Men menselijk contact vermijdt: hij slaat andere mensen letterlijk van zich af.
In de donderkooi
Wanneer Rogue de bar in een uithoek van Amerika betreedt, staat Logan in de kooi te vechten. Singer introduceert onze held stapsgewijs en laat in ieder shot een glimp van hem zien. Rogue ziet Wolverine vanaf de rug, hij leunt tegen de kooi in afwachting van zijn volgende tegenstander. Singer hult Logan de eerste shots in silhouet. Logan is slechts een schim, een ruw idee van wat een mens is. Hij is als een gevangen beest: fysiek opgesloten in een kooi en mentaal gevangen in zijn eigen negatieve zelfbeeld. De idee dat hij losstaat van de rest van de wereld wordt in het beeld benadrukt door de kleurcontrasten tussen zijn zwarte silhouet en de sterke blauwtinten op de achtergrond.
Wanneer we Logan eindelijk in het gezicht kunnen kijken, kadreert Singer de acteur plagerig achter een paal van de kooi. Pas tijdens het gevecht wordt het gezicht van Wolverine onthuld. Agressie en de waanzin van de situatie zijn van zijn gelaat af te lezen. In een paar snelle bewegingen verslaat Wolverine zijn tegenstander.Ik voelde vlinders in mijn buik tijdens deze scène. Het was een meesterlijke zet om Logan op deze dramatische wijze en in deze karakteristieke situatie te introduceren.
Mijn enthousiasme werd groter bij de scène die erop volgde. Als Wolverine aan de bar zit, wordt hij door een verslagen tegenstander beschuldigd van vals spel. Op het moment dat Logan zichzelf verdedigt en de man vastgrijpt, glijden de adamantium klauwen uit zijn vuist.



De middelste klauw drukt dreigend tegen de keel van de man aan, gereed om diens hals te doorklieven. Wolverine wordt echter tegengehouden als de barman een geweerloop tegen zijn hoofd drukt.

Herkenbare rauwdouwer
In twee gewelddadige scènes (en een dialoogscène daartussen waarin Wolverines taalgebruik typerend spaarzaam is) heeft Singer het personage grotendeels neergezet. Hij is heel herkenbaar als de cynische en agressieve rauwdouwer die ik uit de strips ken. Hugh Jackman belichaamt voor mij Wolverine. Zijn wolfachtige manen accentueren het beest in hem, maar zijn niet te grotesk om de geloofwaardigheid voorbij te schieten. Jackman heeft een direct, fysieke aanwezigheid en maakt met een enkele blik of gebaar de gemoedstoestand van het personage duidelijk.Overigens mag de kracht van het filmgeluid niet ongenoemd blijven. Het geluid van glijdende messen op het moment dat de digitale klauwen van Wolverine uit zijn hand schieten, maakt hun aanwezigheid in de verhaalwereld reëel.

Buitenbeentjes
Na deze krachtige introductie kan de ontwikkeling van Wolverine van loner naar aangepaste held beginnen. Rogue zit als verstekeling bij hem aanboord en samen komen ze bij de X-Men terecht. Singer introduceert de wereld van Charles Xavier (Patrick Steward) en zijn mutantenschool door de ogen van buitenstaander Wolverine. Net als de bioscoopbezoeker beziet hij met verbazing de school waarin pubers met hun nieuwe krachten leren omgaan. Zijn rake cynische opmerkingen zorgen ervoor dat het superheldengegeven met een lichte knipoog wordt benaderd, zonder dat de politieke thematiek die ten grondslag ligt aan het mutantendebat, minder serieus wordt.Opoffering
De voltooiing van Logans ontwikkeling wordt geïllustreerd in de actievolle climax rond en op het Vrijheidsbeeld. Rogue is dodelijk gewond geraakt door de helse machine waaraan Magneto (Ian McKellen) haar heeft vastgekoppeld. Ze is op sterven na dood. Logan grijpt haar vast en drukt Rogue tegen zich aan.


Hierdoor nemen haar mutantengaven zijn helende krachten over. Dit betekent echter dat Logan deze kwijt raakt en dat zijn heftige wonden weer opengaan. Hij offert zijn kans op genezing op om Rogue een overlevingskans te geven.


Dat Logan uiteindelijk toch weer geneest (de overname is namelijk maar tijdelijk) doet niets af aan het feit dat hij een significante verandering heeft ondergaan. Logan is weer om anderen gaan geven.

