Categorieën
Strips

Waarom Eisner stopt

De vijf nummers van Eisner staan gebroederlijk naast elkaar in mijn boekenkast. De familie zal echter niet meer worden uitgebreid, want er komt geen zesde editie. Uitgeverij Podium heeft besloten om met het tijdschrift met literaire beeldverhalen te stoppen. Dat is jammer, want daarmee verschraalt de markt van striptijdschriften.

Uitgever Joost Nijsen met het omslag van Eisner #1.

Toen ik in oktober 2008 Jean-Marc van Tol en uitgever Joost Nijsen interviewde over de komst van Eisner zei Van Tol het volgende: ‘Het uitgeven van strips en graphic novels is in Nederland een hels karwei. Dat moet je als je een normale uitgever bent natuurlijk niet doen. Je weet van tevoren dat het een verliesgevende zaak is, want strips zie je bijna niet meer in boekwinkels.’

Je kunt wel stellen dat Van Tols woorden profetisch waren. Uitgever Joost Nijsen geeft ruimhartig toe dat Eisner zakelijk gezien geen succes was. ‘Zelfs met de subsidie die we ervoor kregen was Eisner niet kostendekkend. We kregen voor de eerste drie nummers 10.000 euro per deeltje, maar de verkoop was te laag.’ Volgens Nijsen had het blad ongeveer 250 abonnees. Hetzelfde aantal exemplaren kon Podium kwijt in de boekhandels, verder nog enkele honderden aan stripwinkels en verkooppunten in België. In totaal werden er 1000 exemplaren in de markt gezet, maar lang niet alles werd verkocht. ‘De boekhandels bleven er veel mee zitten,’ zegt Nijsen. ‘Ze begonnen er ook steeds minder in te geloven. Boekhandels hebben tegenwoordig sowieso moeite met de niet- fast moving products en dan vooral literaire tijdschriften.’

De markt voor graphic novels is ook overschat,’ vindt Nijsen. ‘Die markt is onvoorstelbaar lastig. Neem bijvoorbeeld Van Istanbul naar Bagdad: zelfs als er Grunberg en Kolk op het omslag staat, toch twee bekende merken, dan loopt zo’n boek matig. We hebben daar de hulp van de boekhandel bij nodig en die weet er geen raad mee.’

Wisseling van de wacht
Ward Wijndelts was de eerste hoofdredacteur van Eisner. Hij werd bijgestaan door ondere Jean-Marc van Tol. Na twee nummers nam Erik Noomen het over. In december stopte Noomen echter als redacteur bij Podium om als samensteller bij de Madiwodovrijdagshow aan de slag te gaan. Nu zat Eisner zonder redactie. Nijsen: ‘Toen Erik vertrok, stond ik voor de keuze wie nu Eisner moest gaan leiden. Toen ben ik eens goed gaan nadenken of het blad wel voldeed aan de verwachtingen.’

Het grootste probleem van Eisner was misschien wel dat de doelgroep voor de uitgever nooit concreet is geworden. ‘Het was onduidelijk voor ons bij wie het tijdschrift nu eigenlijk aansloeg. Als er nu een duidelijk publiek was geweest dat gemotiveerd was, dan zou ik als uitgever denken dat je tenminste iets heel zinvols doet.’ Nijsen geeft toe dat ze voortdurend zaten te aarzelen tussen de stripliefhebber als doelgroep of de literatuurminnende lezer.

Zonder een specifieke lezer voor ogen te hebben is het ook lastig om een blad te promoten. ‘Behalve de geijkte promotiemiddelen als de literaire pers, kranten- en tv-redacties aan te spreken, gaf Erik ook acte de presence op stripbeurzen. Toch is het ons niet gelukt om flink publiciteit voor Eisner te krijgen.’

Het probleem met korte verhalen
Daarbij kun je je afvragen of van korte literaire verhalen wel een goede strip te maken is van pakweg tien pagina’s. ‘Dat is eigenlijk een heel ingewikkelde opgave. Ik dacht daar in het begin wat lichtzinnig over,’ bekent Nijsen. ‘Vanuit artistiek oogpunt twijfelden we ook over wat er logisch was. Klopte de vorm van ongeveer zes verhalen in een blad van 80 pagina’s wel? Stripliefhebbers willen ook een ander soort blad volgens mij. Met rubrieken, tips en artikelen. Maar met die elementen zou Eisner veelzijdiger en actueler geweest, maar dan was het blad weer te veel gericht zijn op de stripliefhebber terwijl wij meer lonkten naar de literaire lezer.’

