Categorieën
Strips

Peter de Wit: ‘Het liefste maak ik krantenstrips’

Peter de Wit verrijkt al meer dan dertig jaar het Nederlandse beeldverhaal met zijn humoristische strips als Sigmund en de series S1ngle en Gilles de Geus (die laatste twee maakt hij samen met Hanco Kolk.) Recent sloeg hij een nieuwe weg in en maakte een grafische novelle over het legenestsyndroom, een onderwerp dat hem nauw aan het hart ligt.

Hanco Kolk en Peter de Wit. Foto: Michael Minneboo.

Stripmaker Peter de Wit (Beverwijk, 1958) weet al meer dan dertig jaar de lachspieren van zijn lezers te stimuleren. Sinds 1994 houdt hij met Sigmund de lezers van de Volkskrant dagelijks een lachspiegel voor. De kleine psychiater met ooglap is misschien wel zijn bekendste creatie, maar uit die strip kwamen ook de populaire Burka babes voort. Met Hanco Kolk maakt De Wit met S1ngle grappen over drie hartsvriendinnen op zoek naar de ware liefde; samen verhaalden ze de avonturen van struikrover Gilles de Geus en creëerden ze het komische duo Mannetje & Mannetje. Met zijn strips heeft De Wit de Nederlandse humorstrip onmiskenbaar verrijkt.

‘Ik ben geboren voor de krantenstrip, die heb ik altijd willen maken,’ vertelt De Wit geestdriftig. ‘In 1979 solliciteerde ik bij stripblad Eppo met krantenstrips, maar daar konden ze bij het weekblad niets mee natuurlijk. Kranten wilden ze ook niet hebben: ik was nog niet goed genoeg. Pas vijftien jaar later ging mijn droom met Sigmund in vervulling. Dat was een soort thuiskomen.’

Ik spreek De Wit in zijn kantoor in het centrum van Amsterdam. Via een onopvallend steegje krijgt men toegang tot het pand waar voorheen een krantenredactie en drukkerij waren gehuisvest. De stripmaker deelt de ruimte met een stempelmaker, fotograaf en vormgever. De dagen dat hij niet thuis werkt, zit hij hier te schrijven en te tekenen. Een computer ontbreekt op zijn bureau, want e-mail en Google leiden maar af. Wel liggen er enkele A4 blaadjes met kleine schetsen en uitgeschreven dialogen voor nieuwe Sigmund-stroken. Soms staan er de contouren van een hele strip. Verder liggen er wat krantenknipsels: inspiratiebronnen voor grappen voor Sigmund. ‘Ik lees veel kranten en tijdschriften en haal mijn onderwerpen uit de actualiteit.’

Meneerke Psi

Vrouwvriendelijke humor uit 'Sigmund'.

Neerlands bekendste striptherapeut debuteerde in 1993 in de Vlaamse krant Het laatste nieuws als Meneerke Psi. Na een paar maanden werd de publicatie echter gestopt omdat men moeite had met de cynische toon. De Volkskrant bleek daar juist voor te vallen.
‘Vooral in het begin had Sigmund altijd het laatste woord of trapte hij de patiënten de deur uit. Dat was allemaal heel cynisch en lik op stuk. Op den duur wordt dat erg voorspelbaar. Nu heeft de patiënt meestal de grap. Ook heb ik Sigmund begrijpender gemaakt. Hij is nu meer de therapeut die vraagt wat men er zelf van vindt.’
In Vlaanderen heeft de strip later nog jarenlang in De Morgen gestaan.

Hollandse humor
In Sigmund doken op een gegeven moment de Burka babes op: de dames gehuld in burka’s dragen steevast een boodschappentas van een supermarktketen waaruit respectievelijk een prei of een stokbrood steekt. Het eerste boekje over de Burka babes is vertaald in het Spaans, Tsjechisch, Engels en Frans. De Italiaanse editie is in de maak. Vanaf het begin kreeg De Wit al veel reacties op de dames, mensen stuurden zelfs hun eigen grappen naar hem op. Volgens de stripmaker zit de aantrekkingskracht van de strip in het feit dat het gaat om huisvrouwen die mopperen over hun man en de nieuwste mode bespreken. Daarbij speelt de discussie rond de multiculturele samenleving in veel Europese landen.

