Categorieën
Striprecensie Strips

Vintage Fred de Heij

Bladeren door de schetsboeken van tekenaars heeft iets intiems. Het is doorgaans een voorrecht dat slechts enkelen zullen genieten. Daarom ben ik erg in mijn nopjes met de reeks artbooks die uitgeverij Xtra de afgelopen tijd op de markt heeft gebracht. Twee dikke boeken met werk van Serge Baeken, een schetsboek van Petar Meseldzija, nu gevolgd door Vintage – illustraties, strips en schilderijen van Fred de Heij.

Dat De Heij een productief tekenaar is, staat buiten kijf. Hij is de tekenaar van de oorlogsstrip Haas die ieder nummer in Eppo verschijnt. Daarnaast is hij, samen met Ger van Wulften, de drijvende kracht achter het magazine Pulpman, dat zes keer per jaar boordevol pulpstrips in de winkel ligt. Ook schildert hij portretten en stillevens. Dat Vintage een behoorlijke omvang heeft, verbaast me dan ook niet.

Compulsief
Het realistische tekenwerk van De Heij wordt gekenmerkt door een trefzekere compositie. De inktlijnen verraden een zekere haast, alsof de tekenaar zijn vertreldrang maar net zelf kan bijbenen. Net als bijvoorbeeld collega Baeken, lijkt De Heij een compulsief tekenaar, iemand die altijd aan het tekenen is en schijnbaar zonder moeite de ene prachtige prent na de andere produceert.

Bladeren door het boek is alsof je door de creatieve geest van de stripmaker loopt. Vintage begint met een reeks illustraties en schetsen die zwaar gearceerd zijn en als magisch-realistisch bestempeld mogen worden. Een jongen die zichzelf een spiegel voor houdt, maar niet zichzelf maar de kop van een uil weerspiegeld ziet; een faustiaans tafereel waarbij iemand een contract ondertekend, terwijl de duivel over zijn schouders mee kijkt. Een vrouw die zwaar gebukt gaat onder het reusachtige rotsblok dat ze op haar rug torst.

Geile olifant
In principe loopt van alles door elkaar: sprookjesachtige kinderboekillustraties, beestenboel en naakte dames. De omslagillustratie spreekt in dat opzicht boekdelen: een verschrikte De Heij wiens hoofd overspoeld wordt door allerlei beelden uit zijn eigen strips. Dat drie van de zes afbeeldingen een naakte vrouw laten zien, is geen toeval. De Heij tekent graag de vrouw in haar naakte vorm, van klassieke portretposes tot en met hardcore porno. Seksualiteit speelt een grote rol in het werk van De Heij. Zijn strips draaien vaak uit op flinke sekspartijen die niet zelden een komische noot als einddoel hebben.

Bladerend door Vintage steken al snel de eerste penissen hun kop op en wordt er volop en veelvuldig gepenetreerd, gepijpt en gespoten. In het universum van De Heij steken zelfs olifanten graag hun slurf in gewillige vulva’s. En weten sneeuwpoppen, met hun ijzig geslacht, menig hitsig meisje wat verkoeling te brengen.


Geen achtergrond

Ik ben een fan van De Heij’s strips en wat betreft de seksuele uitspattingen in zijn werk dus wel wat gewend. Voor mensen die met Vintage voor het eerst met de tekenaar kennismaken, of alleen bekend zijn met de strip Haas, moet het boek een nogal overdonderende indruk maken. Een interview met de stripmaker of een beschouwende inleiding hadden het werk kunnen duiden.

Wat dat betreft ben ik het met mijn Zone-collega Marcel Ruijters eens, die eerder de artbooks van Serge Baeken besprak, dat enige toelichting bij het tekenwerk, bijvoorbeeld voor welke publicatie de tekeningen zijn gemaakt, veel had kunnen verduidelijken. Nu moeten we maar naar het hoe en waarom raden. Aan de andere kant kan de liefhebber ongestoord van het strakke tekenwerk genieten zonder afgeleid te worden door allerlei feitjes.

