Categorieën
Striprecensie Strips

Marvel 1602: Marvelhelden in een historisch jasje

In Marvel 1602 verplaatst Neil Gaiman bekende iconen van het Marvel universum naar het titeljaar, de tijd waarin koningin Elizabeth heerst over Engeland en waar magie, bijgeloof en wetenschap hand in hand gaan.

De oerknal van het Marvel universum zoals de superheldenliefhebber dat nu kent, vond in 1961 plaats toen Stan Lee en Jack Kirby The Fantastic Four creëerden. Dit viertal superhelden moest een antwoord zijn op The Justice League of America van concurrent DC en bood bovendien een nieuwe invalshoek op het genre: Lee bedacht helden van vlees en bloed die net zo goed met dagelijkse problemen te kampen hebben als boze buitenaardse krachten en criminelen. Al snel volgde een succesvol arsenaal aan superhelden met hetzelfde achterliggende idee.
Het einde
In Marvel 1602 verplaatst de gerenommeerde auteur Neil Gaiman bekende iconen van het Marvel universum als Spider-Man, de X-Men, Daredevil, en Dr. Doom naar het titeljaar, de tijd waarin koningin Elizabeth heerst over Engeland en waar magie, bijgeloof en wetenschap hand in hand gaan. Het einde der tijden lijkt nabij: er heersen vreemde weersomstandigheden en steeds vaker duiken er jongeren op met bovenmenselijke gaven die als duivelsgebroed verketterd worden. Als het leven van de koningin wordt bedreigd door gevleugelde handlangers van de gestoorde tiran Von Doom, is het aan inlichtingenofficieel Sir Nicholas Fury, hofmagiër Stephen Strange en hun bondgenoten om de mysterieuze oorzaak van deze gebeurtenissen te ontrafelen en het einde van de wereld te voorkomen.

Gaiman is niet de eerste de beste: zijn Sandman-reeks mag tot de klassiekers onder de comics genoemd worden; als romancier van boeken als American Gods en kinderboeken als Coraline en The Graveyard book heeft hij een stevige reputatie als het gaat om het schrijven van boeiende sciencefictionverhalen. Toch vertilt de Engelse schrijver zich aan 1602, dat door de vele dialoogscènes een log verhaal is geworden en maar langzaam op stoom komt. Gaiman zet een boeiende sfeer neer, maar voor een superheldencomic zijn de actiemomenten schaars en kortstondig.

Het idee om de overbekende iconen in een zeventiende-eeuws jasje te steken roept in beginsel nieuwsgierigheid op: hoe zien de superhelden er in deze setting uit en wat is hun rol in het geheel? Soms weet Gaiman met simpele doch leuke alternatieven te komen: The Fantastic Four hebben hun space-shuttle ingeruild voor een zeewaardig schip en zijn verder redelijk hetzelfde gebleven. Daredevil is een blinde, Ierse troubadour. Peter Parker is het hulpje van Fury, maar is in de versie van Gaiman inwisselbaar met ieder ander personage. Niets van wat Peter uniek maakt zie je in deze strip terug. Een gemiste kans.

Streepjes
Het tekenwerk van Andy Kubert werd niet geïnkt maar direct door Richard Isanove digitaal ingekleurd. Het effect hiervan is dat de lijnen veel zachter zijn. In combinatie met het gekozen kleurenpalet wordt het romantische beeld van de verhaalsetting hierdoor versterkt. Net als bij de comic Origin, waarin boeiend de oorsprong van Wolverine uit de doeken wordt gedaan, gebruikt Isanove diagonale streepjes door alle tekeningen heen om zo ‘een schilderachtig effect’ te creëren. Deze techniek wekt echter vooral irritatie op.

Marvel 1602 werd in 2003 gepubliceerd als achtdelige reeks en kreeg later enkele vervolgen. Nona Arte publiceerde dit jaar de Nederlandstalige trade paperback.

Neil Gaiman, Andy Kubert – Marvel 1602
(Nona Arte, €19,90)

Categorieën
Film Strips

Screentest van The Green Goblin

Promotiefoto voor Spider-Man (Sam Raimi, 2002)

Kun je je dat plastic masker nog herinneren dat Willem Dafoe ophad toen hij The Green Goblin speelde in de eerste Spider-Man-film? Het masker maakte hem nogal expressieloos. Niet iedereen was er blij mee.

Deze week kwam ik een screentest tegen op Spider-Man Crawl Space, waarin duidelijk te zien is dat men eerst aan een look voor de schurk dacht die veel meer overeenkomt met die uit de comics. Deze optie had Dafoe meer expressiemogelijkheden gegeven dan het plastic masker.

Production designer Neil Spisak zei indertijd het volgende over het aankleden van The Green Goblin:

‘[The Goblin] proved to be a difficult character to translate in that we didn’t want to go too far into unreality. Obviously, it’s based on a comic book, so it’s pushed some, but the idea that there was a human being there was important to Sam. What was clear was that there wouldn’t be a change in the way Norman Osborn looked when he became the Goblin, that it had to do with a mental change and putting on a costume.’ Bron: Behind the mask of Spider-Man, geschreven door Mark Cotta Vaz.

Het kostuum van The Green Goblin uit de Spider-Man comics zou niet misstaan op een Halloweenfeestje. Het wordt echter ongeloofwaardig als een zakenman als Norman Osborn daar in gaat rondvliegen, ook al is hij dan gek geworden.

