Categorieën
Strips

Boeiende interviews in Stripgids #34

Gisteren stond ik bij de bakker in de Amsterdamse Jordaan. Omdat we niets te vieren hadden die dag, besloot ik een moorkop en tompoes voor thuis mee te nemen. Eenmaal thuisgekomen vond ik de nieuwste Stripgids op de mat: hadden we toch iets te vieren.

Stripgids 34. Coverillustratie: Berend Jan Vonk.
Stripgids 34. Coverillustratie: Berend Jan Vonk.

Wat er allemaal precies in dit vierendertigste nummer staat, kun je hier lezen, toch wil ik er een paar stukken uitlichten. Stripmaker Lorenzo Mattotti is geïnterviewd over zijn versie van Pinokkio. Begin jaren negentig verscheen er een door Mattotti geïllustreerde versie van het klassieke kinderboek Pinokkio van Carlo Collodi. Die tekeningen vormen de basis voor de nieuwe animatiefilm van regisseur Enzo D’Alò. Mattotti ontwierp hiervoor de personages en de achtergronden. Ik zag hem laatst op het HAFF: inhoudelijk is het een verschrikkelijke animatie, erg druk en schreeuwerig, vooral geschikt voor kinderen met ADHD. Alleen vanwege de stijl van Mattotti is de film de moeite van het kijken waard. Maar misschien kun je dan gewoon beter het boek op de kop tikken.

Er staat verder een interessant interview in met stripmaker Leo over Aldebaran en zijn andere reeksen (hij begon pas op zijn vijftigste met strip maken (!)) en een gesprek met Emmanuel Guibert over onder meer De oorlog van Alan.

Racisme
Verder staat er een interview in met Joann Sfar over de verzamelde editie van de reeks De kat van de rabbijn. Hierin doet Sfar een interessante uitspraak die ik hier even wil aanstippen. In de strip en de animatiefilm die daarop is gebaseerd komt ook een personage voor dat verdacht veel op Kuifje lijkt. Sfar:

‘Als de rabbijn en zijn gevolg door Afrika rijden, komen ze een arrogante Belg tegen die verdacht veel op Kuifje lijkt. (…) Ik vind het fijn dat er met Kuifje gelachen wordt, ook – zoals hier gebeurt – met Kuifje in Afrika. Ik hield echt niet van al die debatten waarin werd gevraagd om Kuifje in Afrika te verbieden omdat het racistisch zou zijn. Terwijl Afrikaanse vrienden me net zeggen dat de Afrikanen zelf veel van dat boek houden, omdat het hen in herinnering brengt hoe onnozel de blanken waren in de jaren ’30. Daar ben ik het helemaal mee eens.’

En ik ben het met Sfar eens. Boeken als Kuifje in Afrika moet je niet verbieden. Net zo min als dat je oude Sjors en Sjimmies in de doofpot moet laten verdwijnen. Toon maar gewoon hoe men toen de wereld zag. Ik vind vooral mooi dat voor veel Afrikanen het beruchte Kuifje-album een favoriet is.

Ook is er een kijkje op de tekentafel van Serge Baeken! En verder natuurlijk een uiteenlopende collectie recensies.

Wederom wordt met dit nummer wat mij betreft bewezen dat Stripgids eigenlijk het beste Nederlandstalige voelbloed stripinformatietijdschrift is. Nu vraag je je wellicht af, hoe je aan een exemplaar van Stripgids kunt komen. Het blad wordt gratis verspreid in Vlaanderen. Nederlandse lezers met een abonnement betalen alleen de verzendkosten.

En die moorkop smaakte overigens prima bij het lezen van de artikelen.

