Categorieën
Striprecensie Strips

Prelude: Opkomst en ondergang van Fokke & Sukke

De ontstaansgeschiedenis van Fokke & Sukke in stripvorm. Een briljant idee natuurlijk en fantastisch uitgevoerd. Ik heb in tijden niet zoveel lol gehad met het lezen van een biografische strip.

Sinds Jean-Marc van Tol Prelude: Opkomst en ondergang van Fokke & Sukke aankondigde, nu alweer zo’n anderhalf jaar geleden, heb ik er reikhalzend naar uitgekeken. Ik ben namelijk een ontzettende fan van Fokke & Sukke. Omdat Van Tol doorgaans druk is met het maken van cartoons en nog wel eens een strip uitgeeft van andere stripmakers, duurde het even voordat het album af was. Het was het wachten waard.

Herpublicaties
Van Tol vertelt in Prelude de ontstaansgeschiedenis van het beroemde stripduo. Van het moment in de pilsenerclub ‘De Engelse reet’ dat Bastiaan Geleijnse aan Van Tol opperde dat ze samen een strip moeten gaan maken tot en met de eerste publicatie van een Fokke & Sukke cartoon. Tussen deze momenten zitten verschillende fasen waarin het duo langzaam uitgevonden werd, want studiegenoten Geleijnse, John Stuart Reid en Van Tol kwamen niet zo maar op de succesvolle cartoonreeks.

Het leuke is dat in Prelude de strippogingen die Fokke & Sukke voorgingen er ook in staan. Evenals de allereerste Fokke & Sukke cartoons, fotomateriaal en achtergrondinformatie.

Het is interessant om de tekenstijl die Van Tol toen hanteerde te vergelijken met hoe hij de rest van Prelude heeft getekend. Nu zet hij zijn tekeningen met een schijnbaar nonchalance op het papier met een fineliner (zoals we iedere avond in DWDD kunnen zien). Toen tekende hij gedetailleerder in meer klassieke mainstream stijl.

Feest der herkenning
Amsterdam, de stad waar de drie heren studeerden, speelt een belangrijke rol in het verhaal. Van Tol zet de locaties rondom het Spui en de gebouwen van de UvA herkenbaar neer. Sowieso is de strip voor een UvA alumni als ik een feest van herkenning, maar voelt extra vertrouwd omdat er bekende figuren een rol vervullen: zoals Ronald Giphart,  aan wie Van Tol ooit een boze brief schreef omdat diens tweede roman hem zo tegenviel. Ook Erik Noomen, toen redacteur bij het studentenweekblad Propria Cures, Mark Burema (tegenwoordig hoofdredacteur van GeenStijl) en Maarten Moll, recensent en journalist bij Het Parool. Zelfs culinair journalist Johannes van Dam heeft een cameo.

Saillant detail: de meeste mensen die erin voorkomen hebben de strip gelezen. Hun reactie erop is ook in het album te lezen.

Prelude eindigt op het moment dat de eerste cartoon van Fokke en Sukke gepubliceerd wordt. Volgens de overlevering was dit in Propria Cures. Dankzij Prelude weten we dat de waarheid genuanceerder en ingewikkelder is. Tenminste, Van Tols waarheid op de gebeurtenissen.

Stripgeschiedenis: De allereerste Fokke & Sukke uit december 1993

Tekenplezier
Biografische strips zijn doorgaans niet erg fijn leesvoer. Ze zijn vaak erg serieus van toon, hypercorrect en behoorlijk droog. Denk maar aan de stripbiografie van Anne Frank, Nelson Mandela en dat soort boeken. Bij Prelude straalt de lol die Van Tol ongetwijfeld had bij het tekenen, van het papier en werkt aanstekelijk. De stripmaker heeft aangegeven inmiddels met deel 2 van deze geschiedenis bezig te zijn. Eind dit jaar mogen we die in de boekhandel verwachten. Een boek waar ik wederom naar uitkijk.

Jean-Marc van Tol – Prelude: Opkomst en ondergang van Fokke & Sukke
Uitgeverij Catullus, €11,95
ISBN 9789078753292

4 sterren!

Categorieën
Striprecensie Strips

Celluloid: spaatje blauw

De Engelse illustrator/stripmaker/kunstenaar Dave McKean heeft zijn strepen verdiend in de stripwereld. Iedereen die wel eens een deeltje van Neil Gaimans Sandman heeft gelezen, kent zijn intrigerende covers. Samen maakte ze ook de strip Violent Cases, waar McKean in 1987 mee doorbrak. Ook heeft hij met Grant Morrison Arkham Asylum gemaakt, vele cd-covers en de film Mirror Mask geregisseerd. Kortom, van iemand met kaliber mag je wat verwachten.