Jammer dat de schilderijen van Fred in zwart-wit zijn afgedrukt. Zoals de mooie, geschilderde covers van Pulpman laten zien, komen Freds penseelstreken beter tot hun recht in kleur. Toch, zodra ik de laatste bladzijde heb bereikt, voel ik geenszins de behoefte het boek terug in de kast te stoppen, maar heb ik zin om vanaf het begin weer aan de visuele reis door het hoofd van Fred te beginnen.

Fred de Heij – Vintage
Uitgeverij Xtra
ISBN 978-94-90759-01-8

Categorieën
Strips

Hallie Lama: ‘Ik ben fan van de DIY-mentaliteit’

Cartoonist en stripmaker Hallie Lama tekent lekker aan de weg. In september vorig jaar kwam zijn eerste boekje uit bij uitgeverij Xtra. Op dit moment is hij bezig met een tweede uitgave. Vorig jaar maakte ik een video-portret van hem. Het leek me leuk om de draad weer eens op te pakken. Hoe vergaat het Lama sinds zijn debuutbundel?


Met welke stripprojecten ben je op dit moment allemaal bezig?

‘Jeetje, even denken. Ik ben momenteel druk bezig mijn volgende boek samen te stellen en mijn hoofd aan het breken over een gepaste titel. Tevens doe ik een bijdrage aan een te verschijnen cartoon.blog-bundel. Dit staat allemaal voor de Stripdagen in Haarlem in de planning, waar ik rond die tijd ook werk heb hangen in de Vishal. Daar is dan de expositie De nieuwe generatie cartoonisten en die belooft erg leuk te worden. Niet zomaar een verzameling lijstjes in een hal, zeg maar. Verder teken ik nog steeds de kattenstrip Joop en Harrie voor kattenblad Majesteit en lever ik bijdrages aan Pulpman en Van Speijk.’

En je bent online ook veelvuldig aanwezig.
‘Op het internet ben ook nog steeds te vinden op mijn blog en op Eeuwig Weekend en Cartoon.blog.nl. Tevens wil ik ook nog wel eens opduiken op Frontaal Naakt. En dan zijn er nog twee ‘geheime’ (gag)stripprojectjes, maar die staan beide nog in de startblokken. Een goede reeks valt of staat met een goed doordacht concept en leuke, al dan niet sympathieke, personages.’

Natuurlijk ben ik nieuwsgierig naar die stripprojectjes. Wat kun je me er nu al over vertellen?
‘Eentje speelt zich af op een camping en die andere gaat over een cakebakker. Maar dat laatste wist je al want die maken we samen.’

Helemaal waar. Daar komen we later dus nog wel eens op terug. Vorig jaar september verscheen je eerste officiële boekje bij uitgeverij Xtra. Hoe gaat het daarmee, verkoop je een beetje?
‘Ik heb eerlijk gezegd de precieze cijfers niet gezien, maar volgens mij gaat het wel lekker. Heb er ook wel wat sympathieke dingen online over gelezen, dus ik mag niet klagen.’

Hoe was dat, om voor het eerst een echt boekje in de winkel te hebben liggen?
‘Te gek! Het begon al met een drukbezochte boekpresentatie in het altijd gezellige Lambiek. Leuk dat er zoveel mensen kwamen opdagen. Ook voor mijn signeersessie in de Hilversumse Boekhandel was heel wat belangstelling. Gelukkig vind ik signeren ook leuk. Vooral als men tevreden is met het resultaat natuurlijk.’