Stripplaatjes
De shots op het vrijheidsbeeld zijn stripachtig in die zin dat het beeld bijna geen achtergrond bevat. We zien alleen de twee personages op de voorgrond en hier en daar een deel van het Vrijheidsbeeld. De emotionele scène is teruggebracht tot haar essentie. Logan en Rogue zijn de spil van het universum op dit moment – alleen hun verhaal telt. De soundtrack van Michael Kamen bereikt op dit moment zijn romantische climax, waarmee nog eens wordt onderstreept dat X-Men draait om menselijke emoties en niet zozeer om een robbertje knokken rond het vrijheidsbeeld.De film eindigt met Logans tijdelijke vertrek bij de X-Men. Nu hij zijn eigen waarde weer heeft teruggevonden (met zijn deelname aan de X-Men bouwt hij aan zijn toekomst), wordt het tijd om het mysterie dat zijn verleden is te ontrafelen. De man die op de motor het beeld uitrijdt, voelt hoop en is daardoor compleet anders dan de beestachtige vechtersbaas die we in de donderkooi ontmoetten.

Dit artikel verscheen ook op EeuwigWeekend.nl.
Lees ook:

Categorieën
Fotoblog Mike's notities

Avonturen in Antwerpen (3): Geheugenplaatjes

Wat blijft erover van onze avonturen en de dagelijkse gebeurtenissen? Herinneren we ons wat er is gebeurd, wellicht ietwat gekleurd, uitvergroot en dus gedramatiseerd? Of herinneren we ons op het laatst alleen nog maar de foto’s die we van de gebeurtenissen hebben genomen?

Onder de Schelde.

New Burton.

Een musical over Edward Scissorhands. Heiligschennis! Kijk gewoon de film zou ik zeggen.

Heilige boontjes in kathedraalcafé Het Elfde Gebod.


Wat herinner ik me over een paar jaar nog van mijn weekend in Antwerpen. Het voorval in de Karoakebar? Het bezoek aan het ModeMuseum, de koude douche, het tapijt vol vlekken? Deze blogposts zullen als geheugensteun fungeren en herinneringen oproepen. (Als de site dan nog online staat tenminste…)


Zondagavond zitten we in een overvolle trein terug naar Amsterdam. We gaan in de Eerste Klas zitten, omdat we geen zin hebben om ruim twee uur te gaan staan. Moet de NS maar eens inzien dat de eerste klas archaïsch is en dat het tijd wordt dat ze genoeg stoelen voor iedere betalende reiziger regelen. Ik lees de eerste bladzijden van de graphic novel Freddie & Me. L. begint in Maus.Lees ook:

Categorieën
Mike's notities

Avonturen in Antwerpen (2): No karaoke

Zaterdagavond staan L. en ik voor de Bonaparte. Dé karaokebar van Antwerpen. Hoewel de Grote Markt er meerdere telt, schijnt dit de meest bekende te zijn. In mij huist een diep verlangen om eens een karaokebar te bezoeken. Dit vreemde verlangen begon enkele jaren geleden toen ik Antwerpen met vriend P. bezocht. We slenterden toen wat door de stad en stuitten op zo’n zinggelegenheid. We hielden halt voor de deur.Een groep jonge, aantrekkelijke meiden liep langs. De meisjes giechelden dat ze altijd al eens karaoke wilden doen. Nu waren P. en ik allebei vrijgezel op dat moment, dus ik dacht dat we met het bezoeken van de bar meerdere vliegen in een klap konden slaan. Ik kon niet wachten tot ik een paar aangeschoten zakenmannen zou horen kraaien. En als we tegelijkertijd kennis konden maken met wat vrouwelijk schoon, wat was daar op tegen? Maar nee, P. was niet te vermurwen. Hij brandde nog liever in de hel dan ooit een karaokebar te betreden.Blije Japanners
Toen L. opperde naar Antwerpen te gaan, zag de potentiële karaokeliefhebber in mij zijn kans. Ik denk dat ze kleine podiumpjes hebben waarop mensen in de spotlight een liedje ten gehore brengen, zoals ik eerder heb gezien in films en Amerikaanse tv-series. Ik verwacht groepjes blije Japanners die met een dik accent Amerikaanse hits zingen. Hier en daar een romantische ziel die met een valse noot de liefde aan zijn vriendin verklaart. Dat soort zaken.Hoewel L. zacht gezegd niet heel enthousiast werd van het woord karaoke, weet ik haar toch over te halen om een kijkje te nemen. Die avond lopen we rond een uurtje of tien de Grote Markt op. Vol verwachting klopt mijn hart. Daar is de Bonaparte. Après-ski
De deur zwaait open en een stel tieners huppelt naar buiten. Het geluid vanuit de bar is duidelijk te horen. Alle aanwezigen zingen mee met ‘Een Eigen Huis’ van René Froger. We stappen angstvallig het vertrek binnen. De liedtekst is vanaf televisies te lezen, de gehele groep aanwezigen staat te schreeuwen naar de beeldbuis. Achter de bar wordt flink getapt. ‘Shit,’ denk ik, ‘het lijkt wel een après-skitent.’ Een infantiele vertoning is het. Daar wil ik geen deel van uitmaken. L. en ik lopen dan ook heel snel weer naar buiten. Van mijn karaokedrift ben ik volledig genezen. Daar was slechts een bezoek van drie minuten voor nodig.
Lees ook:

