Categorieën
Strips Video Vlog

Nalatenschap van tekenaar Peter van Straaten naar het Allard Pierson | 427


Het recent vernieuwde Allard Pierson, museum en kennisinstituut voor de erfgoedcollecties van de UvA, heeft het archief en de getekende nalatenschap van tekenaar Peter van Straaten (1935-2016) verworven. Het gaat om ruim 12.000 tekeningen, vogeldagboeken en strippagina’s. Door zijn scherpe kijk op menselijke gedragingen en politieke ontwikkelingen behoort Van Straaten tot de meest iconische Nederlandse tekenaars van de afgelopen decennia.

Categorieën
Mike's notities

‘I’m melting! I’m melting!’

Als iemand ooit een petitie opstelt om de zomer af te schaffen zal ik de eerste zijn die zijn handtekening zet. Ik haat de zomer!

De zomer is voor mij muggen die je ’s nachts wakker houden; tot diep in de nacht herrie omdat het raam niet dicht kan en overdag brak als een zombie de tijd uitzitten totdat het weer herfst wordt. Het zijn futloze en verloren dagen.

Ik geef toe: ik kan heel slecht tegen warm weer. Boven de 25 graden functioneer ik niet meer naar behoren. Toen het van de week 29 graden in huis was, werd het schrijven van coherente zinnen een behoorlijke uitdaging. Eigenlijk ben ik een vampier met een kloppend hart: zodra ik de zon op mijn huid voel, begint mijn lijf te roken en te branden.

Van de week was ik drie dagen op een conferentie over comics aan de Universiteit van Amsterdam. Daar werden interessante lezingen gegeven over het beeldverhaal. Toch: concentratie en wetenschappelijke lezingen gaan niet samen met klaslokalen die dienstdoen als sauna en waar geen raampje open kan, wat dus het geval is in de zolderlokalen van UvA’s Oudemanhuispoort. Dat het in het Nederlandse universitair onderwijs soms heet aan toe gaat, is een understatement.

Op weg naar huis liep ik door een schaduwloos Amsterdam in de brandende zon die de huid van mijn botten deed smelten. Ik voelde me uiteindelijk als het personage in deze treffende illustratie van Suus van den Akker die me weer zo vrolijk maakt dat het meteen een paar graden koeler lijkt:

bloody_hot suusvdakker

Categorieën
Mike's notities

Op provotour

Stond ik zondag opeens met een stoepkrijtje op de muur van het Maagdenhuis te schrijven. Omdat ik warme gevoelens koester voor de UvA – ik heb er een fijne studie gedaan en een jaar lesgegeven – tekende ik een smiley naast de voordeur.

provotourHoe het zover met me was gekomen? Het is natuurlijk allemaal de schuld van Luuk van Huët die ons namens Terra Tours die middag door Amsterdam rondleidde om over de geschiedenis van Provo te vertellen. Dit jaar is het vijftig jaar geleden dat de groep anarchisten van zich liet horen en geregeld bij elkaar kwam op het Spui. Bij die bijeenkomsten werd het Lieverdje, het beeld dat een Amsterdamse belhamel moet voorstellen, wel eens in de fik gestoken. Dat wist ik niet, evenmin dat dit beeld de gemeente Amsterdam werd aangeboden door de tabaksindustrie. Dubieus. Zo had Van Huët wel meer leuke feitjes die ik nog niet kende. Hij vertelde ze met flair en humor.

provotour_02

Rozijnen
Ondanks het nare weer was het dus een gezellig samenzijn die zondag. Terra Tours organiseert uitjes en rondleidingen die net een beetje anders zijn en zich richten op het verbeteren van de wereld. Tijdens de wandeling had de begeleider ook allerlei activiteiten voor ons in petto, waaronder dus het bekladden van het Maagdenhuis. Dat je iets moet doen, laat je op een andere manier nadenken over de materie. Dit betrekt je automatisch meer bij de geschiedenis van Provo.

Toch konden sommige acties mij minder bekoren: bijvoorbeeld het uitdelen van rozijntjes aan willekeurige voorbijgangers zoals de provomensen indertijd krenten aan vreemden uitdeelden. In Amsterdam wildvreemden iets willen geven is geen gemakkelijke taak, maar Vincent Hoberg, filmrecensent van Nieuwe Revu en collega-presentator bij VoorDeFilm, was een dappere held die het lukte om de taak te volbrengen. Ik keek minzaam toe terwijl ik mijn eigen rozijntjes opat.

Tulpen
De laatste actie vond ik wel weer erg leuk: het planten van tulpenbollen in het Vondelpark in de buurt van de plek waar Provo zichzelf op 13 mei 1967 ophief. Mooie bloemen planten is iets waar ik volledig achter kan staan. Het idee van provo trouwens ook: we kunnen tegenwoordig ook wel weer een dosis geweldloos anarchisme en zichtbare provocatie van de gevestigde orde gebruiken.

Ik vond de tour een goede introductie op de geschiedenis van Provo. Eentje die me nieuwsgierig heeft gemaakt naar meer informatie over deze beweging. Aangezien de media hier wegens het jubileum volop over berichten, zal die nieuwsgierigheid makkelijk bevredigd worden.

Categorieën
Strips

Stripliefde: Watchmen

Iedere vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.

Jos watches The Watchmen.
Jos watches The Watchmen.

Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk?
Mijn naam is Jos van Waterschoot, 48 jaar en ik ben conservator populaire cultuur bij de Bijzondere Collecties van Universiteit van Amsterdam. Uit hoofde van die functie beheer ik een van de grootste stripcollecties van Nederland. Daarmaast ben ik de hoofdredacteur van stripinformatietijdschrift Stripnieuws.

Welke strip is je favoriet en lees je nu nog steeds?
Mijn favoriete strip is Watchmen. Ik kan zonder verveling het dikke boek met alle afleveringen èn de film steeds opnieuw lezen en bekijken.

Waarom is dit je favoriete strip? Wat vind je er zo goed aan?
Alan Moore is naar mijn smaak een van de meest begenadigde stripscenaristen van de laatste 25 jaar. Alles wat hij schrijft is minimaal de moeite waard, maar behoort naar mijn oordeel tot de absolute wereldtop. In geval van Watchmen is het de dubbele laag die het zo boeiend maakt. Het is feitelijk een strip over een stripgenre en hij rekent daar tamelijk genadeloos mee af. De typische Amerikaanse stripsuperhelden blijken allemaal opportunisten, egoïsten, autisten of anderszins aangetaste geesten te zijn die lange tijd hun heldenstatus konden hooghouden, maar nu worden ontmaskerd. Het zijn geen goden, maar mensen en door hun superkwaliteiten wordt hun menszijn alleen maar uitvergroot. En van de mens, zo weten we uit het werk van Moore, hebben we niet veel goeds te verwachten.

Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Mijn goede vriend Kees Kousemaker, toenmalig eigeneaar van stripwinkel Lambiek, drukte de Amerikaanse verzamelbundel in mijn hand toen die net een tijdje uit was. Dat was in 2008. Hij zei erbij: dit is iets heel bijzonders, zoiets heb je nog nooit gelezen. Misschien hebben zijn woorden nog wel een schepje er bovenop gedaan dat ik het zo goed ben gaan vinden. Toen ik het ging lezen trof het me als een hamerslag en sindsdien heeft het me niet meer losgelaten.
watchmen1

In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.

Categorieën
Spidey's web Strips

Spidey’s web: Live-action foto’s van Spider-Man

De vorige keer schreef ik over de zelfportretten die Spider-Man van zichzelf maakt om te verkopen als nieuwsfoto’s aan The Daily Bugle. Nu zien we in de comics soms voorbeelden van hoe die foto’s eruit zien, maar zelden fotorealistische afbeeldingen van de muurkruiper in actie.

Toen in 2002 de eerste Spider-Man-film van Sam Raimi uitkwam, vond ik wat van dat soort plaatjes op het web. Ik weet niet meer waar precies, maar ik vermoed dat ze door de filmmaatschappij online zijn gezet ter promotie van de film. Het leuke aan deze reeks is dat een paar foto’s ook in de film te zien zijn, namelijk in de scène waarin Peter Parker voor het eerst foto’s verkoopt aan Jameson. Zo zouden Peter Parkers foto’s er in reallife uitzien:

spider-man politie-auto's
spider-man trappenhuis
spider-man straatroof
Spider-Man houdt schurk vast
Spider-Man muurkruipen
spider-man en politie

Het is een tijd geleden dat ik de eerste Spider-Man-film zag, maar ik weet nog hoe blij ik als fan was dat er dit keer eens een fatsoenlijke verfilming van mijn favoriete stripheld was gemaakt. De actie zat goed in elkaar en ik kon me goed vinden met de casting van Tobey Maguire als Peter Parker, Kirsten Dunst als Mary Jane en J. K. Simmons als Jonah Jameson. Willem Dafoe zette een overtuigende schizofrene Norman Osborn neer. De film inspireerde indertijd mijn scriptieonderwerp: superheldenstripverfilmingen. (Probeer dat maar eens vijf keer hardop uit te spreken zonder je tong te blesseren.)

In mijn scriptie, waarmee ik volleerd filmwetenschapper werd aan de UvA, stonden de volgende vragen centraal: Hoe werkt de vertaling van strip naar film: welke elementen kunnen vertaald worden en welke moeten aangepast worden? Wat maakt een stripverfilming geloofwaardig?

Ik gebruikte deze foto’s van Spider-Man om het verschil tussen de werking van strip en film aan te geven en dan met name wat betreft de geloofwaardigheidkwestie. Hieronder een fragment van dat hoofdstuk:

Deze stilstaande plaatjes zouden zo in een Spider-Man-comic kunnen voorkomen, ware het niet dat dit fotorealistische beelden van de held in actie zijn. Hier gebeurt echter iets vreemds. De kleurenfoto’s bevatten overwegend felle kleuren als geel en groen – dit sluit aan bij het primair gekleurde roodblauwe pak van Spiderman. Ondanks het overeenkomende kleurgebruik tussen Spidey en omgeving doen deze foto’s wat onrealistisch aan: in een fotorealistische afbeelding ‘botst’ een magisch figuur als Spiderman met zijn omgeving. Dit is niet het geval in de bewegende scènes van Spider-Man in actie en geldt uiteraard ook niet voor de comics. De vraag die nu rijst is: waarom werken deze foto’s niet en stripplaatjes en filmbeelden wel?[1] Waarom ‘botst’ in de foto’s de magische figuur met de omgeving?

