Categorieën
Spidey's web Strips

Spidey’s web: Spider-Man op je huid

Nu beschouw ik mezelf als een groot Spider-Man-fan, maar sommige dingen gaan zelfs mij te ver. Een tatoeage laten zetten bijvoorbeeld. Toen ik dit getatoeëerde eerbetoon zag, kreeg ik welhaast medelijden met de drager:

spiderman_tattoo
Het is dan ook een rommelig zooitje op deze geïnte rug, vind je niet? Ik zie tekenstijlen van verschillende tekenaars verzameld op wat een fout gecomponeerde pagina van huid lijkt te zijn.

Toch kunnen sommige Spider-Man-tatoeages best mooi zijn trouwens, zoals deze nagetekende Todd McFarlane-Spidey.

Spiderman-tattoo-mcfarlane

Maar toch. Ooit dacht ik eraan om op mijn ene schouder een Spider-Man-hoofd te laten zetten en op de andere die van Batman. Of een Batman en een Joker. Maar nee, tatoeages zijn niet aan mij besteed. Ik uit mijn stripliefde liever op een andere manier.

Een Nederlandse striptekenaar die wel een Spidey-tat heeft laten zetten, is Peter Pontiac. Tijdens een interview vertelde hij mij er het volgende over:

In 1980 zat ik café De Trom aan de bar, dat was toen een hotspot op de Wallen. Herman Brood kwam daar vaak en Henk Schiffmacher ook. Tattoo-artiest Schiffmacher vertelde dat hij een plaatje had dat hij zo mooi vond, dat hij het desnoods voor niets op een arm zou zetten. Toen keek hij mij aan. “Wat is het dan?” vroeg ik?
“Nou, Spinneman, Peter Parker,” zei hij.
Ik was toen niet helemaal fris, dus op een gegeven moment zei ik: “Laten we gaan dan.” Toen heeft hij hem gezet en sindsdien loop ik dus rond met zo’n Spinneman. De tatoeage is helemaal dichtgelopen, want je zag voorheen nog iemand achter een typemachine zitten. In de verte was nog een snelweg met autootjes te zien. Ik ben niet per se een Spider-Man-fan, al vind ik het wel een geweldige figuur. En dat hij Peter Parker heet, spreekt me ook wel aan.’

Heeft Pontiac er ooit spijt van gekregen? ‘Wel een tijdje. Toen ik mijn vrouw en kinderen tegenkwam en ik op Griekse strandjes moest gaan zitten met die grote vleesstempel, vond ik dat wel een tikje gênant.’

Een foto van Pontiacs tatoeage heb ik niet kunnen vinden, maar ik vond wel een scène in zijn strip Lost in the Lowlands waarin hij ernaar refereert:

pontiac_spiderman_tatoeage

Meer Spider-Man-tatoeages vind je hier,en hier en hier. Enjoy.

Zou jij ooit een tatoeage laten zetten van een fictiefiguur? Zo ja, welke en waar?

Categorieën
Strips

Interview Peter Pontiac: Horror vacui

Stripmaker en illustrator Peter Pontiac krijgt de Marten Toonderprijs 2011 voor zijn oeuvre, waarmee hij volgens de jury door een combinatie van schrijver- met kunstenaarschap de Nederlandse strip heeft verrijkt.

Sinds bekend werd dat Peter Pontiac de Marten Toonderprijs zou krijgen, bedoeld voor stripmakers die een bijzondere bijdrage hebben geleverd aan het beeldverhaal, heeft hij al menig journalist te woord gestaan. De in 1951 te Beverwijk geboren tekenaar heeft een eigenzinnige stempel gedrukt op de Nederlandse stripwereld. Hij maakt sociaal geëngageerde strips, erotica en bovenal autobiografische verhalen over zijn drugsgebruik en liefdesleven. Soms grimmig en vol zelfbeklag, vaak niet zonder zelfspot en soms heerlijk luchtig zoals in het verhaal over een bezoek aan Lowlands.