Met de strip laat De Wit zich behoorlijk kritisch uit over de positie van vrouwen in de islam. Bijvoorbeeld met de laatste cartoon uit Polderburka’s waarin Sigmund een moslima gebiedt haar burka uit te trekken om zichzelf te bevrijden van haar gevangenis. De vrouw antwoordt: ‘Dan ben ik niemand,’ en inderdaad: onder de kleding schuilt een grote leegte, geen lichaam te bekennen. Sigmund verzucht: ‘Ja, dat is de kracht van onderdrukking.’
De Wit: ‘Een burka dragen lijkt me heel vervelend. Het is ongemakkelijk, je hebt heel weinig zicht. Je moet ervan zweten, je struikelt erover. Het is letterlijk en figuurlijk een soort gevangenis.’

Toch schuilt er geen maatschappelijke boodschap achter de cartoons. ‘Het is mijn werk om kritisch te zijn en op het randje te lopen. Maar het is geen moslimbashing. Als je hard op de koran inhakt, dan ben je na drie grappen wel klaar. De kracht van de burka babes is juist dat het een vriendelijke strip is. Ik beoog niet iets stichtelijks. Eigenlijk wil ik gewoon lol trappen.’


Of zijn gevoel voor humor typisch Hollands is, weet De Wit niet. ‘Mijn humor is erg geïnspireerd en beïnvloed door Amerikaanse krantenstrips. Dus je kunt zeggen dat het een soort van Amerikaanse ondertoon heeft. Maar het kan best zijn dat Amerikanen het juist heel Europees of Nederlands vinden,’ zegt de stripmaker.

Het beeld van de burka babes dat toch veel weg heeft van zwarte tampons met voetjes, nodigt uit het maken van grafische grappen. ‘Als ik die cartoons teken probeer ik altijd aan het lege en gestileerde van Dick Bruna’s werk te denken.’

Hergé
De Wit vertelt met duidelijk plezier over zijn strips en het maken ervan. Zijn passie voor het beeldverhaal begon, zoals bij zoveel collega’s, al op jonge leeftijd. Hij las stripbladen als Sjors van de Rebellenclub, Robbedoes, Stripschrift en Vivo Magazine, waarin Prins Valiant stond. Met middelbare schoolgenoot Gerard Aartsen startte hij in 1973 het stripinformatieblad Striprofiel. Samen interviewden zij stripmakers. ‘Dat was een interessante leerschool. Ik zag bijvoorbeeld dat strips groter worden getekend dan ze worden afgedrukt.’

Op zijn vijftiende bezocht De Wit met Aartsen de Studios Hergé in Brussel om Bob de Moor te interviewen. De Moor was bijna veertig jaar lang de rechterhand van Hergé, de geestelijk vader van Kuifje die onmiskenbaar zijn stempel op het Europese beeldverhaal heeft gedrukt. ‘Ik ben een van de weinige Nederlanders die Hergé een hand heeft gegeven,’ vertelt De Wit. ‘Tijdens het interview ging opeens de deur open en kwam God binnen. Volgens mij zweefde hij zelfs een stukje boven de grond. De kamer werd ook lichter, zo’n uitstraling had hij. Ik weet niet of hij Vlaams of Frans sprak. Ik denk Vlaams, want mijn Frans was niet goed. Hij vroeg of we al iets te drinken hadden gehad. Een glaasje cola werd ons geoffreerd. Hij was maar even binnen en verdween toen weer. Maar dat was toch wel bijzonder eigenlijk.’

Hoewel De Wit tegenwoordig niet veel strips meer leest, pakt hij nog graag een Kuifje-album uit de kast. ‘Hergé was een geweldige tekenaar en zijn werk heeft een mooie zwart-wit verdeling. In een tekening is het wit net zo belangrijk, net zo vertellend als het zwart. Die tip geef ik gratis weg. Qua inkten is veel wit laten ook nog eens goedkoper,’ grapt de Hollandse tekenaar die ook graag in zwart-wit werkt.

Jochem
Toen De Wit besloot stripmaker te worden, probeerde hij verschillende stijlen uit. Zijn eerste gepubliceerde strip Jochem tekende hij in een soort klare lijn, geïnspireerd op de stijl van De Moor. Toen hij voor Eppo aan de slag ging met de westernstrip Stampede! en later De Familie Fortuin, koos hij voor een meer cartooneske stijl. Hierin zijn duidelijk de invloeden te zien van de verschillende Amerikaanse cartoonisten die hij bewondert. Zoals Virgil Partch (1916-1984), Brant Parker van Tovenaar van Fop, Gordon Bess (Roodoog), maar bovenal Mort Walker van Flippie Flink inspireerden De Wit.