McKeans Celluloid wordt een erotische grafische roman genoemd. Het boek gaat over een vrouw die het maar niet lukt om een afspraak te maken met haar minnaar. Ze ontdekt een oude projector die geladen is met een erotische film. Ze raakt in de ban van deze film en tijdens het kijken opent een portaal naar een wereld vol met hitsige dromen en fantasieën. Ze wordt als het ware door de pornografische wereld van het celluloid opgeslokt. Wat volgt is een reeks seksscènes waarin de vrouw aan haar gerief komt. McKean citeert stijlen van verschillende kunstenaars. Van Gustav Klimt, Picasso en Salvador Dali. Iedere keer wanneer de vrouw een orgasme beleeft, schakelt McKean over in een andere stijl.

Celluloid is ook geen strip, maar eerder een kunstboek waarin de kunstenaar zijn spierballen laat zien.

Celluloid is geen porno: de platen van McKean mogen oogstrelend zijn, opwindend zijn ze niet. Als porno is dit dus een glas spa blauw: geen prikkels. Voor wat een grafische roman genoemd wordt is het verhaaltje overigens behoorlijk mager. In dat opzicht lijkt Celluloid wel weer op porno. Misschien moet McKean de volgende keer weer samenwerken met een goede scenarist, want dat zou het leesgenot ten goede komen.

Uitgeverij Silvester heeft een mooie hardcover uitgebracht, maar aangezien het verhaal tekstloos is, mag je je afvragen waarom er een Nederlandse editie van nodig was.

Celluloid raad ik vooral aan voor de McKean-fans. Liefhebbers van pornografie of grafische romans komen met andere uitgaven beter aan hun trekken.

Dave McKean – Celluloid
Uitgeverij Silvester, € 24,95
SBN: 9789058855558 (hardcover)

2vd5 sterren

Categorieën
Striprecensie Strips

Essex county: Bittere ernst mooi verteld

Essex County is een plattelandsstreek in de Canadese staat Ontario. Stripmaker Jeff Lemire groeide daar op in een klein dorp. Zijn gelijknamige striproman mogen we dan ook als een ode aan de streek beschouwen. Het is tevens een zwaarwichtige familiekroniek. Letterlijk, want het boek telt ruim 500 bladzijden.

Maar ook figuurlijk is het boek aan de zware kant. Hoewel bij vlagen poëtisch, is het allemaal bittere ernst wat Lemire ons te vertellen heeft: familieruzies, rouw, buitenechtelijke kinderen, liefde en geheimen zijn de thematische draden waarmee hij zijn verhalende web heeft geweven. Essex County is daarom vooral een aanrader voor de liefhebber van stevig drama.

IJshockey
Lemire toont de lezer op overtuigende wijze wat er in de hoofden van zijn personages
omgaat en vertelt in drie verhalen hun levenswandel, beginnend bij de twaalfjarige Lester die, na het overlijden van zijn ouders, noodgedwongen bij zijn oom moet wonen. De jongen verkleedt zich graag als superheld. Hij vindt weinig aansluiting bij zijn oom, maar des te meer bij de oudere Jimmy Lebeuf met wie hij denkbeeldige ruimtewezens bestrijdt. Lebeuf was de sterspeler van het Canadese ijshockeyteam tot een hersenbeschadiging zijn carrière beëindigde.

Stripmaker Lemire laat het werkelijke leven en de fantasiewereld van Lester vloeiend in elkaar overlopen, net als de herinneringen en de laatste dagen van de verwarde bejaarde Lou Lebeuf die in het tweede verhaal centraal staat. Lemire tekent sfeervolle zwart-wit platen vol kronkelige penseellijnen die haastig op papier zijn gezet. Door deze stijl komen de vele ijshockeyscènes niet lekker uit de verf. Een actietekenaar is hij zeker niet.

Jeff Lemire – Essex County
Oog&Blik/De Bezige Bij, €34,90
****

Deze recensie is in Zone 5300 #92 gepubliceerd.

Categorieën
Striprecensie Strips

Scott Pilgrims geweldige leventje: Lachvoer voor tieners

Scott Pilgrims geweldige leventje is het eerste deel van zes zwart-wit stripverhalen over het leven van de titelfiguur: een 23-jarige Canadese slacker en bassist die verliefd wordt op Ramona Flowers, het bijdehante meisje dat op rolschaatsen postpakketten van Amazon.ca rondbrengt. Voordat hun relatie echter goed kan beginnen, moet Pilgrim het opnemen tegen haar zeven kwaadaardige exen. En ja, die premisse blijkt eigenlijk net zo absurd als dat ze klinkt.