Categorieën
Film

HAFF 2013: ‘Je mag ook gewoon genieten van animatie’

In de zestiende editie van het Holland Animation Film Festival staat storytelling centraal. Het festival biedt een eigenzinnige kijk op animatie en slaat een brug tussen animatie, strips en games. Ook wordt er afscheid genomen van animator Gerrit van Dijk. Festivaldirecteur Gerben Schermer licht het programma toe.

poster-HAFF-2013‘Soms word ik blij verrast door een film, zoals Recycled van Lei Lei en Thomas Sauvin. Lei Lei heeft op de vuilnisbelt van Beijing allerlei familiefoto’s en vakantiekiekjes bij elkaar gezocht. Daar heeft hij een prachtige film mee gemaakt. Ik waardeer Lei Lei als filmmaker dus het is altijd fijn om iets van hem te zien. Vooral als zijn nieuwe film weer anders is dan zijn voorgaande animaties,’ vertelt Gerben Schermer in het HAFF-kantoor in hartje Utrecht, waar de staf druk bezig is met de voorbereiding van de zestiende editie van het jaarlijkse animatiefestival.

Recycled is een mooi voorbeeld van de independent poëtische films die er op het HAFF te zien zijn, naast andere innovatieve shorts, experimentele films, opdrachtfilms en lange publieksfilms. Vijf dagen lang kunnen liefhebbers en professionals terecht voor een zeer uitgebreid filmprogramma, talkshows, presentaties, lezingen en masterclasses.

‘De belangrijkste accentwijziging ten opzichte van vorige edities is dat het programma dat we bieden voor een breed publiek interessant is. De featurefilms en competities, maar ook de programmering rond de thema’s storytelling en 3D laten mensen op een andere manier naar film kijken. Wie echter niet geïnteresseerd is in de achterliggende thema’s krijgt evengoed een mooi programma te zien. Je mag immers ook gewoon genieten van animatiefilms zonder verder na te denken over het medium,’ legt Schermer uit.

Storytelling
Toch, de vragen die het festival stelt over animatie en de verbanden die gelegd worden tussen verschillende media, maken het HAFF juist extra interessant voor de fijnproever. Dit jaar functioneert het begrip storytelling als rode draad door de verschillende programmaonderdelen. Schermer: ‘We willen de nadruk leggen op hoe je dingen kunt vertellen. Een boodschap hebben is één ding, maar hoe breng je die in een goedlopend verhaal? Dat laten we zien door films te vertonen maar ook door een levendige discussie te voeren. Door nieuwe technieken heb je tegenwoordig heel veel mogelijkheden om een verhaal te vertellen. De nadruk ligt echter vaak op spektakel. Toegepaste technieken moeten niet alleen een druk op de knop zijn, maar ook iets toevoegen. Er zijn bijvoorbeeld genoeg 3D films waarbij het driedimensionale aspect helemaal niets toevoegt.’

Adriaan Lokman is een filmmaker die experimenteert met 3D. Vorig jaar vertoonde het HAFF de 3D-versie van zijn abstracte achtervolgingsfilm Chase en dit jaar gaat de 3D-versie van Barcode in première op het festival. ‘Die versie wordt significant anders dan de oorspronkelijke film,’ aldus Schermer.
Marc Bertrand, producent bij de National Film Board in Canada, heeft zich verdiept in de voor- en tegens van de 3D-techniek en laat in zijn lezing zien wat deze techniek op verhalend vlak voor toegevoegde waarde kan hebben.

I Move So I Am. Gerrit van Dijk.
I Move So I Am. Gerrit van Dijk.

Strijdbare film
De vorig jaar overleden kunstenaar en animator Gerrit van Dijk stond in 1985 aan de wieg van het festival. Tot aan zijn dood maakte hij nog iedere dag een tekening voor zijn laatste film The Last Picture Show. In een programma rond de hoogtepunten uit zijn oeuvre en een minitentoonstelling, wordt de meesteranimator op het HAFF herdacht. Schermer: ‘De vroege films van Gerrit gaven commentaar op de maatschappij. Ze waren zeer politiek en geëngageerd, zoals Butterfly R.I.P. 1975 (1975) en de Jute-films (1979). Later werd zijn oeuvre wat meer naar binnen gekeerd en maakte hij films over thema’s als familie bijvoorbeeld. In de animaties van de laatste tijd mis ik het engagement een beetje. Ik mis in die zin een Gerrit van Dijk in de wereld. Toen Gerrits einde eraan zat te komen hebben we besloten om ieder jaar in zijn nagedachtenis een themaprogramma rondom strijdbare films te presenteren. Daaromheen gaan we ook lezingen organiseren.’