Categorieën
Fotoblog Mike's notities

Avonturen in Antwerpen (1): Veel façades en facetten

L. en ik vinden allebei dat we een paar dagen vakantie hebben verdiend. Op naar Antwerpen met de trein van tien voor vijf. Onderweg lees ik Maus van Art Spiegelman en eet ik een broodje brie.

Antwerpen CS.

Het is niet mijn eerste keer in Antwerpen, toch zie ik bij ieder bezoek weer een ander facet van deze Vlaamse prachtstad. Van de tot nu toe bezochte Belgische steden – waaronder Brussel, Gent en Brugge – zou ik er geen bezwaar tegen hebben hier een woning te betrekken, mocht dat ooit te combineren zijn met mijn carrière. Sowieso staat België veel vriendelijker tegenover het beeldverhaal dan Nederland. Zo telt Antwerpen zes beschilderde stripmuren en vindt tweejaarlijks de beurs Strip Turnhout plaats waar ik vorig jaar was met Nieuw Gehoer. Een positiever ontvangst kwam zelden voor.

Detail van een van de stripmuren.

Schril contrast
We komen iets na zevenen aan op centraal station en besluiten naar het hotel te lopen. Van de Frankrijk Lei, naar de Britse tot de Amerika Lei. Daar staat het Hotel Rubenshof te wachten. De hal en receptieruimte van het hotel zijn indrukwekkend. In neo-art nouveau stijl. Maar de receptieruimte is een façade. Achter de deuren van de kamers gaat een sjofele inrichting schuil die nog het meest doen denken aan het interieurdesign van het voormalig Oostblok. Het tapijt zit vol vlekken, de muren zijn okergeel gekleurd en het geheel maakt een onafgemaakte indruk. Geeft niets, we gaan toch meteen de stad in. De paffende paffer
Het valt me meteen op dat er flink gepaft wordt in de cafés. Een ober legt mij uit dat er gerookt wordt in de tenten waar er niet gegeten wordt. Na een paar maanden rookverbod is het even wennen om weer in andermans kankerzucht te zitten. L. en ik mijden de komende twee dagen dat soort drinkgelegenheden dan ook zoveel mogelijk. Die avond nuttig ik een voortreffelijke lasagne in Canal; L. smult van de tapas. Koud hè?
De volgende ochtend begint met de nare ontdekking dat de douche alleen koud water biedt. Bij nader bibberend onderzoek blijkt dat de thermostaatkraan niet goed werkt. Als deze geheel open wordt gezet, geeft de douchekop sporadisch een zuchtje lauw water. De hotelmanager vindt het vervelend om te horen en zal proberen er iets aan te doen. Een andere kamer is helaas niet beschikbaar. Als we die avond weer terugkomen in de kamer ligt er een doosje zeebanket voor ons op bed. En een briefje met excuses. Er is niets aan te doen totdat de loodgieter maandag zijn gezicht laat zien. Er ziet niets anders op dan bibberend te douchen. Deconstructivisme in het ModeMuseum
Op zaterdag bezoeken we in het Modemuseum. Bij binnenkomst worden we aangesproken door een promotieteam van Nescafé. De twee dames en heer zijn gekleed in strakke zwarte t-shirts waarop Nescafé in witte letters staat geschreven. Het drietal lijkt net een stel modebewuste modellen. Niet geheel ontoepasselijk in een modemuseum. Ze bieden ons een kopje koffie aan. Het bezoek begint dus al goed, al geven mijn smaakpapillen de voorkeur aan cappuccino. Met de koffie in de slokdarm begeven we ons naar het eigenlijke doel van het museumbezoek: de expositie over Maison Martin Margiela. Kenmerkend aan deze modekunstenaar is dat hij nooit in de openbaarheid verschijnt en weigert interviews te geven. Een paar designs in de tentoonstelling spreken me aan. Hij heeft een collectie gemaakt op basis van kleertjes voor Barbie- en Kenpoppen. De uitvergrootte, scheefzittende jasjes werken op de lachspieren. Een serie silhouetten steken mooi strak af tegen de witte achtergrond. Het deconstructivisme wat de maker aanhangt spreekt mij in het bijzonder aan. Een gedachtegoed dat ook terug te vinden is in filmtheorie. Maison Martin Margiela past dit toe door de constructie van kledingontwerpen bloot te leggen. Margiela toont de binnenkant van een kledingstuk, legt de constructie ervan bloot en focust op datgene wat de mode doorgaans angstvallig verborgen wil houden. Mij zie je er niet in lopen, maar het idee erachter is wel prikkelend. Ik ben zo’n type dat graag wil weten hoe iets in elkaar steekt.