In eerste instantie zijn de foto’s te gestileerd om echte snap shots te zijn: de compositie is te mooi, te uitgebalanceerd. De foto’s tonen precies de sleutelmomenten die een actie typeren, net als in een stripplaatje. De reden voor de botsing tussen het magische en realistische ligt echter dieper dan de stilering van de foto’s. Voor het antwoord moet een onderscheid gemaakt worden tussen de betreffende elementen – namelijk de foto’s, de filmbeelden en stripplaatjes – en gekeken worden waarin de foto’s met de andere beelden nu precies verschillen. In principe wordt in alle beelden iets getoond dat als magisch of niet-realistisch omschreven kan worden: een man in kleurrijk pak met superkrachten tegen een realistische achtergrond. Aan de voorstelling als zodanig lijkt het in eerste instantie dus niet te liggen. Het verschil tussen de elementen zit in de essentie waar het beeld uit bestaat, namelijk getekend of fotografisch beeld. Nu worden twee tegenstellingen duidelijk: een fotorealistisch beeld tegenover een getekend beeld en een stilstaand fotorealistisch beeld tegenover een bewegend filmbeeld.

Er is een groot verschil tussen fotorealistisch beeld en een getekende versie van de werkelijkheid. Fotorealistisch beeld roept de connotatie op van realiteit: foto’s en film zijn immers het antwoord op de vraag naar een realistische weergave van de wereld. ‘Photography and the cinema […] are discoveries that satisfy, once and for all and in its very essence, our obsession with realism,’ volgens André Bazin.[2] Bazin spreekt over de mythe van cinema: ‘[T]he cinema as a total and complete representation of reality’.[3] Hoewel fotorealistisch beeld veel van haar onschuld heeft verloren sinds algemeen bekend is dat beeld gemanipuleerd of zelfs digitaal gecreëerd kan worden, moet de kracht van de oorspronkelijke mythe niet onderschat worden. Ten opzichte van bijvoorbeeld een getekende weergave van een voorwerp zal een foto altijd meer waarheidswaarde bezitten, al is het maar doordat een tekening niet de schijn opwekt een objectieve weergave van de werkelijkheid te zijn. Bazin beargumenteert dat er door de schilder/tekenaar altijd interventie is tussen de werkelijkheid en de toeschouwer. Foto’s zouden in dit opzicht objectief zijn – de afbeelding is gemaakt door een apparaat.[4] Een schilder maakt een representatie van een voorwerp op een doek, een foto legt dit voorwerp vast. Die afstand tussen werkelijkheid en afbeelding speelt ook mee als we een strip lezen. In een getekend plaatje van Spiderman, zijn zowel het personage als de achtergrond getekend. Doordat we te maken hebben met het product van een tekenaar, is er geen sprake van een contradictie tussen magie en realisme. De achtergrond kan er realistisch uitzien en een bestaande locatie in New York verbeelden, toch blijft de afbeelding een interpretatie/representatie van de werkelijkheid en wordt deze niet gezien als de werkelijkheid.[5] In het geval van de foto’s in Spider-Man zien we iets dat eigenlijk niet kan – een fotorealistische afbeelding van Spiderman conflicteert met onze verwachtingen van de realiteit. Hier wordt de mythe van fotografie en cinema doorbroken: er is immers geen sprake van een realistische afbeelding. De afbeelding an sich is naturalistisch, de setting en de mensen lijken echt. De handelingen van Spiderman kunnen echter niet echt zijn: ze zijn onmogelijk in onze realiteit.

De tweede tegenstelling die een rol speelt, is zoals gezegd het stilstaande fotorealistisch beeld tegenover een bewegende filmbeeld. In hoofdstuk één kwam het begrip closure al ter sprake. Als lezers verbinden we stripplaatjes tot een actie of gebeurtenis, we vullen de momenten tussen de plaatjes zelf in en construeren daardoor de actie. De lezer is als het ware medeplichtig aan de constructie van het verhaal – hij/zij laat de handelingen in zijn hoofd gebeuren. Dit gebeurt niet bij de foto’s in de film omdat deze niet tezamen een scène vormen, zoals plaatjes in een strip dat wel doen. Derhalve werkt het closure principe hier niet. Schijnbaar heffen de bewegende filmbeelden de contradictie tussen het magische en reële op, doordat we Spider-Mans acties voor onze ogen zien gebeuren. In film zorgt beweging er dus voor dat je de illusie van het onrealistische niet ziet. Dit kan voor een deel te maken hebben met de manier waarop films en strips ervaren worden. Lezen is een intensievere bezigheid dan het kijken van film, doordat er een actieve participatie van de lezer verwacht wordt om het verhaal tot leven te wekken. (Daarmee wil ik overigens niet beweren dat de filmkijker geheel passief is.) Dennis O’Neil, comicschrijver en editor, omschrijft dit verschil als volgt:

[C]omic books are meant to be read. Reading requires more participation from the audience than cinema where if you are just passive you can still get it. You have to bring your brain cells to reading. I think that there is that interaction between the part of you that perceives images and the part of you that translates the very abstract stuff that is language. If you like comics, I think it’s because of some kind of chemical process in your brain. Those two messages entering your consciousness at the same time through the same sense organ are very pleasing to you. If you are looking at a movie or a television show, it’s a different experience. You don’t have to use your imagination as much, the language is coming through the ear, the visual information is coming in through your eye. That’s what you experience everyday in your life, it’s not special in the way of perceiving a comic book.[6]

Het ervaren van film is dus vergelijkbaar met hoe we de werkelijkheid ervaren. Door het bewegende beeld is het onrealistische makkelijker te accepteren: is zien immers niet geloven?[7]

Toch is dit niet het gehele antwoord. Daarvoor moet de logica van de verhaalwereld in het onderzoek meegenomen worden.