De strijdbare film kent een breed palet aan thematiek en uitingsvormen, van poëtische kunstwerken tot agressieve pamfletten. In het themaprogramma zijn films van nu en eerder te zien. In competitie zitten een aantal korte films uit Canada die aandacht vragen voor de Iraanse filmregisseur Jafar Panahi die door het regime gevangen wordt gehouden.

Strip en games
‘Games, strips en animatie zijn heel verschillende werelden. Toch proberen we die bij elkaar te brengen,’ vertelt Schermer. ‘Dit jaar wordt voor de vierde keer de KunstStripbeurs in samenwerking met het animatiefestival gehouden. Op zaterdag 23 maart bieden zo’n zeventig stripmakers en illustratoren hun prints, originelen, boeken, T-shirts en buttons aan in de gratis toegankelijke Nicolaïkerk. Die dag wordt ook de StripGrafiekPrijs uitgereikt.’

Gastprogrammeur René Windig, een van de stripmakers van de populaire strip Heinz, waarover een lange animatiefilm nu in ontwikkeling is, presenteert een speciaal programma van met name Felix the Cat-animaties uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Tijdens de voorstelling vertelt hij over zijn fascinaties voor deze filmpjes.

Verder draaien er films die gebaseerd of geïnspireerd zijn op strips, zoals Pinocchio van Enzo dÁlò, waar het tekenwerk van stripmaker Lorenzo Mattotti in gebruikt is. Tito on Ice gaat over de promotietour door voormalig Joegoslavië van de Zweedse striptekenaars Max Andersson en Lars Sjunnesson. Ze reizen in gezelschap van een pop die de mummie van Tito moet voorstellen.

Pinocchio.
Pinocchio.

Behalve strip komen ook games ruim aan bod. Er is onder meer aandacht voor gametrailers en cut scenes, de geanimeerde intermezzo’s in een game die te zien zijn als een bepaald doel bereikt is of het verhaal verder verteld wordt.

Grote Prijs
Het festival zet zich sinds jaar en dag in om animatiefilm onder de aandacht te brengen. Daarom zijn er verschillende competities en lanceert het HAFF dit jaar de Grote Prijs voor Nederlandse animatie. Een driekoppige vakjury zal deze uitreiken aan de beste Nederlandse animatiefilm. ‘Op dit moment gebeurt er steeds meer op het gebied van animatie. Lang speelde alleen de korte animatiefilm echt een rol in Nederland maar nu gebeurt er veel op het gebied van opdrachtfilms, commercials en televisieseries. Er is een nieuwe generatie filmmakers opgestaan. Het is goed om dat te benoemen en te laten zien door een prijs uit te reiken voor de beste Nederlandse animatiefilm.’

Meer info: www.haff.nl

Dit interview is gepubliceerd in de speciale HAFF bijlage van VPRO Gids #11 (2013).