Antwerpen. Foto: L.

De sporen van het verleden
Tot slot bekijk ik nog eens de tweedehands kleding die Margiela heeft overgespoten met zilververf. Tijdens modeshows breekt de verf, waardoor de onderlaag langzaam te voorschijn komt. Daarmee wil hij aangeven dat we het verleden niet verborgen kunnen houden. Hij heeft een punt: als ik later door het centrum van Antwerpen loop, denk ik automatisch terug aan de keren dat ik er eerder was. Specifieke voorvallen schieten me te binnen terwijl ik tegelijkertijd nieuwe herinneringen aanmaak.Wordt vervolgd…

Categorieën
Strips

Barends bekijkt het: Mijmeringen over 300 van Frank Miller

Laatst was ik op bezoek bij Merel Barends. Ze is illustrator en stripmaker, en dus beroepsmatig bezig met het beeldverhaal. We kwamen daarom, niet verwonderlijk, te spreken over strips. Barends vertelde me dat ze het werk van anderen minutieus bestudeert en daar aantekeningen van maakt. Een vluchtige lezing van een der verslagen maakte voor mij duidelijk dat deze uitvoerige analyses zeer geschikt waren voor online publicatie. De rubriek Barends Bekijkt ’t was geboren. In deze eerste aflevering een analytische blik op 300 van stripgod Frank Miller.
Het artwork
Het artwork is een ware lust voor het oog: Miller gebruikt uitsluitend spreads en splashpages die de linker en rechter pagina beslaan. Daarmee schept hij ruimte in de compositie – een verademing als je ‘t vergelijkt met de standaard comic-lay out, die naar mijn smaak, hoe vaardig de tekenaars en designers ook zijn, toch vaak te volgepropt zitten met informatie. De weldadige rust van uitgestrekte hemels en verre uitzichten in 300 werken sfeerverhogend, met name tijdens de veldtocht, en door het contrast worden de logischerwijs vollere actiescènes extra dynamisch.Schaduwen
Miller gebruikt inktzwarte, scherpe sjabloonschaduwen die dramatisch werken en bovendien door het clair-obscur de focus van de lezer onnadrukkelijk maar effectief dicteren.Verder is er veel oker en rood – een beter palet had ik voor dit verhaal niet kunnen verzinnen. Het is niet baanbrekend of wereldschokkend, maar het werkt als ‘n tiet. Daarbij is het vast geen toeval dat de Grieken zich in hun eígen beeldend werk hoofdzakelijk van karmozijn, oker, purper en zwart bedienden.Okertinten
Daarbij is de inkleuring niet met de botte (Spartaanse) bijl gebeurd: Lynn Varley hanteert het penseel niet alleen met een jaloersmakende virtuositeit, maar weet de inkleuring ook plottechnisch betekenis te geven. Zelfs per panel zitten er logica en lijn in het kleurgebruik. Ze houdt rekening met lichtval, sfeer, compositie…De okertinten suggereren zinderende hitte (aan het eind van een hete Griekse dag – eigenlijk lijkt de lichtval door praktisch het hele verhaal heen op de rand van zonsondergang, of zonsopgang) en de koperen flakkerende kampvuren. Vermiljoen is de – terecht gekozen – herkenningskleur van de Spartaanse mantels. Het benadrukt natuurlijk de bloeddorst en strijdlust van de dragers – en het bloed zelf. Scharlakenrood laat op strategisch gekozen plekken (zoals de cover) de lettering van het papier knallen. In contrast met de dappere Spartanen hullen de Perzen zich in luxe goudkleuren en doorwrochte stofdessins. O, o, o, how faggy! (zullen Leonidas & de zijnen wel weer gedacht hebben.)The great wave
Varley zet koelere tinten in voor nachtelijke schaduwen, slagregens en zee. Zo te zien vooral grijzen met wat blauw erdoor, hier en daar gemengd met ‘n toefje oker om een groen waas op te trekken (god, ik klink als Bob Ross).Overigens grappig om te zien dat de woeste golven van de zeestorm – zoals honderden woeste golven vóór Miller – zijn gebaseerd op Hokusais Golf aller Golven. Ik kan me in elk geval niet voorstellen dat de overeenkomst geen opzet is geweest – hoewel The Great Wave inmiddels wel in het collectief geheugen van alle beeldend kunstenaars zal zitten.

