Categorieën
Strips

Marq van Broekhoven: ‘Dit is de strip die ik het liefste maak’

Striptijdschrift Eppo bevat sinds het eerste nummer van dit jaar de nieuwe strip Jodocus de Barbaar, het geesteskind van stripmaker Marq van Broekhoven, u wel bekend van strips als Peer de Plintkabouter en Marq Denkt – een van mijn favoriete autobiografische strips. Met de publicatie van Jodocus komt er voor de tekenaar een langgekoesterde droom uit.


Vertel eens Marq, wie is Jodokus?
Jodocus is een jonge barbaar, die echter een stuk minder barbaars is dan zijn dorpsgenoten. Hij kan lezen, maar verder kan hij niet veel: boogschieten, zwaardvechten, jagen, vrouwen – het zegt hem allemaal weinig. Maar gedwongen door een hele reeks toevalligheden (noem het: avontuur) gaat dat veranderen.

Hoe ben je op dit concept gekomen?
‘Jodocus ontstond in de jaren 80 van de vorige eeuw, als hoorspel voor de radiopiraat waarvoor ik samen met een vriend en vriendin een bijzonder maf programma maakte. In dit programma staken we de draak met de actualiteit, belden we mensen voor allerlei flauwekul op, draaiden we een enkele plaat en heel veel zelfgemaakte jingles en zonden we dus ook wekelijks een aflevering van ons zelfgemaakte hoorspel uit. Hierin was Jodocus een soort tegenhanger van Conan de Barbaar, met een stemgeluid dat het meest in de richting kwam van Purno de Purno. Als sidekick kreeg hij een zekere Sonya Barbarend naast zich.’

‘Ik kan me nog een episode herinneren waarin ze een kasteel vol met Limbo’s (met zwaar overdreven Limburgs accent) veroverden. Het programma dat na ons kwam werd geproduceerd door rasechte Limburgers daar staken we graag de draak mee. In diezelfde tijd heb ik samen met Anton Damen (co-scenarist van een aantal van Van Broekhovens strips, red.) twee korte strips en een strook van Jodocus gemaakt voor ons eigen tijdschrift Juttemis. Een heuse Oer-Jodocus.’

Conan is dus een van de inspiratiebronnen voor Jodocus.
‘De Oer-Jodocus was een persiflage op Conan (vooral de twee films met Schwarzenegger, die waren ook bekend bij mijn twee mede-hoorspelmakers). Voor de huidige Jodocus laat ik me hooguit inspireren op de oorspronkelijke boeken van Robert E. Howard en verder de strips van Barry Smith en John Buscema. Ik heb Jodocus ontworpen al een soort verkleinde en gedrongen versie van Barry Smiths Conan – maar ik sluit niet uit dat er ook wat restjes Eric de Noorman in het recept geslopen zijn. ‘

De stripmaker poseert...

Waarom heeft het zo lang geduurd voordat Jodocus weer tevoorschijn kwam?
‘Ik heb een dikke twintig jaar de tijd genomen om allerlei ideeën uit te laten kristalliseren. Om een passende tekenstijl, manier van vertellen en inkleuren te vinden. Maar bovenal heb ik gezocht naar een publicatiemogelijkheid voor de ultieme Sage van Jodocus. Het is dan ook de strip die ik al jarenlang het liefst wil maken. Naast mijn droom een graphic novel te maken, wil ik namelijk al jaren aan een vervolgstrip werken. Bovendien is de Eppo-lezer wat ouder en dan kun je ook gelaagder te werk gaan en je als stripmaker meer experimenten veroorloven.’

Hoe is de strip bij de Eppo terechtgekomen?
‘Rob van Bavel (hoofdredacteur van Eppo, red.) heeft een dik jaar geleden bij de start van zijn Eppo-nieuwe stijl gevraagd of ik ook een strip voor het blad wilde gaan maken. Het liefst geen Peer! Daar had ik zelf ook weinig zin in, dus dat kwam goed uit. Aanvankelijk leek het erop dat er alleen nog plaats zou zijn voor korte, afgeronde verhalen, dus daar ben ik me in eerste instantie op gaan richten. Het leek me wel leuk om een strip te gaan maken over een jochie dat geestenstemmen hoort om daarmee in te haken op de vele televisieprogramma’s met aanverwante thema’s, zoals The Ghost Whisperer in zowel Derek Ogilvie als Jennifer Love Hewitt-versie. Ik liep bij De Geestenluisteraar tegen allerlei problemen op en kreeg de strip maar niet van de grond. Weer een doos op zolder gevuld met schetsen, aantekeningen en openingsscènes! Uiteindelijk vielen er allerlei dingen in één klap op hun plaats en ben ik Jodocus gaan uitwerken voor Eppo. In eerste instantie als afgeronde episodes van 6 pagina’s, maar al gauw bleek dat Rob er gewoon een vervolgstrip van wilde maken, dus kon ik lekker mijn gang gaan.’