Categorieën
Striprecensie Strips

Striprecensie: Bob Dylan Revisited

Bob Dylan Revisited bevat dertien verstripte interpretaties van bekende songs van de Amerikaanse singer-songwriter. Striptekenaars als Lorenzo Mattotti, Dave McKean, Zep en Francois Avril tekenden hun eigen versie van een zelfgekozen klassieker. Het resultaat is een interessant album met hoogwaardig grafisch werk, mooi uitgegeven door Silvester strips. Alleen jammer van die vertalingen. Het is interessant om te zien hoe de liedjes van Dylan de creatieve geest van de stripmakers prikkelden tot deze uiteenlopende bloemlezing. Sommige stripmakers in Bob Dylan Revisited: 13 songteksten in beeld gebracht blijven dicht bij de brontekst, anderen gebruiken het oorspronkelijke nummer slechts als springplank voor een visuele krachttoer. Toch passen mijns inziens de bijdragen die dicht bij de brontekst blijven en een verhaal vertellen het beste bij het oeuvre van Dylan. De Amerikaanse troubadour, wiens carrière begon met het zingen van folkmuziek in de vroege jaren zestig, staat immers vooral bekend als verhalenverteller. Een mooi voorbeeld hiervan is de protestsong ‘Hurricane’, waarin Dylan verhaalt hoe de zwarte boxer Rubin Carter veroordeeld werd voor een driedubbele moord die hij schijnbaar niet beging. Gradimir Smudja schilderde het stripverhaal in sepiagetinte platen en blijft dicht bij Dylans verhaal. De strip is daarmee een van de meest rechttoe rechtaan interpretaties in het album en werkt daardoor heel goed als visualisatie van Dylans nummer. Dave McKean gooit het over een andere boeg. Hij gebruikt figuren en elementen uit scènes die voorkomen in de song ‘Desolation Road’, maar heeft er vooral zijn eigen ding van gemaakt en creëerde een non-narratief relaas met als rode draad de frase “I believe you belong to me”. Wie McKeans strip leest en tegelijkertijd Dylans nummer draait merkt dat de duistere en soms spookachtige beelden van McKean een heel andere sfeer oproepen dan het akoestische nummer waarin vooral gitaar en mondharmonica zijn te horen.Dylans stem
In Bob Dylan Revisited wordt iedere bijdrage ingeleid met een voorblad met daarop een geïllustreerd portret van Dylan, de songtekst en Nederlandse vertaling. Handig wellicht voor mensen die de Engelse taal niet goed beheersen, hoewel ik over het algemeen geen fan ben van het vertalen van songteksten en in het geval van Dylans poëzie acht ik een vertaling zelfs onwenselijk. Een deel van de magie van Dylans teksten zit in het feit dat de betekenis vaak niet eenduidig is. Die ambiguïteit biedt ruimte voor verschillende interpretaties. Bij een vertaling zit je aan de uitleg van de vertaler vast. In dit geval is dat de visie van Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet. Hun vertalingen, die eerder in twee dikke boeken bij Nijgh en Van Ditmar verschenen, zijn voor dit album gebruikt. Dylan Revisited was oorspronkelijk een Franse uitgave, met Franstalige songteksten in de stripkaders die nu in het Nederlands staan geschreven. De strips zijn op zichzelf al een interpretatie van de songs, en mede door de vertaalde verliezen de adaptaties in het album al snel de connectie met de nummers van Dylan. Zijn stem, het ritme en de sound van de songs gaan als het ware verloren en dat is erg jammer. Om de link met Dylan enigszins te ervaren zit er voor de fan niets anders op dan om tijdens het lezen de songs te luisteren. Ik ben me er terdege van bewust dat ik het album door de ogen van een Dylan-purist bezie. Hoewel de strips ook los van de brontekst zijn te beoordelen, is het de vraag of dit wenselijk is aangezien het stripalbum zijn bestaansrecht ontleent aan het feit dat stripmakers hun visie geven op de wereldberoemde composities. Daarbij zullen niet-Dylan fans weinig boodschap aan deze uitgave hebben. Overigens is Bob Dylan Revisited een tweede uitgave in een serie van vier over popmuzikanten die Silvester op de markt brengt. Eerder verscheen een biografie over Johnny Cash die binnenkort op dit blog onder de loep wordt genomen.Bob Dylan Revisited.
Silvester, €24.95
ISBN: 978-90-5885-388-2
Deze recensie is ook gepubliceerd op het stripblog van Zone 5300.Lees ook:

Categorieën
Strips

Zelfbeeld van het beeldverhaal

Strips zijn meer dan alleen kinderverhaaltjes, maar in Nederland denkt men bij ‘strips’ toch vaak eerst aan Suske & Wiske en Donald Duck. Er moet anders naar het medium gekeken worden, vinden stripmakers en uitgevers.