[1] Tijdens de drie filmvoorstellingen die ik heb bijgewoond, begon het publiek altijd te lachen toen de actiefoto’s in beeld kwamen. Dit geeft aan dat de foto’s op z’n minst raar/onrealistisch overkomen.

[2] Bazin 1967: 12. [Vertaling: Hugh Gray.]

[3] Bazin 1967: 20.

[4] Volgens Bazin speelt de persoonlijkheid van de fotograaf alleen een rol in de selectie van het te fotograferen onderwerp en het doel van de foto. Hierin verschilt fotografie van schilderkunst: ‘All the arts are based on the presence of man, only photography derives an advantage from his absence.’ Bazin 1967: 13.

[5] Zoals ook is aangegeven in hoofdstuk één, is het in strip zelfs mogelijk een realistische achtergrond te mengen met meer abstract (of minder realistisch) getekende personages.

[6] O’Neil geïnterviewd door Pearson en Uricchio 1991: 32.

[7] Ik kom hier nog op terug in de conclusie, wanneer ik de geloofwaardigheid van (digitale) special effects behandel. Er zijn namelijk meerdere visuele mechanismen aan het werk die hier een rol spelen.

In augustus 2003, nu alweer tien jaar geleden, studeerde ik af met de 150-pagina’s dikke scriptie. Ik weet nog hoeveel lol ik had in het schrijven ervan. Eigenlijk was dit praktisch het begin van mijn serieus schrijven over strips. De films Batman, Spider-Man en Hulk behandelde ik uitvoerig. Het was het begin van de superheldenhype die Hollywood nog steeds bezighoudt. Wat dat betreft valt er nog steeds een hoop te genieten als liefhebber van superheldenstrips, al moet ik toegeven dat de nieuwe reeks Spider-Man-films me minder doet dan de eerste twee van Sam Raimi. Het pionieren is wel over.

Categorieën
Spidey's web Strips

Spidey’s web: Koffieleuten in the Coffee Bean

Klik op plaatje voor de grotere versie.
Klik op plaatje voor de grotere versie.

Deze prent van Larry Lieber uit Amazing Spider-Man Annual #4 (november, 1967) geeft een aardig beeld van the Coffee Bean. Dit is het koffiehuis waar Peter Parker en zijn medestudenten na collega’s graag rondhingen om te socializen.

Lang voordat New York volstond met ketens als Starbucks, hingen tieners en studenten graag rond in de vele koffiehuizen die Greenwich Village in de jaren vijftig en zestig rijk was. Vooral de cultuur van de Beatniks bloeide daar op, want in veel van de koffiehuizen traden volkzangers op en lazen poëten hun werk voor.

The Coffee Bean werd door Stan Lee en John Romita Sr. geïntroduceerd in Amazing Spider-Man #53 (Oktober 1967). Het was de hangplek in de East Village voor studenten van de Empire State University, waar Parker, Harry Osborn, Flash Thompson, Mary Jane en Gwen Stacy toen studeerden.

In bovenstaande afbeelding zitten Anna Watson en May Parker voor hun doen zeer modern taalgebruik uit te slaan. Zij kwamen overigens ook wel eens een kopje koffie in the Coffee Bean drinken. In ASM #53 komen ze langs om Peter te vertellen dat May kamers gaat verhuren. Peter waarschuwt haar nog dat ze wel moet oppassen aan wie ze de kamer verhuurd. ‘Maak je geen zorgen, ik vraag natuurlijk om goede referenties’, stelt ze naar neef gerust. Niet veel later is Otto Octavius, ook wel bekend als superschurk Doctor Octopus, haar eerste huurder. Toen Peter daar achterkwam heeft hij zich vast in z’n koffie verslikt.

Spidey neemt er nog eentje.
Spidey neemt er nog eentje.

Saillant detail: Thompson draagt een uniform omdat hij toentertijd in het leger diende. Hij heeft gevochten in Vietnam. Omdat de doorlopende tijd een probleem is in het Marvel Universum en de personages in principe niet veel ouder worden, diende Thompson later in de Irak-oorlog. De dingen veranderen, maar ergens ook weer niet.

Zo zullen studenten nu gewoon rondhangen in de Starbucks. Overigens was Harry Osborn (in in het plaatje draagt hij een bruin pak en groene strik) na Brand New Day een tijdje de eigenaar van een koffieketen genaamd the Coffee Bean die is gebaseerd op hun oude hangplek.

In mijn studententijd zat ik graag in het Crea Café van de UvA. Een fijne plek bij de Oudemanhuispoort om met medestudenten te praten, koffie te drinken en te studeren. Tegenwoordig zit Crea in de Roetersstraat. Maar goed, in studentenkoffiehuizen kom ik eigenlijk niet meer tegenwoordig. Mijn favoriete hangplekken zijn nu: De Balie aan het Leidseplein, het Ketelhuis op het Westergasfabriekterrein en soms zit ik met Linda in de Smoeshaan.

En heb jij nog een favoriet koffietent? Zo ja, welke en waarom deze?

Categorieën
Strips

Vlaams Documentatiecentrum voor de strip geopend

Even een stripberichtje dat ik graag onder de aandacht breng: Woensdag 27 februari opende de Vlaamse minister van Cultuur Joke Schauvliege het Vlaams Documentatiecentrum voor de Strip in de bibliotheek van Turnhout. Dit centrum bevat een collectie van 2000 naslagwerken over strips, de stripcollectie van ongeveer 25.000 titels van Bibliotheek Turnhout en de catalogus van het Belgisch Stripcentrum in Brussel.