Übermacho
Wat het verhaal betreft… Veel recensenten schreven het al naar aanleiding van de film: 300 is een fascistoïde flick geworden, waar de Berlijnse bruinhemden voor in de rij hadden gelegen. Ik ervaar die sensatie in de comic minder nadrukkelijk, hoewel ze wel degelijk aanwezig is.De protagonisten zijn übermacho’s, vechtmachines die dolblij zijn als ze eindelijk een echte oorlog voor de kiezen krijgen maar tegelijkertijd, o paradox, klagen over de bruut verstoorde rust in hun stadstaat. Ze putten zich uit in militaire mantra’s over eer, trots en opoffering, maar lijken zich daar, o paradox, in de praktijk bijzonder weinig van aan te trekken. Dat begint al bij Xerxes’ boodschapper die – tegen alle ook nu nog heersende regels van fatsoen in – met delegatie en al wordt afgemaakt. En noem me een sentimentele softie, maar ik begrijp niet helemaal wat eer, trots en opoffering te maken hebben met het na afloop van de strijd mechanisch doodsteken van op de grond creperende tegenstanders (‘No mercy – no prisoners’).‘Vrijheid’
En dan nóg roepen dat de Spartaanse kerels de enige vrije mannen zijn die de wereld ooit gekend heeft, en dat de invasie vanuit Perzië een doodsbedreiging is voor vrijheid, beschaving en broederschap. Dat deze vrijheid letterlijk alleen is weggelegd voor de fysiek sterksten, wordt gemakshalve vergeten. Welke beschaafde samenleving smijt iets te zwakke zuigelingen van een rotspunt af? Welke beschaafde samenleving martelt kleine kinderen met honger en slaag? Athene – bakermat van de westerse wereld, toenmalig epicentrum van wetenschap, kunst en filosofie – wordt afgedaan als een stad vol homo’s en zwakkelingen.Strip versus film
De voordelen t.o.v. de film: gelukkig dragen ze in de comic niet van die stomme leren Tarzan-slipjes maar lopen ze, historisch correct, in hun blote piemel rond. En dat hele subplotje van de Spartaanse verrader en die akelige koningin (die met ‘r geplukte wenkbrauwen en anorectische botstructuur helemaaaaaal niet lijkt op ‘t stoere, keiharde wijf dat Miller naast Leonidas’ gezet heeft) is er door de filmmakers bij geduimzuigd. Om hitsige pubers te plezieren en/of om vrouwen naar de bioscoop lokken?As if.Ik snap nog net wel dat jongens ‘t aardig vinden om zich met opgepompte moordenaars te vereenzelvigen, maar wat moet ik in Zeus z’n naam sympathiek vinden aan zo’n pseudo-feministische tuttebel die op last van ‘r man vast en zeker al een stuk of vijf koters in het ravijn gepleurd heeft? Ik hoef geen kinderen, maar mocht ik toch onverhoopt een zoontje krijgen en mijn man stuurt dat op z’n tiende zonder enige aanleiding naar Glenn Mills, dan liggen toch echt de volgende morgen de scheidingspapieren op z’n nachtkastje. Keurig naast een kopje koffie met strychnine.Maar ik dwaal af.Bottom line is: 300 is een oogstrelend beeldverhaal. Tempo en techniek, expressie en kleurgebruik – alles is van het hoogste niveau. Ik voel zelfs verbondenheid met de personages, waar ik me aan de filmversies daarvan voornamelijk heb zitten ergeren.Meer Merel Barends?

Categorieën
Fotoblog

Foto: Alwetend

Van Baerlestraat, Amsterdam

“God zoekt jou!”. En ik maar denken dat Hij alwetend is… Tssss. Zeker nog nooit van Google gehoord.