Toch is de uitgever wel trots op de vijf nummers: ‘Het was een mooi laboratorium waarin het aangenaam toeven was.’ Het verdwijnen van Eisner betekent ook dat Podium zich minder met strips gaat bezighouden. ‘Het is het einde van een periode waarin ik het beeldverhaal echt naar voren trok,’ zegt Nijsen. ‘Maar,’ vervolgd de uitgever, ‘ik heb geleerd dat je nooit heel stellig moet zijn. Je zult zien dat er over een halfjaar iemand langskomt met zo’n fantastische graphic novel, dat alle aarzelingen die we bij het genre hebben, opslag vervallen en we dat het met groot enthousiasme uitgeven.’

Ook gloort er nog enige hoop aan de horizon: ‘Het heeft iets heel frustrerends om zoiets moois te stoppen. We brengen het blad niet meer uit, maar ik heb het merk Eisner nog niet opgeheven. Het is denkbaar dat ik op een gegeven moment met een nieuwe vorm terugkom. Misschien dat ik over anderhalf jaar denk dat we als App terug moeten komen.’

Wat vind jij van het verdwijnen van de Eisner? Is het jammer of missen we er niet veel aan?

Bonus-video: In 2008 begonnen Joost Nijsen en Jean-Marc van Tol hoopvol aan het Eisner-avontuur:

Door Michael Minneboo

Michael Minneboo is een freelance journalist gespecialiseerd in popcultuur, fancultuur, strips, film, online media en beeldcultuur. Hij schrijft over onder andere comics, Nederlandse strips & animatie en interviewt makers uit binnen- en buitenland. Daarnaast geeft hij lezingen en adviseert hij particulieren en bedrijven over bloggen.

24 reacties op “Waarom Eisner stopt”

Ik heb Eisner niet ervaren als een literairestripmagazine/blad/comic of wat dan ook.
Ik werd er niet hebberig van, het nodigde mij niet uit tot lezen. Voor mij was het gewoon een stripboekje met mooie omslagen, dat wel, maar verder maakte het geen indruk op mij. Geen lees en kijk genot.
Ik heb het nooit gekocht.

Ik vond de nummers die ik gelezen had (de eerste jaargang, waren dat er drie of vier?) erg teleurstellend. Er zaten af en toe wat leuke dingen tussen, maar te duur, te veel voorpublicaties van hoofdstukken uit langere boeken (ik kreeg af en toe het idee dat het tijdschrift door uitgevers/stripmakers meer als reclame werd beschouwd voor hun eigen uitgaven), te veel adaptaties van bestaande verhalen (iets waar nederlandse strips sowieso veel te veel last van hebben) en te veel oude buitenlandse strips als nieuw werk gepresenteerd. mooi vormgegeven, dat wel, maar ik kijk er totaal niet vanop dat ze er mee op houden.

Wow, ik schrok wel van de financiën erachter. Ik dacht dat Plots met meer geld voor reclame misschien meer zou verkocht hebben en/of langer bestaan zou hebben. Maar blijkbaar doet reclame geen knijt uit als ik dit hier lees.

Langs een kant is het misschien appelen met peren meer ik vond het toch een interessante oefening:

Voor Plots kregen we 28.000 euro subsidie voor 12 nummers, die we aan 5 euro (9 nrs.), 7 euro (2 nrs.) en 10 euro (1 superdik nr.) verkochten en we verkochten zo’n 600 exemplaren van elke editie.
Plots telde 11 keer 84 pagina’s en 1 keer 148 pagina’s.

Eisner kreeg 30.000 euro subsidie voor 5 nummers, werd verkocht aan 15 euro en verkocht 1.000 exemplaren van elk nummer.
Eisner telde 72 pagina’s.

Plots draaide min of meer break-even maar gaven geen geld uit.

Eisner draaide verlies maar betaalde wel hun auteurs en gaven geld uit aan reclame.

En inzake de inhoud. Een stukje uit een recensie die ik schreef over Eisner:

“Het ligt namelijk voor de hand dat de opmerkzame tegenstander van de strip hier het voer in de mond wordt gegeven: “Als strips ook literair kunnen zijn, waarom hebben ze dan nood aan boekenschrijvers om hun verhalen te bedenken?”

