Categorieën
Strips

Fred de Heij over Phinny: ‘Ik wilde een minder grof verhaal maken’

Tijdens de Stripbeurs Breda presenteerde uitgeverij Xtra het nieuwe album van Fred de Heij: Phinny: Rendez Vous. In deze crime noir is Phinny Prentice beveiligingsexpert bij een verzekeringsmaatschappij. Als de vrouw van haar collega Dave aangerand wordt en in coma raakt, besluit ze dit tot op de bodem uit te zoeken. Dave’s vrouw Liz blijkt al een tijdje een dubbelleven te leiden waar hij geen weet van heeft. Als de aap uit de mouw komt laat deze juridisch adviseur eindelijk zijn tanden zien.

Een nieuw album van De Heij leek me een mooie gelegenheid hem enkele vragen voor te leggen.

Waarom wilde je het verhaal van Phinny vertellen?
Ik ben continue verhalen aan het schrijven en op een gegeven moment heb ik deze eruit gepakt. Ik wilde graag een detective maken die iets anders in elkaar zit dan de verhalen die ik tot dan toe had gemaakt. Een verhaal waar nu een keer niet een overdreven hoeveelheid seks en geweld in voorkomt. Als ik uit mezelf een strip maak dan wordt het bij wijze van spreken een Frans en Suzanne-verhaal, want verhalen die over de top zijn maak ik het liefste. Het basisidee van Phinny was dus eigenlijk om het eens over een andere boeg te gooien. De reden waarom ik nu met Phinny begonnen ben is omdat ik een subsidie had gekregen om het boek De kuisheidsgordel te maken met Jan van Aken. Ik had hiervoor speciaal geen opdrachten meer aangenomen, want ik dacht er een halfjaar mee bezig te zijn. We hadden afgesproken dat ik in januari dat verhaal zou tekenen, maar dat ging niet door omdat het script nog niet af was. Ik had dus opeens tijd over. De eerste paar weken heb ik vooral aan Pulpman gewerkt. Op een gegeven moment heb ik besloten om een scenario te tekenen dat ik al min of meer klaar had liggen: Phinny dus.

Je wilde dus eens iets nieuws proberen?
Ik maak natuurlijk niet steeds hetzelfde soort strip. Er is me al meerdere keren gevraagd of ik een vervolg ga maken op Een net meisje of Afgezaagd, en dan denk” “Die heb ik al gemaakt.” Daar heb ik geen zin in.

Het stripmagazine Pulpman heeft in principe een klein bereik en verkoopt doorgaans moeilijk vanwege de expliciete seksscènes die er in staan, heb je Phinny bewust toegankelijker geprobeerd te maken door de seks en het geweld gematigd in beeld te tonen?
Nee, dat was niet de reden, maar als daardoor de verkoop toeneemt zou het wel een prachtig extraatje kunnen zijn. Maar eigenlijk sta ik daar niet bij stil als ik verhalen maak. Ik heb het er wel met mijn uitgever over gehad: als je voor grof gaat verkoop je minder.

Scene uit 'Phinny'. Ingetogen geweld.

Welke elementen in het verhaal maken het anders dan een Pulpman-verhaal?
De seks is netjes gebracht. En als de minnaar van Liz haar een ros voor haar harses geeft, dan zie je dat niet. Ik breng dus bepaalde dingen niet expliciet in beeld. Ik heb ook een andere werkmethode gebruikt tijdens het schrijven. Ik heb voor mezelf eerst de figuren beschreven en vanuit verschillende standpunten het verhaal geschreven. De langere verhalen voor Pulpman schrijf ik nooit op die manier. Die schrijf ik van scène naar scène. Ik heb ook van tevoren veel meer bedacht hoe het verhaal zou verlopen.

Beviel die nieuwe werkwijze je?
Ja. Neem bijvoorbeeld een verhaal als De schuilplaats die voorgepubliceerd wordt in Pulpman. Ik weet van tevoren wel hoe zo’n verhaal gaat eindigen, maar ik schrijf het dus scène voor scène en probeer van iedere aflevering een afgerond plotje te maken. Ik teken die strips ook serieel. Phinny heb ik in een ruk door getekend.