In het begin van zijn carrière kreeg hij het predikaat undergroundtekenaar opgeplakt, mede door publicaties in Nederlandse, Spaanse en Amerikaanse undergroundbladen.
De autodidact is bij het grote publiek waarschijnlijk vooral bekend als illustrator. Pontiac tekende covers voor bootlegboeken met songteksten van Country Joe & The Fish, The Rolling Stones en Bob Dylan die eind jaren zestig werden uitgegeven door de Leidse Commune waar hij als uit huisgetrapte tiener een jaar heeft gewoond. Muziek is altijd een belangrijke inspiratiebron voor Pontiac geweest. Hij maakte posters, platenhoezen en illustraties van popmuzikanten voor tijdschriften als Hitweek-Aloha, Muziek Express en Oor. Ook tekent hij voor kranten als het AD en NRC en sieren zijn tekeningen soms de cover van de VPRO Gids.

Rhythm
Behalve 25.000 euro die Pontiac ontvangt, is er naar aanleiding van De Marten een overzichtstentoonstelling in het Graphic Design Museum Breda met de ondertitel Comix, Hot pix & Tragix. Die ondertitel duidt zijn oeuvre goed, vindt de stripmaker: ‘Tragix is het tegenovergestelde van comix; het stoort me altijd een beetje dat het woord comix suggereert dat het allemaal alleen maar lachen is in de strip, terwijl lang niet alle strips om te lachen zijn. Zeker die van mij niet.’

Begin september verscheen Rhythm, een chronologisch overzichtswerk waarin alle stripverhalen van Pontiac zijn opgenomen. In totaal een kleine 400 pagina’s, relatief weinig voor een stripmaker wiens carrière meer dan veertig jaar beslaat. ‘Dat zijn er dus gemiddeld tien per jaar. Dat is helemaal niks in vergelijking tot wat Dick Matena allemaal getekend heeft. Die zal schamper lachen om dat aantal,’ zegt Pontiac. ‘Ik zou graag meer strips maken, maar het levert geen rode cent op. Nederland is immers maar een klein afzetgebied. Het is monnikenwerk waarvoor je maximaal 200 euro per pagina krijgt, als het al ooit wordt voorgepubliceerd in een stripblad. Er zijn nauwelijks nog bladen die er überhaupt voor betalen.’

Barok
Ergens in het midden tussen het cartooneske en realisme zit Pontiacs herkenbare tekenstijl. Zijn zeer gedetailleerde illustraties nodigen uit tot een nauwkeurige studie. ‘Ik ben van de barok,’ verklaart de tekenaar. ‘In een museum zal ik als eerste naar een schilderij gaan waar ontzettend veel op te zien is. De overpowerende veelheid en de variatie van de dingen in zo’n kunstwerk is vergelijkbaar met de pracht en de rijkdom van het leven in al zijn vormen. Barok drukt voor mij datzelfde gevoel van rijkdom en overvloed uit.’

Onzekerheid is een andere reden voor Pontiacs volle prenten: ‘Ik heb altijd een ontzettende horror vacui gehad. Als ik de plaat maar helemaal vol stop dan staan er altijd wel een paar dingen op die de goedkeuring kunnen wegdragen. Ik heb het idee dat ik langzamerhand een niveau heb bereikt, niet per se van kwaliteit, maar van zelfvertrouwen.’

Autobiograaf
Pontiac maakt zich boos over het lot van de minderbedeelden in de wereld. Het sociaal engagement zat er al vroeg in. Als tiener ontdekte hij in een anarchistisch boekwinkeltje in Haarlem politieke bladen uit onder andere Rusland, Duitsland en Frankrijk. Deze stonden vol politieke prenten die hem zeer aanspraken. Ook de tekeningen van Bernard Holtrop op pamfletten van de provobeweging, inspireerden hem. ‘Ik maak graag tekeningen die op de een of andere manier strijd laten zien. Dat is interessant om te tekenen en om naar te kijken,’ zegt Pontiac.

