Categorieën
Media Mike's notities

Medianiksen

Soms is het fijn om even te medianiksen: lekker zitten achter de monitor, tablet of slimme telefoon voor mijn part. Videoclips luisteren, video’s aanschouwen, blogjes lezen, je twitterfeed scannen, nog meer blogjes lezen, kopje koffie erbij, een interviewtje meepakken, je lachspieren prikkelen met wat cartoons, nog een kopje koffie erbij, foto’s bladeren, etc., etc.

Er komt van alles voorbij, niets hoeft te blijven hangen. Je zit immers niet te blokken voor een tentamen, je bent aan het medianiksen. Ontspannen mediaconcumptie.

Vandaag heb ik even een rustdagje na vijf hectische dagen Parijs. Parijs kort samengevat: Robert Crumb, Tim Burton, honderden kilometers wandelen met geliefde, een Canadese boekwinkel vol Engelstalige boeken, stad van de doden, lastig bestellen, een onbeschofte ober, stortregen, ontspoorde Japanners, ontspannen onder de Eiffeltoren, een lekkere cheeseburger, megastripwinkel, space-invaders, koffie zonder melk en eersteklasretour.

Binnenkort zal ik deze opsomming ontleden.

Categorieën
Strips

TV-programma Beeldverhaal: Reis door de stripwereld

In het nieuwe VPRO-televisieprogramma Beeldverhaal reist de kijker met stripmaker Jean-Marc van Tol door de stripwereld.

‘België is de bakermat van het beeldverhaal. Striptekenaars als Hergé, Franquin en Willy Vandersteen, bepaalden ooit de contouren van de strip,’ vertelt presentator Jean-Marc van Tol aan het begin van de aflevering ‘Suske en Wiske’. Samen met stripjournalist Toon Horsten loopt hij langs verschillende stripmuren in Brussel en Antwerpen waar men op een willekeurige straathoek een afbeelding van Lucky Luke, Guust Flater of Blake en Mortimer kan aantreffen. Strips zijn in België vanzelfsprekender dan in Nederland. Wellicht dat het nieuwe VPRO-televisieprogramma Beeldverhaal het Nederlands publiek meer stripminded zal maken.

Acht weken lang neemt stripmaker Jean-Marc van Tol de kijker mee op reis door de wereld van het beeldverhaal. ‘Het programma is geen Teleac-cursus, eerder een roadmovie. We willen de kijker meer te weten laten komen over strips en enthousiasmeren,’ legt eindredacteur en initiator Pieter Klok uit. De makers richten zich op volwassenen. ‘Het medium behelst meer dan alleen de Donald Duck. Er zijn natuurlijk heel veel strips voor kinderen, maar er zijn ook geweldige verhalen voor volwassenen. En soms wordt het bijna kunst, misschien is het zelfs wel kunst.’

Springplank
Gert Jan Pos, recent afgezwaaid als stripintendant van het Fonds BKVB, adviseerde en schreef de basisscenario’s waar het televisieteam op voortborduurde. Pos stelde voor per aflevering een specifiek thema te behandelen aan de hand van een strip of stripfiguur. Zo is psychiater Sigmund uit de Volkskrant de springplank om dieper te duiken in de krantenstrip en de vraag wat humor nu eigenlijk is.

Jan Kruis met Jean-Marc van Tol.

In de eerste aflevering is Jan, Jans en de kinderen, de populaire strip die sinds 1970 in de Libelle verschijnt, de aanleiding om de autobiografische strip te onderzoeken. Geestelijk vader Jan Kruis vertelt hoe hij zijn eigen gezinssituatie indertijd als inspiratiebron gebruikte voor zijn strip over de fictieve familie Tromp. Ook praat Van Tol met de jongere generatie autobiografen. Die voeren zichzelf op als stripfiguur en maken verhalen over hun dagelijks leven. Van Tol vraagt aan hen hoe eerlijk je kunt zijn als je beeldverhalen over je eigen leven maakt. Wat laten de stripmakers wel en niet zien?

Tekstballonnen
‘We pretenderen niet dat het programma volledig is en alles behandelt,’ zegt Klok. ‘We hebben onderwerpen gekozen die we gaaf vonden. Iedereen kent bijvoorbeeld Kuifje, maar lang niet iedereen weet dat dit ook het eerste moderne stripverhaal in Europa was. Dat wilden we graag vertellen. Daarom gaat er een aflevering over Kuifje en geestelijk vader Hergé.’
‘Hergé is de eerste in Europa die tekstballonnen gebruikte,’ vult Pos aan. ‘Het is bijzonder dat die er in het eerste Kuifje-album uit 1930 al in staan, terwijl Marten Toonder in 1950 de tekstballon nog afdeed als belachelijk en onnodig. Dankzij Toonder is de ontwikkeling in Nederland achtergebleven.’

Heinz.

Drie jaar geleden stapte Pieter Klok van productiehuis Human Factor stripwinkel De Noorman in Arnhem binnen om zijn verzameling Heinz-strips compleet te maken. ‘Ik keek eens rond naar alle stripboeken die daar lagen en besefte dat ik maar weinig strips kende. Welke zijn er allemaal en hoe is het in Nederland eigenlijk gesteld met de strip? Ik besloot me in de scene te verdiepen. Aangezien ik televisiemaker ben, vond ik dat daar een programma over moest komen.’

Stripmaker onder de stripmakers
De presentator moest de spil van het programma worden. Via een tip van beroepsgrappenmaker Owen Schumacher kwam Klok bij Jean-Marc van Tol terecht. Van Tol is de tekenaar en medebedenker van de populaire strip Fokke & Sukke. Daarnaast zet hij zich al jaren in om ervoor te zorgen dat het beeldverhaal meer aandacht krijgt. ‘Televisie is hét medium om een groot publiek te bereiken. Dat is goed, want heel veel mensen weten niet wat voor gave strips er in Nederland gemaakt worden,’ zegt Van Tol. ‘We zijn in de stripwereld lang bezig geweest met zeggen dat strips interessant zijn. Dat moet je niet zeggen maar laten zien, dan kan men zelf bepalen of het interessant voor ze is of niet. Ik wilde een goed programma maken waardoor de toeschouwer wellicht denkt: in plaats van een normaal boek koop ik eens zo’n gek stripboek. Wie weet spreekt het mij aan.’