Wat is het gekste dat je tijdens een signeersessie hebt meegemaakt?
‘Dat was vast iets tijdens mijn signeersessie in mijn stamkroeg, maar daar weet ik niet zoveel meer van.’ Hallie lacht en vervolgt: ‘Zonder gekheid, wat ik wel vaker heb gehad is dat mensen niet eens doorhadden dat ik er een echt tekeningetje bij gezet had. Ze dachten dat het een gedrukt plaatje was waar ik alleen een handtekeningetje bij had gezet. Gelukkig kwamen de meeste kopers wel terug om me alsnog te bedanken.’

Stond je niet op de bestsellerslijst in Hilversum? Kun je daar nog rustig over straat zonder belaagd te worden door fans en cartoongroupies?
Walhallie was het afgelopen jaar het best verkochte stripboek bij de Hilversumse Boekhandel. Natuurlijk zal mijn signeersessie daar een aardige ‘boost’ aan gegeven hebben. Maar ik kan daar nog wel rustig over straat, hoor. Al weten mensen me wel te vinden voor een krabbeltje in hun boekje.’

Ik zag op de Stripbeurs Breda dat je een smallpress had gemaakt van je laatste 24 Hour Comic, Koning van de Uien. Waar gaat die strip over?
‘Haha, weet jij het? Het verhaal is inderdaad van origine een 24 Hour Comic, dus daar ben ik blanco aan begonnen. De plot schiet zodoende alle kanten op, met veel rare wendingen en flauwiteiten. Maar ik ben er wel tevreden mee, hij “leest lekker”. En er zitten veel uien in.’

Waarom heb je eigenlijk nog een smallpress uitgegeven, je hebt nu toch een echte uitgever?
‘Ik had online wat vragen over nieuw werk gehad naar aanleiding van mijn aanwezigheid in Breda. Toen heb ik dus maar besloten om voor de liefhebbers een limited versie van De koning van de uien te maken. Zie het maar als een bootleg. Ik vind smallpress boekjes sowieso wel rock-‘n-roll. Ik ben fan van de DIY-mentaliteit.’

‘Ook was dit de enige kans om De koning van de uien te presenteren zoals hij gemaakt is, in een kleine 20 uur. De koning van de uien zal in Pulpman verspreid over een paar nummers geplaatst worden. Daarom kleur ik het verhaal nu in grijstinten in. Ook zal ik hier en daar wat aan de tekst rommelen, vooral omdat mijn handschrift door het tempo waarin ik heb getekend ietwat onleesbaar uitvalt en dat is zonde.’

Wanneer komt je volgende boekje uit en wat gaat daar allemaal in staan?
‘Ik gok op de Stripdagen in Haarlem, dus in juni kan je weer een nieuw boekje verwachten. Uiteraard zitten er weer een hele bak cartoons in, maar deze keer iets meer dingen van 1 pagina of meer. Ik ben momenteel nog op zoek naar de juiste verhouding tussen strips en cartoons. Wel heb ik al een – veel te ruime – voorselectie gemaakt.’

Je maakt ook zoveel cartoons. Dat loopt dan aardig in de papieren. Ik heb het idee dat je je de laatste tijd wel meer concentreert op verhalende strips tekenen in plaats van cartoons. Hoe gaat dat?
‘Ik teken al jaren en deed eigenlijk altijd wel paginaatjes en verhaaltjes tussendoor. Alleen heb ik me de laatste jaren vooral op cartoons toegelegd, want ik maak graag snelle grappen. Sinds ik de afgelopen jaren aan de 24 Hour Comics Day meedoe is het me weer duidelijk geworden dat grappen maken ook makkelijk in langere verhalen kan. Ik zie een verhaallijntje dan ook als niet veel meer dan een goede kapstok voor grappen.’

Welke strips lees je zelf met veel plezier?
‘Wat strips betreft ben ik echt een alleseter. Ik lees net zo lief een goeie Spider-man als een Spekkie Big. In m’n boekenkast hebben boeken van Windig & De Jong, Kamagurka, Peter van Straaten en Luc Cromheecke wel de overhand.
Bij Kama is het vooral de humor die me aanspreekt en inspireert. Luc Cromheecke vind ik een toffe tekenaar die zonder woorden ook nog steeds erg grappig is.
Peter van Straaten is een vakman en een begenadigd tekenaar. En z’n werk is vaak pijnlijk herkenbaar. Humor is lijden en vice versa.’