Op het moment dat Pilgrim aan het einde van de strip op het podium staat en een optreden geeft met zijn band, die natuurlijk voor geen meter kunnen spelen, en de eerste kwaadaardige ex richting het podium vliegt om de strijd aan te gaan, barst het absurdisme echt los. De ex wordt bijgestaan door een leger vechtmariekes, maar Pilgrim blijkt plotseling de beste vechter uit de streek te zijn. Ook zijn vrienden blijken magische vechttechnieken te beheersen. Eigenlijk is het volgende gevecht een stijlbreuk met de rest van het verhaal dat zich laat lezen als een tienersoap en binnen de conventies van dat genre redelijk realistisch in elkaar steekt.

Canadese Stripmaker Bryan Lee O’Malley liet zich duidelijk door de Japanse strip inspireren en tekende zijn reeks in een afgeleide Manga-stijl: veel grote, ronde ogen en dito expressieve stijlvormen. In de bovengenoemde gevechtscène krijgen de manga-invloeden de overhand. En daar moet je van houden.

Toch heeft Scott Pilgrims geweldige leventje ook zijn charme, wat soms wordt geuit in leuke tekeningen als deze:

Sitcom
De cast van vrienden zijn uitvergrootte typen zoals we die kennen uit de sitcom. Wallace Wells is een assertieve homo, die er niet voor terugdeinst om de vriendjes van Scotts zusje in te pikken. Het zusje is erg bijdehand en weet het allemaal beter dan haar oudere broer. Ook de gevatte dialogen in Scott Pilgrim lezen alsof ze uit een sitcom afkomstig zijn. En net zoals bij Amerikaanse komedies die op de Nederlandse buis ondertiteld worden, gaat er veel in de vertaling verloren. Sommige grappen slaan hierdoor dood, al kan je wel aan de tekst aflezen hoe deze in het Engels zou klinken om toch nog een indruk te krijgen van wat O’Malley bedoelde.

De personages worden geïntroduceerd met tussentitels. Bijvoorbeeld: ‘Stacy Pilgrim. 19 jaar Jongere zus: Oordeel: een 10 voor tiener.’ Andere tussentitels zijn bewust nonchalant: ‘De volgende dag…. of zo.’ Het is allemaal wat te geforceerd hip naar mijn smaak. Maar goed, deze recensent behoort ook niet tot de doelgroep. Pilgrim is duidelijk leesvoer voor tieners en die zullen zich er vast wel mee vermaken.

Mocht je trouwens denken dat dit soort stijlmiddelen zich prima voor een film zouden lenen, dan zit je er niet ver naast. Scott Pilgrim versus the world kwam eerder dit jaar uit. Aan de trailer te zien hebben ze er een aardig trouwe adaptatie van gemaakt. De strip maakt zeker nieuwsgierig naar de filmversie.



Bryan Lee O’Malley – Scott Pilgrims geweldige leventje
Oog & Blik/De Bezige Bij, € 12,50
ISBN: 9789054929918

Deze recensie is ook op het stripblog van Zone 5300 gepubliceerd.

Categorieën
Striprecensie Strips

De feestwinkel: Klein leed levensecht verteld

De Feestwinkel van Pascal Rabaté is klein mensenleed op een prachtige wijze verteld.

Sinds Patrick verlaten is door zijn vrouw is hij depressief. Als eigenaar van een feestwinkel biedt hij zijn vrolijk gestemde klanten gratis cynische opmerkingen. Zijn avonden vult hij met eenzaamheid, slechte wijn en blikvoer. Wanneer Patrick kennismaakt met Clarisse, een mooie acrobate uit het circus, krijgt zijn leven een positieve wending. De zon breekt door, zijn zelfvertrouwen groeit. Maar wie zich zo afhankelijk opstelt van een ander moet wel weer ten val komen. Dat is de wijze les van deze prachtige stripvertelling van de Franse Pascal Rabaté.

Rabaté speelt in De Feestwinkel met contrasten. Dat doet hij door de levens van tegenpolen met elkaar te verweven, maar ook op visueel niveau. Een cynicus in een feestwinkel, dat levert natuurlijk een mooi contrast op. Na een dag zuurpruimen ploft Patrick uitgeput op zijn bed, op het beddengoed lacht de guitige kop van SpongeBob Squarepants ons toe.

De jonge, knappe Clarisse weet het uitgebluste hart van Patrick, een man van middelbare leeftijd, te reanimeren. Opeens kan hij weer lol maken en krijgt hij weer inspiratie om gadgets te bedenken. Zijn broer is een opportunist die er niet voor terugdeinst om de vriendin van Patrick te versieren, terwijl Patrick zelf een vrijgevig man is.

De toon van de strip wordt nergens neerslachtig, het is flink lachen om de cynische opmerkingen van brompot Patrick. Rabaté weet op meesterlijke wijze van het alledaagse een boeiend verhaal te maken. Hij tekent levensechte personages en schrijft natuurgetrouwe dialogen.