Om het dragen van superheldenkostuums geloofwaardig te maken in de film, moet er een goede reden gesuggereerd worden, anders rijmt dit niet met de psychologie van de personages. In de film zijn het pak en de glider door Oscorp ontworpen in opdracht van het Amerikaanse leger, om een aanvalseenheid van supersoldaten te creëren. Het pak is een soort van harnas, ontworpen om de piloot van de glider te beschermen. The Green Goblin uit de film heeft daarom een meer technologische look dan zijn evenbeeld uit de comics. Het masker is in de comic flexibel en biedt de drager expressiemogelijkheid. In de film is dit een hightech masker/helm dat nog wel enkele kenmerken heeft van het masker uit de strip: de puntoren, een lange kin, kromme neus en de enge grijns. Het idee zou Osborn hebben gekregen van zijn collectie ceremoniële maskers, die tentoongesteld staan in zijn studeerkamer. In de film wordt dus een logische reden gegeven waarom Osborn het kostuum draagt en voor het uiterlijk ervan: Osborn steelt het pak en de glider nadat hij The Green Goblin geworden is – hij ontwerpt een masker om zijn identiteit te beschermen.

Dat gezegdhebbende, had een variant van het masker dat meer lijkt op wat we in bovenstaande video, me ook interessant geleken. Al zijn de ogen in dit masker wel erg doods.

Categorieën
Film

Filmposter: The Amazing Spider-Man

Het duurt nog tot juli volgend jaar voordat de film uitkomt, maar ondetussen is The Amazing Spider-Man buzzend op het interpret. Op Marvel.com is  van de week de poster van de film gepubliceerd. Ik vind het een spannend stukje grafiek. De tagline maakt nieuwsgierig, al het het volgens mij ‘The retold story’ moeten zijn, aangezien de oorsprong van het webhoofd nogmaals uit de doeken wordt gedaan. Het verhaal wordt weliswaar geüpdatet, maar toch.

Categorieën
Fotoblog

Spidey

Voor mijn werk lees ik strips in allerlei genres. Met veel plezier uiteraard, al voelt het soms ook wel als leeshuiswerk. Ik had van de week eindelijk weer eens tijd om de stapel Spidey comics te lezen die al een tijdje op me lag te wachten. Dat verveelt nooit.

Categorieën
Strips

Jeugdhelden: Kuifje versus Spider-Man

Vorige week sprak ik op het KLIK Animatiefestival met Gert Jan Pos, tot voorkort de stripintendant van het Fonds BKVB. We hadden het over jeugdhelden.

Kuifje is Gert Jans grote jeugdheld en hij sprak dan ook enthousiast over The Adventures of Tintin van Steven Spielberg die nu in de bioscoop draait. Tot op heden heb ik de film nog niet gezien en ik sta er ook niet echt om te springen.

Een hele generatie heeft de creatie van Hergé als jeugdheld. De stripmaker wordt door vele volksstammen op handen gedragen. Ik snap als stripkenner prima wat er zo goed is aan het werk van Hergé, toch is Kuifje nooit een van mijn favoriete striphelden geweest. Ik vind het maar een saaie en bovenal seksloze held. Te braaf en hij lacht nooit. De bijfiguren uit de strip maken een hoop goed, maar ik ben toch meer geïnteresseerd in helden die wat diepgang hebben of een interessant karakter. Ook ben ik geen grote fan van de klare lijn.

Overigens heb ik laatst wel een heel interessant boek over Kuifje gelezen: Kinderen van Kuifje. Een dikke bundel interviews van de Belgische stripjournalist Toon Horsten die spreekt met stripmakers en anderen die betrokken waren bij de weekbladen Tintin en Kuifje en stripmakers als Charles Burns die geïnspireerd zijn door de strips van Hergé en de zijnen. Het boek schets een boeiend beeld van de stripcultuur in Vlaanderen in de jaren na de Tweede Wereldoorlog.

Mijn grote jeugdheld is toch wel Spider-Man van Stan Lee en Steve Ditko. Peter Parker is wat mij betreft een interessantere stripheld dan Kuifje: veel menselijker, een complex personage en daarom boeiender. Andere jeugdhelden doen me tegenwoordig niets meer. Ik hoef geen strips over Transformers of GI Joe te lezen. Ook Knight Rider is voltooid verleden tijd. Maar sommige strips uit mijn jeugd sla ik nog wel graag open, zoals Lucky Luke, Asterix en Bommel. De laatste tijd word ik juist weer door de strips uit mijn jeugd aangetrokken. Soms word ik door die oude verhalen blij verrast. Kwaliteit blijft immers lang houdbaar.

Spider-Man volg ik nog steeds op de voet. Ik lees alle nieuwe nummers van Amazing Spider-Man en ik hou graag bij wat er in het Marvel Universum gebeurt. Het leven van Peter Parker blijft mij fascineren. Zo nu en dan geef ik er zelfs een lezing over. Sommige jeugdfascinaties laten je nooit meer los. Sterker nog: ik weet zeker dat Spider-Man tot ver na mijn dood nog in de papieren versie van New York zal rondslingeren.

Ik vind dat een troostende gedachte.

Welke jeugdheld houdt jou nog steeds bezig?

Categorieën
Film

De prachtige titelsequenties van Kyle Cooper

Illustratie: Merel Barends

De kans is groot dat je wel eens het werk van Kyle Cooper hebt gezien, zonder dat je je ervan bewust was dat het zijn werk was. Cooper is een van de beste filmtitelsequentie-ontwerpers van deze tijd. Hij maakte de titelsequenties van meer dan honderd films, onder andere die van Se7en en de Spider-Man-films van Sam Raimi.

“Oh, dat werk!” Precies!

In onderstaand video-interview vertelt hij over zijn werk en zijn aardig wat voorbeelden van zijn titels te zien. Wat mij erg aanspreekt is dat hij fysieke effecten boven de digitale trukendoos prefereert. Op die manier ontstaan er toevallige ongelukjes die heel goed kunnen uitpakken.