Dat is natuurlijk erg tof, want op die manier kan het grote publiek op een mooie, toegankelijke manier kennismaken met de grote reikwijdte die het medium strip biedt. Mooi dat er een plek is waar onderzoekers, specialisten en het publiek kennis kan vergaren en kennis kan maken met strips.

Natuurlijk heeft Amsterdam het stripdocumentatiecentrum dat is ondergebracht bij de bijzondere collecties van de UvA. Ik heb ooit het depot in de Bijlmer mogen bezoeken voor een artikel, samen met conservator Jos van Waterschoot. De taak van het Stripdocumentatiecentrum is de geschiedenis van de strip in Nederland te documenteren.

cover-texas-kidLees meer over het Documentatiecentrum in Turnhout op de site van Stripgids.

En dan nog even iets: Van 1 tot en met 17 maart zijn de Stripboekgeschenkdagen. Bij aankoop van twee stripboeken (of 12,12 Euro aan strips) in de stripspeciaalzaak krijg je het exclusieve album Texas Kid, mijn beste van Igor Kordey cadeau (winkelwaarde 8,95 Euro).

Dit is de achtste keer dat de Stripboekgeschenkdagen worden georganiseerd. Eerdere geschenken besteedden aandacht aan achtereenvolgens Henk Kuijpers, Jan Kruis, Peter de Wit, Gerrit de Jager, Don Lawrence, Studio Vandersteen en Gerard Leever.

Categorieën
Strips

‘Veel kranten denken dat de boekenrecensent er ook wel een stripje bij kan doen’

Een tijdje geleden vroeg Santiago Martín van de site StripSter of hij me mocht interviewen over mijn werk als stripjournalist. Omdat hij in Slovenië woont, werd het een schriftelijk interview dat vandaag op de site is geplaatst.

Hier enkele fragmenten uit het interview.

Kun je iets over je ontwikkeling als (strip)lezer/criticus vertellen?

Foto: Roos Manintveld

Ik heb filmwetenschap gestudeerd aan de UvA en daar heb ik als criticus veel aan gehad. Films analyseren is bijna hetzelfde als strips analyseren. Deze twee media zijn erg aan elkaar verwant. Ik ben mijn hele leven al striplezer dus toen ik besloot om me als journalist te specialiseren, was de keuze snel gemaakt.
Ik lees veel van wat er uit komt. Nu komt er natuurlijk heel veel uit en je kunt niet alles bijhouden. Omdat ik voor media schrijf die eisen dat een stuk tot op zekere hoogte actualiteitswaarde moet hebben, ben ik veel bezig met wat er nu uit komt. Daar gaan de meeste artikelen over.
Verder heb ik een aardige stripverzameling die gestaag groeit. Ik lees ook boeken en blogs over strips. Mijn ambitie is om een van de beste stripjournalisten van Nederland te worden.

Zijn Nederlandse stripjournalisten vrienden of vijanden onder elkaar?
Echte stripjournalisten, dus journalisten die gespecialiseerd zijn in strips, zijn er maar weinig. Er zijn ook niet zo heel veel plekken om professioneel over strips te publiceren. Het grote probleem is meer dat veel kranten en tijdschriften denken dat de boekenrecensent er ook wel een stripje bij kan doen en dat is natuurlijk onzinnig. Je moet mij als striprecensent ook geen toneelstuk laten recenseren. Niet mijn vakgebied, net zo min dat Arie Storm, om maar een bekende naam te noemen, het gereedschap in huis heeft om een graphic novel te beoordelen. Die mensen missen achtergrondkennis over strips en denken te vaak alleen in tekst. Overigens ervaar ik mijn mede stirpjournalisten niet als vijanden, dat zou een ongezonde houding zijn. Het is natuurlijk wel zo dat als Joost Pollmann een stuk heeft gepubliceerd in de Volkskrant er minder ruimte is voor een artikel van mijn hand.

Hoe gaat het met het Nederlands stripklimaat?

Jan Kruis met Jean-Marc van Tol.

Dat is een lastige vraag om zo maar te beantwoorden. Er is de laatste jaren meer aandacht voor de strip in de media, dat is goed lijkt me. Recent waren er 8 afleveringen Beeldverhaal op televisie bij de VPRO. Erg leuk om een enthousiaste Jean-Marc van Tol door de stripwereld te zien reizen.
We hebben 2½ jaar een stripintendant gehad die allerlei projecten heeft opgestart om strips onder de aandacht te brengen. Sommige projecten zijn wat mij betreft beter geslaagd dan het andere. Dankzij Gert Jan hebben wat meer stripmakers het subsidiepotje van BKVB gevonden waardoor ze tijd hadden om aan hun albums te werken.
Ik vind het ook heel positief dat er zoiets is als een BNS en dat deze organisatie steeds meer van zich laat horen. Ik denk dat er nog wel een grote inhaalslag gemaakt moet worden als het gaat om de professionalisering van de stripmakers. Die moeten zich meer als ondernemers gaan opstellen om hun brood te verdienen.
Wat ik ook positief vind is dat de Eppo alweer een paar jaar bestaat. Daar wordt ook een specifiek lezerspubliek mee bediend.
Dat betekent overigens niet dat het allemaal rozengeur en maneschijn is wat de Nederlandse stripwereld betreft. Stripspeciaalzaken hebben het zwaar, evenals reguliere boekwinkels waar soms ook een aardige stripafdeling is, zoals Selexyz in Amsterdam. De distributie van strips is nog steeds een probleem door de lage oplagen van de albums en de relatief hoge kosten van de distributie. Het is daarom terecht dat er de laatste tijd aandacht voor is. Dat zowel het Stripschap als Lambiek Ron Poland recent een prijs gaven voor zijn harde werk als distributeur is een teken aan de wand dat dit probleem eens op de agenda moet komen.
Ook is het jammer dat bepaalde initiatieven niet de tijd krijgen om zich te ontplooien. Van Eisner kwamen maar vijf nummers uit bijvoorbeeld. Ook ZozoLala is verdwenen. Dat geeft maar aan dat de stripmarkt een moeilijke is.