Pascal Rabaté – De Feestwinkel
Oog & Blik/De Bezige Bij, € 22,50
ISBN 978 90 549 2283 4

Categorieën
Striprecensie Strips

Marvel 1985: Originele pulp in een nostalgisch jasje

Ieder kind dat comics leest, vraagt zich wel eens af hoe de wereld eruit zou zien als superhelden en superschurken echt zouden bestaan. Scenarist Mark Millar geeft in Marvel 1985 het schokkende antwoord.

In het jaar 1985 ontdekt de dertienjarige Toby Goodman dat de superschurken uit Marvel-comics zijn gaan wonen in een oud, vervallen huis bij hem in de buurt. Dat deze figuren geen lieverdjes zijn, wordt al snel duidelijk. Dr. Doom, Dr. Octopus, Electro, Sandman en Juggernaut worden immers niet voor niets superschurken genoemd.

Wanneer ze hun aanwezigheid aan de wereld bekend hebben gemaakt, beginnen ze massaal de bewoners van het stadje Montgomery uit te moorden. Alsof het leven van Toby al niet ingewikkeld genoeg was, met gescheiden ouders en een stiefvader die het gezin naar Engeland wil verhuizen. Ver weg van zijn vader Jerry die, net als Toby, verzot is op Marvel Comics.

1985, een goed stripjaar
Scenaristen als Mark Millar moeten we koesteren. De Schotse schrijver hoort tot het zeldzame soort dat met originele ideeën en bijzondere kwinkslagen het ingedutte genre van superheldenverhalen weet op te frissen. Eerder bedacht hij samen met John Romita Jr. de serie Kick-Ass, waarin een doodgewone tiener besluit voor superheld te spelen, met alle blauwe plekken en gebroken ribben van dien. Ook zo’n interessant uitgangspunt, perfect uitgevoerd in de tekeningen van Romita Jr. Verder loodste Millar de lezer door het ingewikkelde cross-over verhaal Civil War en trakteerde hij de wereld op Wanted.

Samen met tekenaar Tommy Lee Edwards creëert Millar een geloofwaardig 1985, waarin de klappen die de superschurken uitdelen keihard aankomen. In de echte wereld zou geen enkel leger bestand zijn tegen de vernietigende kracht van iemand als Dr. Doom, laat staan dat ze iets kunnen uitrichten tegen Galactus, het buitenaardse wezen dat als ontbijt hele planeten verorbert.

Feest van herkenning
Marvel 1985 deed mij terugdenken aan de tijd dat ik als achtjarige de wereld van Marvel nog maar net ontdekt had en stiekem wel wilde geloven dat je door de beet van een radioactieve spin in staat was over muren te kruipen. Ach, zolang ik een goedgeschreven comic aan het lezen ben, wil ik dat eigenlijk nog steeds geloven. Dat is immers de verdienste van een goede verhalenverteller.
Millars strip is een feest van herkenning voor een stripliefhebber als ik. Niet zo gek dus dat het verhaal begint in een stripwinkel. Ik ken de comic Secret Wars die Toby daar aan het lezen is. Die serie verslond ik indertijd zelf ook. Sterker nog, zonder enige moeite herken ik de door Edwards nagetekende bestaande omslagen die aan de muur van de stripwinkel hangen. Het merendeel van die strips heb ik ooit gelezen.

Spielberg-film
1985 was het jaar dat Back to the Future uitkwam. Films van Spielberg, Joe Dante en Robert Zemeckis toonden een fantasievol en magisch Amerika, waarin buitenaardse bezoekers zomaar een bezoekje brachten aan de voorsteden en waar je naar het verleden kon reizen in een omgebouwde Delorean. Dat de Verenigde Staten in werkelijkheid heel anders bleken te zijn toen ik er een jaar ging wonen, doet niets af aan het feit dat de droomversie van Spielberg en de zijnen voor altijd aan mijn jeugdherinneringen verbonden zal zijn.

Het leuke is dat Marvel 1985 eruitziet en aanvoelt alsof je een Spielberg-film zit te lezen. Het plaatsje Montgomery had prima als decor kunnen dienen in een van zijn films. De kleding van de personages, de houten huizen, main street en het winkelcentrum in smalltown USA zien er precies zo uit als ik me van die films herinner. Net als in de verhalen van Spielberg is de hoofdrolspeler een tiener, een buitenbeentje dat ontdekt dat in de gewone wereld de meest fantastische taferelen kunnen voorkomen.

Tommy Lee Edwards
Veel van de sfeer in de strip is te danken aan de Amerikaanse tekenaar Tommy Lee Edwards. Edwards maakt het contrast met ‘de werkelijkheid’ duidelijk door in de Marvel-wereld alles in lichte kleuren onder te dompelen en geen zwarte vlakken te tekenen. De stripwereld ziet eruit alsof de zon altijd schijnt, alsof alles perfect op zijn plaats staat.
Ook de tekstballoons zijn in de Marvel-wereld mooier afgewerkt dan elders in de strip. De ‘echte wereld’ geeft Edwards vorm met veel zwarte schaduwen en dikke, vloeiende penseellijnen. De gelaatsexpressies van de personages zijn levensecht getekend. De tekeningen sluiten daarmee perfect aan op de weluitgedachte dialogen van Millar.