In de jaren zestig en zeventig verwerkten Amerikaanse undergroundtekenaars als Robert Crumb maatschappijkritiek in hun strips die vaak ook autobiografisch waren. Mede hierdoor geïnspireerd begon Pontiac met zijn eigen autobiografische strips. Het eerste stripverhaal was voor een Amerikaans boek uit 1971 over de jaren zestig waar andere tekenaars van het striptijdschrift Tante Leny Presenteert ook aan meewerkten en dat binnenkort, veertig jaar later, waarschijnlijk uit gaat komen. ‘Het lag voor de hand om een verhaal te maken over mijn eigen sixties die behoorlijk heftig waren geweest.’

Gonzo
Pontiac herkende in de gonzo-journalistiek – waarvan het werk van Hunter S. Thompson het bekendste voorbeeld is – een verwantschap met zijn eigen werk. Net zoals pophelden als Bob Dylan, die met Blood on the tracks een plaat over zijn scheiding maakte, verhaalde Pontiac de breuk met zijn vriendin Rita Dolce Vita in zijn strips. ‘Muzikanten hebben pseudoniemen en gebruiken hun eigen ellende als grondstof voor hun werk, dus waarom zou ik dat ook niet mogen doen?’

Junkieromantiek
Pontiacs recreatief gebruik van verschillende verdovende middelen was dikwijls het onderwerp van zijn verhalen. “The Amsterdam Heroine Connection”, gepubliceerd in het striptijdschrift Gummi in 1977, is daarvan het beste voorbeeld. Het verhaal heeft een open einde omdat de tekenaar zijn deadline niet haalde. In de strip verontschuldigt hij zich aan de lezer voor het feit dat de laatste pagina’s een verzameling van oud tekenwerk bevatten. Juist doordat het verhaal halverwege ontspoort en de stripmaker zijn greep op de materie verliest, geeft deze strip op metaniveau aan wat het drugsgebruik met de kunstenaar deed.

Het was vroeger vooral de junkieromantiek die Pontiac naar de naald dreef: ‘Ik zorgde als ik in de trein zat er bijvoorbeeld altijd voor dat mijn spuit uit mijn borstzak stak. Ik vond het echt cool om junk te zijn, helemaal in die sfeer van “Waiting for the man” van The Velvet Underground. Een fantastisch nummer. Als ik dat hoor krijg ik meteen dat gevoel weer: het ritueel van het scoren, de spanning van op de straat naar de dealer toelopen. Achteraf kijk je daar op terug en besef je dat het een sneue bedoening was.’ Serieuze leverproblemen is de prijs die Pontiac voor die wijsheid betaalde.

Spider-Man
Een ander overblijfsel uit die doldwaze tijd is een, inmiddels versleten, tatoeage van de stripheld Spider-Man. ‘Ik ben niet per se een Spider-Man fan, al vind ik het een geweldige figuur. Dat hij Peter Parker heet, dat op Peter Pontiac lijkt, spreekt me ook aan.’
Hoe komt het webhoofd op Pontiacs linkerarm terecht? ‘In 1980 zat ik in café De Trom aan de bar, dat was toen een hotspot op de wallen. Tattoo-artiest Henk Schiffmacher vertelde dat hij een plaatje had van Spinneman dat hij zo mooi vond, dat hij het desnoods voor niets op een arm zou zetten. Toen keek hij mij aan. Ik was niet helemaal fris, dus op een gegeven moment zei ik “Laten we gaan dan.” Sindsdien loop ik dus rond met zo’n Spinneman.’ Pontiac heeft er wel een tijdje spijt van gehad: ‘Toen ik met mijn gezin op Griekse strandjes moest gaan zitten met zo’n grote vleesstempel, vond ik dat wel een tikje gênant.’

Sinds hij op zijn drieëndertigste zijn huidige vrouw en haar kinderen ontmoette, is Pontiac met de harddrugs gestopt, al blijven journalisten ernaar vragen. ‘Ik was een hardwerkende huisvader die de hele dag zat te tekenen om de huur bij elkaar te krijgen en om dan altijd weer geconfronteerd te worden met het feit dat ik die dopey tekenaar was, vond ik uiteraard irritant. Tegenwoordig rook ik overigens nog wel jointjes, want met een stickje wordt het opeens heel aantrekkelijk om een wit vel te gaan vullen.’