Samen met collega Jean-Marc van Tol luidde stripmaker Hanco Kolk recent de noodklok in NRC Handelsblad. In het stuk stellen de makers dat striptekenen in Nederland een liefhebberij is geworden omdat een serieuze kunstopleiding om nieuw talent te ontwikkelen ontbreekt. Ze vrezen dat het beeldverhaal als kunstvorm uit het cultuurlandschap zal verdwijnen. De Nederlandse strip wordt niet serieus genomen.Volgens Mourice Plusquin, pr-manager voor onder andere de stripsector, ligt de oorzaak hiervan bij de makers en uitgevers zelf. Hij ziet stripboeken als een commercieel product dat je aan de man moet brengen. ‘Het gevoel dat makers en uitgevers zelf meegeven aan een product, is verantwoordelijk voor hoe men het werk ziet. Je strip voorzichtig ergens tussenschuiven in de hoop dat iemand het oppikt, werkt niet.’ Kolk (S1ngle, Meccano, Gilles de Geus) is het deels met Plusquin eens, maar ziet vooral de lethargische houding van de boekhandelaren als oorzaak: ‘In Nederland overheerst bij boekhandels een vooringenomenheid waar het strips betreft. Boekverkopers zijn bang dat ze met het verkopen van strips alleen Suske en Wiske-lezers zullen trekken. Als je van handelaren maar lang genoeg hoort dat het helemaal niets is wat je maakt, dan ga je dat zelf geloven. Het zelfbeeld van de Nederlandse stripmaker is hierdoor onnodig laag, terwijl er heel veel talent is.

Het is duidelijk dat de reputatie van het stripverhaal beter kan. Hoog tijd om het medium te legitimeren en als ware kunstvorm te erkennen. Niet toevallig zien we stripplaten vaker in musea hangen. Vorig jaar hield het Joods Historisch Museum de expositie ‘Superhelden en Sjlemielen’ en in de expositie ‘Strip & Kunst’ in Singer Laren werden de paralellen en verschillen tussen strips en kunstwerken benadrukt. Plusquin was initiatiefnemer van de expositie: ‘Ik wilde bij mensen de perceptie van strips veranderen en het medium een ander podium bieden dan alleen de stoffige kraam op de rommelmarkt.’

Kunstig
Is het label kunst aan strips plakken dé manier om het medium te legitimeren of zijn strips toch geen kunst?
Jean-Marc van Tol, tekenaar en medeauteur van Fokke & Sukke: ‘Strips zijn natuurlijk nooit an sich kunst. Maar wat je er als stripmaker mee kunt doen is wel kunstig. In iedere strippagina zit werk en vernuft. In die zin is iedere strip wel weer kunst.’ Plusquin: ‘De striptekenaar is net als een schrijver een scheppend mens. Iemand die met de strip een oorspronkelijk verhaal creëert.’ Toch noemt hij strips liever volkskunst: ‘Een stripboek is geen Karel Appel. Ik vind strips net zo goed kunst als klassieke muziek of punk.

‘Mara Joustra, redacteur bij uitgeverij Oog & Blik en kunstenaar in opleiding, vindt dat een strip een kunstwerk kan zijn, zolang het werk ‘bepaalde kwaliteiten heeft en de tand des tijds doorstaat.’Kolk ziet de strip als een hybride medium: ‘Strip bevindt zich tussen beeldende kunst en literatuur. De toepassingen zijn zo veelvoudig, dat je niet kunt zeggen dat strip kunst is. Er zijn strips die kunst of literatuur zijn.’ Als voorbeeld noemt Kolk het werk van de Italiaanse stripmaker Lorenzo Mattotti. ‘Iedere pagina van die man is een kunstwerk, en is grafisch en verhalend van een hoog niveau. Bij zijn strips ervaar ik hetzelfde als ik een mooi schilderij zie of een goed literair boek lees.’ Van Tol valt hem bij: ‘Het mooie aan strips is dat je een boek leest dat je ontroert. Of dat je moet lachen of iets leert. Dan vind ik het al kunstig genoeg om er het predikaat kunst op te plakken.’