En toch heeft voormalig stripintendant Gert-Jan Pos veel kritiek op zijn werk en houding gekregen. Hierbij enkele opmerkingen die op het Forum op StripSter aanwezig waren. Hoe denk jij erover? Hij had bijvoorbeeld zich minder moeten “concentreren op stripmakers die al heeeeel lang stripsmaken” (Johan de Neef). “Er is nog steeds weinig aanbod aan strips in de winkels” (Eric Hebben). “Gert-Jan Pos had zoeits als een FACTS.NL op poten moeten zetten” (Gerben den Heeten).
Natuurlijk krijg iemand als Gert Jan veel commentaar, iedereen die zo’n positie bekleedt krijgt dat. En hij heeft hier en daar ook wat steekjes laten vallen, maar ook veel goede dingen gedaan. Het is naief om te denken dat een intendant in twee jaar wel even alle problemen van de Nederlandse strip oplost. Belangrijker vind ik dat iemand met het hart op de goede plek zich heeft ingezet voor de strip. Natuurlijk mag je wel kritisch kijken naar de projecten die hij heeft opgezet of waar hij bij betrokken was, vooral omdat er overheidsgeld mee gemoeid is. Openheid van zaken mag geeist worden.
Had hij meer aan het distributieprobleem moeten doen? Jazeker! Dus ik ben het wel eens met die stelling dat we weinig strips in de reguliere winkel tegenkomen, al is dat ook weer afhankelijk van waar je shopt.
Is na Mooi is dat! zo’n boek als Filmfanfare een beetje teveel van hetzelfde? Dat vind ik wel, maar het leverde wel weer aandacht voor de strip op. Al moet je je afvragen of je strips alleen onder de aandacht wil brengen als medium dat geschikt is om verhalen uit andere media te adapteren. Ik ben het trouwens met de stelling dat hij zich alleen heeft geconcentreerd op oude rotten niet juist: je ziet dat Gert Jan ook veel is bezig geweest met jong talent. En de Kunststripbeurs blijkt toch iedere keer een succes te zijn.
Jammer dat niet een ander het stokje na Gert Jan mocht overnemen. Dan hadden we weer andere invalshoeken gekregen om het medium mee te benaderen. Iedereen heeft immers zo zijn stokpaardjes. De strip in Nederland kan nog steeds hulp gebruiken.

Hoe zie jij in de praktijk dat een striptekenaar “zich meer als een ondernemer moet gaan opstellen om zijn brood te verdienen”. Welke stappen moet hij hierbij zetten?
Dat is een nogal uitgebreide vraag, maar belangrijk is dat je als stripmaker moet beseffen dat je je professioneel moet opstellen en dat je door het maken van strips geen dikke boterham verdient. Dat geldt in ieder geval voor de meesten. Je kunt niet van de albumverkoop leven, er zijn maar weinig plekken waar je je strips kwijt kunt. Neem Erik Kriek die net een prachtig boek over Lovecraft heeft gemaakt. Hoeveel talent Erik ook heeft als stripmaker, hij verdient zijn geld met het maken van illustraties. Ook komt het niet vanzelf aanwaaien, je zult net als iedere freelancer de boer op moeten gaan. Een portfolio samenstellen, jezelf presenteren. Een goede website beheren, je werk onder de aandacht brengen en zorgen dat je opvalt. Dat soort dingen.

Lees de rest op StripSter.

Categorieën
Strips

Stripcollectie P. Hans Frankfurther naar Bijzondere Collecties van de UvA

Wat heeft de Universiteit van Amsterdam met strips? Nou best veel. De Bijzondere Collecties van de UvA bevat een groot striparchief waar Jos van Waterschoot de adjunct-conservator van is. Een archief vol Nederlandse striphistorie: strips, documentatiemateriaal, krantenknipsels, het Oberon/Big Balloon archief en de collectie van stripverzamelaar en oprichter van Het Stripschap P. Hans Frankfurther. Zaterdag 19 november wordt het deel van zijn collectie dat nog niet was ondergebracht bij de rest gevoegd. 

Het betreft het tweede deel van de collectie van Frankfurther; ongeveer 20.000 albums en boekjes. Het eerste deel (de documentatie, secundaire literatuur en stripparafernalia) vormde al in 1970 de basis voor het Stripdocumentatiecentrum Nederland (SDCN), indertijd opgericht door het Stripschap en de Universiteitsbibliotheek van de UvA. De taak van het Stripdocumentatiecentrum, nu de Stripcollectie van de Bijzondere Collecties, was en is de geschiedenis van de strip in Nederland te documenteren.