Legenestsyndroom
In diezelfde vertrouwde cartooneske stijl tekende hij Het lege nest. In deze grafische novelle heeft vader Ben het er erg moeilijk mee dat zijn kinderen op kamers zijn gaan wonen. Sindsdien voelt hij zich nutteloos. Ben lijdt aan het legenestsyndroom en moet van zijn vrouw in therapie. Door Ben met een therapeut te laten praten had de stripmaker een middel gevonden om de vader op natuurlijke wijze zijn verhaal te laten vertellen. De Wit houdt namelijk niet van gedachteballons. En dat Sigmund een belangrijke bijrol heeft in de strip is ook logisch: waarom een nieuwe striptherapeut bedenken als je al jaren een succesvol personage hebt?

Met Het lege nest slaat de humorist een nieuwe weg in: voor het eerst maakte hij een persoonlijk beeldverhaal. De Wit had het er namelijk zelf ook moeilijk mee toen zijn zoon en dochter drie jaar geleden op kamers gingen. ‘Ik vind het geweldig om vader te zijn. Wat Ben heeft is misschien wat aangedikt, maar zijn ervaringen en de mijne komen aardig overeen. Als de kinderen het huis uitgaan, sta je als echtpaar elkaar toch even gek aan te kijken. Ik heb daar lang aan moeten wennen.’

Het lege nest moest vooral een dramatisch verhaal worden met een weemoedige sfeer. Toch is het boekje door de tekenstijl en luchtige toon niet zwaarmoedig. Soms komt De Wit erg grappig uit de hoek, al komen de grappen vooral uit de situatie voort en zijn ze niet de kern van de vertelling zoals bij zijn andere stripwerk. Als vader Ben in de strip trots vertelt dat zijn dochter psychologie studeert, merkt Sigmund blijmoedig op: ‘Hele goede studie. Daar zit toekomst in.’

Ondanks zijn jarenlange ervaring als stripmaker en ondanks het feit dat hij co-auteur van de Gilles de Geus-albums is, had Peter moeite met het schrijven van een langer verhaal. ‘Ik ben meer geschikt voor de korte baan, zoals cartoons en krantenstrips. In een krantenstrip moet je veel weglaten in tekst en beeld omdat het verhaal duidelijk moet zijn en de lezer het snel tot zich kan nemen.’

Ambacht
De Wit kreeg hulp van onder meer zijn uitgever en Hanco Kolk, zijn vriend en collega met wie hij sinds 1985 al op succesvolle wijze samenwerkt. ‘Als we S1ngle maken houdt Hanco over het algemeen de verhaallijn in de gaten. Ik ben meer voor de gags, de scènetjes en dat soort dingen. Hanco heeft het scenario van Het lege nest gelezen en stelde hier en daar een plaatje extra voor om de timing soepeler te laten lopen. Ook kwam hij met kleine suggesties die de strip verrijken. Als Ben in de eerste scène de vaatwasmachine uitruimt, heeft hij een theedoek vast bijvoorbeeld. Die tekende Hanco erbij.’

De Wit beschouwde het tekenen van Het lege nest als iets wat hij naast zijn echte werk deed. ‘Toen het boek klaar was, had ik het gevoel dat ik voor het eerst een project had afgesloten. Het werk aan Sigmund, die ik alweer bijna 18 jaar teken, stopt namelijk nooit. Je bent als dagstriptekenaar een soort ambachtsman. Elke dag is er weer een nieuwe krant en daar moet een strip in. Die gagmachine gaat gewoon door. Het komt nooit in me om ermee te stoppen: Ik vind het een geweldige baan.’

Het lege nest is verschenen bij uitgeverij De Harmonie.

Dit artikel is gepubliceerd in Stripgids #27 (2011).

Categorieën
Strips Video

Video Beeldverhaal: Jean-Marc van Tol gidst door het Manga Museum

Strippagina’s horen niet individueel aan een muur te hangen. Wat je in je huiskamer doet moet je zelf weten, maar een klein onderdeel van een verhaal uitlichten voelt gewoon niet goed. Strips zijn immers sequential art, dus de kunst zit hem in de reeks van plaatjes die te samen een verhaal vormen. Daarbij vind ik staand lezen niet fijn. In een museum ben ik dan ook snel verveeld met de vele bordjes vol uitleggende teksten naaste de schilderijen.

Stripmusea hangen natuurlijk vol met pagina’s. Het is best interessant om originele pagina’s te bekijken. Je kunt zien wat de stripmaker heeft aangepast, waar er iets uit de pagina is vervangen voor een nieuwe versie. Heel leerzaam allemaal. Maar toch, strips moet je toch vooral lezen in boekvorm.

Stripliefhebber Noël Slangen houdt in Stripgids #27, die net vers van de pers is gerold, een soortgelijk pleidooi: Een originele pagina betekent niets als ze ons niet doet terugdenken aan een spannend, boeiend of roerend verhaal. Het zijn ambachtelijke half-fabrikaten bedoeld om een verhaal op te roepen,’ schrijft Slangen.