En Windig en De Jong?
‘Dat vind ik gewoon geniaal, dat is cultureel erfgoed. Verder vind je in mijn kast de complete Asterix-reeks, al koop ik de latere albums eigenlijk alleen om de boel compleet te houden. De oude Asterix-albums vind ik zo sterk omdat ze daar het kapstokprincipe tot in de puntjes uitvoeren. Goscinny bouwt, met oog voor detail, een prachtige kapstok en hangt daar dan weer sublieme grappen aan. Dat vind ik mooi en dat kan ik dan ook keer op keer herlezen. En Uderzo is natuurlijk een heerlijk tekenaar. Ook heb ik een zwak voor de Peyo-albums van de Smurfen, maar daar speelt vast een stukje jeugdsentiment mee.’

Volg je nabije collega’s ook?
‘Uiteraard staan er ook veel cartoonboekjes en smallpressjes in de kast. Ik vind het altijd leuk om te kijken wat de nabije collega’s allemaal doen, dus ik heb ook veel Nederlands en Vlaams werk.’

Dit interview is ook gepubliceerd op het stripblog van Zone 5300.

Categorieën
Strips

Eppo, Eisner en Pulpman: Passie voor de strip in al zijn facetten

Het Nederlandse striplandschap is recent verrijkt met drie stripbladen. Voor de liefhebber van literaire stripverhalen is er Eisner; voor prikkelende pulpstrips is er Pulpman, terwijl Eppo vooral de nostalgische lezer bedient.

Het stripblad Eisner is gewijd aan de grafische roman en bevat korte beeldverhalen met literaire ambities. Vorig jaar november verscheen het eerste nummer in 2500 exemplaren bij uitgeverij Podium. Het stripblad is vernoemd naar de Amerikaanse stripmaker Will Eisner die naar verluidt de term graphic novel introduceerde om uitgevers te interesseren voor zijn strip A Contract with God (1978). Grafische roman klinkt in de oren van een literaire uitgever immers beter dan strip, een medium dat in eerste instantie geassocieerd wordt met leesvoer voor kinderen. De redactie van Eisner hoopt dit beeld te veranderen en literatuurminnende lezers kennis te laten maken met strips voor volwassenen. Hoofdredacteur Erik Noomen, die recent het stokje overnam van Ward Wijndelts: ‘Een vorm die gebruikt wordt om een Asterixverhaal te vertellen kan ook worden ingezet voor het vertellen van een verhaal over het Midden-Oostenconflict.’ Bij de selectie van de strips gaat de redactie vaak uit van de stripmaker, laat Noomen weten. ‘De tekenaar moet iets eigens hebben en het verhaal visuele zeggingskracht.’De Eisner-redactie heeft een eclectische en uiteenlopende smaak: in de twee nummers die er tot nu toe zijn uitgebracht staan onder meer een sfeervolle stripbewerking van het horrorverhaal ‘The outsider’ van H.P. Lovecraft door Erik Kriek, twee sleutelscènes uit de roman Het Diner van Herman Koch verstript door getalenteerde nieuwkomer Merel Barends, een bijdrage van Michiel van der Pol waarin hij vol zelfspot jeugdherinneringen over zijn seksuele voorlichting verhaalt en ook gerenommeerd werk van internationale stripmakers als Daniel Clowes die in ‘Art School Confidential’ met bijtende humor het kunstonderwijs portretteert. Door die diversiteit is Eisner een aardige staalkaart van wat het beeldverhaal te bieden heeft. De geselecteerde voorpublicaties die ook in het blad staan vormen echter zelden een afgerond verhaal, wat een onbevredigende leeservaring oplevert.In de toekomst hoopt Noomen enkele bekende namen uit de literaire wereld aan het blad te verbinden. Arnon Grunberg heeft toegezegd een stripscenario te schrijven op basis van een van zijn reisreportages en Robert Vuijsje, winnaar van de Gouden Uil voor zijn debuut Alleen maar nette mensen, zal ook een script schrijven.

