Categorieën
Strips Video Vlog

POSTVLOG: 3 strips die ik niet lees (maar jij misschien wel) | 397

Categorieën
Minneboo leest Strips Video Vlog

DE GENERAAL gaat integraal 4 | 301

In De Generaal gaat Integraal Deel 4: verhalen van De Generaal van 1977 tot halverwege 1979.

Een eerste kennismaking met een vervolgverhaal van De Generaal (De erfenis van oom Jules), een korte introductie op de vele nieuwe stripverhalen die Peter de Smet tussen 1975 en 1978 publiceerde of wilde gaan publiceren en wat minder bekend reclamewerk van zijn hand.

Categorieën
Strips

Pep in het Stripmuseum

In het Stripmuseum Groningen hangt op dit moment de tentoonstelling over het legendarische stripblad Pep. Ger Apeldoorn, die over Pep een mooi naslagwerk schreef, opende de expositie vrijdag 20 februari.

Apeldoorn in actie. Foto van Rob van Eijck, verkregen via Apeldoorn.
Apeldoorn in actie. Foto van Rob van Eijck, verkregen via Apeldoorn.

de_jaren_pep_apeldoorn‘Ik opende de tentoonstelling door een werk van Jos Looman op te hangen dat ook in mijn boek staat: een illustratie bij een verhaal van Quint. Verder zijn er veel mooie originelen van Kresse te zien, originele pagina’s van Martin Lodewijk, John Bakker, Peter de Smet, Fred Julsing en Dick Matena,’ vertelt Apeldoorn enthousiast. Van zijn boek De Jaren Pep is recent een tweede druk verschenen, dus wie het nog niet gelezen heeft, kan het weer aanschaffen.

De tentoonstelling is tot stand gekomen in samenwerking met Museum Meermanno in Den Haag al is de samenstelling ervan niet honderd procent hetzelfde. Er zijn wat originele toegevoegd in Groningen. Pep (1962-1975): Een legendarisch stripblad, is nog te zien tot en met 31 mei 2015.

Categorieën
Strips

Ger Apeldoorn: ‘Voor de Nederlandse stripgeschiedenis was Pep essentieel’

Sinds vorige week kunnen stripliefhebbers duiken in de geschiedenis van het legendarische stripblad Pep. Ger Apeldoorn, Pep-liefhebber pur sang, medewerker van de huidige Eppo en verdienstelijk scenarist, beschrijft de opkomst en ondergang van het stripblad in De jaren Pep.

We leggen de auteur enkele prangende vragen voor.

de_jaren_pep_apeldoornKun je kort uitleggen waar De Jaren Pep over gaat?
‘De jaren Pep vertelt de geschiedenis van het roemruchte stripweekblad, dat verscheen tussen 1962 en 1975. Hoe het begon als poging van uitgeverij De Geïllustreerde Pers om het gat te vullen tussen Donald Duck en hun volwassen bladen en wat het daarna werd. Pep introduceerde een hele generatie jongens (en ook wel een paar meisjes) met succesvolle strips als Asterix, Roodbaard, Blueberry, Ravian, Philémon, Olivier Blunder en het waanzinnige universum van Marcel Gotlib. Strips die buiten Pep om het Nederlandse publiek misschien ook gevonden hadden, maar niet voor die generatie en waarschijnlijk ook niet zo compleet. Strips als Corto Maltese en Cocco Bill waren hier waarschijnlijk nooit uitgegeven als Pep de basis niet had gelegd. Want dat was het mooie aan Pep: het groeide met zijn lezers mee, maar het liet de lezer ook meegroeien met het blad. Er waren altijd strips die je niet meteen las, of waar je in eerste instantie misschien wel een hekel aan had, maar uiteindelijk las je ze toch en soms waren dat juist de pareltjes.’

Wat maakte Pep zo’n bijzonder blad?
‘Voor de Nederlandse stripgeschiedenis was Pep essentieel. In Pep kon de eerste generatie Nederlandse tekenaars (Martin Lodewijk, Dick Matena, Daan Jippes, Fred Julsing, Peter de Smet, Johnn Bakker, Gideon Brugman, Jan van Haasteren en Henk ’t Jong) z’n vleugels uitslaan. Tussen 1970 en 1975 was Pep hét stripblad van Nederland en trok van alle kanten talent aan. In feite kun je zeggen: wie niet in de underground scene zat, stond in Pep. Toen in de laatste jaren duidelijk werd dat de generatie waar het blad mee groot was geworden een leeftijd bereikt hadden dat je ‘uitgelezen’ waren, dienden de eerste namen van de tweede golf zich al aan: Henk Kuijpers, Uco Egmond, Wilbert Plijnaar en Robert van der Kroft.’

Lucky-LukeJe hebt duidelijk een passie voor Pep. Wanneer is dat begonnen?
‘De Gouden Tijd van iedere culturele uiting is dat wat je ontdekte toen je veertien was. Ik was er iets vroeger bij, las Pep vanaf mijn negende en wist vanaf mijn twaalfde dat ik schrijver wilde worden. Maar wat er tussen 1972 en 1974 met Pep gebeurde, heeft mij voor altijd gevormd. In het boek probeer ik te beschrijven hoe het is om in één jaar eerst Bernard Voorzichtig van Daan Jippes, dan Joris PK van Peter de Smet en dan Waanzin Waanzuit van Gotlib voorgeschoteld te krijgen. En dat bovenop al het andere moois. Pep was een blad met avonturenstrips, dat langzaam veranderde in een blad waarbij het grootste avontuur was wat er de volgende week weer in zou staan. Na de middelbare school ben ik gaan schrijven voor het stripinformatieblad Striprofiel en in het laatste nummer schreef ik al dat De Geschiedenis van Pep ooit nog eens geschreven moest worden. Vijfentwintig jaar later heb ik het zelf maar gedaan.’

Wat waren jouw favoriete strips en stripmakers in Pep?
‘Net als bij veel mensen verschilt het per periode. Ik kan nog steeds Asterix niet herlezen omdat ieder plaatje in mijn geheugen gegrifd staan. Als ik een realistische strip schrijf, dan heb ik altijd in mijn hoofd dat het getekend wordt zoals Uderzo Tanguy en Laverdure tekende. Ik heb zitten kwijlen boven Twee voor Thee van Daan Jippes en Martin Lodewijk, één van de beste stripscenario’s ooit. Lucky Luke stond bijna in ieder nummer van Pep en is weergaloos goed. Ik was dol op Joris PK en vind het nog altijd jammer dat dat nooit goed is uitgegeven. Peanuts heb ik leren kennen via Pep. En ik genoot van de redactietekeningen van Willy Lohmann, al was het alleen maar omdat ik zelf op mijn dertiende bij Pep langs was geweest en dus iedereen ‘kende’.’

pep covers

Met dit boek en Eppo stripblad worden vooral de nostalgisten onder de lezers aangesproken. De strip in Nederland lijkt op dit moment vooral te steunen op de nostalgiemarkt. Hoe zie jij in dit kader de toekomst voor de Nederlandse strip?
‘Allereerst: ik heb dit boek niet geschreven voor de bewezen stripliefhebbers, maar voor de 300.000 tot 800.000 lezers die het blad gehad heeft en waarvan velen geen strips meer lezen of kopen, juist omdat ze nostalgie zijn. Ik heb een hekel aan dat woord, omdat het impliceert dat het verleden iets is dat we met rust moeten laten en dat modern altijd beter is. Natuurlijk zit er een grote mate van nostalgie in dit boek (en zeker ook in Eppo), maar wat ik vooral gedaan heb is het in een kader gezet waardoor de eeuwigheidswaarde opnieuw gezien kan worden. In Eppo proberen we (want ik ben adviseur van de redactie) de basiswaarden van toen opnieuw vorm te geven in deze tijd. Als je diepzinnig wilt doen: ik geloof dat we te ver zijn doorgeslagen in het adoreren van het moderne, in de Japanse leef-voor-de-dag mentaliteit die door de media alleen gepropageerd wordt omdat het de comsumptiemaatschappij die hun financieert voedt. Ja, laten we alles van vroeger slopen en er wat nieuws voor in de plaats zetten, dat is goed voor de werkgelegenheid. Ja, maar het is niet goed voor de ziel. Weten waar je vandaan komt, wie je was en wie je geworden bent, dat is de toekomst. Ook voor de strip. Ik geloof dat de toekomst van de Nederlandse strip ligt bij die stripmaker die weer iets weet te maken wat de mensen raakt en pakt en door elkaar schudt in plaats van ze even bezighoudt en dan weer door naar het volgende product.’

De jaren Pep is ook een zeer actieve community op Facebook. Stripmakers stuurden eigen versies van hun favoriete striphelden uit Pep in bijvoorbeeld. Die kun je hier zien.

Ger Apeldoorn kun je dagelijks volgen op zijn blog waar hij schrijft over klassieke strips uit de jaren vijftig.

Ger Apeldoorn. De jaren Pep.
Don Lawrence Collection, €24,95. 104 pgs full color.

Categorieën
Strips

Por Dios: Nostalgische striptrip in nieuw jasje

In het nieuwe striptijdschrift Por Dios worden oude strips geheel opgepoetst opnieuw uitgebracht. De stripcollectie van de UvA speelt hierin een belangrijke rol.

Vrijdagochtend, Amsterdam Zuidoost. Het boekendepot van de Universiteit van Amsterdam is gehuisvest in een onopvallend gebouw dat tegen het AMC aanleunt. Terwijl de temperatuur buiten rond het vriespunt ligt, zitten de ontelbaar cultuurhistorische schatten van de Bijzondere Collectie van de UvA er met 18,5 graad en een 50% luchtvochtigheid warmpjes bij. De klimaatkamers staan vol met compactus kasten vol boeken, tijdschriften, proefschriften, manuscripten en administraties van uitgeverijen.

Ook de stripcollectie is hier deels opgeslagen. 500 meter aan Nederlandse striphistorie: strips, documentatiemateriaal, krantenknipsels en het Oberon/Big Balloon archief, de reden waarom adjunct-conservator Jos van Waterschoot mij vandaag rondleidt. Het archief representeert de hoogtijdagen van de Nederlandse striptijdschriften in de jaren zeventig tot en met jaren negentig, toen de lezer eerst met Pep en later door onder andere Eppo getrakteerd werd op een ruim aanbod aan Nederlands en buitenlands striptalent. ‘Van de mainstream strip is hier zo’n 85% vertegenwoordigd,’ zegt Van Waterschoot.

‘De collectie is waardevol, omdat het originele werk vaak zoek is. Dat is verspreid geraakt, verkocht aan particulieren en verzamelaars. Stripmakers hebben vaak thuis nog wel wat liggen, maar wat als ze komen te overlijden, of ze verpatsen de boel als ze financieel aan de grond zitten? Dit materiaal komt vaak het dichtst bij de bron.’

Film van 'Franka' boven op de kleurensheet.

Onzichtbaar
De stripcollectie vormt voor een groot deel de basis van het nieuwe gezinstijdschrift Por Dios. Ieder nummer bevat een compleet, eerder uitgebracht stripverhaal van albumlengte, bijvoorbeeld van Storm of Franka, aangevuld met korte verhalen. Dit zijn deels oude bekenden als De Generaal en Stampede, deels nieuwe afleveringen van onder andere Elsje en Rembrandt. Por Dios is dus een nostalgische leestrip in een nieuw, modern jasje. De titel verwijst naar de ondertitel van de Pep: ‘Por Dios (Jeetje of Bij God), wat een blad!’

Het idee kwam van uitgever Rob van Bavel, die met de nieuwe Eppo twee jaar geleden inspeelde op de nostalgische gevoelens van een generatie ouderwordende stripliefhebbers. Eppo bevat nieuwe afleveringen van oude mainstream strips of geheel nieuwe strips die qua sfeer in het verlengde liggen van wat er vroeger in het striptijdschrift stond. Naar eigen zeggen spraken lezers Van Bavel geregeld op beurzen aan en vroegen waarom hij een klassieke strip als De Generaal van wijlen Peter de Smet niet opnieuw uitgaf. Ook merkte Van Bavel dat er bij een nieuw Storm-album toch zo’n vijfduizend exemplaren van een heruitgave van een oude Storm werden verkocht.

Er is dus vraag naar oude albums, maar met alleen de albumverkoop komt de uitgever niet uit de kosten. Het oude materiaal moet gedigitaliseerd en opnieuw worden ingekleurd. Door de strips eerst in een tijdschrift en later als album aan te bieden, worden de kosten beter gedekt. Een bijkomend voordeel is dat tijdschriften veel beter zichtbaar zijn in de boekwinkel dan strips. ‘Die zijn vaak niet zichtbaar in de winkel en zitten al helemaal niet in het tijdschriftenrek. Als je mazzel hebt vind je helemaal achterin een plankje. Als je strips uitgeeft in tijdschriftvorm omzeil je dat probleem.’

Ongedierte
Van Bavel ging te raden bij Van Waterschoot om te horen wat er allemaal in de stripcollectie van uitgeverij Big Balloon zat. Ongeveer zeven jaar geleden kwam dit archief in handen van het Stripschap, de collectie van het Stripschap is weer ondergebracht bij de Bijzondere Collecties.

‘Big Balloon hief de striptak op en wilde van het materiaal af,’ vertelt Van Waterschoot. ‘Alles hing in hangmappen en lag in ladekasten, in de kelder naast het fietsenhok. Een liefdeloze omgeving. Samen met Meerten Welleman heb ik in twee volle dagen dat archief leeggehaald. We hebben iets van 150 verhuisdozen gevuld met stripdossiers. Dat was een kwestie van een stapel oppakken en willekeurig in een doos gooien.’ Voordat een archief gerubriceerd wordt staat het eerst een maand in een quarantainekamer. Daar wordt het gecheckt op beestjes en schimmels. Eventueel ongedierte wordt vergast, schimmels worden verwijderd.

Vanaf 1931 in 'De Telegraaf': 'De avonturen van Mikkie Muis. Voor iedereen en elken dag.'

De grote omvang van het Big Balloon-archief zorgde in eerste instantie voor een wanhopig gevoel bij de conservator, die slechts 8 uur per week aan strips mag besteden: ‘Hoe krijg ik dit in godsnaam allemaal uitgezocht en verpakt?’ Uiteindelijk duurde het een kleine vier maanden, verspreid over een jaar, voordat alles netjes gerubriceerd en zuurvrij verpakt in de compactus-kast stond waar we nu voor staan.

Van Waterschoot haalt willekeurig een kartonnen doos van de plank. Hierin zit een zuurvrije map met daarin een album van De Familie Fortuin van Peter de wit. Behalve een gedrukt stripalbum bevat het dossier ook de originelen. Meestal zijn dit niet de originele tekeningen maar de films met daarop de geïnkte zwart-witpagina’s. De polyesterfilms lijken op doorzichtige overheadsheets. Op een sheet staat een strippagina, soms is voor iedere basiskleur een sheet.

De jas van de Generaal
De films worden op de redactie van Por Dios gescand op 1200 dpi. Het scannen en digitaal oppoetsen van de strips kost ongeveer een half uur per pagina, laat DTP’er Pieter Koertshuis weten. ‘Er zitten allemaal lijmresten en vuiltjes op de films. Toch zijn ze in goede staat, er zitten bijvoorbeeld geen scheurtjes of vouwen in. Ook zijn er gelukkig geen stukken uitgeknipt. Dat werd vroeger wel eens gedaan als er teksten werden gecorrigeerd,’ zegt Koertshuis.

Door de goede staat van de films moet er zelden iets gerestaureerd worden. Af en toe wordt er een lijntje bijgewerkt. Daarna worden de scans opnieuw ingekleurd. ‘Laatst moest ik nog de exacte kleur blauw van de jas van De Generaal bepalen. Toen heb ik het oorspronkelijke album erbij gehouden om deze op zicht te bepalen, maar je kan ook met een kleurboek de kleur opzoeken. Dan weet je bijvoorbeeld dat die jas 100 cyaan is. Kleurwaarden lopen van 10 tot 100.’

Geen extreme dingen
Por Dios, dat in een oplage van 30.000 exemplaren verschijnt, is bedoeld voor het hele gezin. ‘De Eppo is voor de mannelijke lezer boven de dertig, daar kan een beetje bloot of geweld in voorkomen. In Por Dios zullen we geen extreme dingen gaan doen.’ Toch is er een duidelijke wisselwerking tussen beide bladen. Dick Matena liet Van Bavel weten weer nieuwe afleveringen van zijn sciencefictionstrip Virl te willen maken. ‘In Por Dios kunnen we straks het allereerste verhaal van Virl herpubliceren om de lezer kennis te laten maken met deze strip. In de Eppo komt daarna het nieuwe verhaal. Op die manier heb je een mooie overlapping en maakt de jeugd kennis met klassiekers.’

Stripdocumentatiecentrum
De UvA heeft liever dat we spreken over De Stripcollectie van de afdeling Bijzondere Collecties, maar iedereen kent het archief als het Stripdocumentatiecentrum Nederland. Dit werd in 1970 opgericht door de Universiteitsbibliotheek Amsterdam in samenwerking met Het Stripschap. De 11 compactus-kasten van de stripcollectie zijn niet te missen in het depot in de Bijlmer, want op de eerste kast hangt een gekopieerde strippagina van de Familie Doorzon. Tegenwoordig staan de kasten op slot. Vroeger kon men met wat moeite en door verboden toegangsbordjes te negeren via het AMC in het UvA-gebouw komen. Vooral de verzameling pulpstrips, waar ook pornografische beeldverhalen onder vallen, was erg in trek. Men vermaakte zich er blijkbaar mee in de pauze, maar zat niet alleen te lezen: de eerste keer dat Van Waterschoot in het archief kwam trof hij, naast afgekloven boterhammen, pornostrips aan die dichtgeplakt zaten.

Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #3.