Kyle Cooper interview (1/2) – Watch the Titles from SubmarineChannel on Vimeo.

Het interview is onderdeel van het project Forget the film, Watch the titles van Submarine Channel. Het project is puur gericht op titelsequenties. En dat zijn soms ware kunststukjes op zich. Ze maken je lekker voor de film die komen gaat. Ze geven een indruk van de film en de sfeer van het verhaal dat je gaat zien. Ze helpen je als het ware de drempel over waardoor je van de echte wereld de filmwereld in kunt stappen. Soms geven ze een impressie van wat er zich in het vorige verhaal heeft afgespeeld, zoals de titelsequentie van Spider-Man 2 die prachtige tekeningen van Alex Ross bevat.

Als kind was ik zeer onder de indruk van de James Bond titelsequenties van Maurice Binder. Die kon je zondermeer apart inlijsten en aan de muur hangen.

Ik werd op de video gewezen door een blogpost van Liselotte Doeswijk over het Playgrounds festival.

Categorieën
Strips

Geen FredX Den Haag

Helaas. Soms zit het mee en soms zit het tegen. De organisatie van FredX Den Haag heeft vanavond laten weten dat het feest niet doorgaat.

Op de site is het volgende te lezen:

Helaas zijn we genoodzaakt FREDxTheHague die we voor donderdag 13 oktober 2011 gepland hadden te moeten cancelen. Op voorhand, via de voorverkoop, zijn er te weinig kaarten verkocht.
We gaan in beraad. En als we nieuws hebben, melden we dat hier.

Helaas mensen, maar het is niet anders.

Karin Ramaker en Marco Raaphorst

Ik zou op FredX een praatje houden over hoe ik in New York op zoek ging naar de voetsporen van Spider-Man. De lezing ligt klaar, de powerpoint is gemaakt. Nou ja, die komen vast nog wel eens van pas. Wel jammer, ik keek ook erg uit naar de andere sprekers.

Categorieën
Strips

Praten over Spider-Man op FredX

Donderdag 13 oktober vindt in Den Haag de eerste editie van FredX plaats. Ik ben een van de sprekers en ga de toehoorders trakteren op een verhaal over mijn bedevaart naar New York. Mijn zoektocht naar sporen van Spider-Man.

In 2009 reisde ik af naar New York en bezocht locaties uit de strips van Spider-Man. Het huis waar hij in opgroeide, de plek waar zijn vriendin Gwen Stacy werd vermoord en het stadhuis waar Peter Parker met Mary Jane trouwde. Ook speurde ik de wijk Chelsea af naar het huis waar hij in de jaren tachtig woonde. Het was een levensverrijkende ervaring en ik ga op FredX vertellen waarom.

Naast mij zullen er nog drie anderen spreken.

Josephine Bronsgeest is online producer en forumcoördinator workscouncil bij RTL Digital Media. Josephine gaat vertellen wat haar weblog voor haar betekent heeft tijdens de vermissing van haar zoon. Wat zij wel en niet wilde schrijven, haar twijfels en worstelingen om het zo te openbaren. Wat betekent op zo’n moment zoiets als een weblog? Dat wordt dus een indringend en persoonlijk verhaal.

Arthur van de Graaf gaat het in essentie hebben over de wijze waarop wij ons een beeld vormen van de wereld. We hebben allemaal een bepaald beeld bij andere landen en daarmee vormen wij ons ook een beeld van de mensen die daar wonen. Het is maar de vraag hoe dat beeld tot stand is gekomen, wat voor beelden hebben wij van dat land gekregen en van wie.
Krijgen wij beelden die een nieuwswaarde hebben omdat er een oorlog, een ramp of iets anders in het nieuws komt of krijgen we beelden te zien om ons geld te laten doneren? Krijgen wij wel een normaal beeld van de wereld? Het is zijn doel om een objectief beeld te krijgen van de wereld, niet gestuurd door commerciële- of nieuwswaarde. Foto’s gemaakt door kinderen in de leeftijd van 10 jaar die zelf bepalen wat ze fotograferen om ons hun leven te laten zien.

Arthur van Westerop is webredacteur Radio 2 & 5. De combinatie Radio & Internet is zijn werk en zijn passie.

De locatie is Club 330live, Korte Molenstraat 2 in Den Haag. Deuren open vanaf 19:30 uur, FREDx begint om 20:00 uur. Het aantal plaatsen is beperkt. Entree aan de kassa zal 7,50 euro zijn.

FredX Den Haag wordt georganiseerd door Karin Ramaker en Marco Raaphorst. De creatieve geesten achter Blog-art. FredX is de afgeleide van TED. Het draait bij TED om inspirerende verhalen. Ook in andere landen en steden worden TED-presentaties georganiseerd onder de noemer TEDx. FredX onderscheidt zich van TED in de taal: er wordt die avond gewoon Nederlands gepraat en dat is ook wel eens leuk.

Categorieën
Striprecensie Strips

Striprecensie: Kravens laatste jacht

Kravens laatste jacht is een zesdelig verhaal dat in 1987 liep in de series Amazing Spider-Man, Spectacular Spider-Man en Web of Spider-Man. Het verhaal is als album in het Nederlands uitgegeven door Nona Arte.

Kravens laatste jacht speelt zich af in de eerste weken van Peter Parkers huwelijk met Mary Jane. Dat zou een rooskleurige periode moeten zijn, maar niet in het leven van Spider-Man. Kraven de Jager slaagt er eindelijk in Spider-Man te verslaan en terwijl deze levend begraven in een kist ligt, neemt Kraven de plaats in van het webhoofd. Hij weet zelfs Vermin te verslaan, een ratachtig wezen dat Spidey nimmer solo wist te neutraliseren. Na twee weken ontwaakt het webhoofd en graaft zichzelf uit om vervolgens de jager met zijn daden te confronteren.