Het toe te juichen streven van Eisner is echter om de boekenlezers de stripwereld in te trekken en dat moet men nu eenmaal met het juiste aas doen. Eisner gaat een gewaagde split aan: het ene been in de stripwereld, het andere in de literaire wereld. Voor het eerst in vier nummers slagen zij daarin zonder liesbreuken of andere metaforische verwondingen.

Verder staan in Eisner ook voorpublicaties van “De wraak van Bakamé” van Jeroen Janssen en Pieter van Oudheusden en “Ik, God en mijn oma” van Edith Kuyvenhoven. Ook een soort van grand ecard: voor diegene die er onbekend mee is een goed lokkertje en een bewijs dat de boeken het aankopen waard zijn, voor de beter ingelichte fan een klein beetje verspilde pagina’s want die heeft er al weet van en heeft ze al omcirkeld op zijn/haar lijstje. “

Hey Peter, bedankt voor je inhoudelijk toevoeging en de vergelijking met Plots. Dat maakt de zaak weer inzichtelijker. Ik kan me ook goed vinden in je opmerkingen wat betreft de voorpublicaties.

Hoe mooi een aparte glossy met korte en lange grafische verhalen ook is, de beste manier voor dit genre van de strip, maar dat geldt ook voor andere genres, een groot publiek te bereiken, is voorpublicatie in de publieksbladen. En dan bedoel ik ook een blad als Hollands Diep. Anders blijft het genre beperkt tot een klein publiek. Daar is opzich niets mis mee, maar de ambitie is om groter te worden, meer potentiele liefhebbers te bereiken, laten zien hoe mooi strips zijn. Bij de stripinformatiebladen is plaats, misschien zelfs in stripbladen als Eppo en Por Dios, maar dat is niet het doel. Door die voorpublicatie gaat de boekhandel er waarschijnlijk ook meer in geloven. Blijkbaar is het uitgeven van grafische romans door literaire uitgevers geen garantie op succes.

Overigens heeft Nederland een rijke traditie op het gebied van literaire stripbladen, die al in de jaren zeventig begonnen is met, bijvoorbeeld, Baberiba. Daarna kwamen, in willekeurige volgorde, Gummi, Titanic, De Toestand, Wordt Vervolgd, Xtra, Pulpman, Zone 5300 enz enz.

Ach, de eeuwige poging om de gunsten van de literaire lezer te winnen.
Ik zie hierboven een lijst staan van allerhande blaadjes die literair genoemd worden. Degene die nog bestaan zijn veelal marginaal. Zowel qua oplage als qua inhoud.
Misschien wordt het gewoon eens tijd om toe te geven dat strips geen literatuur zijn. Ze zijn het ook nooit geweest. Strips zijn een andere vorm van verhalen vertellen. Waarom zou je jezelf moeten meten met een moeilijk te definieren iets als ‘literatuur’?

Fuck de literaire lezer. Als ‘HP/De tijd’ of ‘De Volkskrant ‘niet de zegen aan een bepaalde ‘graphic novel’ geven dan zullen ze er met een grote boog omheen lopen.

Bied ruimte aan goede verhalen die gebruik maken van de kwaliteiten van het medium. Wees je eigen maatstaf.

Ik sluit me aan bij de woorden van Dennis. Literaire lezers winnen voor de graphic novel is een zinledige bezigheid. Strips en graphic novels worden hoofdzakelijk gelezen door mensen die met strips zijn opgegroeid en heen en weer switchen tussen ouderwetse strips en dat ‘nieuwe’, veelbesproken genre. Het is vergelijkbaar met een kennis die mij probeerde te interesseren voor autobladen en me liet zien wat er allemaal voor moois in omloop is. Hij deed zijn best, maar … het onderwerp interesseert me gewoonweg niet. Ik wil het niet weten en niet zien. Zo is het ook met de graphic novel. Probeer mensen niet van iets te overtuigen waar we ze niet van willen weten. Daar had Eisner een beetje last van. Hinken op twee gedachten en daardoor beide groepen niet kunnen boeien. Tussen wal en schip raken. Zoiets.

Als je ziet wat in NL voor literatuur doorgaat… Een vertaling voor graphic novel, is volgens mij gewoon uiteindelijk: strip met inhoud. De reden dat Eisner niet meer bestaat weet ik nit. Maar feit is dat lezers zich niet meer laten vangen in een genre.

Je gn-doelgroep moet zijn: mensen die van mooie dingen houden. Daarom moet een graphic novel er van binnen en van buiten perfect afgewerkt uitzien.

Reacties zijn gesloten.