Met Marvel 1985 hebben Millar en Edwards een vakkundig en geloofwaardig pulpverhaal afgeleverd, dat uitstijgt boven de middelmatigheid die superheldencomics doorgaans kenmerkt.

Deze recensie is gepubliceerd in Pulpman #8.

Categorieën
Striprecensie Strips

Kleine Christiaan: Opgroeien als stripfiguur

De jonge Christiaan modelleert zichzelf naar de hoofdrolspelers van zijn favoriete films en strips. Als Lucky Luke reist hij af naar het voor hem onbekende Duitsland en als Kuifje trotseert hij een denkbeeldige woestijn die tussen hem en zijn kalverliefde ligt.

Leuk detail is dat tekenaar Blutch de jonge held ook als het betreffende stripfiguur afbeeldt in de tekenstijl die bij dat personage hoort en moeiteloos verschillende stijlen met elkaar vermengt. Maar volwassen worden ligt op de loer en op een gegeven moment zal Christiaan de maskers van zijn helden moeten afdoen. Zeker als hij verliefd wordt op Catie Borie. Of toch niet?

In Kleine Christiaan verwerkte Blutch gebeurtenissen uit zijn jeugd tot korte episodes. De stripmaker weet de denkwereld van een opgroeiend jongetje goed inleefbaar te maken en houdt het bovenal lekker luchtig. Te pas voert hij zijn jeugdhelden op als personages. Bij Marlon Brando uit de periode Last Tango in Paris neemt Christiaan zijn liefdesexamen af, terwijl hij acteur Steve McQueen hoger heeft zitten dan God en het lichaam van Farrah Fawcett aanbidt.

Dat laatste heeft de stripmaker gemeen met Michiel van de Pol, die in de striproman Terug tot Johan ook zijn door puberhormonen ingegeven voorkeur voor deze Charlie’s Angel optekende.

Blutch is het pseudoniem van Fransman Christian Hincker, die pas na de kunstacademie het striptekenen ontdekte. Beter laat dan nooit, want hij creëert bijzonder fijne strips, maar is in Nederland (nog) niet zo bekend. Jammer dus dat de uitgeverij op of in de strip Kleine Christiaan nergens informatie geeft over de maker of de inhoud van het album. Ook de omslagillustratie nodigt niet uit tot lezen. Eeuwig zonde, want je gunt iedereen het leesplezier dat Kleine Christiaan te bieden heeft.

* * * *

Blutch – Kleine Christiaan
Oog & Blik/De Bezige Bij, € 19,90
ISBN 978-90-549-2284-1

Deze recensie is ook in Zone 5300 #91 gepubliceerd.

Categorieën
Striprecensie Strips

Dan & Larry in ‘Niet doen’

Ik las de Nederlandse versie van Dave Coopers strip Dan & Larry in Niet doen! een paar dagen geleden en moet er nog steeds aan denken. Het is een strip die nasiddert, die je aangrijpt.

Cooper verwerkte gebeurtenissen uit zijn jeugd in een surrealistische, vervreemdende dierenstrip, waarin de personages ondanks hun vreemde voorkomen, zeer inleefbaar zijn. In de aansprekende expressies van het hoofdpersonage, ziet men het vakmanschap van de stripmeester. En omdat we met deze eend meevoelen, komt wat hem overkomt hard aan.

De twaalfjarige eend Dan werkt als inkter voor de zesentwintig jarige stripmaker Larry. Wanneer Larry opeens op Dan kruipt en aan hem zit, weet de arme eend zich even geen raad. De handelingen van de aanrander worden door een oplettende buurtbewoner verstoord. Als Dan later vraagt wat zijn leermeester bezielde, ontkent hij de gehele gebeurtenis.

Het verhaal heeft zijn wortels in de werkelijkheid. Cooper was als groentje de inkter van wijlen Barry Blair. Deze stripmaker en hoofdredacteur van uitgeverij Aircel Comics is bekend door zijn werk Elflord, Dragonring en de erotisch getinte strip Sapphire. Blair had echter een duistere passie voor prepubers, waarvan zijn shotacon-werk getuigt, waarin jonge pubers het lijdend voorwerp zijn van seksuele handelingen. Hoewel Cooper nooit letterlijk heeft gezegd dat hij gemolesteerd is door Blair, noemde hij hun relatie in een interview met The Comics Journal ‘ongepast’. Cooper noemt deze relatie de inspiratiebron voor de strip Dan & Larry. Zoals een oude schoolvriend van de stripmaker in het voorwoord zegt: ‘Nou jongens en meisjes: het is allemaal ontegenzeggelijk waar… voor zover er over iemand een waarheid bestaat.’