Kravens laatste jacht is een bloedserieus verhaal geschreven door J.M. DeMatteis en getekend door Mike Zeck. DeMatteis kruipt in het hoofd van de personages en maakt de lezer deelgenoot van hun gedachtes en vooral hun angsten. DeMatteis gooit het dus over de psychologische boeg en levert een boeiend, zij het zeer somber script af. DeMatteis schrijft bombastisch: het dondert en regent de hele strip door tot de eindoverwinning op het kwaad wordt onderstreept door een zonnig ochtendgloren.

Beestachtig
Een belangrijke verdienste van DeMatteis is dat Kraven diepgang krijgt. Kraven was tot dit verhaal uitkwam altijd een beetje een tweederangs Spider-Man schurk. Een soort van snobistische Tarzan van Russische komaf, die jacht maakt op Spider-Man maar keer op keer door hem verslagen wordt. In de versie van DeMatteis blijkt Kraven een getormenteerde ziel die probeert zijn eer terug te winnen. In zijn waanideeën kan dit alleen maar door de rol van zijn vijand over te nemen en deze beter te spelen dan Spider-Man zelf.

De ironie wil dat hier sprake is van een schijnoverwinning. Kravens versie van Spider-Man is meedogenloos. Tijdens het bestrijden van de misdaad vallen er dodelijke slachtoffers. Zijn Spider-Man is ontdaan van alle menselijkheid die Peter Parker in zich heeft en tot een held maakt. De jager van wilde beesten is er echter zelf een geworden.

Modegril
De grimmige toon van Kravens laatste jacht sloot indertijd goed aan bij de andere Spider-Man verhalen die uitkwamen. Halverwege de jaren tachtig was de toon van superhelden comics over het algemeen wat cynisch en serieus. Een trend die werd ingezet door het enorme succes van strips als The Dark Knight Returns van Frank Miller en The Killing Joke geschreven door Alan Moore, maar ook Watchmen van dezelfde schrijver. Ook het leven van Spider-Man kende toen veel donderwolken. Een van zijn vrienden, Net Leeds, was net overleden en een tijd lang leek het erop alsof hij de Hobgoblin was – een van de sterkste vijanden van die tijd. Peter Parker had net een grimmige gangsteroorlog achter de kiezen en vroeg zeer serieus af of het niet tijd was om zijn web aan de wilgen te hangen. En laten we eerlijk zijn: levend begraven worden is geen pretje. Dit avontuur heeft dan ook behoorlijke littekens achtergelaten op de ziel van Peter Parker.

Het krachtige tekenwerk van Zeck past goed bij de serieuze toon. Zeck gebruikt filmische middelen: zo deelt hij doorlopende acties op in aansluitende kaders, getoond vanuit hetzelfde camerastandpunt.

Nona Arte heeft de comic uitgebracht in een stevige kaft. Gedrukt op glad papier komen de pastelachtige kleuren op de strippagina’s mooi uit. Alleen jammer dat op sommige pagina’s de tekeningen wat onscherp zijn afgedrukt. Peter de Bruin is verantwoordelijk voor de prima vertaling.

Jean Marc DeMatteis & Mike Zeck – Kravens laatste jacht
Nona Arte, € 16,50
ISBN 978-88-97062-04-2

 

Categorieën
Strips

Stripmaker Minck Oosterveer overleden

Vanmorgen hoorde ik het schokkende nieuws dat stripmaker Minck Oosterveer is overleden. Hij is zaterdag verongelukt op zijn motor. Minck was slechts vijftig jaar.

Foto: Michael Minneboo

Oosterveer werd bekend door zijn krantenstrips voor De Telegraaf (Zodiak en Nicky Saxx) en maakte de afgelopen drie jaar nieuwe avonturenverhalen voor Eppo. Samen met zijn vaste scenarist Willem Ritstier maakte hij Ronson Inc. en De kronieken van de Buitenring, een spin-off van de populaire reeks Storm.

Ik heb Minck in de laatste anderhalf jaar een paar keer beroepsmatig gesproken. Vorig jaar zaten we boven stripwinkel Sjors in Dordrecht om te praten over de western Ronson Inc. Het was een boeiend gesprek waarin van alles ter sprake kwam en waarin we ook gelachen hebben. Tijdens die gesprekken kwam zijn passie voor het stripmaken duidelijk naar voren. Minck was mijns inziens echt een rastekenaar. Op Facebook plaatste hij vaak schetsen en tekeningen in opdracht, zoals vorige week nog een reeks prachtige Batman-prenten. Altijd leuk om te zien en te volgen.

Dit jaar kreeg Minck de stripschapprijs voor zijn gehele oeuvre. Vanwege zijn staat van dienst als krantenstripmaker, maar ook omdat Minck een van de weinige stripmakers in Nederland was die een realistische stijl hanteerde. Hij had een tekenhand die je goed herkende, een unieke eigen stijl.

Eerder dit jaar bleek dat Minck steeds meer vastere voet aan de grond kreeg in de Amerikaanse comicswereld. Hij had natuurlijk met Mark Waid al een paar delen van The Unknown voor Boom! gemaakt, maar nu maakten ze samen ook de Victoriaanse detectivestrip Ruse voor Marvel. En, iets wat ik zelf erg bewonderenswaardig vond, Minck tekende een deel van het Spider-Island verhaal dat deze zomer gepubliceerd wordt. Een Nederlandse stripmaker die kan werken in de Amerikaanse comicsindustrie is net zo zeldzaam als een Nederlands acteur die het maakt in Hollywood. En dan nog Spider-Man tekenen ook. Erg bijzonder vond ik dat.