Pulpman: Pulp voor de liefhebber
Waar Eisner drie keer per jaar staat voor de literaire en poëtische strip, vertegenwoordigt Pulpman iedere zes weken de andere kant van het spectrum: vermakelijke pulpverhalen waarin op expliciete wijze en zonder schroom de duistere kanten, driften en zwakheden van de mens worden belicht. Vaak met de titelfiguur van het blad, een naargeestig mannetje met een clownesk gelaat, in de hoofdrol. Net als bij de andere stripbladen beoogt de redactie als keurmerk te fungeren. ‘Pulpman zoekt naar de parels van de pulp. […] Uitgangspunt voor een goede strip blijft vakmanschap: een tekenaar die kan tekenen, met swung en dynamiek, een verhaal vertellen, karakters neerzetten en een sterke lay-out,’ aldus het voorwoord in de eerste Pulpman die februari dit jaar in een bescheiden oplage van 800 stuks van de drukpers rolde. Vervang het woord ‘pulp’ voor ‘beeldverhaal’ en dezelfde introductie had ook in Eisner kunnen staan.Stripmaker, schilder en illustrator Fred de Heij en uitgever Ger van Wulften initieerden Pulpman uit eigen behoefte. De Heij: ‘Ik wilde altijd al een striptijdschrift hebben en ben uitgegaan van wat ik het allerleukste vind.’ Omdat De Heij het merendeel van de strips en achtergrondartikelen verzorgt drukt hij een duidelijke stempel op het blad. Zijn verhalen zijn over the top, eindigen geregeld met een onverwachte wending en zijn dikwijls pornografisch.

Net als Eisner bevat Pulpman originele verhalen en voorproefjes van nog uit te komen strips. Mede dankzij de korte introductie van de gasttekenaars geeft Pulpman een aardig, zij het wat willekeurig beeld van het begrip pulpstrip. De Heij en gastschrijvers als Peter Breedveld, striprecensent van Vrij Nederland, lichtten in de artikelen uiteenlopende onderwerpen uit. Hoewel De Heij zijn persoonlijke visie geeft komt de nieuwsgierige lezer veel te weten over bijvoorbeeld de geschiedenis van pulpstrips en de invloed van Joodse makers op de Amerikaanse stripindustrie. De toon van Pulpman is die van een dikke knipoog en een tikkeltje tegendraads. Het zal geen toeval zijn dat in het eerste nummer de Eisner wordt gerecenseerd. Zelfs over een op het eerste gezicht onschuldige en oubollige jongensstrip als Bob Evers (uit de Eppo) weet De Heij te vertellen dat deze zijn oorsprong heeft in een strip die in het nationaal-socialistische blad Jeugd werd gepubliceerd.

Gezien de toon en de verheerlijking van pulp ligt het voor de hand om het blad te zien als tegengeluid op de graphic novel. Toch stellen de makers duidelijk dat ze nergens tegenaan willen schoppen. Het plezier en de passie die de bladmakers voor pulpstrips hebben straalt Pulpman zeker uit en werkt aanstekelijk.Eppo, een nostalgisch stripblad
In het midden tussen Eisner en Pulpman bevindt zich de Eppo. Dit tweewekelijkse stripblad bevat voorpublicaties van mainstream strips, het soort waar je het eerste aan denkt als je het woord strip hoort: Storm, Agent 327, Franka en Dirkjan. Het gros bestaat uit onschuldige avonturen- en humorstrips die, net als sommige verhalen in Pulpman, in afleveringen verschijnen. In tegenstelling tot Eisner dient van deze bladen dus ieder nummer aangeschaft te worden om niets van de vervolgverhalen te missen.