Nee, ik heb niets tegen stripmusea. Allerminst: het stripmuseum in Groningen, hoewel verkeerd gesitueerd daar bovenin het noorden en vooral bedoeld voor gezinsbezoek, geeft een aardig beeld van de Nederlandse mainstream strip. Ook is het altijd leuk om te zien welke merchandise er rondom strips is gecreerd in de loop der jaren. Poppetjes, speelgoed, posters, en dat soort dingen. Het interessants vind ik echter de video’s waarin je over de schouder met de tekenaar meekijkt terwijl hij een pagina tekent. Het maakproces dus.

In de extra video van het televisieprogramma Beeldverhaal, gidst Jean-Marc van Tol ons door de hallen van het Kyoto International Manga Museum. Er komt geen expert aan het woord, Van Tol licht enkele boeiende feitjes uit over de Japanse strip. Het is overigens een museum waar je ook gewoon een strip uit de kast kunt pakken om deze ergens te gaan lezen. Dat blijft toch de beste manier om strips te leren kennen.

Wie meer wil weten of manga, behandelt in aflevering 5, verwijs ik graag door naar specialist Aimée de Jongh. Zij publiceerde een paar jaar geleden een mangagids in stripvorm.

Vanavond gaat Beeldverhaal over de underground strip. De aflevering heet Mr. Natural, al komt Robert Crumb helaas niet zelf aan het woord. Ned 2, 23:05.

Categorieën
Strips

Erik de Graaf: ‘Het thema verlies raakt me’

Van grafisch vormgever en stripmaker Erik de Graaf verscheen recent Scherven, een grafische roman over verlies. De geliefden Victor en Esther verliezen elkaar aan het begin van de Tweede Wereldoorlog uit het oog en ontmoeten elkaar weer in mei 1946. De oorlog heeft hen onherroepelijk veranderd. De Graaf baseerde zijn verhaal deels op oorlogsherinneringen van zijn oom, die voor en tijdens de eerste dagen van de oorlog als soldaat van de 4e Batterij Luchtdoelartillerie op de boerderij van de grootouders van de auteur verbleef.

De Graaf debuteerde op zijn veertigste met de semi-autobiografische strip Verbleekte herinneringen. Daarna volgden nog twee delen, allen inmiddels gebundeld in het album Verzamelde Herinneringen. Na het verstrippen van zijn eigen jeugdherinneringen wilde De Graaf een grafische roman over de Tweede Wereldoorlog maken, een onderwerp dat hem in zijn jeugd al fascineerde.

Later raakte hij ook geïnteresseerd in de oorlog in voormalig Joegoslavië. De Graaf: ‘Ik las bijvoorbeeld dat buren waarvan de een moslim was en de ander christen, altijd fantastisch met elkaar om waren gegaan, maar in de oorlog toch voor zichzelf en hun geloof kozen. Ik vroeg me af hoe dat mogelijk was. Werkt het inderdaad zo dat, als het erop aankomt, je voor jezelf kiest en bij wijze van spreken je beste vrienden in de steek laat?’ De Graaf is geboeid door wat oorlog met gewone mensen doet: ‘Mensen die jong waren aan het begin van de oorlog zijn in feite vijf jaar van hun jeugd kwijt, de tijd waarin je je persoonlijkheid vormt. Het lijkt me verschrikkelijk als je door oorlog familieleden, geliefden en ook je toekomstdromen kwijtraakt. Het thema verlies raakt me.’

Oom Gijs
Het verhaal kreeg een persoonlijke insteek toen de stripmaker Gijs van Dam bezocht, een van de soldaten die tijdens de mobilisatie in de oorlogsdagen bij De Graafs grootouders verbleef en die als soldaat van de 4e Batterij Luchtdoelartillerie de taak had het vliegveld Waalhaven bij Rotterdam te verdedigen. De Graaf: ‘Gijs heeft altijd contact met mijn opa en oma gehouden en na de oorlog goed voor ze gezorgd. Toen ik jong was heeft hij me gestimuleerd iets met mijn tekentalent te gaan doen.’

Toen De Graaf bij Gijs langs ging om zijn eerste stripboeken te laten zien en vertelde dat hij een verhaal over de Tweede Wereldoorlog wilde maken, kwam de oud-soldaat met allerlei spullen uit de oorlogsdagen op de proppen: een dagboekje, foto’s en documenten. ‘Eigenlijk heel bijzonder, want tot dan toe praatte oom Gijs bijna nooit over de oorlog,’ vertelt De Graaf die dankbaar deze gegevens in zijn verhaal verwerkte.