Kort geleden vertelde hij nog vol plezier over de tour die hij maakte langs de Amerikaanse uitgevers. Voor Minck was het grote avontuur net begonnen. Ook op Stripfestival Breda dit jaar stond er een lange rij fans te wachten om een tekening van Minck te bemachtigen.

Ik vind het een groot gemis voor de Nederlandse en Amerikaanse strip dat we deze vakman moeten missen. Vanaf deze plek wens ik zijn vrouw en dochters, en andere nabestaanden heel veel sterkte.

Categorieën
Strips

Spider-Man: Alledaagse problemen van een webhoofd

Spider-Man is al jaren het boegbeeld van Marvel Comics en de meest geliefde superheld uit hun stal. De aantrekkingskracht van deze held schuilt niet alleen in zijn spinnenkracht. Juist zijn kwetsbaarheid maakt hem menselijk en daarmee populair.

Ik lees Spider-Man-strips sinds ik een jaar of zeven, acht was. Hoewel ik tegenwoordig nog zelden een Lucky Luke oppak of andere striphelden waar ik als klein joch aan verknocht was, hebben de verhalen over het Amerikaanse webhoofd me nooit meer losgelaten.
John Romita Jr. heeft ooit gezegd dat Peter Parker als een familielid voor hem was. Zijn vader tekende de Spider-Man-strips in de jaren zestig en zeventig en de jonge John keek op de tekentafel mee. Ook woonden Peter en hij in dezelfde wijk, Queens, dus leek het net alsof Peter een soort buurjongen was.
Dat was voor mij niet het geval, opgroeiend in een klein stadje in Nederland. Toch heb ik altijd een soort verwantschap gevoeld met Peter Parker. Volgend jaar is het 50 jaar geleden dat Steve Ditko Spidey voor het eerst op papier zette. Waarom is hij in al die jaren zo populair gebleven?

Alledaagse superheld
Spiderman zag in 1962 het licht in de comic Amazing Fantasy #15 en is het geesteskind van schrijver Stan Lee en tekenaar Steve Ditko. Het jaar ervoor ontketenden Lee en tekenaar Jack Kirby een revolutie in de superheldenbranche met hun creaties The Fantastic Four en de Hulk. Lee vroeg zich af wat er zou gebeuren als superhelden in de echte wereld zouden bestaan, als echte mensen met alledaagse problemen.

Met dit idee in het achterhoofd introduceerden Lee en co. een nieuw soort superheld: personages die zowel de strijd aan moeten gaan met superschurken als met hun innerlijke demonen; helden die geplaagd worden door dezelfde sores als Jan en alleman en wier superkracht niet per se een zegen hoeft te zijn.
Duidelijke voorbeelden hiervan zijn de Hulk of The Thing van The Fantastic Four: Ben Grimm veranderde in het grote oranje monster The Thing na een dosis kosmische straling. Probleem: probeer als grote stenen kolos maar eens kleding in je eigen maat te vinden. Ben wordt dan ook vaak gekweld door depressieve buien, die weer leiden tot explosieve woede-uitbarstingen.

Vier fantastische sterren
Ook interessant aan de creaties van Lee en kornuiten is het feit dat sommige superhelden echte sterren werden. The Fantastic Four staan in de eerste verhalen net zo vaak op de voorpagina van de krant nadat ze een ramp hebben voorkomen als op de society pagina vanwege hun persoonlijkheden. Let wel: de vier superhelden dragen geen maskers en iedereen weet wie ze zijn.
De insteek van Lee gaf de helden een realistischer tintje dan hun voorgangers. De superhelden van Marvel lijken in een bepaald opzicht dus op hun lezers, wat voor een deel hun populariteit verklaart. Spiderman is hier het schoolvoorbeeld van.

Puber
Peter Parker is een aantrekkelijk personage omdat hij heel herkenbaar is als tiener met alle onzekerheden die op die leeftijd spelen. Hij is een sociale outcast, een boekenwurm die ernaar verlangt geaccepteerd te worden. Interessant is dat zijn alter ego Spiderman wat dat laatste betreft met dezelfde problemen worstelt als Peter zelf – ook Spiderman is een buitenstaander die wordt gewantrouwd door het grote publiek.
Veel van de eerste verhalen spelen zich af op de middelbare school: Peters ontwikkeling van tiener naar jongvolwassene loopt parallel met die van de jonge Spiderman, die langzaam leert wat het betekent om een held te zijn. Peter lijkt een normale puber, maar diep van binnen schuilt er een heroïsch personage in hem. En hebben we niet allemaal het idee dat we in dwingende omstandigheden altijd het juiste zullen doen en boven onszelf uit zullen stijgen?

Dood door schuld
Daarbij komt Peters motivatie om goed te doen voort uit schuldgevoel. Deze held is geboren uit een dramatische gebeurtenis. Toen Peter net zijn krachten had, na een beet door een radioactief spinnetje, dacht hij er veel geld mee te kunnen verdienen. Na afloop van een televisieoptreden liet hij een dief ontsnappen die hij gemakkelijk tegen had kunnen houden, maar Peter vond dit niet zijn taak. Niet veel later brak de dief in het huis van de Parkers in en vermoordde Peters oom Ben, de man die hem opvoedde en zijn normen en waarden bijbracht. Had Peter de dief tegengehouden, dan was dit nooit gebeurd. Daarmee leert Peter de belangrijkste les van zijn leven: dat grote krachten met grote verantwoordelijkheid gepaard gaan.

In zekere zin kun je stellen dat ook Batmans Bruce Wayne handelt uit schuldgevoel: zijn ouders werden voor zijn ogen vermoord door een overvaller, maar hij was zelf te jong en te zwak om daar iets tegen te ondernemen. Zijn motief om als Batman op te treden is in eerste instantie wraak op de misdaad. Maar als de jonge Bruce Wayne op de divan van een goede psychiater terecht was gekomen, had het onderliggende schuldgevoel behandeld kunnen worden en had Bruce wellicht nooit de noodzaak gevoeld om zich iedere avond als een halloweenfiguur te kleden.

De grote onthulling in Amazing Fantasy #15.

Soap
Het leven van een superheld is vaak geen pretje, een gegeven dat keer op keer ook in het leven van Peter Parker wordt onderstreept. In de vroege verhalen hebben Peter en zijn tante May dikwijls geldproblemen, heeft May te kampen met een slechte gezondheid, wordt Peter constant geplaagd op school door Flash Thompson en probeert hij naast zijn activiteiten als Spiderman een relatie te onderhouden met Betty Brant.
Peter is als de dood dat zijn naasten gevaar lopen. Als vijanden achter zijn identiteit komen, zijn familie en vrienden hun leven niet meer zeker. Zo kwam Peters grote liefde Gwen Stacy om het leven tijdens een gevecht tussen Spidey en de Green Goblin, die op de hoogte was van Peters geheime identiteit. Ook werd Spideys latere echtgenote Mary Jane wel eens slachtoffer van een ontvoering.

De auteurs maken Peters persoonlijke relaties nog eens extra gecompliceerd door hem vriendinnen te geven die vaak een hekel hebben aan Spiderman, zodat Peter nooit kan vertellen wie hij werkelijk is.

De relatieperikelen tussen Peter en zijn leeftijdsgenoten verzanden soms in een soap, maar Lee mixt ze gelukkig goed met de actiescènes in het verhaal. Eerlijkheidshalve moet ik trouwens toegeven dat het vooral deze soapelementen zijn die je nieuwsgierig maken naar het vervolg.

 

Alter ego
De dubbele identiteit is een vast gegeven in het superheldengenre. Het geeft vaak problemen en vraagt offers in het privé-leven van de held. Bij Peter Parker maakt zijn alter ego Spiderman het hem moeilijk om een normaal leven te leiden. Zo moet hij, juist als hij met zijn vriendin uit wil gaan, plotseling in actie komen als Spiderman.

Anderzijds verstoort zijn privé-leven ook Spidermans activiteiten: in The Amazing Spider-Man (Vol.1) #17 (1964) moet Spidey een gevecht met de Green Goblin staken, omdat zijn tante May acuut is opgenomen in het ziekenhuis. De toeschouwers hebben geen idee waarom de held plotseling het strijdtoneel verlaat en vinden Spiderman een lafaard.

Peter hield zijn geheim jarenlang verborgen voor zijn tante, uit angst dat ze een hartaanval zou krijgen als ze wist dat haar geliefde neefje zich keer op keer in levensgevaarlijke situaties bevindt. In een van de beste verhalen speelt het moment dat May achter Peters grote geheim komt. In Amazing Spider-Man (Vol. 2) #38, geschreven door J. Michael Straczynski en getekend door John Romita Jr., praten ze het eindelijk uit in een prachtige dialoog. Waaruit nogmaals blijkt dat de beste Spider-Man-verhalen altijd draaien om de man achter het masker en niet om de misdaadbestrijder die tijdens een gevecht net zo makkelijk met grappen smijt als klappen uitdeelt.

Het is dus vooral vanwege Peter Parker dat ik het grootste deel van mijn leven al Spider-Man lees. De charme zit ‘m in zijn menselijkheid. Zijn leven kent – net als dat van ons – liefde, verdriet en een hoop pech, maar desondanks houdt hij vol en belichaamt hij de wens om boven het alledaagse uit te stijgen.

Dit artikel is gepubliceerd in Pulpman #11.

Categorieën
Strips

Interview Peter Pontiac: Horror vacui

Stripmaker en illustrator Peter Pontiac krijgt de Marten Toonderprijs 2011 voor zijn oeuvre, waarmee hij volgens de jury door een combinatie van schrijver- met kunstenaarschap de Nederlandse strip heeft verrijkt.

Sinds bekend werd dat Peter Pontiac de Marten Toonderprijs zou krijgen, bedoeld voor stripmakers die een bijzondere bijdrage hebben geleverd aan het beeldverhaal, heeft hij al menig journalist te woord gestaan. De in 1951 te Beverwijk geboren tekenaar heeft een eigenzinnige stempel gedrukt op de Nederlandse stripwereld. Hij maakt sociaal geëngageerde strips, erotica en bovenal autobiografische verhalen over zijn drugsgebruik en liefdesleven. Soms grimmig en vol zelfbeklag, vaak niet zonder zelfspot en soms heerlijk luchtig zoals in het verhaal over een bezoek aan Lowlands.

In het begin van zijn carrière kreeg hij het predikaat undergroundtekenaar opgeplakt, mede door publicaties in Nederlandse, Spaanse en Amerikaanse undergroundbladen.
De autodidact is bij het grote publiek waarschijnlijk vooral bekend als illustrator. Pontiac tekende covers voor bootlegboeken met songteksten van Country Joe & The Fish, The Rolling Stones en Bob Dylan die eind jaren zestig werden uitgegeven door de Leidse Commune waar hij als uit huisgetrapte tiener een jaar heeft gewoond. Muziek is altijd een belangrijke inspiratiebron voor Pontiac geweest. Hij maakte posters, platenhoezen en illustraties van popmuzikanten voor tijdschriften als Hitweek-Aloha, Muziek Express en Oor. Ook tekent hij voor kranten als het AD en NRC en sieren zijn tekeningen soms de cover van de VPRO Gids.

Rhythm
Behalve 25.000 euro die Pontiac ontvangt, is er naar aanleiding van De Marten een overzichtstentoonstelling in het Graphic Design Museum Breda met de ondertitel Comix, Hot pix & Tragix. Die ondertitel duidt zijn oeuvre goed, vindt de stripmaker: ‘Tragix is het tegenovergestelde van comix; het stoort me altijd een beetje dat het woord comix suggereert dat het allemaal alleen maar lachen is in de strip, terwijl lang niet alle strips om te lachen zijn. Zeker die van mij niet.’

Begin september verscheen Rhythm, een chronologisch overzichtswerk waarin alle stripverhalen van Pontiac zijn opgenomen. In totaal een kleine 400 pagina’s, relatief weinig voor een stripmaker wiens carrière meer dan veertig jaar beslaat. ‘Dat zijn er dus gemiddeld tien per jaar. Dat is helemaal niks in vergelijking tot wat Dick Matena allemaal getekend heeft. Die zal schamper lachen om dat aantal,’ zegt Pontiac. ‘Ik zou graag meer strips maken, maar het levert geen rode cent op. Nederland is immers maar een klein afzetgebied. Het is monnikenwerk waarvoor je maximaal 200 euro per pagina krijgt, als het al ooit wordt voorgepubliceerd in een stripblad. Er zijn nauwelijks nog bladen die er überhaupt voor betalen.’

Barok
Ergens in het midden tussen het cartooneske en realisme zit Pontiacs herkenbare tekenstijl. Zijn zeer gedetailleerde illustraties nodigen uit tot een nauwkeurige studie. ‘Ik ben van de barok,’ verklaart de tekenaar. ‘In een museum zal ik als eerste naar een schilderij gaan waar ontzettend veel op te zien is. De overpowerende veelheid en de variatie van de dingen in zo’n kunstwerk is vergelijkbaar met de pracht en de rijkdom van het leven in al zijn vormen. Barok drukt voor mij datzelfde gevoel van rijkdom en overvloed uit.’

Onzekerheid is een andere reden voor Pontiacs volle prenten: ‘Ik heb altijd een ontzettende horror vacui gehad. Als ik de plaat maar helemaal vol stop dan staan er altijd wel een paar dingen op die de goedkeuring kunnen wegdragen. Ik heb het idee dat ik langzamerhand een niveau heb bereikt, niet per se van kwaliteit, maar van zelfvertrouwen.’

Autobiograaf
Pontiac maakt zich boos over het lot van de minderbedeelden in de wereld. Het sociaal engagement zat er al vroeg in. Als tiener ontdekte hij in een anarchistisch boekwinkeltje in Haarlem politieke bladen uit onder andere Rusland, Duitsland en Frankrijk. Deze stonden vol politieke prenten die hem zeer aanspraken. Ook de tekeningen van Bernard Holtrop op pamfletten van de provobeweging, inspireerden hem. ‘Ik maak graag tekeningen die op de een of andere manier strijd laten zien. Dat is interessant om te tekenen en om naar te kijken,’ zegt Pontiac.

In de jaren zestig en zeventig verwerkten Amerikaanse undergroundtekenaars als Robert Crumb maatschappijkritiek in hun strips die vaak ook autobiografisch waren. Mede hierdoor geïnspireerd begon Pontiac met zijn eigen autobiografische strips. Het eerste stripverhaal was voor een Amerikaans boek uit 1971 over de jaren zestig waar andere tekenaars van het striptijdschrift Tante Leny Presenteert ook aan meewerkten en dat binnenkort, veertig jaar later, waarschijnlijk uit gaat komen. ‘Het lag voor de hand om een verhaal te maken over mijn eigen sixties die behoorlijk heftig waren geweest.’

Gonzo
Pontiac herkende in de gonzo-journalistiek – waarvan het werk van Hunter S. Thompson het bekendste voorbeeld is – een verwantschap met zijn eigen werk. Net zoals pophelden als Bob Dylan, die met Blood on the tracks een plaat over zijn scheiding maakte, verhaalde Pontiac de breuk met zijn vriendin Rita Dolce Vita in zijn strips. ‘Muzikanten hebben pseudoniemen en gebruiken hun eigen ellende als grondstof voor hun werk, dus waarom zou ik dat ook niet mogen doen?’

Junkieromantiek
Pontiacs recreatief gebruik van verschillende verdovende middelen was dikwijls het onderwerp van zijn verhalen. “The Amsterdam Heroine Connection”, gepubliceerd in het striptijdschrift Gummi in 1977, is daarvan het beste voorbeeld. Het verhaal heeft een open einde omdat de tekenaar zijn deadline niet haalde. In de strip verontschuldigt hij zich aan de lezer voor het feit dat de laatste pagina’s een verzameling van oud tekenwerk bevatten. Juist doordat het verhaal halverwege ontspoort en de stripmaker zijn greep op de materie verliest, geeft deze strip op metaniveau aan wat het drugsgebruik met de kunstenaar deed.

Het was vroeger vooral de junkieromantiek die Pontiac naar de naald dreef: ‘Ik zorgde als ik in de trein zat er bijvoorbeeld altijd voor dat mijn spuit uit mijn borstzak stak. Ik vond het echt cool om junk te zijn, helemaal in die sfeer van “Waiting for the man” van The Velvet Underground. Een fantastisch nummer. Als ik dat hoor krijg ik meteen dat gevoel weer: het ritueel van het scoren, de spanning van op de straat naar de dealer toelopen. Achteraf kijk je daar op terug en besef je dat het een sneue bedoening was.’ Serieuze leverproblemen is de prijs die Pontiac voor die wijsheid betaalde.