Voorpublicaties zijn misschien vervelend voor de ongeduldige lezer, volgens Eppo-hoofdredacteur en initiatiefnemer Rob van Bavel zijn ze een belangrijke inkomstenbron voor stripmakers omdat de albumverkoop te laag is om van te leven. Daarbij wordt het ouderwetse Eppo-gevoel volgens sommigen juist gekenmerkt door het in spanning afwachten tot het nieuwe nummer weer op de deurmat valt.

Eppo werd in januari dit jaar nieuw leven in geblazen. Het stripblad verscheen oorspronkelijk van 1975 tot halverwege de jaren tachtig. Na talloze naamswijzigingen en samenstellingen verdween het in 1999 van de markt. De nieuwe Eppo lijkt voort te komen uit een drang naar nostalgie, want het merendeel van de strips stond ook in de eerste incarnatie van het blad. Volgens Van Bavel is Eppo ook niet voor kinderen bedoeld, maar voor de dertigplussers die het vroeger ook lazen: ‘Jongeren vanaf zes jaar lezen geen strips meer, die gaan liever gamen of online. Dat is ook de reden dat de oude Eppo uiteindelijk is verdwenen: ze hielden vast aan de jeugd als doelgroep.’ Toch hoopt hij dat de Eppo van papa ook wordt ingekeken door nieuwsgierige lezertjes.

Hoewel de interviews in het blad interessant leesvoer zijn en de achtergrond en methodiek van de stripmakers inzichtelijk maken, wekt de toon van de redactionele teksten niet de indruk dat volwassenen worden aangesproken. Desondanks lijkt Eppo een succes: met een oplage van 25.000 exemplaren is dit het grootste stripblad van Nederland.

Dit artikel verscheen eerder in VPRO Gids #34 onder de titel Nieuwe Avonturen.

Lees ook:

Categorieën
Strips

Striprecensie: Pulpman versus Eisner

Pulpman is een stripmagazine uitgedacht door schilder en stripmaker Fred de Heij, en wordt gepubliceerd door uitgeverij Xtra. Het magazine wil vooral een tegengeluid zijn in de stripwereld waarin de term graphic novel de strip uit het verdomhoekje moet halen.Eigenlijk is Pulpman dus het stoute broertje van de Eisner (waar ik eerder deze recensie over schreef). Waar Eisner zich richt op literaire beeldverhalen en vooral een staalkaart wil zijn voor de graphic novel, heeft De Heij met zijn Pulpman een ander doel: ‘[D]e basis blijft het ambacht van de strip. Die is in pulp ontstaan en heeft grote tekenaars voortgebracht. Pulpman zoekt de pareltjes van de pulp.’Pulp belicht vaak het slijk der aarde. Met een scheut humor worden zonder pretenties de handelingen aangekaard die uit de duistere plekjes van de menselijke geest voortkomen. Pulpverhalen gaan over sukkels die ondanks hun goede bedoelingen in nare situaties terechtkomen, over mensen die door overmoed ten val komen en natuurlijk schurken die zich door hun driften laten leiden. Moordenaars, geile pastoors, incestbedrijvers, laffe sergeanten en valse eenden komen in het eerste nummer van Pulpman voorbij. Allen smakelijk verbeeldt door De Heij en geestverwanten.Erotische strip door Fred De Heij uit Pulpman #1.Persoonlijke toon
Als het gaat om pulp weet De Heij waar hij het over heeft. Als illustrator werkte hij voor bladen als Donald Duck en Tina, maar ook voor meer prikkelende bladen als Penthouse. Bij Divina, een subdivisie van Xtra, verscheen recent de pornografische strip ’n Net meisje. Pulpman bevat verder bijdragen van Gerard Leysen, Erwin Noordanus, Daniel Rosseels en Ben Vranken. Hierdoor is het magazine net geen onemanshow, al voert vooral De Heij de boventoon, want naast veel van zijn stripwerk bevat Pulpman ook artikelen van zijn hand over de geschiedenis van de pulp, oorlogstrips en dieren in de strip. Ook recenseert De Heij – niet toevallig natuurlijk – de eerste Eisner en kaart hij een boek en tentoonstelling aan over het werk van illustrator Waldemar Post. Deze teksten schrijft hij vanuit zijn perspectief. Ze hebben een persoonlijk en anekdotisch karakter. Toch kan de lezer tussen de alinea’s over De Heij’s carrière door aardig wat oppikken over het pulpgenre.Zo bevat het magazine een authentieke aflevering van de serie Sally the Sleuth die getekend en geschreven werd door Adolphe Barreaux. De serie wordt kort ingeleid: wie wil nu niet weten hoe de schrijvers het iedere keer weer voor elkaar kregen om penabele situaties te bedenken waar sexy speurneus Sally altijd in haar ondergoed uit gered moest worden?Omdat De Heij zo’n stempel op Pulpman drukt, zullen de mensen die zijn werk niet kunnen waarderen het blad laten liggen. Ik hou wel van de wat neurotische lijnen van De Heij en met zijn voorkeur voor het tekenen van mooie vrouwfiguren kan ik het goed vinden. Overigens zal niemand na het lezen van het magazine twijfelen aan zijn passie voor het genre.