Puberen
Eigenlijk is de mate van autobiografie ook niet waar de kracht van deze strip ligt, die zeer waarachtig overkomt. Cooper slaagt er namelijk in om het ontheemde gevoel van er-niet-bij-horen dat pubers ervaren, perfect over te brengen. Dan is letterlijk de vreemde eend in de bijt en voelt nergens aansluiting. Niet bij zijn familie, maar ook niet bij leeftijdsgenoten die hem toch maar pesten. Hij voelt tot zekere hoogte wel een verwantschap met Larry, ondanks diens handtastelijkheden en nukkige, bazige manier van doen.

Dave Cooper – Dan & Larry in ‘Niet doen!’
Uitgeverij Xtra (2010)
ISBN 978-90-77766-46-0

Deze recensie is ook op het stripblog van Zone 5300 gepubliceerd.
(5 sterren)


Categorieën
Striprecensie Strips

Polderburka’s

Fijn, ze zijn weer terug: de zwarte tampons met voetjes. Ik heb het natuurlijk over de Burka Babes van Peter de Wit. Wederom legt de stripmaker de vinger op de gevoelige plek. Niets nieuws onder de zon, maar nog steeds steengoed.

De dames doken voor het eerst op in de strip Sigmund en komen nog regelmatig langs in de populaire gagstrip. Het bundelen van de strookjes met de moslima’s in hoofdrol heeft uitgeverij de Harmonie geen windeieren gelegd. Van het eerste deel Burka Babes, dat ook in een internationale editie verscheen, werden meer dan 20.000 exemplaren verkocht. Ook over de grens leest men de zwarte humor van De Wit graag. De Spaanse editie werd gepresenteerd tijdens het Ficomic Festival in Barcelona, dat tussen 6 en 9 mei plaats vond. De Franse editie verscheen in mei onder de titel Burqa fashionista.


Doodswens
Polderburka’s is net als het eerste deel uit 2007 uitgegeven in een horizontaal hardcover boekje. Wederom gaat De Wit op speelse wijze om met de uitwassen van de islam. De Wit houdt het op het eerste gezicht luchtig. Grapjes over een burka die in de zon ligt om bruin te worden, een fles sunfactor 0 staat naast haar. Een cartoon waarin twee dames poseren voor de Eiffeltoren, terwijl de fotografe hen vraagt om te glimlachen – alsof je door die dunne kijkspleet van de burka ooit een mond zou kunnen zien. Maar vergis je niet: er is duidelijk een kritische noot in De Wits grollen te vinden. Het is voor de dametjes in zwart geen pretje om er als levensgrote tampon door het leven te moeten. ‘Ik wou dat ik dood was!’ schreeuwt het meisje Nilgüm het uit, als haar gevraagd wordt hoe haar eerste dag in burka bevalt. Ook de moslimman komt er niet goed van af: een paar cartoons refereren naar de ondergeschikte positie van de vrouw en mishandeling binnen het moslimhuwelijk. Het is te hopen dat fundamentalisten ook de humor van de burka babes inzien.

Niemand
Dat de burka symbool staat voor onderdrukking, wordt nog eens in de laatste strook door de stripmaker onderstreept, wanneer een burka babe op aanraden van Sigmund zich van haar alles bedekkende gevangenis moet ontdoen, blijkt eronder de burka toch nog een onzichtbare vrouw schuil te gaan. Een wezen zonder identiteit. ‘Ja, dat is de kracht van de onderdrukking,’ verzucht Sigmund. 
Best schrijnend als je erover nadenkt.

Peter de Wit – Polderburka’s
De Harmonie, € 9,90
ISBN: 9789061699422

Categorieën
Striprecensie Strips

Vintage Fred de Heij

Bladeren door de schetsboeken van tekenaars heeft iets intiems. Het is doorgaans een voorrecht dat slechts enkelen zullen genieten. Daarom ben ik erg in mijn nopjes met de reeks artbooks die uitgeverij Xtra de afgelopen tijd op de markt heeft gebracht. Twee dikke boeken met werk van Serge Baeken, een schetsboek van Petar Meseldzija, nu gevolgd door Vintage – illustraties, strips en schilderijen van Fred de Heij.

Dat De Heij een productief tekenaar is, staat buiten kijf. Hij is de tekenaar van de oorlogsstrip Haas die ieder nummer in Eppo verschijnt. Daarnaast is hij, samen met Ger van Wulften, de drijvende kracht achter het magazine Pulpman, dat zes keer per jaar boordevol pulpstrips in de winkel ligt. Ook schildert hij portretten en stillevens. Dat Vintage een behoorlijke omvang heeft, verbaast me dan ook niet.