Dick Bos. Illustratie: Alfred Mazure

De collectie van Frankfurther bestaat onder andere zeldzame en kostbare strips, zoals oude en zeldzame Bommelverhalen, een kleine maar bijzondere verzameling pornografische strips en bijzondere reclame-uitgaven, zoals Boffie van de Koffie van Albert Heijn. Ook bevat de verzameling de hele reeks Dick Bos in eerste druk in een speciaal daarvoor vervaardigde houten cassette.

Eind vorig jaar kreeg ik voor een artikel een rondleiding door het depot in de Bijlmer. De klimaatkamers staan vol met compactus kasten vol boeken, tijdschriften, proefschriften, manuscripten en administraties van uitgeverijen. Indrukwekkend en bovenal heel veel materiaal.

De dochter en zoon van P. Hans, Tamar en Guido Frankfurther dragen zaterdag het tweede gedeelte van de verzameling over aan de UvA. Hiermee is een veertig jaar oude belofte ingelost en wordt bij de Bijzondere Collecties nu één van de grootste openbare stripcollecties van Nederland bewaard.

 

Categorieën
Film Strips

Lezing over conservatieve superhelden

Brandon Routh als Superman

Een tijdje geleden blogde ik over het proefschrift van Dan Hassler-Forest. Hassler-Forest is onderzoeker en docent Engelse taal en cultuur en geeft ook lessen over de graphic novel aan de UvA. Volgens zijn onderzoek ondersteunen superheldenfilms die tijdens het presidentschap van George W. Bush verschenen impliciet diens beleid en liggen conservatieve waarden aan hen ten grondslag.

 

Het proefschrift ligt op mijn bureau, maar door de drukte in de afgelopen maanden heb ik er nog niet veel in kunnen lezen. Wie zijn bevindingen in het kort wil horen moet zeker donderdag 15 september naar Dans lezing bij Spui25 gaan.

Jos van Waterschoot, adjunct-conservator bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, die me een paar maanden geleden nog door het depot begeleidde waar het striparchief is gehuisvest, wees me erop.

Superhelden in de Politiek: Entertainment of Indoctrinatie?
In de jaren na de aanslagen van 11 september is de superheldenfilm een van de meest succesvolle Hollywoodgenres geworden. Is dit toeval, of geven deze films een nieuwe invulling aan de Amerikaanse politieke en culturele identiteit in het tijdperk van globalisering en de ‘War on Terror’? In deze lezing gaat Dan Hassler-Forest in op het onderwerp waarop hij eerder dit jaar promoveerde, waarbij hij ook stilstaat bij de vraag tot in hoeverre er iets is veranderd tijdens het Obama-tijdperk.

Dan wordt ingeleid door zijn promotor Christoph Lindner.

Zie voor meer informatie hier. De lezing is gratis, maar aanmelden verplicht.

Categorieën
Striprecensie Strips

Prelude: Opkomst en ondergang van Fokke & Sukke

De ontstaansgeschiedenis van Fokke & Sukke in stripvorm. Een briljant idee natuurlijk en fantastisch uitgevoerd. Ik heb in tijden niet zoveel lol gehad met het lezen van een biografische strip.

Sinds Jean-Marc van Tol Prelude: Opkomst en ondergang van Fokke & Sukke aankondigde, nu alweer zo’n anderhalf jaar geleden, heb ik er reikhalzend naar uitgekeken. Ik ben namelijk een ontzettende fan van Fokke & Sukke. Omdat Van Tol doorgaans druk is met het maken van cartoons en nog wel eens een strip uitgeeft van andere stripmakers, duurde het even voordat het album af was. Het was het wachten waard.

Herpublicaties
Van Tol vertelt in Prelude de ontstaansgeschiedenis van het beroemde stripduo. Van het moment in de pilsenerclub ‘De Engelse reet’ dat Bastiaan Geleijnse aan Van Tol opperde dat ze samen een strip moeten gaan maken tot en met de eerste publicatie van een Fokke & Sukke cartoon. Tussen deze momenten zitten verschillende fasen waarin het duo langzaam uitgevonden werd, want studiegenoten Geleijnse, John Stuart Reid en Van Tol kwamen niet zo maar op de succesvolle cartoonreeks.

Het leuke is dat in Prelude de strippogingen die Fokke & Sukke voorgingen er ook in staan. Evenals de allereerste Fokke & Sukke cartoons, fotomateriaal en achtergrondinformatie.

Het is interessant om de tekenstijl die Van Tol toen hanteerde te vergelijken met hoe hij de rest van Prelude heeft getekend. Nu zet hij zijn tekeningen met een schijnbaar nonchalance op het papier met een fineliner (zoals we iedere avond in DWDD kunnen zien). Toen tekende hij gedetailleerder in meer klassieke mainstream stijl.

Feest der herkenning
Amsterdam, de stad waar de drie heren studeerden, speelt een belangrijke rol in het verhaal. Van Tol zet de locaties rondom het Spui en de gebouwen van de UvA herkenbaar neer. Sowieso is de strip voor een UvA alumni als ik een feest van herkenning, maar voelt extra vertrouwd omdat er bekende figuren een rol vervullen: zoals Ronald Giphart,  aan wie Van Tol ooit een boze brief schreef omdat diens tweede roman hem zo tegenviel. Ook Erik Noomen, toen redacteur bij het studentenweekblad Propria Cures, Mark Burema (tegenwoordig hoofdredacteur van GeenStijl) en Maarten Moll, recensent en journalist bij Het Parool. Zelfs culinair journalist Johannes van Dam heeft een cameo.

Saillant detail: de meeste mensen die erin voorkomen hebben de strip gelezen. Hun reactie erop is ook in het album te lezen.

Prelude eindigt op het moment dat de eerste cartoon van Fokke en Sukke gepubliceerd wordt. Volgens de overlevering was dit in Propria Cures. Dankzij Prelude weten we dat de waarheid genuanceerder en ingewikkelder is. Tenminste, Van Tols waarheid op de gebeurtenissen.

Stripgeschiedenis: De allereerste Fokke & Sukke uit december 1993

Tekenplezier
Biografische strips zijn doorgaans niet erg fijn leesvoer. Ze zijn vaak erg serieus van toon, hypercorrect en behoorlijk droog. Denk maar aan de stripbiografie van Anne Frank, Nelson Mandela en dat soort boeken. Bij Prelude straalt de lol die Van Tol ongetwijfeld had bij het tekenen, van het papier en werkt aanstekelijk. De stripmaker heeft aangegeven inmiddels met deel 2 van deze geschiedenis bezig te zijn. Eind dit jaar mogen we die in de boekhandel verwachten. Een boek waar ik wederom naar uitkijk.

Jean-Marc van Tol – Prelude: Opkomst en ondergang van Fokke & Sukke
Uitgeverij Catullus, €11,95
ISBN 9789078753292

4 sterren!

Categorieën
Film Strips

‘Superheldenfilms zijn oerconservatief’

Donderdag promoveert Dan Hassler-Forest met zijn proefschrift ‘Superheroes and the Bush Doctrine: Narrative and Politics in Post­ 9/11 Discourse’.

Fotomontage van Brandon Routh als Superman voor een Amerikaanse vlag.

Hassler-Forest is onderzoeker en docent Engelse taal en cultuur en geeft ook lessen over de graphic novel aan de UvA.Volgens zijn onderzoek ondersteunen superheldenfilms die tijdens het presidentschap van George W. Bush verschenen impliciet diens beleid en liggen conservatieve waarden aan hen ten grondslag.

Aan de ene kant kan het succes van iconische figuren als Batman, Superman en Spider-Man gekoppeld worden aan hun herkenbaarheid, maar superhelden worden ook sterk geassocieerd met Amerikaanse politiek en ideologie. Hun opmars in de periode 2002-2008 moet daarom ook bezien worden vanuit hun ideologische inhoud en de manier waarop het genre is verbonden aan de Amerikaanse cultuur en geschiedenis, aldus het proefschrift van Hassler-Forest.

De onderzoeker was de afgelopen dagen vaak in het nieuws om over zijn onderwerp te praten. In de NRC gaf hij het volgende voorbeeld uit Superman Returns:

“Je zou denken: Superman gaat het conflict in het Midden-Oosten oplossen”, aldus Hassler-Forest. “Maar wat doet-ie? Hij gaat achter bankrovers aan. Zoals Umberto Eco al schreef: Superman houdt zich bezig met de symptomen, maar pakt nooit de onderliggende problemen aan.” Wel ziet Hassler-Forest de film als een manier om met het trauma van 9/11 om te gaan. In de film voorkomt Superman dat een vliegtuig in een vol stadion crasht – opnieuw een ramp, maar deze keer is er de superheld.

Dat Superman, de grootste padvinder onder de superhelden, conservatief is staat als een paal boven water. Hij strijdt immers voor Truth, Justice in the American Way. Ook de films over Iron Man hebben volgens Hassler-Forest de boodschap dat een oerconservatieve, hoogtechnologische en steenrijke supermacht op orde op zaken kan en moet stellen. Ook Bruce Wayne zou dit idee volgens hem belichamen. Uit De Volkskrant: ‘Waarom is Bruce Wayne Batman? Omdat hij enorm rijk is, vrijgesteld, technisch superieur en blank. Hij komt nu en dan uit zijn villa om in te grijpen.’

Ouderwetse rolverdeling
In het stuk in NRC wijst de onderzoeker erop dat de rolverdeling tussen de seksen in de wereld van Iron Man een klassieke is: ‘In Iron Man heeft de mannelijke held een natuurlijke affiniteit met technologie en heeft zijn vrouwelijke assistente een verzorgende rol.’

De uitspraken bieden stof tot nadenken, maar vragen ook om toetsing. Ik ben dan ook erg benieuwd naar het proefschrift van Hassler-Forest en kom er vast nog op terug zodra ik de tekst gelezen heb. Ik kijk al een aantal jaar met veel interesse naar stripverfilmingen en superheldenfilms in het bijzonder.

In 2003 studeerde ik af aan de UvA met mijn scriptie over stripverfilmingen. Hierin onderzocht ik de films Spider-Man, Batman (van Tim Burton) en Hulk. Mijn vraagstelling ging echter niet over de onderliggende ideologie, maar over hoe de vertaling van strip naar film verloopt. Ik onderzocht welke elementen vertaald kunnen worden en welke moeten worden aangepast om een superheldenstripverhaal geloofwaardig op het witte doek te brengen.

Ik kijk met veel plezier terug naar het schrijven van mijn scriptie: ik vond het heerlijk om zes maanden ondergedompeld in de superheldenstrips en – films te zijn en erover te schrijven. Ook heb ik in de loop der jaren vaak genoeg gebruik van de teksten uit mijn scriptie kunnen maken.

(Met dank aan Abel Schoenmaker die me op het promotieonderzoek wees.)