Wanneer mogen we het eerste album verwachten en wie gaat dat uitgeven?
‘Als het eerste verhaal van Jodocus ten einde loopt, gaan Rob en ik om de tafel zitten. Het ligt er natuurlijk helemaal aan hoe het publiek reageert op deze strip. Maar een album komt er wat mij betreft hoe dan ook. Eventueel bij Silvester of anders in eigen beheer.’

Je lijkt je bij dit verhaal in het bijzonder toe te leggen op de scèneovergangen. Wilde je wat meer experimenteren met deze strip?
‘Ik wil er een eigen strip van maken die wegleest als een redelijk commercieel geval, maar waar de lezer zijn verwachtingen regelmatig bij zal moeten stellen. Zo wordt het niet alleen maar grappig, maar zullen er ook grote dramatische gebeurtenissen voorvallen. Veel clichés van het Sword &Sorcery-genre zullen op onverwachte momenten juist 180 graden omdraaien. En inderdaad: het vertelritme, het kleurgebruik en de ‘montage’ zijn niet helemaal doorsnee. Qua scèneovergangen wilde ik de strip als een gedicht opbouwen. Dat wil zeggen dat ik vaak tekstrijm gebruik als overgang en soms beeldrijm. Ik wil dat scenes vloeiend in elkaar overvloeien, want ik gebruik geen tekstblokken. Dat past niet bij mijn stijl van vertellen.’

Als voorbeeld van beeldrijm noemt Van Broekhoven een scène waarin een glas melk tegen de muur wordt gegooid. De melkvlek op de muur komt aardig overeen met de wijnvlek op het tafelkleed in het eerste plaatje van de volgende scène.

Kun je een paar van die clichés noemen die je op de hak gaat nemen?
‘Bijvoorbeeld de bedreven, aantrekkelijke zwaardvechter/boogschutter als held of het watje als antiheld. Die laatste rol speelt Jodocus nu nog wel, maar hij gaat gaandeweg een hele ontwikkeling doormaken. Een ander cliché is het lieftallige prinsesje dat gered moet worden uit klauwen van de boze macht. In het eerste verhaal blijkt de prinses kanten te hebben die je niet meteen bij een lieftallig prinsesje zou verwachten.’

Verder hoeven we van Van Broekhoven ook geen ‘ze leefden nog lang en gelukkig’ te verwachten, maar details wil hij daarover nog niet kwijt: ‘Een groot deel van mijn plezier in het maken van de strip zit hem in de verrassingen die ik de lezers hoop te gaan geven.’

Hoe zie jij de toekomst van Jodokus? Wordt het een blijvertje waar nog veel albums van gaan uitkomen?
‘Jodocus wordt mijn bekendste strip. Elk jaar tot aan mijn voortijdige dood in 2073 verschijnt er een nieuw album, dat eerst voorgepubliceerd is in het snelst groeiende tijdschrift van Nederland, de Eppo, en de Sage van Jodocus groeit in die tijd uit tot een Begrip: merchandise, fanclubs, you name it – maar nooit ofte nimmer een film! Ik heb namelijk nog nooit een stripverfilming gezien die ik de moeite waard vond.’

Lees ook een interview met Marq van Broekhoven over Marq Denkt.

Bekijk ook de eerste paar pagina’s van Jodocus de Barbaar met uitleg op Van Broekhovens eigen website.

Dit interview is ook gepubliceerd op het stripblog van Zone 5300.

Door Michael Minneboo

Michael Minneboo is een freelance journalist gespecialiseerd in popcultuur, fancultuur, strips, film, online media en beeldcultuur. Hij schrijft over onder andere comics, Nederlandse strips & animatie en interviewt makers uit binnen- en buitenland. Daarnaast geeft hij lezingen en adviseert hij particulieren en bedrijven over bloggen.

5 reacties op “Marq van Broekhoven: ‘Dit is de strip die ik het liefste maak’”

Reacties zijn gesloten.