Compulsief
Het realistische tekenwerk van De Heij wordt gekenmerkt door een trefzekere compositie. De inktlijnen verraden een zekere haast, alsof de tekenaar zijn vertreldrang maar net zelf kan bijbenen. Net als bijvoorbeeld collega Baeken, lijkt De Heij een compulsief tekenaar, iemand die altijd aan het tekenen is en schijnbaar zonder moeite de ene prachtige prent na de andere produceert.

Bladeren door het boek is alsof je door de creatieve geest van de stripmaker loopt. Vintage begint met een reeks illustraties en schetsen die zwaar gearceerd zijn en als magisch-realistisch bestempeld mogen worden. Een jongen die zichzelf een spiegel voor houdt, maar niet zichzelf maar de kop van een uil weerspiegeld ziet; een faustiaans tafereel waarbij iemand een contract ondertekend, terwijl de duivel over zijn schouders mee kijkt. Een vrouw die zwaar gebukt gaat onder het reusachtige rotsblok dat ze op haar rug torst.

Geile olifant
In principe loopt van alles door elkaar: sprookjesachtige kinderboekillustraties, beestenboel en naakte dames. De omslagillustratie spreekt in dat opzicht boekdelen: een verschrikte De Heij wiens hoofd overspoeld wordt door allerlei beelden uit zijn eigen strips. Dat drie van de zes afbeeldingen een naakte vrouw laten zien, is geen toeval. De Heij tekent graag de vrouw in haar naakte vorm, van klassieke portretposes tot en met hardcore porno. Seksualiteit speelt een grote rol in het werk van De Heij. Zijn strips draaien vaak uit op flinke sekspartijen die niet zelden een komische noot als einddoel hebben.

Bladerend door Vintage steken al snel de eerste penissen hun kop op en wordt er volop en veelvuldig gepenetreerd, gepijpt en gespoten. In het universum van De Heij steken zelfs olifanten graag hun slurf in gewillige vulva’s. En weten sneeuwpoppen, met hun ijzig geslacht, menig hitsig meisje wat verkoeling te brengen.


Geen achtergrond

Ik ben een fan van De Heij’s strips en wat betreft de seksuele uitspattingen in zijn werk dus wel wat gewend. Voor mensen die met Vintage voor het eerst met de tekenaar kennismaken, of alleen bekend zijn met de strip Haas, moet het boek een nogal overdonderende indruk maken. Een interview met de stripmaker of een beschouwende inleiding hadden het werk kunnen duiden.

Wat dat betreft ben ik het met mijn Zone-collega Marcel Ruijters eens, die eerder de artbooks van Serge Baeken besprak, dat enige toelichting bij het tekenwerk, bijvoorbeeld voor welke publicatie de tekeningen zijn gemaakt, veel had kunnen verduidelijken. Nu moeten we maar naar het hoe en waarom raden. Aan de andere kant kan de liefhebber ongestoord van het strakke tekenwerk genieten zonder afgeleid te worden door allerlei feitjes.

Jammer dat de schilderijen van Fred in zwart-wit zijn afgedrukt. Zoals de mooie, geschilderde covers van Pulpman laten zien, komen Freds penseelstreken beter tot hun recht in kleur. Toch, zodra ik de laatste bladzijde heb bereikt, voel ik geenszins de behoefte het boek terug in de kast te stoppen, maar heb ik zin om vanaf het begin weer aan de visuele reis door het hoofd van Fred te beginnen.

Fred de Heij – Vintage
Uitgeverij Xtra
ISBN 978-94-90759-01-8

Categorieën
Striprecensie Strips

Jaren van de olifant 2: De Leveling

Ondanks het feit dat de titel Jaren van de olifant 2 luidt, is De Leveling geen direct  vervolg op het album waar Willy Linthout twee Eisner Award-nominaties voor kreeg. De Leveling is een op zichzelf staand stripalbum met hetzelfde personage in de hoofdrol, namelijk Karel Germonprez.

In de twee verhalen waar De Leveling uit bestaat ontmoet Germonprez verpleegster Florentine die hij nog van vroeger kent. Het gehandicapte dochtertje van Florentine is gestorven. Ze heeft net als Germonprez, wiens zoon in de vorige strip zelfmoord heeft gepleegd, veel verdriet te verwerken. Florentine kan zich er dan ook niet toebrengen om de rolstoel van haar dochtertje weg te doen. Daarvan afscheid nemen betekent voor haar accepteren dat Roosje er niet meer is.

Semi-autobiografisch
Het eerste deel van Jaren van de olifant was semi-autobiografisch. De Vlaamse Linthout verloor net als de hoofdpersoon een zoon aan zelfmoord. ‘De gebeurtenissen in Jaren van de olifant zijn weliswaar verzonnen, maar de gevoelens zijn echt,’ vertelde de stripmaker in een interview met ZozoLala. Interessant gegeven van de strip was dat Linthout deze in zijn bekende Urbanus-stijl tekende. Niet een stijl die je direct associeert met zware onderwerpen als zelfmoord en het omgaan met verdriet, hoewel het in het genre van autobiografische strip niet ongebruikelijk is om in een niet-realistische stijl te tekenen. Gerard Leever tekent bijvoorbeeld zijn Gleevers Dagboek ook in een mainstream stijl.