Kraut
In 2000 verscheen Pontiacs magnum opus Kraut, over zijn vader die tijdens WOII oorlogsverslaggever was voor de SS en later als roddeljournalist voor damesbladen zijn brood verdiende. De Marten Toonder-jury noemt dit de beste Nederlandse graphic novel ooit. ‘Kraut is een geïllustreerde brief aan mijn vader. Lang niet iedereen vindt het een graphic novel – omdat er geen omkaderde plaatjes met tekstballonnetjes in staan – maar ik wel. Voorin het boek staat een afbeelding van een Grieks sigarettendoosje waarop striplegende Will Eisner aan me schreef dat hij graag zag dat ik ook een graphic novel maakte. Die handschoen heb ik toen opgepakt en Kraut gemaakt.’

Illustratie uit Kraut.

Micky Mouse en Hitler
Al voordat zijn vader Joop Pollmann op mysterieuze wijze verdween in de Daaibooibaai te CuraÇao wilde Pontiac al diens verhaal vertellen. ‘Het is een fantastisch verhaal waar ik allemaal sterke beelden in kon stoppen. Ik vond op zolder ooit zijn oude schetsboek met daarin de Paus en Mickey Mouse, maar ook Mussolini, Hitler en Franco – allemaal helden van mijn vader, de nazi die opgroeide in de heiligenbeeldenwinkel van mijn grootvader. Door zijn verdwijning werd het verhaal alleen maar beter. Ik heb ermee gewacht tot mijn moeder niet meer leefde, ze had de publicatie niet getrokken.’

Door het maken van Kraut kreeg de stripmaker meer begrip voor zijn vader. ‘Toen ik jong was wilde ik helemaal niet met hem over zijn verleden praten. Ik vond gewoon dat hij een nazi was en wilde hem niet steunen door geïnteresseerd te doen. Achteraf heb ik daar veel spijt van. Naarmate je ouder wordt ga je steeds meer zien dat de dingen niet zo zwart-wit zijn.’

De dood
Uitgetekend is de undergroundtekenaar allerminst. Pontiac droomt al jaren van een boek over de dood, wat hij een waanzinnig interessant onderwerp vindt. ‘Ik wil het absoluut maken, zodat wanneer de dood mij komt halen het 1-1 staat omdat ik hem al een keer te pakken heb gehad. Daarbij vind ik het heel erg leuk om skeletten en schedels te tekenen. Er is een prachtig vers van Dylan Thomas waarin hij zijn woede tegen de dood verwoordt: “Rage, rage against the dying of the light.” De klootzak die denkt ons te kunnen halen en het godverdomme ook nog doet. Die emotie zou ik er zeker in verwoorden, maar ook de positieve kant van de dood. Het is natuurlijk tragisch als iemand sterft, maar het is absurd om te doen alsof de dood een vijand is, want er pleit ook van alles voor dat hij een vriend is. In de eerste plaats in de gevallen waarin het leven al helemaal niet leuk meer is, maar wat zou het leven zonder de dood zijn? Hij is de lijst om het schilderij.’

Peter Pontiac: Rhythm
uitgever Oog & Blik/De Bezige Bij

Pontiac, Peter Pontiac
Peter Pontiac werd in 1951 geboren als Peter Pollmann. In zijn strips gebruikt hij namen als Daan Doem en Frankie Lee voor zijn personages. In het echte leven koos hij voor de naam Pontiac omdat hij altijd een hekel heeft gehad aan zijn achternaam: ‘Vanwege mijn vader en dat Duitse met dubbel-l en dubbel-n. Pollmann en Pontiac lijken een beetje op elkaar. Ook kwam ik er ooit achter dat Pontiac de naam is van het laatste Indianen opperhoofd dat zich heeft verzet tegen de blanke krakers van zijn land, de Europeanen.’ Met het automerk heeft het overigens weinig te maken, al krijgt de stripmaker geregeld Pontiac-parafernalia toegestuurd.

Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #37.