Spider-Man
Een ander overblijfsel uit die doldwaze tijd is een, inmiddels versleten, tatoeage van de stripheld Spider-Man. ‘Ik ben niet per se een Spider-Man fan, al vind ik het een geweldige figuur. Dat hij Peter Parker heet, dat op Peter Pontiac lijkt, spreekt me ook aan.’
Hoe komt het webhoofd op Pontiacs linkerarm terecht? ‘In 1980 zat ik in café De Trom aan de bar, dat was toen een hotspot op de wallen. Tattoo-artiest Henk Schiffmacher vertelde dat hij een plaatje had van Spinneman dat hij zo mooi vond, dat hij het desnoods voor niets op een arm zou zetten. Toen keek hij mij aan. Ik was niet helemaal fris, dus op een gegeven moment zei ik “Laten we gaan dan.” Sindsdien loop ik dus rond met zo’n Spinneman.’ Pontiac heeft er wel een tijdje spijt van gehad: ‘Toen ik met mijn gezin op Griekse strandjes moest gaan zitten met zo’n grote vleesstempel, vond ik dat wel een tikje gênant.’

Sinds hij op zijn drieëndertigste zijn huidige vrouw en haar kinderen ontmoette, is Pontiac met de harddrugs gestopt, al blijven journalisten ernaar vragen. ‘Ik was een hardwerkende huisvader die de hele dag zat te tekenen om de huur bij elkaar te krijgen en om dan altijd weer geconfronteerd te worden met het feit dat ik die dopey tekenaar was, vond ik uiteraard irritant. Tegenwoordig rook ik overigens nog wel jointjes, want met een stickje wordt het opeens heel aantrekkelijk om een wit vel te gaan vullen.’

Kraut
In 2000 verscheen Pontiacs magnum opus Kraut, over zijn vader die tijdens WOII oorlogsverslaggever was voor de SS en later als roddeljournalist voor damesbladen zijn brood verdiende. De Marten Toonder-jury noemt dit de beste Nederlandse graphic novel ooit. ‘Kraut is een geïllustreerde brief aan mijn vader. Lang niet iedereen vindt het een graphic novel – omdat er geen omkaderde plaatjes met tekstballonnetjes in staan – maar ik wel. Voorin het boek staat een afbeelding van een Grieks sigarettendoosje waarop striplegende Will Eisner aan me schreef dat hij graag zag dat ik ook een graphic novel maakte. Die handschoen heb ik toen opgepakt en Kraut gemaakt.’

Illustratie uit Kraut.

Micky Mouse en Hitler
Al voordat zijn vader Joop Pollmann op mysterieuze wijze verdween in de Daaibooibaai te CuraÇao wilde Pontiac al diens verhaal vertellen. ‘Het is een fantastisch verhaal waar ik allemaal sterke beelden in kon stoppen. Ik vond op zolder ooit zijn oude schetsboek met daarin de Paus en Mickey Mouse, maar ook Mussolini, Hitler en Franco – allemaal helden van mijn vader, de nazi die opgroeide in de heiligenbeeldenwinkel van mijn grootvader. Door zijn verdwijning werd het verhaal alleen maar beter. Ik heb ermee gewacht tot mijn moeder niet meer leefde, ze had de publicatie niet getrokken.’

Door het maken van Kraut kreeg de stripmaker meer begrip voor zijn vader. ‘Toen ik jong was wilde ik helemaal niet met hem over zijn verleden praten. Ik vond gewoon dat hij een nazi was en wilde hem niet steunen door geïnteresseerd te doen. Achteraf heb ik daar veel spijt van. Naarmate je ouder wordt ga je steeds meer zien dat de dingen niet zo zwart-wit zijn.’

De dood
Uitgetekend is de undergroundtekenaar allerminst. Pontiac droomt al jaren van een boek over de dood, wat hij een waanzinnig interessant onderwerp vindt. ‘Ik wil het absoluut maken, zodat wanneer de dood mij komt halen het 1-1 staat omdat ik hem al een keer te pakken heb gehad. Daarbij vind ik het heel erg leuk om skeletten en schedels te tekenen. Er is een prachtig vers van Dylan Thomas waarin hij zijn woede tegen de dood verwoordt: “Rage, rage against the dying of the light.” De klootzak die denkt ons te kunnen halen en het godverdomme ook nog doet. Die emotie zou ik er zeker in verwoorden, maar ook de positieve kant van de dood. Het is natuurlijk tragisch als iemand sterft, maar het is absurd om te doen alsof de dood een vijand is, want er pleit ook van alles voor dat hij een vriend is. In de eerste plaats in de gevallen waarin het leven al helemaal niet leuk meer is, maar wat zou het leven zonder de dood zijn? Hij is de lijst om het schilderij.’

Peter Pontiac: Rhythm
uitgever Oog & Blik/De Bezige Bij

Pontiac, Peter Pontiac
Peter Pontiac werd in 1951 geboren als Peter Pollmann. In zijn strips gebruikt hij namen als Daan Doem en Frankie Lee voor zijn personages. In het echte leven koos hij voor de naam Pontiac omdat hij altijd een hekel heeft gehad aan zijn achternaam: ‘Vanwege mijn vader en dat Duitse met dubbel-l en dubbel-n. Pollmann en Pontiac lijken een beetje op elkaar. Ook kwam ik er ooit achter dat Pontiac de naam is van het laatste Indianen opperhoofd dat zich heeft verzet tegen de blanke krakers van zijn land, de Europeanen.’ Met het automerk heeft het overigens weinig te maken, al krijgt de stripmaker geregeld Pontiac-parafernalia toegestuurd.

Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #37.