Onafgemaakt
Net als het eerste deel is deze strip niet geïnkt. Toen had Linthout daar een duidelijke reden voor: ‘Sams leven was niet af, dus is de strip over hem dat ook niet.’ Kennelijk is die werkwijze hem bevallen of wenst Linthout de eenheid tussen de verschillende delen te bewaren. Het ongeïnkte tekenwerk maakt tevens in een oogopslag duidelijk dat dit album weer heel anders is dan zijn Urbanus-strips. Maar een artieske of inhoudelijke reden kan ik er niet voor verzinnen.

De groezelige potloodtekeningen bewijzen het verhaal echter geen dienst en hadden naar mijn smaak beter strak geïnkt kunnen worden. Dat past beter bij de friovole tekenstijl die an sich prima aansluit bij de plot, want hoewel het verhaal op het eerste gehoor ernstig klinkt, lardeert de tekenaar de vertelling met humoristische overdrijving. Als Flo’s dochtertje vlak na de bevalling niet blijkt te reageren op haar omgeving en geen geluid maakt, wordt ze aangesloten op onomatopeeënmachine die haar de juiste dosis geluidseffecten toedient. Zo bevat de strip nog meer grappige vondsten die je van de maker van de Urbanus-strips kunt verwachten.

Willy Linthout – Jaren van de olifant 2: De leveling
Catullus, €11.95
ISBN: 9789078753353

*** (3 vd 5)

Deze recensie is ook op het stripblog van Zone 5300 gepubliceerd.

Categorieën
Striprecensie Strips

Het verhaal van een slechte rat

Het verhaal van een slechte rat van Bryan Talbot kwam in 1995 uit in Engeland, won veel prijzen, waaronder een Eisner Award, en is nu voor het eerst vertaald in het Nederlands. Dat werd tijd. Het is een prachtig gevisualiseerd en inlevend verhaal waarin duidelijk de gevolgen voor het slachtoffer van seksueel misbruik worden aangetoond.

Helen Potter, seksueel misbruikt door haar vader en verwaarloosd door haar moeder, verlaat op jonge leven het ouderlijk huis. In het spoor van haar grote voorbeeld Beatrix Potter reist ze van Londen naar het Lake District, waar ze uiteindelijk de confrontatie met haar demonen aandurft.

De stripmaker baseerde al zijn personages op bestaande mensen en dat is aan de gedetailleerde tekeningen en natuurgetrouwe acteursregie af te zien. De strip is visueel zeer toegankelijk. Door de prachtige inkleuring komt het Lake District als decor extra indrukwekkend uit de verf.

Willekeurig
Dat het Lake District een speciale rol in de strip speelt is geen toeval. Achterin vertelt Talbot over de ontstaansgeschiedenis van zijn strip. Hij wilde al jaren een verhaal over het Engelse Lake District schrijven en tekenen, de streek waar hij sinds zijn veertiende verliefd op is. Omdat hij een reden nodig had om het personage Helen het huis uit te laten vluchten koos hij lukraak het onderwerp seksueel misbruik.

Zoals hij zelf schrijft:

‘Het was nogal willekeurig, maar als motief goed genoeg. Het is immers een van de belangrijkste oorzaken van dakloosheid onder tieners. En het leek goed aan te sluiten bij het verlegen karakter van de hoofdpersoon.’

Gelukkig zag Talbot zelf ook in dat dit toch vaak onbespreekbare onderwerp het epicentrum van zijn vertelling diende te worden.

Schoolvoorbeeld
Talbot las als research veel boeken over seksueel misbruik van kinderen en het is te merken dat hij zich goed in dit thema verdiept heeft. Het moment dat Helen haar gevoelens uit en midden in het natuurschoon van het Lake District denkbeeldig haar vader toeschreeuwt, doet enigszins gekunsteld aan. De dialoog had zo uit een voorlichtingsboekje kunnen komen. Naar ik vernomen heb wordt Het verhaal van een slechte rat tegenwoordig ook in de voorlichting gebruikt.

Ook had ik de uiteindelijke confrontatie met de vader heftiger voorgesteld. De boosdoener komt er mijns inziens te makkelijk van af. Maar dat zijn slechts enkele vlekjes in een verder zeer interessante striproman waarin een gevoelig onderwerp op stijlvolle wijze behandeld wordt.

Bryan Talbot – Het verhaal van een slechte rat
De Vliegende Hollander € 19,95
ISBN 978 90 495 0046 7

****

Deze recensie staat ook op het stripblog van Zone 5300.