Kolk: ‘Met Meccano: De Ruwe Gids wilde ik er alles uithalen wat erin zit, maar of het kunst heeft opgeleverd is aan de lezer. Als mensen erdoor geraakt worden, dan is het kunst.’Graphic novel
Toch heeft Van Tol zijn bedenkingen bij strips in een museum: ‘ Op het moment dat een strip in het Singer Museum hangt, schiet hij eigenlijk zijn doel voorbij. Een strip moet gewoon te lezen zijn in een boekie of desnoods via internet. Het moet in de boekwinkels liggen of in de krant staan als een dagelijks geintje. Dan hebben strips een functie.’Kolk is het daar mee eens omdat volgens hem strips uit twee aspecten bestaan, namelijk beeld en tekst: ‘Een strip is a priori een verhaal dat je leest. Als je een strip aan de muur hangt, dan zie je nog maar één aspect. Dan is het geen strip meer maar een stuk grafiek.’De graphic novel, de beeldroman voor een volwassen publiek, is in opmars. De laatste jaren zijn verschillende graphic novels en stripbewerkingen van literaire romans uitgegeven. In november verscheen het eerste nummer van Eisner, een tijdschrift met korte literaire stripverhalen. Gaat de strip dankzij de graphic novel serieuzer worden genomen?

Joustra denkt van wel: ‘De term strip heeft als associatie een kinderboek te zijn. Wanneer je een stripboek een graphic novel noemt, dan worden het werk en de maker veel serieuzer genomen. Graphic novels worden behandeld in de boekenbijlage in de krant, strips nagenoeg niet.’Volgens Joustra is er ook een belangrijk verschil tussen strips en graphic novels: ‘Een graphic novel is een werk waarvan de tekst en beeld niet los van elkaar kunnen bestaan. Je kunt het boek niet begrijpen zonder het plaatje én de tekst te lezen. Een strip kun je volgen door alleen naar de plaatjes te kijken.’
Van Tol: ‘Wij lezers hebben de neiging om de dingen die wat moeilijker zijn en voor volwassenen zijn bedoeld als kunst of kunstig te bestempelen – zeker als deze wat meer eeuwigheidswaarde hebben. Als het werk een beetje pulp is dan zeggen we: “Dit is voor kinderen.”‘Libris

De beeldroman Verder van Marc Legendre is de eerste stripnominatie voor de Libris Literatuurprijs. Is deze nominatie een stap in de goede richting?
Plusquin vindt de nominatie overbodig: ‘Er worden ieder jaar heel veel boeken uitgegeven. En dan moeten wij daar weer met onze stripjes tussen gaan zitten. Strips verdienen een eigen podium en eigen prijzen, zoals de Stripschapprijs.’

Kolk juicht de Libris-nominatie juist toe: ‘Strips en literatuur vertellen een verhaal. Dat dit bij strips visueel gebeurt, maakt verder niet uit. Overigens vond ik Verder een prachtig boek, al was men er in de stripwereld over het algemeen niet over te spreken.’ Joustra ziet de nominatie ook als een kans voor het stripverhaal: ‘Het opent de mogelijkheid voor toekomstige juryleden om weer een graphic novel te kiezen.’

Fragment uit Verder.

Met exposities, mooie graphic novels en Libris-nominaties zijn we er echter nog niet. Om het publieke imago van de strip bij te stellen is groot geschut nodig. Plusquin: ‘De volwassen strip wordt nu niet goed aan de man gebracht, dat moet je doen met een grootse publiciteitscampagne. Breng per jaar de helft minder titels uit en steek het overgebleven geld in promotie.’ Joustra: ‘Natuurlijk verdient de strip meer aandacht. Veel uitgevers proberen het medium onder de aandacht te brengen door mooie uitgaven te maken en een uitgebreid persbeleid te voeren. Maar de media moeten het wél oppikken.’

Dit artikel schreef ik voor en verscheen in de VPRO Gids #2 (10 januari t/m 16 januari 2009).

Lees ook: