Categorieën
Strips

Striprecensie: Pulpman versus Eisner

Pulpman is een stripmagazine uitgedacht door schilder en stripmaker Fred de Heij, en wordt gepubliceerd door uitgeverij Xtra. Het magazine wil vooral een tegengeluid zijn in de stripwereld waarin de term graphic novel de strip uit het verdomhoekje moet halen.Eigenlijk is Pulpman dus het stoute broertje van de Eisner (waar ik eerder deze recensie over schreef). Waar Eisner zich richt op literaire beeldverhalen en vooral een staalkaart wil zijn voor de graphic novel, heeft De Heij met zijn Pulpman een ander doel: ‘[D]e basis blijft het ambacht van de strip. Die is in pulp ontstaan en heeft grote tekenaars voortgebracht. Pulpman zoekt de pareltjes van de pulp.’Pulp belicht vaak het slijk der aarde. Met een scheut humor worden zonder pretenties de handelingen aangekaard die uit de duistere plekjes van de menselijke geest voortkomen. Pulpverhalen gaan over sukkels die ondanks hun goede bedoelingen in nare situaties terechtkomen, over mensen die door overmoed ten val komen en natuurlijk schurken die zich door hun driften laten leiden. Moordenaars, geile pastoors, incestbedrijvers, laffe sergeanten en valse eenden komen in het eerste nummer van Pulpman voorbij. Allen smakelijk verbeeldt door De Heij en geestverwanten.Erotische strip door Fred De Heij uit Pulpman #1.Persoonlijke toon
Als het gaat om pulp weet De Heij waar hij het over heeft. Als illustrator werkte hij voor bladen als Donald Duck en Tina, maar ook voor meer prikkelende bladen als Penthouse. Bij Divina, een subdivisie van Xtra, verscheen recent de pornografische strip ’n Net meisje. Pulpman bevat verder bijdragen van Gerard Leysen, Erwin Noordanus, Daniel Rosseels en Ben Vranken. Hierdoor is het magazine net geen onemanshow, al voert vooral De Heij de boventoon, want naast veel van zijn stripwerk bevat Pulpman ook artikelen van zijn hand over de geschiedenis van de pulp, oorlogstrips en dieren in de strip. Ook recenseert De Heij – niet toevallig natuurlijk – de eerste Eisner en kaart hij een boek en tentoonstelling aan over het werk van illustrator Waldemar Post. Deze teksten schrijft hij vanuit zijn perspectief. Ze hebben een persoonlijk en anekdotisch karakter. Toch kan de lezer tussen de alinea’s over De Heij’s carrière door aardig wat oppikken over het pulpgenre.Zo bevat het magazine een authentieke aflevering van de serie Sally the Sleuth die getekend en geschreven werd door Adolphe Barreaux. De serie wordt kort ingeleid: wie wil nu niet weten hoe de schrijvers het iedere keer weer voor elkaar kregen om penabele situaties te bedenken waar sexy speurneus Sally altijd in haar ondergoed uit gered moest worden?Omdat De Heij zo’n stempel op Pulpman drukt, zullen de mensen die zijn werk niet kunnen waarderen het blad laten liggen. Ik hou wel van de wat neurotische lijnen van De Heij en met zijn voorkeur voor het tekenen van mooie vrouwfiguren kan ik het goed vinden. Overigens zal niemand na het lezen van het magazine twijfelen aan zijn passie voor het genre.

‘Schuld’ door Daniel Rosseels & Gerard Leysen.


Eisner 2.0

In vergelijking met Pulpman is de Eisner een stuk objectiever, maar niet met minder passie voor de strip gemaakt. Het tweede nummer ligt sinds kort in de schappen en bevat prachtig grafisch werk dat, omdat de uitgever ditmaal gekozen heeft voor glad papier, er mooi gedrukt opstaat. Eisner #2 bevat een divers aanbod aan makers en stijlen en is in dat opzicht dus helemaal anders dan Pulpman dat vooral door één man gedreven wordt. Erik Kriek verstripte in zijn herkenbare krachtige tekenstijl een verhaal van HP Lovecraft – ook pulp toevallig. De leukste bijdrage is van Michiel van der Pol die vol zelfspot jeugdherinnering over zijn seksuele voorlichting verhaalt:Eveneens grappig en vooral mooi getekend is de bijdrage van Bob Wolkers, over een dierenverzorger die niet langer het pispaaltje van de beesten wenst te zijn. Merel Barends, geen onbekende voor vaste Mike’s Webs-lezers, verstripte een scène uit Herman Kochs Het Diner. Barends slaagt erin om in vier pagina’s het centrale conflict uit de roman te verbeelden. Twee stellen voeren een oppervlakkige conversatie aan de dinertafel. Onderwijl slagen ze er niet in om hun gedachten naar de verschrikkelijke daad die hun kinderen hebben begaan te verdrijven:Door de enkele voorpublicaties die erin staan, is Eisner#2 bij tijd en wijlen net zo fragmentarisch als Pulpman, dat enkele vervolgverhalen bevat. De voorpublicaties in Eisner leveren namelijk zelden een afgerond verhaal op en geven een onbevredigend leesgevoel.Met Eisner en Pulpman in je winkelmandje, ben je in het bezit van twee sympathieke publicaties die de twee uitersten van de stripwereld verkennen: die van de literaire strip en de pulp.Pulpman zal elke zes weken verschijnen. Eisner verschijnt driemaal per jaar.Pulpman
Uitgeverij Xtra
ISBN 978-90-77766-80-4

Eisner#2
Podium. ISBN 978-90-5759-378-9

Deze recensie verscheen ook op EeuwigWeekend.nl, die andere leuke site.

Bekijk de video over Eisner.

Categorieën
Strips

Marq denkt door: Een interview met Marq van Broekhoven

‘Als het echt ijdelheid was geweest dan had ik mezelf wel beter getekend.’ Stripmaker Marq van Broekhoven denkt wat af. In het tweede album Marq Denkt verstript hij wederom overpeinzingen en jeugdherinneringen. Autobiografische strips, zijn ze pure ijdelheid of levert al dat navelstaren nog leuke verhaaltjes op?

Van Broekhoven is bij het grote publiek vooral bekend door zijn strip Peer de Plintkabouter. De strookjesstrip over de obstinate stripkabouter stond voorheen onder andere in de gratis krant Metro, totdat er te veel boze brieven bij de redactie binnenkwamen. Ook verscheen Peer een jaar in De Telegraaf en in stripalbums. Ander werk van Van Broekhoven, met Anton Damen als co-auteur, is de stripreeks over Fritz Pitz en het horrorsprookje Bubbels. De verhalen van Marq Denkt zijn echter van een heel ander slag. Het zijn persoonlijke relazen.

Marq Denkt gaat over een jeugdherinnering of wat me op dat moment bezighoudt,’ vertelt de tekenaar en basisschooldocent. Waar denkt Van Broekhoven dan zoal aan? In het tweede album denkt hij aan een oud filmproject over moordlustige toiletpotten, het maken van een dagboekstrip, zijn gezin, aan de monsters waar hij als kind bang voor was en hoe lastig het is om “nee” te verkopen aan vertegenwoordigers. Het einde is nog lang niet in zicht: ‘Ik heb een hele waslijst aan onderwerpen. Die lijst groeit sneller dan ik die kan verstrippen.’ Van Broekhoven heeft een voorkeur voor het verhalen van jeugdherinneringen: ‘Het leukste eraan is dat als je eenmaal begint, er weer van alles bovenkomt. Ik moet wel oppassen dat de verhalen niet alle kanten op meanderen.’

IJdel duurt het langst
Autobiografische en dagboekstrips zijn – net als de meeste weblogs overigens – natuurlijk pure ijdelheid, toch? ‘In mijn geval zeker. Ik vind mezelf interessant genoeg om een strip over te maken,’ bekent Van Broekhoven. ‘Maar ik geef ook een draai aan die ijdelheid, want de strip bevat genoeg zelfspot. Als het écht ijdelheid was geweest dan had ik mezelf wel beter getekend.’Zoals we van autobiografische strips mogen verwachten, zijn de verhalen in Marq Denkt verankerd in de werkelijkheid; ze behandelen vaak herkenbare situaties. Wat de strips van Van Broekhoven onderscheidt van andere dagboekstrippers is zijn unieke blik op de wereld. Het zijn vooral zijn gevoel voor humor en Van Broekhovens sarcastische visie die de verhalen op een hoger plan tillen en de moeite waard maken.

Mislukkingen
Van Broekhoven zet zichzelf graag neer als antiheld. Veel van de verhalen gaan over zijn mislukkingen en de pech die hij op zijn levenspad aantreft. Zo wordt hij in een van de verhalen uit Marq Denkt # 2 pas door de redactie van stripmagazine Myx gevraagd een dagboekstrip te maken als de “echte tekenaar niet kan”. Omdat Van Broekhoven de opdracht wereldkundig heeft gemaakt, is iedereen op zijn hoede. Er gebeurt daardoor niets noemenswaardig om te verstrippen.

Ook het filmproject Obstipation, dat verhaal over die moordlustige toiletpotten, werd nooit afgemaakt. En als de tekenaar wordt gevraagd als sneltekenaar bij een stripquiz tijdens het evenement Strips in Stereo, vallen weken voorbereiding in het water doordat hij ziek wordt. Al deze verhalen gaan dus over wat had kunnen zijn, maar door een speling van het lot nooit is gebeurd.Astrale koorden
In een van de overpeinzingen in het tweede album stelt Van Broekhoven zich erg kwetsbaar op. In ‘Marq Denkt niet normaal meer’ beschrijft hij het moment waarop hij opeens vreemde “darmvormige tentakels” uit de kruinen van zijn collega’s zag komen. Deze worden ook wel astrale koorden genoemd en zijn verschillend van kleur. Van Broekhoven zag de koorden als een soort wegwijzers. ‘Ik begon zelf te interpreteren wat de kleuren zouden betekenen.’ In de strip meent hij te kunnen zien wanneer een jongen en meisje soulmates zijn. Ook wijst hij een sollicitante af omdat haar koord er troebel uit ziet. In de film Donnie Darko (Richard Kelly, 2001) ziet de hoofdpersoon de astrale koorden ook. Van Broekhoven refereert aan deze filmscène in zijn strip, maar benadrukt dat hij de koorden zag voordat hij ooit van de film had gehoord.Uiteindelijk raakte Van Broekhoven overspannen van de astrale koorden en zat een halfjaar thuis.De stripmaker heeft er geen moeite mee om dat soort privé-gebeurtenissen publiekelijk te maken. Saillant detail is dat niemand in zijn directe omgeving een opmerking durfde te maken over deze strip. ‘Dat viel me wat tegen. Ik heb de astrale koorden daarom ook getekend op het omslag. Ik wilde het verhaal uitlichten en iets mysterieus op de cover hebben.’

Niets dan de waarheid?
Van Broekhoven zweert dat alle verhaaltjes werkelijk zijn gebeurd. ‘Maar ik dik het hier en daar wel een beetje aan natuurlijk.’ Dat niet alleen, de stripmaker schijnt ook niet zo’n best geheugen te hebben. ‘Dat wordt wel eens in mijn omgeving gezegd,’ bekent hij met brede grijns. ‘Ik maak de strip zoals ik me de voorvallen herinner, dus daar kunnen best foutjes in zitten. Ik herinner me dingen vaak mooier of interessanter dan dat ze werkelijk waren.’Dichterlijke vrijheid komt in de beste autobiografische strips voor. De toch vaak saaie werkelijkheid moet immers een onderhoudend verhaal opleveren. Net als de verhaaltjes, is de vrije, krasserige tekenstijl die Van Broekhoven voor Marq Denkt gebruikt (en waar je van houdt of niet) een constructie. De stijl suggereert dat de tekenaar alles spontaan op papier heeft gekwakt, maar in werkelijkheid schets hij de tekeningen in grote lijnen eerst in potlood. ‘Het is een beetje een fake stijltje,’ geeft hij toe. ‘Ik ga over rechte lijnen nog eens krassen om de lijn zoekend te maken.’Gevraagd naar welk publiek hij voor ogen heeft voor Marq Denkt, antwoordt Van Broekhoven de verhaaltjes vooral voor zichzelf te maken: ‘Ik ga ervan uit dat het plezier dat ik er zelf van heb, is af te lezen aan de strip en dat anderen er daardoor ook plezier aan beleven.’ De lezer zij overigens wel gewaarschuwd, want een groot deel van de verhalen refereert aan films of speelt zich af in de Nederlandse stripwereld. Ook het maken van strips is een veelvoorkomend thema. Deze verhalen zullen vooral de lezers boeien die daarin geïnteresseerd zijn.Hoewel Van Broekhoven het tekenen van Marq Denkt leuker vindt dan het maken van strookjesstrips, heeft hij ook de ambitie om van de Plintkabouter een lang verhaal van 44 pagina’s te maken: ‘Uiteindelijk ben ik toch vooral een verhalenverteller, geen grappenmaker.’

Van Broekhoven, Marq. Marq Denkt #2
Uitgeverij Silvester
ISBN: 978-90-5885-328-8

Dit interview verscheen ook op EeuwigWeekend.nl.

Categorieën
Strips

Eisner is uit: Mooi statement voor stripliefhebbers

Eindelijk is het eerste nummer van Eisner uit! Het tijdschrift met literaire stripverhalen, zeg maar mini graphic novels. Het doel van het magazine, zoals aan mij werd uitgelegd door Jean-Marc van Tol en uitgever Joost Nijsen, is om literatuurminnende lezers kennis te laten maken met strips voor volwassenen.Er zit zichtbaar veel liefde in Eisner. De uitgave is mooi verzorgd. Op het omslag – een portret van Will Eisner getekend door Erik Kriek – is op sommige plekken zelfs spotvernis aangebracht: de brilglazen van Will Eisner zijn glimmend, evenals het logo. De passie voor het beeldverhaal wordt ook door de redactie uitgedragen, namelijk in het openingsverhaal van Jean-Marc van Tol. Hierin zien we hoe de redactie van Eisner verantwoording aflegt aan diverse Nederlandse literatoren. Door de uitgangspunten van de makers in stripvorm uit te leggen, getuigt uitgeverij Podium van humor en originaliteit. Het verhaal biedt ook de nodige luchtigheid tussen de wat zwaardere bijdragen in Eisner. Ook met strips voor volwassenen valt immers een hoop te lachen.Gebakken lucht
Zoals altijd het geval is bij dergelijke eclectische anthologieën, verschillen de verhalen wat betreft tekenstijl en onderwerpkeuze. Voor mij zijn bijdragen als ‘Dossier Kunstacademie’ van Daniel Clowes, ‘Jager & Schilder’ van Tom Gauld en ‘Verdwaald’ van Hisko Hulsing en Ingmar Heytze, een schot in de roos.Clowes, zelf een voormalig kunststudent, geeft in zijn strip op voortreffelijke wijze af op de gebakken lucht die men op kunstacademies verkoopt. Wie deze vier pagina’s gelezen heeft denkt wel twee keer na alvorens zich in te schrijven op de academie.‘Jager & Schilder’ is op een prachtig verfijnde wijze gevisualiseerd. Tom Gauld weet heel goed het onderlinge verband tussen stripplaatjes te gebruiken om zijn vertelling te optimaliseren.Striprecensies
De grootste ontdekking die ik deed in dit eerste nummer van Eisner was de boekrecensie van Milt Gross. Deze Amerikaan had eind jaren dertig een vaste rubriek in een controversieel politiek tijdschrift. In deze rubriek getiteld ‘I won’t say a word about..’, gaf hij een roman in één strippagina weer. In Eisner is zijn bespreking van The Grapes of Wrath van John Steinbeck opgenomen.Verder bevat Eisner bijdragen van Typex, Peter Pontiac, Robert van Raffe, Leo Vroman, Marcel Ruijters, Milan Hulsing en Jeroen de Leijer. Mocht je overigens nog nooit van de geselecteerde stripmakers gehoord hebben, dan is dat geen probleem. Aan iedere strip gaat een korte inleiding vooraf. Eisner is immers bedoeld als introductie van stripmakers.Voorpublicatie
Niet ieder opgenomen verhaal is aan mij besteed. Maar wellicht spreken de bijdragen ‘Puppeteers from Hell’ van Jeroen de Leijer en ‘Een drankje met iets erin’ van Robert van Raffe anderen wel aan. De grote vraag is echter waarom het eerste hoofdstuk van De Kleien Stad wordt voorgepubliceerd in Eisner. Dit album is Milan Hulsings bewerking van de roman Al-Khaldiya en zal volgend jaar uitkomen. Niets afdoende aan het tekenwerk, want dat is prachtig, lijkt een voorpublicatie mij niet gepast om de toch al beperkte ruimte die Eisner met zijn 72 pagina’s heeft, op te vullen.Staalkaart
Het is goed dat Eisner er is, want er moet meer aandacht komen voor de grafische roman, of de volwassen strip, zo je wil. Iedere poging om het prachtige medium de strip positief onder de aandacht te brengen moet geprezen worden! Dankzij de uiteenlopende selectie is Eisner als eerste kennismaking met de graphic novel geslaagd. Er staat voor ieder wat wils in. (Hoe compleet de staalkaart uiteindelijk wordt, is afhankelijk van de selectie in de nummers die komen gaan.)Ik vraag me alleen wel af of met een prijs van vijftien euro de drempel niet te hoog is om een magazine aan te schaffen dat je slechts enkele samples voorschotelt, terwijl je voor nagenoeg hetzelfde bedrag een heuse graphic novel in de kast hebt staan.Maar laat ik deze recensie niet te somber eindigen: Ga Eisner kopen! Al zou je het alleen maar doen om het initiatief te ondersteunen en om je passie voor de graphic novel te tonen. Met Eisner onder je arm maak je immers een mooi statement.Eisner verscheen 7 november. Het tweede nummer staat voor maart 2009 gepland.
Eisner. Uitgeverij Podium. ISBN 978 90 5759 098 6
Bekijk ook de video over Eisner.
Deze bijdrage verscheen ook op EeuwigWeekend.nl

Categorieën
Striprecensie Strips

Batman – City of crime: De stad als kwaadaardige entiteit

Het is uiterst moeilijk om na zeventig jaar Batman-verhalen de Dark Knight nog vanuit een verse invalshoek te benaderen en iets nieuws over deze stripheld te vertellen. David Lapham is dat met Batman: City of Crime wat mij betreft gelukt. Bijzonder aan City of Crime is dat de stad zelf als kwaadaardig wezen wordt voorgesteld. Een poel der corruptie en kwaadaardigheid die Batman in toom probeert te houden. Als zwangere tieners van het toneel verdwijnen en een rijkeluisdochter die Bruce Wayne persoonlijk heeft gekend dood wordt aangetroffen, gaat Batman op onderzoek uit. Hij moet het opnemen tegen een compleet nieuwe entiteit die The Body wordt genoemd. Bekende Batman-schurken als The Penguin, Mr. Freeze en The Ventriloquist zijn tevens in de macht van deze Body, die niet voor niets in naam doet denken aan de film Invasion of the Body Snatchers. Overigens is het concept Gotham City als kwaadwillend monster niet nieuw. Dit idee werd eerder toegepast in het verhaal Dark Knight/Dark City in Batman # 452 t/m 454. Lapham maakt de tegenstelling tussen de stad en haar beschermer echter heel duidelijk in zijn zorgvuldig gekozen woorden:

‘Gotham City – six million people reside within her confines. [..] Her roots burrow straight down into hell. A serpentine maze of narrow streets and allyways trap every sin, every vice, every murderous thought and deed. Keeping them secretly hidden to fester and rot and grow. Layer upon layer, piled so high, that, at times, this city, founded on the site of a mad house, seems gleefully willing to consume herself. And go laughing all the way. She is truly sick, she needs a pill. She needs medicine. He is that medicine. But the city is clever. She will not take it willingly.’

Undercover
Ook wordt de zelfkant van Gotham uitvoerig getoond als Bruce Wayne undercover gaat in de wijk Crown Point. Het komt niet vaak voor in de verhalen van Batman dat Wayne zonder masker moet optreden om een mysterie te ontrafelen. Hij gaat undercover bij een aannemer die tevens de baas lijkt van bovengenoemde wijk. Alleen zo weet Wayne tot de onderste krochten van de stad door te dringen. Goed om te zien dat het detective-aspect van Batman weer eens benadrukt wordt.
Keukentafel
In het begin van City of Crime, dat een bundeling is van Detective Comics # 801 t/m 808, 811 t/m 814, zitten twee interessante scènes die dit uitzonderlijke verhaal voor mij tot een nog hoger plan brengt. In de eerste gaat Batman op bezoek bij de moeder wiens dochter wordt vermist. We zien de duistere ridder in zijn theatrale verschijning aan de keukentafel van een gewoon gezin zitten. Zij schenkt een kop thee in terwijl ze de verdwijning van haar dochter bespreken. Vanuit visueel oogpunt had het contrast tussen de bijna bovennatuurlijke Batman en de alledaagse omgeving niet groter kunnen zijn. De taak die Bruce Wayne zich gesteld heeft wordt echter in deze plaat heel duidelijk weergegeven: hij neemt het op voor de normale burger in Gotham. Batman zal alles in zijn macht doen om het verlossende nieuws te brengen waar de moeder van het vermiste kind zo naar smacht. Robin
Voor de conversatie in de keuken hebben Batman en Robin mensen gered uit een brandend pand. Dat we de Dark Knight en de Boy Wonder de brandweer zien assisteren, de helden uit de echte wereld, geeft de stripfiguren een extra dosis geloofwaardigheid. Ook wordt mede dankzij deze scène het personage Robin op een meer realistische wijze neergezet.
De aanwezigheid van Robin in de wereld van Batman heeft voor mij altijd iets onnatuurlijks gehad – de jonge kleurrijke acrobaat zij aan zij met een volwassen man die zich schuilhoudt in de schaduw. Robin wordt in dit verhaal echter tot menselijke proporties teruggebracht. Robin treedt in dit verhaal op zoals het een sidekick betaamd: als hulpje van Batman die hem op zijn eigen – enigzins beperkte – manier bijstaat in het redden van mensen en bestrijden van de misdaad. Later in het verhaal zal Robin waken over The Ventriloquist die in een ziekenhuisbed ligt. Als er gevaar dreigt, schakelt hij Gordon in. De tiener gaat dus niet in zijn eentje volwassen schurken te lijf die vele malen sterker zijn dan hijzelf.
Grimmig
City of Crime toont ons een grimmige wereld waarin het lijden van de bewoners van de grote stad enorm is. Daarbij passend wordt geweld onverbloemd getoond; niet alle onschuldige slachtoffers kunnen worden gered. Ook Batman is immers maar een mens. David Lapham toont met zijn versie van Gotham City een wereld waarin Batman thuishoort, een stad waarin hij tot zijn recht komt.Batman: City of Crime verscheen als bundel reeds in 2006 maar is nog steeds goed verkrijgbaar. Daarom behandel ik deze strip in de onofficiële reeks ‘Op de plank’. Een reeks met recensies over culturele artefacten die op een bepaalde manier opvallen of die ik om persoonlijke reden bijzonder vind. Waarom zouden immers alleen recente boeken, cd’s en films een recensie verdienen? Batman: City of Crime. Lapham, David, Ramon Bachs en Nathan Massengill. DC Comics, 2006. ISBN 9781845763367.

Categorieën
Striprecensie Strips

Parijs 25/44: Historische figuren in melodrama

De laatste jaren staat Dick Matena extra in de belangstelling door zijn verstrippingen van literaire klassiekers als De Avonden, Kort Amerikaans en Kaas. Kennelijk beviel het opnieuw vertellen van verhalen Matena wel, want Parijs 25/44 is een herbewerking van zijn eigen stripalbum Sartre & Hemingway, dat in 1992 uitkwam.Beide strips verhalen een fictieve ontmoeting tussen de jonge Jean-Paul Sartre en Ernest Hemingway in Parijs, anno 1925. De cast van de strip beslaat verder een scala aan kunstenaars en schrijvers die zich allen ophielden in de Franse hoofdstad tijdens de ‘roaring twenties’. F. Scott Fitzgerald, Getrude Stein, Pablo Picasso, Salvador Dalí en James Joyce. Maar een cast met literaire personages maakt nog geen literaire strip.Uitleg
De strip wordt voorafgegaan door een introductie van de historische figuren die een rol spelen in het verhaal. Omdat de toon van de strip op het uitleggerige af is, lijkt het alsof Matena vooral de historische situatie en typeringen van de personages zoals die door hem worden beschreven in de introductie wilde uitwerken. Een dergelijke visualisering maakt de introductie overbodig.De dialogen tussen de kunstenaars zijn vermakelijk en typeren de personages zoals ze in de introductie worden voorgesteld. Zo wordt Dalí afgeschilderd als iemand met een groot ego die over zichzelf in de derdepersoon spreekt. Om zijn afkeer van moderne kunst te demonstreren gooit de opgewonden Dalí een salade tegen de muur. Wanneer Hemingway de agressieve Dalí op straat schopt, eist deze dat ze hun conflict zullen uitvechten in een duel om zo zijn eer te redden. Een duel wat met een Ferme vuistslag van Hemingway in diens voordeel beslecht wordt.Melodrama
Toch zijn dit soort kleurrijke taferelen slechts omlijsting van een verhaal dat in wezen draait om het ongelukkige leven van één centrale figuur: het meisje Eva dat voor haar vriend Antione de hoer moet spelen. Op een avond redt Hemingway haar van een zelfmoordpoging. Later ontmoet Hemingway de jonge Jean-Paul Sartre. Eva was vroeger de dienstmeid van zijn ouders en de schuchtere schrijver is hopeloos verliefd op haar. Het lot van Eva is de rode draad die als het ware de verschillende scènes in de kunstscène van het Parijs van de jaren twintig aan elkaar moet rijgen. Toch kan de aanwezigheid van de historische personages niet verhullen dat de plot het niveau van een stuiverroman niet ontstijgt. De filmnoirachtige verhaalelementen die op het omslag van de uitgave worden vermeld, zijn mij ook ontgaan. Parijs 25/44 heeft niets met noir van doen, wel met het melodrama.Meester
Het is vooral in de visualisatie dat Matena zich een meester toont. Het realistische tekenwerk van Parijs 25/44 spreekt mij daarom het meeste aan. De tekeningen zijn vrijwel geheel gearceerd, met deze techniek voorziet Matena zijn werk van textuur. Tegelijkertijd contrasteren de witte vlakken van de gezichten met de arceringen en donkere vlakken. Door dit contrast leidt Matena het oog automatisch naar de witte rustpunten in het drukke lijnenspel. Hierdoor verliest de lezer nooit de personages en hun expressies uit het oog en blijft de vertelling overzichtelijk.Matena hanteert een strakke kadrering waarin hij op zowel de voor- als achtergrond acties opvoert. De prenten hebben hierdoor veel diepte. Het geeft de scènes, die toch vooral uit dialogen bestaan, de nodige dynamiek.Lelijke reproductie
Omdat het tekenwerk zo bekoorlijk is, is het des te spijtig dat de prenten zo slecht zijn gereproduceerd. Soms bevatten de zwarte vlakken op de pagina’s witte strepen, alsof het boekje gekopieerd is op een ordinaire kopieermachine. Er zijn smallpress-uitgaven die er beter uitzien dan deze uitgave van uitgeverij Atlas.Matena, Dick. Parijs 25/44.
Uitgeverij Atlas. ISBN 9789045013701
Ook verschenen op EeuwigWeekend.nl.
Lees de andere striprecensies op Mike’s Webs.

Categorieën
Striprecensie Strips

24 Hour Comic: Fokke & Sukke en de Moord in Lambiek

Nu deze maand het 24 Hour Comic event weer staat te gebeuren, namelijk op 18 oktober, leek het me een goed idee om eens naar eerdere 24 Hour comics te kijken. In 2005 tekende Jean-Marc van Tol de strip Fokke & Sukke: Moord in Lambiek, met de bekende kanarie en eend in de hoofdrol. Fokke en Sukke staan voor de deur bij stripwinkel Lambiek om mee te doen met de 24 Hour Comics Day, waarin een stripmaker geacht wordt een stripverhaal van 24 pagina’s te maken binnen de tijdspanne van een etmaal. Tot hun verbazing blijkt dat de boel niet doorgaat omdat de eigenaar van Lambiek, toen nog Kees Kousemaker, dood in de stripwinkel is gevonden. Een rechercheur, die verdacht veel op de Cock lijkt en een collega heeft die Fladder heet, ziet er een natuurlijke dood in. Fokke en Sukke vermoeden echter dat hier sprake is van moord en gaan op onderzoek uit.Stripjournalist
In de winkel vinden ze de stapel strips waaronder Kousemaker gelegen heeft. Naast het personeel is ook stripjournalist Jeroen Mirck aanwezig. Met enige trots merkt Mirck op dat hij de eerste was die berichtte over de dood van Kousemaker. Mirck was indertijd nog bijna dagelijks bezig met de stripnieuwssite comicbase. Ook is hij een stripcompadre van me, dus voor mij was het des te grappiger om hem op de bladzijden van deze 24 Hour Comic tegen te komen. Van Tol laat ook enkele bekende stripfiguren optreden in de strip. Zo zien we onder andere Jerommeke, Krimson, Olrik en Rastapopoulos voorbijkomen. Van Tol imiteert in deze scènes de stijl uit de Suske en Wiske-strips en doet dat ondanks zijn snelle tekenhand overtuigend.
Rafelig
Dat het hier gaat om een verhaal dat binnen de tijdspanne getekend is, wordt gaandeweg steeds duidelijker. Als de uurtjes hun tol beginnen te eisen wordt de plot rafelig. Ook grijpt Van Tol steeds vaker naar tijdbesparende technieken als paginagrote plaatjes en grote zwarte vlakken. Ook hergebruikt hij enkele plaatjes. Maar dat soort tekenen van tijdsdruk geven die snelgemaakte strips juist een extra charme. Overigens, mocht je het je afvragen: alles loopt goed af. Het lijk van Kousemaker bleek een reclamepop te zijn. Fokke & Sukke: Moord in Lambiek is een melig avontuur met enkele surrealistische elementen. De strip mag dan misschien niet het beste avontuur zijn van deze vreemde vogels, als 24 Hr Comic is hij zeker geslaagd.In Nederland vindt de 24 Hr Comic-sessie dit jaar weer plaats in stripwinkel Lambiek. Lees ook het verslag van vorig jaar.

Categorieën
Boeken Striprecensie Strips

Waiting for Food #4: Prachtig kijkvoer

Robert Crumb weet de tijd die hij moet wachten op zijn eten goed te besteden. Wanneer voor handen, tekent hij de placemats in restaurants vol. Dat doet de tekenveteraan erg verdienstelijk: reeds zijn er vier boeken verschenen met zijn restauranttekeningen, toepasselijk Waiting for Food geheten. Het vierde boek staat vol met uiteenlopende Crumb-krabbels. Crumb tekent kleine karakterstudies van de aanwezigen in het restaurant en voorziet zijn tekeningen met rake kwalificaties als ‘The ugly hairdo couple’, ‘Loudmouthed young man’ of ‘Cute French boy who came in with very beautiful young girl.’ Soms maakt hij een zelfportret of portretteert hij zijn vrouw Aline. Zo nu en dan zitten er prenten tussen die zijn typische gevoel voor humor uitbeelden. Zo tekent Crumb een droevig kijkende harige vent en schrijft hier ‘Unromantic depiction of sasquatch’ bij. Eén pagina staat vol met Donald Duck, waarin de eend obsceen ‘Take the money!’ roept. Onderstaande prent ‘Tough talk’ deed mij ook schateren:De kunstenaar weet in een enkele tekening een heel verhaal te vatten. Zoals de prent waarin een oudere vrouw haar hand legt op de arm van de veel jongere man die tegenover haar aan tafel zit.Wereldwijsheid
Geregeld citeert Crumb Pete Poplaski, een jarenlange vriend van hem die zo zijn eigen sporen heeft verdiend in de stripwereld. Poplaski komt met wijsheden als: ‘Dying is easy… It’s getting born that’s hard’. Crumb tekent er een stervende man in een ziekenhuisbed bij wiens geestverschijning richting het plafond dwarrelt. Het plafond blijkt de onderkant van het wateroppervlak te zijn.Zap comics & Mr. Natural
Crumb maakte in de jaren zestig en zeventig furore in de Amerikaanse undergroundscene. Hij tekende onder meer verhalen voor American Splendor, de autobiografische strip van Harvey Pekar, en was de drijvende kracht achter Zap Comix, het stripblad waar volgens de overlevering de hele undergroundscene rond San Francisco mee begon. Onder invloed van LSD creëerde Crumb de wijze hippie Mr. Natural. De oversekste strippoes Fritz the Cat is een andere bekende creatie van de tekenaar. Crumb staat bekend om zijn psychedelische strips uit die tijd en heeft een voorkeur voor het tekenen van vrouwen met grote borsten en een breed zitvlak.Wie de film Crumb van Terry Zwigoff heeft gezien weet dat de man uit een vreemd gezin komt. Zijn depressieve broer Charles, met wie Crumb als kind zijn eerste strips maakte, pleegde zelfmoord nadat hij jarenlang bij zijn overheersende moeder had gewoond. Vroeger werd Crumb nog wel eens beschuldigd van misogynie. Tegenwoordig is zijn werk een stuk milder van aard.De reeks Waiting for Food past heel goed in de trend van de laatste jaren: er verschijnen veel bloemlezingen van zijn strips en schetsboeken, maar weinig nieuwe stripverhalen. Het oeuvre wordt dus tot de laatste druppel uitgemolken. Mij hoor je daar niet over klagen: ik ben een grote fan van Crumbs werk en kan er geen genoeg van krijgen. Wat stripmakers betreft is hij een van de groten der aarde.Zelfspot
Crumb lijkt minder productief dan vroeger. ‘I’ve become too self-consious, too inhibited, afraid I won’t measure up to my own reputation. Kinda pathetic, but there it is… paralyzed by my own success!’ schrijft hij in het voorwoord. Deze tekst zit volgens typische Crumb-traditie vol zelfspot. De kunstenaar neemt zichzelf en zijn werk niet al te serieus. Toch schuilt diep binnen in hem nog steeds een onzeker jongetje dat geliefd wil zijn: ‘I want you to LOVE me so much! That’s why I do it, why I try so hard!’Waiting For Food, Number Four is een prachtig boek geworden waarmee je je ogen flink de kost kunt geven. Het is een fijn boek om lekker door te bladeren en zo nu en dan weer eens op te pakken om een tekening nauwgezet te bestuderen. De diversiteit aan thema’s, van absurde historische figuren tot alledaagse taferelen, maakt dat je iedere keer verrast wordt als je een bladzijde omslaat.Waiting For Food, Number Four wordt waarschijnlijk de laatste van de reeks. In het voorwoord klaagt de tekenaar dat de papieren placemats een uitstervende traditie zijn geworden. Ze komen simpelweg steeds minder voor. Net als originele en eigenzinnige stripmakers als Robert Crumb.R. Crumb. Waiting for Food 4, Yet More Placemat drawings by R. Crumb
Oog en blik, 2008
ISBN 978-90-5492-205-6Deze recensie verscheen ook op EeuwigWeekend.nl. ‘Die andere leuke site.’ 🙂

Categorieën
Striprecensie Strips

De bètacanon van Fokke & Sukke: Ook leuk voor niet-bèta’s

Fokke en Sukke duiken in de bètacanon en weten de begrippen een humoristische draai te geven. Zoals we van ze gewend zijn met veel seks- en studentengrappen.In de bètacanon komen vijftig kernbegrippen uit de natuurwetenschappen aan de orde. Van het getal nul tot ecologie, van evolutie tot plastics en zelfs begrippen als klimaat en fout. Een commissie van acht hoogleraren, voorgezeten door Spinozaprijswinnaar Robbert Dijkgraaf, heeft de canon samengesteld. John Reid, Bastiaan Geleijnse en Jean-Marc van Tol – het team stripmakers achter Fokke en Sukke – hebben de standaardformule van de twee cartoon kanaries gebruikt om de kernbegrippen te verbeelden. En dat werkt aardig.Periodiek systeem
Tijdens de lessen natuurkunde op de middelbare school zat mijn aandacht vooral bij zaken die met biologie te maken hadden. Veel heb ik er dus niet van op gestoken, en uiteindelijk ook geen bètarichting gekozen. Zo te bezien aan De bètacanon van Fokke & Sukke hebben de twee kanaries veel gemeen met middelbare scholieren. Wanneer ze aan een bar een chagrijnige meid tegenkomen, heeft ze volgens hen last van haar periodieke systeem. In sommige gevallen weten Reid, Geleijnse en Van Tol op gevatte wijze de hedendaagse populistische politici te verbinden met een begrip als plaattektoniek:Andere cartoons blijven dichterbij het kernbegrip:Sommige cartoons raken nog maar net de grens van het wetenschappelijke begrip dat ze moeten verbeelden. Zoals deze:Uiteindelijk zijn het toch vooral studentengrappen die de boventoon in dit boekje voeren. Gelukkig maar, want dat betekent dat het begrijpen van de grappen niet afhankelijk is van enige kennis van de kernbegrippen. Het studentenleven snapt immers iedereen. Uiteindelijk is het toch vooral een melig Fokke en Sukke album. Je houdt ervan of niet. Educatief
Voor leken, waaronder ik, is een boekje als dit slechts een speelse introductie tot de begrippen uit de bètacanon. Het album moet interesse opwekken voor het echte werk. Geïnteresseerden kunnen verdieping en vooral uitleg van de begrippen vinden in boekvorm (De betacanon. Wat iedereen moet weten van de natuurwetenschappen. Uitg. Meulenhoff/de Volkskrant, ISBN 9789029080552). Echte bèta’s in spé gebruiken natuurlijk internet voor hun research: http://extra.volkskrant.nl/betacanon/. Op de site FokSuk.nl is de canon gratis te downloaden voor educatieve doeleinden. Ik denk dat deze cartoons de lessen natuurkunde wel kunnen opvrolijken en de aandacht zullen trekken. Eventjes geen biologie…
Deze recensie verscheen natuurlijk ook op EeuwigWeekend.nl.

Categorieën
Striprecensie Strips

John Callahan: Bijtende cartoons met een gebrek

Mooi zijn ze niet, de tekeningen van John Callahan. Op het eerste gezicht zijn het slordige krabbeltjes, al zijn de scherpe grappen in een oogopslag duidelijk. Callahan raakte op zijn 21ste grotendeels verlamd bij een auto-ongeluk. Hij tekent zijn cartoons met de pen tussen zijn handen geklemd.
Callahan gebruikt zijn tekenpen op cynische wijze commentaar te leveren op de decadente Amerikaanse samenleving. Hij maakt bijtende grappen over eetstoornissen, gehandicapten, Birckenstock-sandalen (prima anticonceptiemiddel volgens de cartoonist), seksuele driften, advocaten en honden. Ook feministen krijgen er flink van langs van Callahan. Zelf verklaart hij zijn afkeer van feministen doordat hij als kind is gemolesteerd door een vrouw.Seksueel misbruik
Callahan weet eindeloos te variëren op zijn stokpaardjes. De cartoonist komt bijvoorbeeld herhaaldelijk in het verweer tegen het christendom. In ‘De korte autobiografie van een seksleven’ kaart hij het conflict aan dat masturberen bij hem als tiener teweegbracht. Aan de ene kant het sterke lichamelijke verlangen om zichzelf te bevredigen. Aan de andere kant het katholieke verbod hierop. Callahan verbeeldt dit dilemma door respectievelijk een duiveltje en een engeltje op zijn schouders te tekenen. Verder kaart Callahan in meerdere cartoons het seksueelmisbruik van koorknapen door priesters aan.Feloranje zonnebril
In zijn thuisland is de invalide tekenaar een cultfiguur met fans als Robin Williams en Bob Dylan. De Nederlandse Filmmaker Simone de Vries maakte de documentaire Raak me waar ik voelen kan over de opvallende cartoonist die, met zijn roodgeverfde haar en feloranje zonnebril, in zijn elektrische rolstoel door de straten van Portland scheurt.Callahan is een veelzijdig man: hij beschreef zijn levensverhaal in een autobiografie en recent kwam zijn eerste cd uit. Het verhaal van de grotendeels verlamde Callahan is natuurlijk bijzonder en trekt veel aandacht. Het goede van zijn scherpe visie is echter dat zijn werk ook overeind blijft als je niets van de maker en zijn gebrek weet. Op zichzelf zijn de cartoons erg sterk, grappig en behoorlijk hard. Al gaat Callahan wat mij betreft nergens over een grens heen.De Amerikanen dachten daar overigens anders over. Zijn cartoon over de jonge Martin Luther King werd door de hoofdredactie van de Miami Herald als racistisch bestempeld. In de cartoon staat King schuldbewust naast de natte plek op zijn bedlakens en zegt tegen zijn boze moeder: ‘I had a dream’. Een cartoon over de Paus leverde protestmarsen op.Vertaling
De Nederlandse uitgave Cartoons met een gebrek bevat een voorwoord van Simone de Vries en een kort interview met Callahan dat eerder in de Humo verscheen. Het boekje is één grote lofuiting op het werk van de cartoonist. In de vertaling naar het Nederlands blijft Callahans humor gelukkig overeind, alleen jammer dat de uitgave een enkele tikfout bevat. Maar ja, niets en niemand is perfect. Callahan weet dat als geen ander met humor uit te beelden.John Callahan. Cartoons met een gebrek. Uitgeverij Xtra. ISBN 978-90-77766-60-6Deze recensie is ook verschenen op EeuwigWeekend.nl.

Categorieën
Striprecensie Strips

Striprecensie: De hel van Rwanda

Genocide is moeilijk voor te stellen. Het uitmoorden van een geheel volk gaat immers het begrip te boven. Wie daar een boeiend fictief verhaal over wil maken moet van goeden huize komen.Tussen april en juli van 1994 werden in Rwanda meer dan een miljoen Tutsi’s vermoord door Hutu-landgenoten. Interventie van de internationale gemeenschap bleef uit, omdat politici het niet eens konden worden of de term genocide op de situatie van toepassing was. Cécile Grenier deed extensief onderzoek naar de genocide in Rwanda en voelde de behoefte om het verhaal van de slachtoffers in stripvorm te vertellen. ‘Al op die heuvels voelde ik de aandrang tot een strip,’ schrijft ze in de inleiding, ‘een ingetogen en krachtig medium om het onzegbare over te brengen, om te delen wat je nooit op het nieuws ziet en wat de cijfers nooit vermelden: het leven van mensen gevangen in de actualiteit.’Grenier schreef samen met Ralph het script voor de strip De Hel van Rwanda ’94. Ze hebben de research van archiefmateriaal en ooggetuigenverslagen van die zwarte periode omgezet in een dramatisch verhaal over de Rwandese Mathilde die haar drie kinderen probeert te beschermen tegen moordlustige Hutu’s en Franse soldaten. Het relaas is vormgegeven door de delicate potloodlijnen van illustrator Pat Masioni. De met pastellen ingekleurde en gedetailleerde tekeningen doen recht aan het kleurrijke Rwandese landschap.Geforceerd
Helaas weten de stripmakers de aandacht van de lezer niet vast te houden. Mathilde staat in de strip symbool voor alle slachtoffers, maar wordt daardoor nooit een volmondig personage. Daarvoor functioneren de scènes in het verhaal te veel als schoolvoorbeelden van de gruwelijkheden die de Tutsi’s zijn aangedaan. De dialogen zijn vooral gericht op het overbrengen van informatie en voelen geforceerd aan. Zoals de scène waarin Mathilde droomt over de geboorte van haar zoon. Tijdens de bevalling zegt de dokter: ‘Een mooie baby, Mathilde! Je zult van hem gaan houden, ook al is hij geboren uit een verkrachting!’Schoolboek
Grenier en Ralph neigen te veel naar het geven van een geschiedenisles. Meer dan naar het vakkundig vertellen van een stripverhaal. Grenier weet haar punt dan ook beter over te brengen in de informatieve tekst achterin de uitgave, waarin in grote lijnen de geschiedenis van Rwanda wordt verteld. De historische achtergrond biedt de broodnodige context voor het beeldverhaal.Als inleidend studieboek dat een voorzichtige indruk moet geven van wat zich heeft afgespeeld in die maanden van 1994 is De Hel van Rwanda geslaagd. Als boeiend stripverhaal blijft het werk vooral in goede bedoelingen steken en schiet het te kort. In Nederland werd De Hel van Rwanda recent uitgebracht door uitgeverij Xtra. Inmiddels is in Frankrijk al het tweede deel verschenen.Deze bijdrage is ook op EeuwigWeekend.nl gepubliceerd.

Categorieën
Striprecensie Strips

Striprecensie: Verder

De Haarlemse stripdagen staan voor de deur. Daarom dit mooie essay van Natasja van Loon over Verder van Marc Legendre.Literatuur & stripsDe Libris Literatuurprijs ging begin mei 2008 niet naar Marc Legendres graphic novel Verder. Wat ook zeker niet onterecht te noemen valt.Maar ongeacht welke mening je erover bent toegedaan, of wat de (al dan niet) intrinsieke kwaliteit van het boek ook mag zijn: dat het genomineerd werd, is op zich al een historische gebeurtenis. Want nog niet eerder haalde een beeldverhaal de longlist van de Libris Literatuurprijs, laat staan dat het de shortlist haalde.
En dat is verdienste.11 maart 2006. De hoofdstedelijke poptempel Paradiso is het toneel van een uniek en eenmalig evenement in de Nederlandse cultuur: Strips in Stereo – waarin muziek, strips en stripboek op magistrale wijze samenkomen. Onder de aanwezigen bevinden zich minstens vier mensen die een agenda delen – ook al zijn ze zich daarvan nog niet bewust. Bij drie van hen is die agenda beroepsmatig, bij de vierde komt het voort uit een vurige passie voor strips. De drie zijn striptekenares Merel Barends, uitgever Hans Enters – die later verantwoordelijk zal worden voor het succes van Verder, en de organisator van Strips in Stereo: Jean-Marc van Tol – tevens een van de geestelijke vaders van Fokke & Sukke, natuurlijk. De vierde ben ik. Twee jaar later is die gemeenschappelijke agenda geformuleerd: om de muur tussen strip en de andere kunsten eindelijk naar beneden te halen. Barends, Enters en Van Tol dragen daar, ieder op hun eigen manier, een steentje aan bij – en met meer dan indrukwekkend resultaat, mag ik wel zeggen. En ik? Ik heb mijzelf gebombardeerd tot de chroniqueur van de stand van zaken.Verder
Het jaar 2008 brengt tal van spannende ontwikkelingen. Jean-Marc van Tol is inmiddels zijn eigen uitgeverij begonnen, en start komend najaar, in samenwerking met Uitgeverij Podium, het eerste literaire tijdschrift voor en over beeldverhalen; Eisner zal aanstormend striptalent een podium verschaffen. Atlas – de uitgeverij van Hans Enters, en altijd vooruitstrevend op het gebied van strips – heeft Merel Barends ingelijfd voor de Verbeelde Gedichten van J.J. Slauerhoff, dat komende zomer uitgebracht wordt en waarin jonge Nederlandse en Vlaamse tekenaars op geheel eigen wijze een interpretatie in stripvorm geven aan de mooiste gedichten van de enige poète maudit die Nederland rijk is. Naast Merel Barends: onder anderen Judith Vanistendael, Filip Leemans, Flos Vingerhoets en Marc Legendre.In het Singer Museum te Laren gaat op 7 februari de expositie Kunst & Strip in première – een geslaagd, en prikkelend voorbeeld van het neerhalen van de muur tussen strip en kunst. De overeenkomst tussen het werk van gerenommeerde kunstenaars als Dick Ket, Charley Toorop, James Ensor en Cobra, en dat van striptekenaars als Paul Bodoni, Marcel Ruijters, Rene Windig en Lamelos, is in een oogopslag duidelijk. Steeds meer uitgeverijen tonen bovendien interesse in de graphic novel; ook Podium – dat al eerder Kraut van Peter Pontiac publiceerde – zet een volgende stap met de presentatie van Exit Wounds van de Israëlische Rutu Modan op de Haarlemse Stripdagen.En dan is er Verder natuurlijk. God mag weten dat ik Verder dolgraag een goed boek wilde vinden. Niet alleen omdat het zo belangrijk is in de strijd tegen de barrière tussen literatuur en strip, maar ook vanwege mijn persoonlijke vriendschap met de uitgever ervan. Maar helaas. Ik las het drie keer, maar snapte het daarna nog steeds niet. Verder is – op zijn zachtst gezegd – een ontoegankelijk boek. Als ontoegankelijkheid een criterium is voor literair gewicht, ja, dan is Verder geslaagd. Maar in mijn ogen is dat geen literaire voorwaarde. Eerder het tegendeel. Want niets is zo moeilijk als eenvoud. Daarnaast is het verhaal niet dwingend – en nu zijn plotloze romans wel vaker een aanwinst voor de literatuur gebleken, maar Verder is ook geen boek dat character-driven is. Daarvoor blijven de personages te vreemd, te diffuus en te zeer op afstand. Bovendien is in de dialogen (het bestaat grotendeels uit dialoog) vaak onduidelijk wie de spreker is, wat de al moeizame identificatie met de personages nog meer belemmert. En ook de associatieve stijl draagt hier niet aan bij. En dat ik – zelf ook bepaald geen vreemde op het gebied van associatief denken – dat zeg, zegt misschien al genoeg.Hoewel ik het strikt genomen geen (strip)tekenen vind, spreekt de collagestijl waarvoor Marc Legendre heeft gekozen, me op zich wel aan. Het is in ieder geval in lijn met de associatieve verteltrant. Wel weer jammer is echter dat de plaatsing van de tekst het beeld veelal overstemt, en dat het ritme van de beelden dikwijls onrustig is. Er zit bovendien relatief weinig expressie in.Valt er dan verder echt niks goeds over Verder te zeggen? Ja. Het is prachtig uitgegeven, en het ruikt lekker. Maar dat het op de shortlist van de Libris Prijs kwam, is niet terecht. Al zeker niet omdat binnen het Nederlandse taalgebied recentelijk veel uitstekende graphic novels zijn uitgekomen die de eer veel meer toekomt, als Rampokan van Peter van Dongen, Inferno van Marcel Ruijters en De Maagd en de Neger van Judith Vanistendael. Dat van deze kandidaten juist Verder uitverkoren werd, is, mijns inziens, dan ook vooral te danken aan het lobbytalent van Marc Legendres uitgever: Hans Enters. En dat is (en dat zeg ik niet omdat ik hem ken. Maar omdat ik van strips houd) – in het licht van onze gemeenschappelijke agenda – een verdienste.
Een aanzienlijke. Natasja van Loon (aka De Schone Schrijfster)
Schrijfster en stripliefhebber.Verder: (Marc Legendre). Atlas 2007. ISBN: 978-90-45-00073-2.
Vermist: (Rutu Modan). Podium 2008. ISBN: 978-90-57-59281-2.
Verbeelde Gedichten van J.J. Slauerhoff: (Diverse auteurs). Atlas, verwacht juni 2008. ISBN: 978-90-45-00092-3.
Rampokan: (Peter van Dongen). Oog & Blik, 2004. ISBN: ISBN 978-90-5492-054-0.
Inferno: (Marcel Ruijters). Oog & Blik 2008. ISBN: 978-90-5492-232-2.
De maagd en de neger: (Judith Vanistendael). Oog & Blik 2007. ISBN: 978-90-5492-190-5.

Categorieën
Striprecensie Strips

Striprecensie: Baudelaire

Gastauteur Natasja van Loon – aka de Schone Schrijfster én groot stripliefhebber – geeft haar visie op het album Baudelaire van Noël Tuot & Daniel Casanave.De literatuurgeschiedenis heeft een vergissing gemaakt want Victor Hugo is eerder overleden dan Baudelaire en die is daar niet blij mee omdat hij het ultieme absoluut perfecte gedicht nog niet geschreven heeft. Daarom slaat hij op de vlucht, voor iedereen die hem op de begrafenis wil hebben – en dat zijn er nogal wat. Hemel, hel en aarde worden – letterlijk – bewogen. Aldus Baudelaire tenminste, van de Franse tekenaar Tuot en zijn scenarist Casanave. Hun succesvolle stripalbum is onlangs opnieuw vertaald en uitgebracht door uitgeverij Silvester – dat hiermee, naar mijn bescheiden mening, meteen een van de mooiste albums van het jaar op de markt heeft gebracht. Baudelaire staat bol van grappen en dialogen die van grote schoonheid en – als je er even over nadenkt – diepgang zijn. Zo brengt zijn vlucht voor zichzelf Baudelaire eerst naar de hemel: een desolaat landschap waarin het onafgebroken regent (en dat akelig veel aan ons eigen kikkerlandje doet denken) alwaar hij wordt opgewacht door Sint Pieter. Dat de hemel helemaal niet lollig is, constateert Baudelaire.‘Alles is voor altijd en eeuwig kalm’, antwoordt Sint Pieter onbewogen.Donkere wolkjes vormen zich boven het hoofd van Baudelaire. ‘Ik houd niet van kalm… Daardoor moet ik aan de provincie denken.’ En dan een woest springende Baudelaire. ‘Ik wil eeuwige onrust!’‘Alles is voor altijd en eeuwig beschouwing’, antwoordt Sint Pieter onverstoorbaar.Je begrijpt: Baudelaire houdt het hier niet lang uit (zou ik ook niet kunnen) en wil naar de hel. En de hel… is een skipiste. Baudelaire wordt er opgewacht door de zonde die eruitziet als een skileraar in dat archetypische rode pak omdat de duivel in zijn kantoor zit om het idee van het kwaad te overpeinzen. ‘Grotere eenzaamheid bestaat niet’, zegt de zonde – een grap die aan kracht wint als je je bedenkt dat het gedicht dat Baudelaire wereldfaam bezorgde Les Fleurs du Mal was: de Bloemen van het Kwaad.En dan komt Sartre langs die weliswaar in de hemel verblijft (‘ik heb zo vaak bewezen dat God niet bestaat dat deze dat wel leuk vond’) maar als groot filosoof het voorrecht heeft om af en toe een rondje hel te maken. Hij komt Baudelaire demonstreren wat de zonde is. En de zonde… is soep eten met een vork. En hoe langer je daarover nadenkt des te aannemelijker dat klinkt.Foto: Charles Baudelaire‘De zonde is niet lollig’, constateert Baudelaire en hij keert terug naar de aarde om alsnog naar de begrafenis van Victor Hugo te gaan. Overigens weet hij het ultieme absoluut perfecte gedicht aan het eind van het album wel te vinden – maar wat de kern ervan is, houd ik voor me omdat iedere geïnteresseerde lezer dat voor zichzelf moet lezen. Wel kan ik vertellen dat ik slap lag (lach) toen ik het las. Wat wellicht niet verbazingwekkend mag heten als je weet wat de strekking van mijn debuutroman is omdat de kern van dat gedicht daar min of meer aan verwant is. Alleen is Baudelaire een stuk moediger dan de hoofdpersoon van Bemint eer gij begint.Natuurlijk: Goscinny staat nog altijd op eenzame hoogte. Maar de absurdistische en tegelijk diepzinnige humor van Baudelaire komt dichtbij. Wat de grootmeester van de stripscenario’s met geschiedenis deed, doen Tuot en Casanave met literatuur en filosofie. In de Nederlandse vertaling is het album bovendien uitgebreid met handige historische achtergrondinformatie die fraai omschreven en prachtig geïllustreerd is. Kortom: een album dat uit louter redenen bestaat om het aan te schaffen. Want de zonde mag niet lollig zijn, Baudelaire is dat des te meer. Sterker: het is briljante humor. Naar mijn (niet zo) bescheiden mening dan tenminste.