Van Tols jongensachtige enthousiasme werkt aanstekelijk. In de aflevering ‘Suske en Wiske’ spreekt hij vol bewondering met Willy Linthout die met Jaren van de Olifant een persoonlijke strip maakte over de dood van zijn zoon. In de aflevering over superhelden hoort hij met verbazing aan dat Action comics #1 waar het eerste optreden van Superman in staat, tegenwoordig voor meer dan een miljoen dollar onder de hamer gaat.

Jean-Marc en de stripverzamelaar. Deze illustratie van Erik Kriek is een van de scèneovergangen van Beeldverhaal.

Veertien keer over
Een groot voordeel van Van Tol is dat hij zelf strips maakt en weet waar hij het over heeft. ‘Dat vonden veel stripmakers die we interviewden een verademing,’ zegt Klok.
Dat Van Tol geen raspresentator is, hebben de programmamakers ook gemerkt. Hij had vaak moeite met de voorgeborduurde tekstjes. Aangezien Klok per se niet op een voice-over wilde terugvallen om de boel aan elkaar te praten, improviseerde Van Tol ter plekke vaak de presentatieteksten. ‘In de België-aflevering loop ik richting de Vandersteen studio en vertel ik daar wat over. Dat hebben we geloof ik wel veertien keer overgedaan. Soms stond ik met mijn hoofd tegen een boom aan te beuken omdat ik weer Fokste en Sukste of iets dergelijks had gezegd.’

In dezelfde aflevering onderbreekt Van Tol plotseling een interview met de schrijver en tekenaar van Suske en Wiske als hij hoort dat de kleinzoon van Vandersteen in de andere kamer aan het werk is om die even te begroeten. Klok: ‘Die spontane acties werkten vaak heel goed maar daardoor zitten we in de montage soms flink te zuchten om het allemaal goed te knippen.’

Lost in translation

Haruko Kashiwagi met Jean-Marc.

Van april tot en met oktober trok Van Tol erop uit met Klok, cameraman/regisseur Martijn Tervoort en geluidsman Peter van den Berg, naar Amerika, Japan, België en Nederland om stripmakers te interviewen. De beste herinneringen houdt hij over aan Japan, waar de aflevering over manga is gedraaid. ‘Dat was net Lost in Translation,’ vertelt de stripmaker. ‘We spraken daar via een tolk: Edwin, een 25-jarige student Japans uit Nederland. Als vraagsteller ging ik heel raar Engels spreken, je denkt dat die Japanners het dan wel een klein beetje begrijpen. Maar ze begrijpen helemaal niets en jij begrijpt helemaal niets van het Japanse antwoord. Edwin was een zeer serieuze, ietwat bedeesde jongen. Bij onze eerste ontmoeting interviewde ik meteen Haruko Kashiwagi. Zij maakt erotische strips! Uiteindelijk kwam Edwin toch nog los. Op onze laatste dag hebben we een karaokebar bezocht en met zijn vijven op de nummer 1-hit van dat moment de polonaise gedaan.’

Onbereikbaar
Lang niet iedereen die op het verlanglijstje stond zit in het programma. Het lukte niet om Robert Crumb, boegbeeld van de Amerikaanse undergroundstrip, te interviewen. Ook bleef Stan Lee onbereikbaar. Schrijver Lee bedacht in de jaren zestig superhelden als Spider-Man, The Fantastic Four en de Hulk en ontketende daarmee een revolutie in het genre: hij maakte de superhelden meer menselijk. ‘Het lukte uiteindelijk niet om hem te spreken,’ vertelt Klok, ‘maar daar hebben we een mooie oplossing voor bedacht. Hij gaf een signeersessie op de Comic Con in San Diego. Je ziet Lee op de achtergrond terwijl Jean-Marc hem aanwijst: “Kijk daar is Stan Lee!” Die onbereikbaarheid maakt hem eigenlijk alleen maar groter.’

Striptelevisie
Televisie en strips: het is een lastig huwelijk. Strips dienen vaak als basismateriaal voor tekenfilmseries, maar programma’s waarin serieus over het medium gesproken wordt zijn als spelden in een hooiberg moeilijk te vinden. Een hele generatie groeide op met Wordt vervolgd van Han Peekel dat van 1983 tot 1997 op de buis was. Van Tol: ‘In het begin was Wordt vervolgd een serieus programma over strips. Ik heb echt goede interviews gezien met stripmakers. Het programma ging een beetje aan zijn eigen succes ten onder. Han Peekel had in de gaten dat die imitaties van Donald Duck het goed deden en toen kreeg je wedstrijden en dat soort dingen. Ik denk dat dit mede verantwoordelijk was voor het beeld dat strips alleen voor kinderen zijn.’

Tot nu toe was er weinig ruimte voor de strip op televisie. In de afgelopen jaren ging er soms een Avro Close-up over het beeldverhaal. Arnon Grunberg interviewde voor VPRO’s R.A.M. eens enkele bekende Amerikaanse stripmakers, waaronder legende Will Eisner. Maar daar is Van Tol niet erg over te spreken: ‘Ik vond het zo erg dat hij er zo weinig verstand van had, maar wel met zoveel pretentie vragen stelde. Met plaatsvervangende schaamte heb ik dat bekeken. Ik hoop dat uit het Beeldverhaal blijkt dat ik het werk boeiend vind en dat je dan als kijker voelt dat strips interessant zijn.’
Pos vult aan: ‘De volgende stap zou zijn dat strips ook behandeld worden in een boekenprogramma. In The New York Times wordt gewoon de nieuwe Batman besproken als graphic novel. Zo ver zijn we nog niet.’

Beeldverhaal wordt uitgezonden vanaf zaterdag 29 oktober, 23.05 uur op Ned2.

De leader van het programma:

Alle uitzendingen op een rij

29 oktober, aflevering 1: Jan, Jans en de kinderen
Centraal staat de autobiografische strip. Sommige striptekenaars gebruiken hun eigen leven als inspiratiebron, maar hoe ver gaan ze daarin en hoe eerlijk moet je zijn?
Gesprekken met onder meer Jan Kruis (Jan, Jans en de kinderen), Barbara Stok en Gerrit de Jager (De familie Doorzon).

5 november, aflevering 2: Superman
Waarom is de Amerikaanse superheldenstrip zo populair in de VS en wat maakt de superheld zo typisch Amerikaans? Aan het woord komen onder andere Chris Claremont (scenarist van X-men), David Finch (tekenaar/scenarist van Batman: The Dark Knight) en stripverzamelaar/BBC-presentator Jonathan Ross.

12 november, aflevering 3: Olivier B. Bommel
Een aflevering over de Nederlandse strip met de focus op de Bommel-strip. Wat maakt deze zou bijzonder en wat is de invloed van Marten Toonder op de Nederlandse strip? Tekenaar Dick Matena, verzamelaar Hans Matla en Pieter Steinz, chef boeken NRC, leggen het uit.

19 november, aflevering 4: Kuifje
Over welke rol de strip Kuifje heeft gespeeld bij het ontstaan van de moderne Europese strip en welke invloed geestelijk vader Hergé op het beeldverhaal heeft gehad. Jean-Marc van Tol praat onder andere met Joost Swarte (tekenaar en Kuifje-kenner) en Henk Kuijpers, tekenaar van Franka.

26 november, aflevering 5: Astroboy
Manga is de Japanse stijl van strips maken. Wat maakt deze strip zo typisch Japans en hoe komt het dat manga in Japan zo enorm populair is?
Met Japanse stripmakers Yoshihiro Tatsumi en Haruko Kashiwagi.

3 december, aflevering 6: Mr. Natural
De undergroundstrip is een alternatieve stroming die in Amerika ontstond en in Nederland navolging kreeg. Maar bestaat underground nog wel?
Van Tol in gesprek met de Amerikaanse undergroundtekenaar Jerry Moriarty, Peter Pontiac en Evert Geradts, tekenaar en oprichter van het stripblad Tante Leny presenteert.

10 december, aflevering 7: Suske & Wiske
België is een belangrijk stripland vanwege strips als Suske en Wiske, maar ook woont er een belangrijke nieuwe generatie stripmakers. Van Tol spreekt onder andere met stripjournalist Toon Horsten, veelbelovend talent Brecht Evens en Luc Morjaeu en Peter van Gucht, de tekenaar en scenarist van Suske en Wiske.

17 december, aflevering 8: Sigmund
Over krantenstrips en tekenaars die elke dag grappig moeten zijn. Maar wat is dat dan, humor? Onder meer Peter de Wit, geestelijk vader en tekenaar van Sigmund, Mark Retera van Dirkjan en Ronald Giphart praten daarover met Jean-Marc.

Hier alvast een voorproefje:

Dit artikel is in VPRO Gids #44 gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Interview Peter Pontiac: Horror vacui

Stripmaker en illustrator Peter Pontiac krijgt de Marten Toonderprijs 2011 voor zijn oeuvre, waarmee hij volgens de jury door een combinatie van schrijver- met kunstenaarschap de Nederlandse strip heeft verrijkt.

Sinds bekend werd dat Peter Pontiac de Marten Toonderprijs zou krijgen, bedoeld voor stripmakers die een bijzondere bijdrage hebben geleverd aan het beeldverhaal, heeft hij al menig journalist te woord gestaan. De in 1951 te Beverwijk geboren tekenaar heeft een eigenzinnige stempel gedrukt op de Nederlandse stripwereld. Hij maakt sociaal geëngageerde strips, erotica en bovenal autobiografische verhalen over zijn drugsgebruik en liefdesleven. Soms grimmig en vol zelfbeklag, vaak niet zonder zelfspot en soms heerlijk luchtig zoals in het verhaal over een bezoek aan Lowlands.

In het begin van zijn carrière kreeg hij het predikaat undergroundtekenaar opgeplakt, mede door publicaties in Nederlandse, Spaanse en Amerikaanse undergroundbladen.
De autodidact is bij het grote publiek waarschijnlijk vooral bekend als illustrator. Pontiac tekende covers voor bootlegboeken met songteksten van Country Joe & The Fish, The Rolling Stones en Bob Dylan die eind jaren zestig werden uitgegeven door de Leidse Commune waar hij als uit huisgetrapte tiener een jaar heeft gewoond. Muziek is altijd een belangrijke inspiratiebron voor Pontiac geweest. Hij maakte posters, platenhoezen en illustraties van popmuzikanten voor tijdschriften als Hitweek-Aloha, Muziek Express en Oor. Ook tekent hij voor kranten als het AD en NRC en sieren zijn tekeningen soms de cover van de VPRO Gids.

Rhythm
Behalve 25.000 euro die Pontiac ontvangt, is er naar aanleiding van De Marten een overzichtstentoonstelling in het Graphic Design Museum Breda met de ondertitel Comix, Hot pix & Tragix. Die ondertitel duidt zijn oeuvre goed, vindt de stripmaker: ‘Tragix is het tegenovergestelde van comix; het stoort me altijd een beetje dat het woord comix suggereert dat het allemaal alleen maar lachen is in de strip, terwijl lang niet alle strips om te lachen zijn. Zeker die van mij niet.’

Begin september verscheen Rhythm, een chronologisch overzichtswerk waarin alle stripverhalen van Pontiac zijn opgenomen. In totaal een kleine 400 pagina’s, relatief weinig voor een stripmaker wiens carrière meer dan veertig jaar beslaat. ‘Dat zijn er dus gemiddeld tien per jaar. Dat is helemaal niks in vergelijking tot wat Dick Matena allemaal getekend heeft. Die zal schamper lachen om dat aantal,’ zegt Pontiac. ‘Ik zou graag meer strips maken, maar het levert geen rode cent op. Nederland is immers maar een klein afzetgebied. Het is monnikenwerk waarvoor je maximaal 200 euro per pagina krijgt, als het al ooit wordt voorgepubliceerd in een stripblad. Er zijn nauwelijks nog bladen die er überhaupt voor betalen.’

Barok
Ergens in het midden tussen het cartooneske en realisme zit Pontiacs herkenbare tekenstijl. Zijn zeer gedetailleerde illustraties nodigen uit tot een nauwkeurige studie. ‘Ik ben van de barok,’ verklaart de tekenaar. ‘In een museum zal ik als eerste naar een schilderij gaan waar ontzettend veel op te zien is. De overpowerende veelheid en de variatie van de dingen in zo’n kunstwerk is vergelijkbaar met de pracht en de rijkdom van het leven in al zijn vormen. Barok drukt voor mij datzelfde gevoel van rijkdom en overvloed uit.’

Onzekerheid is een andere reden voor Pontiacs volle prenten: ‘Ik heb altijd een ontzettende horror vacui gehad. Als ik de plaat maar helemaal vol stop dan staan er altijd wel een paar dingen op die de goedkeuring kunnen wegdragen. Ik heb het idee dat ik langzamerhand een niveau heb bereikt, niet per se van kwaliteit, maar van zelfvertrouwen.’

Autobiograaf
Pontiac maakt zich boos over het lot van de minderbedeelden in de wereld. Het sociaal engagement zat er al vroeg in. Als tiener ontdekte hij in een anarchistisch boekwinkeltje in Haarlem politieke bladen uit onder andere Rusland, Duitsland en Frankrijk. Deze stonden vol politieke prenten die hem zeer aanspraken. Ook de tekeningen van Bernard Holtrop op pamfletten van de provobeweging, inspireerden hem. ‘Ik maak graag tekeningen die op de een of andere manier strijd laten zien. Dat is interessant om te tekenen en om naar te kijken,’ zegt Pontiac.

In de jaren zestig en zeventig verwerkten Amerikaanse undergroundtekenaars als Robert Crumb maatschappijkritiek in hun strips die vaak ook autobiografisch waren. Mede hierdoor geïnspireerd begon Pontiac met zijn eigen autobiografische strips. Het eerste stripverhaal was voor een Amerikaans boek uit 1971 over de jaren zestig waar andere tekenaars van het striptijdschrift Tante Leny Presenteert ook aan meewerkten en dat binnenkort, veertig jaar later, waarschijnlijk uit gaat komen. ‘Het lag voor de hand om een verhaal te maken over mijn eigen sixties die behoorlijk heftig waren geweest.’

Gonzo
Pontiac herkende in de gonzo-journalistiek – waarvan het werk van Hunter S. Thompson het bekendste voorbeeld is – een verwantschap met zijn eigen werk. Net zoals pophelden als Bob Dylan, die met Blood on the tracks een plaat over zijn scheiding maakte, verhaalde Pontiac de breuk met zijn vriendin Rita Dolce Vita in zijn strips. ‘Muzikanten hebben pseudoniemen en gebruiken hun eigen ellende als grondstof voor hun werk, dus waarom zou ik dat ook niet mogen doen?’

Junkieromantiek
Pontiacs recreatief gebruik van verschillende verdovende middelen was dikwijls het onderwerp van zijn verhalen. “The Amsterdam Heroine Connection”, gepubliceerd in het striptijdschrift Gummi in 1977, is daarvan het beste voorbeeld. Het verhaal heeft een open einde omdat de tekenaar zijn deadline niet haalde. In de strip verontschuldigt hij zich aan de lezer voor het feit dat de laatste pagina’s een verzameling van oud tekenwerk bevatten. Juist doordat het verhaal halverwege ontspoort en de stripmaker zijn greep op de materie verliest, geeft deze strip op metaniveau aan wat het drugsgebruik met de kunstenaar deed.

Het was vroeger vooral de junkieromantiek die Pontiac naar de naald dreef: ‘Ik zorgde als ik in de trein zat er bijvoorbeeld altijd voor dat mijn spuit uit mijn borstzak stak. Ik vond het echt cool om junk te zijn, helemaal in die sfeer van “Waiting for the man” van The Velvet Underground. Een fantastisch nummer. Als ik dat hoor krijg ik meteen dat gevoel weer: het ritueel van het scoren, de spanning van op de straat naar de dealer toelopen. Achteraf kijk je daar op terug en besef je dat het een sneue bedoening was.’ Serieuze leverproblemen is de prijs die Pontiac voor die wijsheid betaalde.

Spider-Man
Een ander overblijfsel uit die doldwaze tijd is een, inmiddels versleten, tatoeage van de stripheld Spider-Man. ‘Ik ben niet per se een Spider-Man fan, al vind ik het een geweldige figuur. Dat hij Peter Parker heet, dat op Peter Pontiac lijkt, spreekt me ook aan.’
Hoe komt het webhoofd op Pontiacs linkerarm terecht? ‘In 1980 zat ik in café De Trom aan de bar, dat was toen een hotspot op de wallen. Tattoo-artiest Henk Schiffmacher vertelde dat hij een plaatje had van Spinneman dat hij zo mooi vond, dat hij het desnoods voor niets op een arm zou zetten. Toen keek hij mij aan. Ik was niet helemaal fris, dus op een gegeven moment zei ik “Laten we gaan dan.” Sindsdien loop ik dus rond met zo’n Spinneman.’ Pontiac heeft er wel een tijdje spijt van gehad: ‘Toen ik met mijn gezin op Griekse strandjes moest gaan zitten met zo’n grote vleesstempel, vond ik dat wel een tikje gênant.’

Sinds hij op zijn drieëndertigste zijn huidige vrouw en haar kinderen ontmoette, is Pontiac met de harddrugs gestopt, al blijven journalisten ernaar vragen. ‘Ik was een hardwerkende huisvader die de hele dag zat te tekenen om de huur bij elkaar te krijgen en om dan altijd weer geconfronteerd te worden met het feit dat ik die dopey tekenaar was, vond ik uiteraard irritant. Tegenwoordig rook ik overigens nog wel jointjes, want met een stickje wordt het opeens heel aantrekkelijk om een wit vel te gaan vullen.’

Kraut
In 2000 verscheen Pontiacs magnum opus Kraut, over zijn vader die tijdens WOII oorlogsverslaggever was voor de SS en later als roddeljournalist voor damesbladen zijn brood verdiende. De Marten Toonder-jury noemt dit de beste Nederlandse graphic novel ooit. ‘Kraut is een geïllustreerde brief aan mijn vader. Lang niet iedereen vindt het een graphic novel – omdat er geen omkaderde plaatjes met tekstballonnetjes in staan – maar ik wel. Voorin het boek staat een afbeelding van een Grieks sigarettendoosje waarop striplegende Will Eisner aan me schreef dat hij graag zag dat ik ook een graphic novel maakte. Die handschoen heb ik toen opgepakt en Kraut gemaakt.’

Illustratie uit Kraut.

Micky Mouse en Hitler
Al voordat zijn vader Joop Pollmann op mysterieuze wijze verdween in de Daaibooibaai te CuraÇao wilde Pontiac al diens verhaal vertellen. ‘Het is een fantastisch verhaal waar ik allemaal sterke beelden in kon stoppen. Ik vond op zolder ooit zijn oude schetsboek met daarin de Paus en Mickey Mouse, maar ook Mussolini, Hitler en Franco – allemaal helden van mijn vader, de nazi die opgroeide in de heiligenbeeldenwinkel van mijn grootvader. Door zijn verdwijning werd het verhaal alleen maar beter. Ik heb ermee gewacht tot mijn moeder niet meer leefde, ze had de publicatie niet getrokken.’

Door het maken van Kraut kreeg de stripmaker meer begrip voor zijn vader. ‘Toen ik jong was wilde ik helemaal niet met hem over zijn verleden praten. Ik vond gewoon dat hij een nazi was en wilde hem niet steunen door geïnteresseerd te doen. Achteraf heb ik daar veel spijt van. Naarmate je ouder wordt ga je steeds meer zien dat de dingen niet zo zwart-wit zijn.’

De dood
Uitgetekend is de undergroundtekenaar allerminst. Pontiac droomt al jaren van een boek over de dood, wat hij een waanzinnig interessant onderwerp vindt. ‘Ik wil het absoluut maken, zodat wanneer de dood mij komt halen het 1-1 staat omdat ik hem al een keer te pakken heb gehad. Daarbij vind ik het heel erg leuk om skeletten en schedels te tekenen. Er is een prachtig vers van Dylan Thomas waarin hij zijn woede tegen de dood verwoordt: “Rage, rage against the dying of the light.” De klootzak die denkt ons te kunnen halen en het godverdomme ook nog doet. Die emotie zou ik er zeker in verwoorden, maar ook de positieve kant van de dood. Het is natuurlijk tragisch als iemand sterft, maar het is absurd om te doen alsof de dood een vijand is, want er pleit ook van alles voor dat hij een vriend is. In de eerste plaats in de gevallen waarin het leven al helemaal niet leuk meer is, maar wat zou het leven zonder de dood zijn? Hij is de lijst om het schilderij.’

Peter Pontiac: Rhythm
uitgever Oog & Blik/De Bezige Bij

Pontiac, Peter Pontiac
Peter Pontiac werd in 1951 geboren als Peter Pollmann. In zijn strips gebruikt hij namen als Daan Doem en Frankie Lee voor zijn personages. In het echte leven koos hij voor de naam Pontiac omdat hij altijd een hekel heeft gehad aan zijn achternaam: ‘Vanwege mijn vader en dat Duitse met dubbel-l en dubbel-n. Pollmann en Pontiac lijken een beetje op elkaar. Ook kwam ik er ooit achter dat Pontiac de naam is van het laatste Indianen opperhoofd dat zich heeft verzet tegen de blanke krakers van zijn land, de Europeanen.’ Met het automerk heeft het overigens weinig te maken, al krijgt de stripmaker geregeld Pontiac-parafernalia toegestuurd.

Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #37.

Categorieën
Film Video

Webvideo: Mooie ode aan vinyl

Illustratie: Merel Barends

Blog- en stripvriend en VPRO-collega Menno Kooistra maakt al een tijdje videomontages voor CinemaTV – het filmprogramma van de VPRO dat op het web te zien is. Voor deze montage mixt Menno filmbeelden thematisch door elkaar. Ze gaan als het ware de Mennoblender in. Vaak komt daar dan een aardige video uit. Zijn laatste edit vind ik erg leuk en wil ik graag met je delen.

Vinyl en cinema: het is een combinatie die al veel moois heeft voortgebracht. Achter het romantische beeld van het draaiende zwarte schijfje – de krakende naald waar geluid uit komt, samen luisteren met je geliefde of helemaal in je eentje in de muziek opgaan – gaan veel verhalen schuil.

Zelf vind ik High Fidelity en Almost Famous de mooiste films over popmuziek en de liefde voor vinyl. Maar er zijn nog veel meer films over dit boeiende thema gemaakt. Enkele ervan heeft Menno in zijn montage gestopt. Zoals Ghost World waarin het personage Seymour oude bluesplaten verzamelt en de man waarop dit personage losjes gebaseerd is: Robert Crumb uit de documentaire Crumb.

Categorieën
Film Strips

Crumb bij Horizonverticaal

De echte fans hebben hem natuurlijk allang gezien, maar ook die mogen vast komen kijken als de documentaire Crumb wordt vertoond in Horizonverticaal in Haarlem.

Robert Crumb zelfportret anno 2003.

Op donderdag 28 april wordt daar namelijk deze prachtige documentaire over een van de meest eigenzinnige Amerikaanse undergroundtekenaars gedraaid. Terry Zwigoff, die later ook Ghost World regisseerde, maakte de film.

Film kijken in Horizonverticaal betekent: boeiende programmering + bier en wijn en popcorn + plas- en rookpauze.Toegang is gratis. Deur open om 20:30. De film begint om 21:00. Je wordt niet thuisgebracht.

De film wordt vertoond te midden van de expositie cartoons over literatuur. Kun je die ook meteen even meepakken. Het een en ander is georganiseerd door Robert Schuit, die ook verantwoordelijk is voor de literaire avond op 16 april. Reve-biograaf Nop Maas houdt een lezing over Gerard Reve, daarna lezen jonge schrijvers AHJ Dautzenberg, Tim Foncke en Joubert Pignon voor uit eigen werk.

Mocht je je afvragen wie die Dautzenberg ook alweer is: hij liet recent nog drie fictieve interviews met Lemmy Kilmister publiceren in de VPRO Gids zonder dat hij de hoofdredactie ervan op de hoogte had gesteld dat de stukken uit zijn duim waren gezogen. Hij voerde in de interviews Kilmister op als economisch wonderkind. Fans van de heavy metalband Motörhead weten dus waar ze de auteur op 16 april kunnen vinden.

Een fragment uit Crumb:

Categorieën
Strips

De winnende albums Stripschappenningen 2010

Zaterdagmiddag zijn op de Stripdagen te Houten de winnaars bekend gemaakt van de Stripschapjaarprijzen, ook wel de Stripschappenningen genoemd. Hieronder per categorie de winnende albums van dit jaar, met daarbij opmerkingen uit het juryrapport.

Pagina uit 'Wolken' van Wasco.

Avontuur en Vermaak
S1ngle: Trio (Hanco Kolk & Peter de Wit), uitgeverij de Harmonie
Peter de Wit en Hanco Kolk brengen hun strip in het kielzog van de televisieserie tot nieuwe hoogte door in dit album Stella voor het eerst verliefd te laten worden. Dat kàn niet goed aflopen.

Literair
Wasco 24-uursstrip Wolken (Wasco), uitgegeven in eigen beheer
Wasco (Henk van der Spoel) bewijst met Wolken dat hij één van de meest eigenzinnige stripmakers van Nederland is. Wolken valt in het bijzonder op door het surrealistische verhaal en de doordachte visualisatie. Een bijzonder stripexperiment dat als ‘24 hour comic’ ver boven het gemiddelde uitstijgt.

Productie/inkleuring/vertaling/lettering
Genesis van Robert Crumb. De prijs is voor Nicolaas Matsier, en Hester Meijer en Peter de Raaf, respectievelijk voor de vertaling en lettering van Het boek Genesis, door Robert Crumb (uitgeverij De Harmonie/Oog & Blik/Vrijdag)
Crumb vat de bijbel op zijn eigen wijze samen in een mooi uitgegeven en betaalbaar boek, wat terecht één van de grote hits van het afgelopen jaar werd. Wat daarbij nauwelijks opvalt, is hoe kunstig bijbelkenner Nicolaas Matsier diverse bijbelvertalingen naast elkaar heeft gelegd om tot een perfect leesbare tekst te komen en hoe knap het geheel door Hester Meijer en Peter de Raaf in een geheel eigen stijl is geletterd.

Jeugd
Draken met stekkers, door Edward van de Vendel (tekst) en Floor de Goede (tekeningen) (uitgeverij Querido)
Het eerste album met stripgedichten van Edward van de Vendel en Floor de Goede werd vorig jaar genomineerd. In het tweede album weten de heren het niveau hoog te houden. Komisch, emotioneel, toegankelijk. Het perfecte stripalbum voor ouder en kind.

Buitenlands
Magasin Général (Régis Loisel/Jean-Louis Tripp), uitgeverij Casterman
De samenwerking tussen Loisel en Tripp, twee stripmakers die het heel goed zonder elkaar zouden kunnen, levert nu al vijf delen lang een bijzondere reeks op; een ontroerend verhaal over gewone mensen in een koud land waar de lezer met plezier in weg kan dromen.

De Stripschapjaarprijzen worden sinds 1981 jaarlijks toegekend door Het Stripschap, op voordracht van een onafhankelijke commissie. De Stripschappenningen gaan naar de beste oorspronkelijk Nederlandstalige albums in de categorieën Avontuur en Vermaak, Literair en Jeugd, en naar het beste oorspronkelijk Buitenlandse Album. De Productiejaarprijs wordt toegekend aan iemand uit de wereld van het beeldverhaal die grotendeels achter de schermen werkt.

De Stripschapjaarprijs is een bronzen penning met reliëfafbeelding van het stripfiguurtje Sjoert, destijds de mascotte van Het Stripschap. De penning is ontworpen door de in 1987 overleden striptekenaar Henk Albers.

Dit jaar kreeg uitgever Ger van Wulften de P. H. Frankfurtherprijs voor bijzondere verdiensten voor het beeldverhaal. De Stripschapprijs ging naar Jesse van Muylwijck, voor zijn strip De Rechter.

De commissie van de Stripschaprijzen bestaat in 2010 uit de volgende leden:

Barbara Stok – winnaar van de Stripschapprijs 2009
Frans Le Roux – stripkenner en medewerker van het Nederlands Stripmuseum
Michael Minneboo – stripjournalist
Jan-Willem de Vries – stripwinkelier te Groningen
Erwin Brakels – Lid van Het Stripschap en daarmee de stem van het volk

De commissie staat (voor de zevende keer!) onder voorzitterschap van tekstschrijver Ger Apeldoorn.

Categorieën
Strips

Nominaties Stripschapprijzen bekend

De Stripschapjaarprijzen, ook wel de Stripschappenningen genoemd, worden sinds 1981 jaarlijks toegekend door Het Stripschap, op voordracht van een onafhankelijke commissie. Samen met Barbara Stok, Frans Le Roux, Jan-Willem de Vries en Erwin Brakels, zat ik dit jaar in de jury voor de Stripschapprijzen. Voorzitter was Ger Apeldoorn. Hieronder een overzicht van de genomineerde albums.

In de categorie Nederlands Jeugd zijn genomineerd:


Draken met stekkers, door Edward van de Vendel (tekst) en Floor de Goede (tekeningen) (uitgeverij Querido)
Het eerste album met stripgedichten van Edward van de Vendel en Floor de Goede werd vorig jaar genomineerd. In het tweede album weten de heren het niveau hoog te houden. Komisch, emotioneel, toegankelijk. Het perfecte stripalbum voor ouder en
kind.

Pipo en zijn verre vaderland, door Wim Meuldijk (tekst) en Jan van der Voo (tekeningen) (uitgeverij Stripwinkel.nl)
Een klassiek verhaal van Pipo de Clown, zo bewerkt en zo modern dat het gisteren gemaakt had kunnen zijn. Oorspronkelijk voorgepubliceerd in Donald Duck en met liefde gerestaureerd.

Roboboy de supersnotneus 6: Grote griezels!, door Willy Linthout (tekst) en Luc Cromheecke (tekeningen) (uitgeverij Catullus)
Jarenlang maakten Luc Cromheecke (Plunk!) en Willy Linthout (Het jaar van de olifant, Urbanus) Roboboy de supersnotneus voor Taptoe. De albums verschenen bij verschillende uitgevers. Het is te hopen dat dit album een voortzetting van de sympathieke serie mogelijk maakt.

In de categorie Nederlands Avontuur en Vermaak zijn genomineerd:

Haas 1: De weg terug, door Rob van Bavel (tekst) en Fred de Heij (tekeningen) (uitgeverij Don Lawrence Collection)
De eerste Nederlandse verzetstrip is de grote hit van het sinds vorig jaar opnieuw uitgebrachte tijdschrift Eppo. Fred de Heijs ruwe tekenstijl past prima bij dit doordachte avonturenverhaal.

S1ngle 9: Trio, door Peter de Wit (tekst) en Hanco Kolk (tekst en tekeningen) (uitgeverij De Harmonie)
Peter de Wit en Hanco Kolk brengen hun strip in het kielzog van de televisieserie tot nieuwe hoogte door in dit album Stella voor het eerst verliefd te laten worden. Dat kàn niet goed aflopen…

Burka Babes 2: Polderburka’s, door Peter de Wit (uitgeverij De Harmonie)
Bij het eerste deel van deze perfect uitgegeven thema-afleveringen van zijn Volkskrant-strip Sigmund hield Peter de Wit nog vol dat het gewoon om vrouwen met lange jurken ging. In dit deel begint ook bij hem langzaam het sociale commentaar binnen te sluipen.


In de categorie Nederlands Literair zijn genomineerd:

Wolken, door Wasco (uitgegeven in eigen beheer)
Wasco (Henk van der Spoel) bewijst met Wolken dat hij één van de meest eigenzinnige stripmakers van Nederland is. Wolken valt in het bijzonder op door het surrealistische verhaal en de doordachte visualisatie. Een bijzonder stripexperiment dat als ‘24 hour comic’ ver boven het gemiddelde uitstijgt.

In de schaduw van mijn lul, door Sam Peeters (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
In deze intelligente en absurdistische vertelling, brengt Peeters in duidelijke platen zonder tekst het leven in beeld van een stadje dat in de schaduw van zijn geslacht ligt. In deze estafette-achtige vertelling, maken God en ander buitenaards volk hun opwachting, maar blijkt de stripmaker zelf een goddelijke schepper.

Terug naar Johan, door Michiel van de Pol (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Een innemende striproman over de puberteit, waarin Van de Pol op volwassen wijze, met zelfreflectie en zelfspot, vertelt over hoe hij en jeugdvriend Johan langzaam uit elkaar groeien.


In de categorie Buitenlands zijn genomineerd:

Lou! 5: Laserninja, door Julien Neel (uitgeverij Glénat)
Eén van de leukste en warmste meidenstrips uit Frankrijk weet in Nederland maar slecht z’n publiek te bereiken omdat het nergens wordt voorgepubliceerd en door de uitgever zonder al te veel bombarie op de markt wordt gebracht. Toch is het met z’n soepele mengeling van soap en humor en z’n aansprekende tekenstijl perfect voor moeders en meiden van alle leeftijden.

Magasin General 5: Montreal, door Régis Loisel en Jean-Louis Tripp (uitgeverij Casterman)
De samenwerking tussen Loisel en Tripp, twee stripmakers die het heel goed zonder elkaar zouden kunnen, levert nu al vijf delen lang een bijzondere reeks op; een ontroerend verhaal over gewone mensen in een koud land waar de lezer met plezier in weg kan dromen.

Wilson, door Daniel Clowes (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Daniel Clowes is één van de grote jongens uit het Amerikaanse striplandschap. Toch gaat hij niet gebukt onder zijn eigen gewicht. Met Wilson weet hij een grappig en af en toe storend beeld te schetsen van een bijzondere man. Ondertussen speelt hij met stijlen en betovert hij de lezer met zijn soepele tekenpen.


In de categorie Productie zijn genomineerd:

Joost Swarte, Cyril Koopmeiners, René Windig en Eddie de Jong, voor de vormgeving en productie van Heinz van H tot Z 1, door Eddie de Jong en René Windig (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Eén van de grappigste en meest aansprekende Nederlandse gagstrips ooit wordt eindelijk compleet uitgegeven. En wat een uitgave! De strips zijn opnieuw ingekleurd, er is veel achtergrondmateriaal en dat alles in een boek dat je op schoot kunt nemen en waar je uren in kunt verdwijnen.

Femke Wubben, voor de vormgeving van Pinokkio, door Winshluss (pseudoniem voor Vincent Paronnaud) (uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij)
Deze genadeloze adaptatie van het oude Pinokkio-verhaal is niet alleen oogverblindend mooi, het is ook tot in de puntjes verzorgd uitgegeven, mede dankzij de grafische vormgeving van Femke Wubben van Studio de Raaf.

Nicolaas Matsier, en Hester Meijer en Peter de Raaf, respectievelijk voor de vertaling en lettering van Het boek Genesis, door Robert Crumb (uitgeverij De Harmonie/Oog & Blik/Vrijdag)
Crumb vat de bijbel op zijn eigen wijze samen in een mooi uitgegeven en betaalbaar boek, wat terecht één van de grote hits van het afgelopen jaar werd. Wat daarbij nauwelijks opvalt, is hoe kunstig bijbelkenner Nicolaas Matsier diverse bijbelvertalingen naast elkaar heeft gelegd om tot een perfect leesbare tekst te komen en hoe knap het geheel door Hester Meijer en Peter de Raaf in een geheel eigen stijl is geletterd.

Wie er in de diverse categorieën wint wordt onthuld tijdens de prijsuitreiking op zaterdag 25 september op De Stripdagen in Expo Houten te Houten.

Ben je het eens met de lijst? Of oneens omdat je favoriete strip van het afgelopen jaar er niet tussenzit? Reageren kan in het commentformulier. Omdat ik echter geen commentaar kan geven op de beslissingen die we collectief als jury hebben genomen, zal ik niet reageren op je reactie. Dat je het weet.

Categorieën
Strips

Autobiografisch strippen: Leuk en herkenbaar

Nederlandse stripmakers zijn eregast op het FICOMIC stripfestival in Barcelona. De autobiografie is in beide striplanden een belangrijk genre.

Nederland is dit jaar eregast op stripfestival FICOMIC in Barcelona dat deze week van 6 tot en met 9 mei plaatsvindt. Op de Nederlandse stand staat het thema autobiografie centraal, in de expositie zijn vier Nederlandse en vier Spaanse tekenaars aan elkaar gekoppeld op basis van overeenkomsten. Peter Pontiac en Miguel Gallardo zijn bijvoorbeeld generatiegenoten en hebben een achtergrond in de undergroundscène. Voor de expositie tekende de ene stripmaker een portret van de ander. Pontiacs grafische roman Kraut (2000) gaat over zijn vader die lid was van de SS. In de jaren zeventig maakte Pontiac al autobiografisch getinte strips over zijn drugsverslaving. Die verschenen in het striptijdschrift Gummi, waar ook Rudolf Kahls verstripte jeugdherinneringen aan naoorlogs Duitsland werden gepubliceerd.

Vanzelfsprekend
Logisch dat in Barcelona voor de autobiografie is gekozen, want het is een belangrijk genre binnen de Nederlandse en Spaanse stripcultuur. Gert Jan Pos, stripintendant van het Fonds BKVB en de drijvende kracht achter de Nederlandse aanwezigheid op FICOMIC, beaamt dat: ‘De autobiografie is zó belangrijk geworden dat je niet eens meer hoeft uit te leggen dat je een strip over jezelf maakt. Jan Kruis maakte in 1970 Jan Jans en de kinderen, waarvoor hij zijn eigen gezin als uitgangspunt nam. Toen was het nog niet evident dat je een strip over jezelf maakte, laat staan dat dit interessant zou zijn voor anderen. Dat is inmiddels helemaal veranderd.’

Pos ziet een verband met de maatschappelijke trend waarin mensen zichzelf blootgeven: ‘De Nederlandse strip volgt de trend van zelf het middelpunt van alle aandacht willen zijn. Er is geen enkele gêne meer. Miljoenen Nederlanders maken nu ook hyves-pagina’s en blogs waardoor je alles over ze weet.’

Floor-de-Goede-autostrip
Flo’s stripje is het met Pos eens.

De Grote Drie
De Nederlandse stripwereld kent een grote verscheidenheid aan autobiografische stripmakers. Gerard Leever maakt sinds 1980 zijn Gleevers Dagboek, Marq van Broekhoven haalt in Marq Denkt jeugdherinneringen op en vertelt wat hem bezighoudt en Floor de Goede trakteert zijn lezer dagelijks op een persoonlijk stripje op zijn site DoYouKnowFlo.nl.

In de jaren negentig begonnen Maaike Hartjes, Gerrie Hondius en Barbara Stok – de Grote Drie wat vrouwenstrips in Nederland betreft – met het maken van eigenzinnige autobiografische strips.
Stok, die een eenvoudige en herkenbare tekenstijl hanteert, won vorig jaar de Stripschapprijs voor haar oeuvre. Als twintiger kwam ze in aanraking met het werk van de godfather van de Amerikaanse undergroundstrips Robert Crumb. De undergroundscène uit de jaren zestig en zeventig en Crumbs autobiografische werk in het bijzonder zijn een belangrijke invloed op Nederlandse stripmakers. ‘Crumb maakte strips voor een volwassen publiek met volwassen thema’s en maatschappijkritiek. Zijn verhalen gaan over echte mensen en dat sprak me erg aan,’ zegt Stok.

Het tekenwerk van Crumbs vrouw Aline, dat kwalitatief minder indrukwekkend is, legde voor Stok de lat wat lager: ‘Zelfs bij zo’n tekenstijl kunnen de verhalen erg goed zijn. Ik vind dat ik leuk teken maar ik ben geen tekenvirtuoos.’ Als hobby ging ze strips maken over de dingen die ze had meegemaakt. Inmiddels zijn we vijf stripalbums verder. In persoonlijke verhalen geeft Stok met humor en relativering haar visie op de wereld: ‘De rode draad in mijn werk is dat ik opzoek ben naar wat ik belangrijk vind in het leven. Ik probeer anders aan te kijken tegen vaststaande waarden.’

Barbara_stok_autobio
Herkenbaarheid verklaart volgens Stok de populariteit van de autobiografie: ‘Het genre lijkt wellicht narcistisch, maar de verhalen gaan vaak ergens over. Ze gaan over herkenbare situaties, ze zijn vaak grappig en ook filosofisch.’ De Goede voegt hier nog aan toe dat het van belang is dat mensen weten dat de verhalen autobiografisch zijn en dat de strippersonages werkelijk bestaan. ‘Hoe langer je de strip leest hoe beter je de personages denkt te kennen. Dan wil je ze blijven volgen.’

Zwaar op de hand
Pos merkt een belangrijk verschil op tussen de Nederlandse autobiografen en hun Spaanse spiegelbeelden: ‘Ik wil niet te veel generaliseren maar Spanjaarden kunnen best wel zwaar op de hand zijn. Het zijn serieuze mensen. Maatschappelijke thema’s zijn populair in Spanje. Gallardo maakte bijvoorbeeld een strip over zijn autistische dochter. Hier is het over het algemeen iets lichter en trivialer.’

Flo door Spaanse stripmaker Ken Niimura

Floor de Goede is zo’n autobiograaf die het luchtig houdt. ‘Het moet wel een beetje grappig blijven,’ zegt Flo. ‘Soms wil ik er wel een beetje drama in verwerken, maar ik vind humor wel belangrijk. Zo moeilijk heb ik het helemaal niet, dus waarom zou ik er een drama van maken?’ Flo’s verhalen zijn een constructie en zijn niet altijd letterlijk gebeurd zoals ze verteld worden: ‘Waarheid is nu eenmaal erg saai.’ Toch zijn ze wel eerlijk. ‘Soms heb ik de neiging om een filosofische gedachte erin te stoppen, maar dat slaat dan eigenlijk nergens op, want zo filosofisch ben ik nou ook weer niet.’

Floor de Goede en Barbara Stok zijn twee van de in totaal vijftig stripmakers die naar Barcelona gaan. Hun ervaringen lezen we later vast terug in stripvorm.

Dit artikel is ook gepubliceerd in Het Parool van donderdag 6 mei.

Categorieën
Strips

Stripmakers Linthout en Heuvel genomineerd voor Eisner Award

Deze week zijn de nominaties voor de Eisner Award, de belangrijkste internationale prijs in stripland, bekend gemaakt. Twee albums van Nederlandse origine zijn genomineerd.

De Vlaamse stripmaker Willy Linthout is met zijn striproman Jaren van de Olifant in twee categorieën genomineerd voor een Eisner Award. Zowel in de categorie ‘Beste buitenlandse werk’ en ‘Beste auteur non-fictie’ staat Years of the Elephant op de shortlist. De Graphic Novel vertelt het verhaal van Karel Germonprez die worstelt met zijn gevoelens na de zelfdoding van zijn zoon. Willy Linthout verwierf vooral bekendheid met zijn reeks Urbanus. Jaren van de Olifant is een autobiografische striproman, getekend in potlood.

Eric Heuvel is met de educatieve strip A Family Secret (in 2003 als De ontdekking uitgebracht door de Anne Frank Stichting) genomineerd in de categorie ‘Beste publicatie voor tieners’.

Tot zover de berichtgeving vanuit trots Nederlandstalig oogpunt. Andere interessante genomineerden zijn Robert Crumb met The book of Genesis in verschillende categorieën, waaronder ‘Beste nieuwe album’ en ‘Beste tekenaar’. Asterios Polyp van David Mazzucchelli is ook genomineerd voor ‘Beste nieuwe album’ en andere categorieën. Een opmerkelijke nominatie is de middelmatige anthologie Bob Dylan revisited, die vorig jaar in het Nederlands uitkwam bij Silvester.

Hier kun je de rest van de nominaties lezen.

De Eisner Awards zijn de Oscars onder de stripprijzen, vernoemd naar de Amerikaanse stripmaker Will Eisner (1917-2005). Net als de Oscar omvatten de Eisners te veel categorieën en worden ze jaarlijks uitgereikt.