Gijs overleed voordat Scherven af was. Naar wat hij van het boek gevonden zou hebben kan De Graaf alleen raden:
‘Ik denk dat hij zou vinden dat ik de sfeer van die tijd goed heb neergezet. Al komen de soldaten er in mijn verhaal natuurlijk niet heel goed van af. Ze zijn bang en ze kunnen niet veel doen als de Duitsers eenmaal binnenvallen. Uiteindelijk heeft Gijs in Vlaardingen ook alleen maar gevangenen kunnen bewaken. Ik weet niet of hij die kant van het verhaal prettig had gevonden.’ De stripmaker legt uit dat hoofdpersoon Victor ook iets wegheeft van oom Cor, de soldaat die later met de zus van De Graafs vader trouwde. ‘Cor heeft later wel een aantal dingen in het verzet gedaan. Van oom Gijs weet ik dat niet.’

Daarmee hint De Graaf naar het tweede deel van Scherven waar hij nu aan werkt. ‘Tijdens de meidagen is Victor vrij passief. Daarin zit ook iets van mezelf,’ bekent de stripmaker. ‘In verloop van tijd wordt hij steeds kwader en voelt Victor dat hij iets moet doen tegen alle verschrikkingen om hem heen.’


Dieselmotor
De stripmaker herkent zichzelf wel in Victor: ‘Ik ben ook een laatbloeier, zeker als het om strips maken gaat. Ik zie mezelf als een dieselmotor, ik moest op gang komen voordat ik meer mezelf durfde te laten zien. Dat was vroeger wel anders. Toen was ik behoorlijk verlegen en vermeed ik conflicten.’ Door zijn conflictontwijkend gedrag en de stress van het werk raakte De Graaf in een depressie: ‘Ik ontdekte toen dat ik mijn werk belangrijk vind, maar dat ik daarnaast iets nodig heb waar ik me echt in kan verliezen. Iets wat een tegenwicht biedt aan het constant werken met deadlines en het werken in opdracht.’

De Graaf, die altijd een groot liefhebber is geweest van het beeldverhaal, ging strips maken: ‘Ik vond het moeilijk om een onderwerp te kiezen, dus toen ben ik korte verhaaltjes over mijn jeugd gaan maken. Niets bijzonders: klein leed, klein geluk.’ Al snel bleek dat uitgeverij Oog & Blik interesse had. Inmiddels is een Franstalige versie van Uitgeverij La Pastèque onderweg.

Grafische insteek
In de afgelopen vijf jaar werkte De Graaf in de avonduren en in het weekend aan Scherven, naast zijn werk als creatief directeur bij een designbureau. Het resultaat is een zeer gestileerde vertelling in de atoomstijl (een afgeleide van de Klare Lijn-stijl) waar je zijn achtergrond als grafisch ontwerper duidelijk kunt afzien: ‘Het ontwerpen van verpakkingen heeft me getraind om de essentie van een boodschap in een beeld te vatten. Mijn eerste boeken kregen vaak de kritiek dat ik teveel close-ups gebruikte. Dat heb ik nu wat meer gedoceerd. Soms kies ik ook juist een uitsnede die minder voor de hand ligt. Dat kunnen twee handen zijn die elkaar loslaten of aan een broek zitten te friemelen. Op die manier wil ik de lezer laten ervaren hoe de persoon zich op dat moment voelt.’

De Graaf gebruikt in Scherven ook veelvuldig flashbacks. Soms herhaalt hij een bepaalde gebeurtenis, maar visualiseert deze de tweede keer anders:
‘Ik heb geprobeerd te laten zien dat je hetgeen er is gebeurd vaak ook anders kunt bekijken. Als Victor aan Esther vertelt hoe Chris is neergeschoten, suggereert Victor eerst dat hij er alles aan gedaan heeft om Chris tegen te houden. Later laat ik zien dat Victor toen meteen wegrende en voor zichzelf koos. Al vraag ik me af of ik daarin niet te subtiel ben geweest en lezers dat wel opvalt.’

Titel: Vrijdagavond. Bron: Lambiek.net.

Zie voor een uitgebreide making of van Scherven www.erikdegraafcomics.blogspot.com en http://www.stripspeciaalzaak.be/Commentator.php#ErikdeGraaf01.

Scherven van Erik de Graaf is verschenen bij uitgeverij Oog & Blik | De Bezige Bij
(ISBN 978 90 5292 281 0, € 22,90).

Dit interview is gepubliceerd in Stripgids #20.