‘Schuld’ door Daniel Rosseels & Gerard Leysen.


Eisner 2.0

In vergelijking met Pulpman is de Eisner een stuk objectiever, maar niet met minder passie voor de strip gemaakt. Het tweede nummer ligt sinds kort in de schappen en bevat prachtig grafisch werk dat, omdat de uitgever ditmaal gekozen heeft voor glad papier, er mooi gedrukt opstaat. Eisner #2 bevat een divers aanbod aan makers en stijlen en is in dat opzicht dus helemaal anders dan Pulpman dat vooral door één man gedreven wordt. Erik Kriek verstripte in zijn herkenbare krachtige tekenstijl een verhaal van HP Lovecraft – ook pulp toevallig. De leukste bijdrage is van Michiel van der Pol die vol zelfspot jeugdherinnering over zijn seksuele voorlichting verhaalt:Eveneens grappig en vooral mooi getekend is de bijdrage van Bob Wolkers, over een dierenverzorger die niet langer het pispaaltje van de beesten wenst te zijn. Merel Barends, geen onbekende voor vaste Mike’s Webs-lezers, verstripte een scène uit Herman Kochs Het Diner. Barends slaagt erin om in vier pagina’s het centrale conflict uit de roman te verbeelden. Twee stellen voeren een oppervlakkige conversatie aan de dinertafel. Onderwijl slagen ze er niet in om hun gedachten naar de verschrikkelijke daad die hun kinderen hebben begaan te verdrijven:Door de enkele voorpublicaties die erin staan, is Eisner#2 bij tijd en wijlen net zo fragmentarisch als Pulpman, dat enkele vervolgverhalen bevat. De voorpublicaties in Eisner leveren namelijk zelden een afgerond verhaal op en geven een onbevredigend leesgevoel.Met Eisner en Pulpman in je winkelmandje, ben je in het bezit van twee sympathieke publicaties die de twee uitersten van de stripwereld verkennen: die van de literaire strip en de pulp.Pulpman zal elke zes weken verschijnen. Eisner verschijnt driemaal per jaar.Pulpman
Uitgeverij Xtra
ISBN 978-90-77766-80-4

Eisner#2
Podium. ISBN 978-90-5759-378-9

Deze recensie verscheen ook op EeuwigWeekend.nl, die andere leuke site.

Bekijk de video over Eisner.