Wat was voor jou het voordeel als maker?
Het voordeel is dat het een ander soort verhaal wordt. Als ik weer aan een nieuw verhaal ga beginnen doe ik het denk ik liever zo dan een aaneenschakeling van allemaal korte scènes die bij elkaar een groot geheel vormen. Ik heb Phinny gemaakt vanaf maart tot en met eind augustus. Het was wel flink doorwerken, want ik had er een bepaalde periode de tijd voor. Ik was er zeven dagen per week mee bezig. Ook ’s avonds. Toen het af was, was ik ook echt wel even aan vakantie toe. Dat heb ik normaal gesproken nooit. Maar het ging niet vervelen.

Het viel me op dat je figuratie op de achtergrond maar schaars inzet. In het kantoorpand waar Phinny en Dave werken bijvoorbeeld, zie je bijna geen collega’s op de achtergrond.
Dat vind ik mooier. Ik hou niet van strips die lastig te lezen zijn. Dat het een zoekplaatje is. Een stripplaatje moet helder en overzichtelijk zijn. To the point en prettig om naar te kijken.

Het duurt opvallend lang voordat Dave, de man van Liz, doorheeft wat er aan de hand is en daar naar gaat handelen.
Hij heeft vanaf het begin al door dat er iets niet pluis is, maar rationeel gezien wil hij daar niet aan. Dave is typisch iemand die zich voorgenomen heeft om op een bepaalde manier te reageren. Dat is een belangrijk onderdeel van zijn karakter.
Daar wordt wat mij betreft de strip boeiender door.

Je gaf aan in je blog dat je Dave eigenlijk een eikel vond.
Ja, ik vind het een vreselijke lul. Voor mij zijn die twee vrouwen (Phinny en Liz) de hoofdpersonen. Die twee mannen vind ik maar eikels. Daar heb ik niets mee. (lacht.) Natuurlijk is dit een vooroordeel van mij, maar ik heb het gevoel bij mensen die rechten gestudeerd hebben dat ze alles beredeneren, en alles min of meer rationeel benaderen terwijl hun gevoel wel degelijk iets anders zegt.

(Na het interview heeft Fred zijn ideeën over Dave nog eens duidelijk opgeschreven in een blogpost. )

Het boekje heeft de naam Phinny in de titel, dus dat wekt de verwachting dat zij het hoofdpersonage en dat ze de handelende persoon is. Maar als je kijkt naar de structuur van het verhaal, dan neem je weliswaar eerst de tijd om Phinny neer te zetten, maar daarna neemt Dave het voortouw. Hij is toch het handelend personage, is hij dan niet het hoofdpersonage?
Eigenlijk niet. Ik heb daar bewust voor gekozen. Dat vond ik op dat moment echt de beste manier om het verhaal te vertellen.

Wilde je bewust narratieve conventies omdraaien?
Ik vind die conventie niet zo belangrijk. Het moest niet zo’n geijkt verhaal worden. Er zijn een hoop strips die ik in de afgelopen vijftig jaar heb gelezen waarin de hoofdpersoon geen enkele rol speelt: hoe het hoofdpersonage reageert wordt bepaald door de plot en niet andersom. En daar hou ik niet van. Ik ben er bewust mee bezig geweest om dat op mijn manier te doen. De innerlijke strijd van de figuren is een essentieel onderdeel van de personages en van de strip.

Phinny Prentice.

Ga je meer met Phinny doen?
Dat is wel de bedoeling, maar afgezien van een paar aantekeningen en wat gedachteflarden in mijn hoofd heb ik nog niets. Dus ik heb niet volgende week de eerste tien pagina’s af. (lacht)

Je blogt tegenwoordig over je werk. Hoe bevalt dat?
Dat is enig, maar dat weet je, jij bent toch de professionele blogger? Het verveelt nog niet, dus ik ga er met dezelfde enthousiasme mee door. Toen ik op vakantie ging heb ik een paar posts vooruit geschreven. Het was wel even lastig om te bedenken waar ik het over zou hebben. In principe reageer ik op waar ik op dat moment mee bezig ben en dat maakt het bloggen hartstikke makkelijk.

Check Freds verhalen op FreddeHeij.Blogspot.com, waar hij ook een geregeld schetsen publiceert en verhalen over de strips die hij op dat moment aan het maken is.

Categorieën
Strips

Valt het doek voor Pulpman?

Van de week kondigde stripmaker Fred de Heij op zijn blog aan dat hij serieus overweegt om met het blad Pulpman te stoppen. De verkoopcijfers vallen erg tegen.

Ik was het hele weekend op het stripfestival in Breda omdat we een speciale Pulpman-stand hadden. De stand zag er mooi uit met posters en originele omslagen, de sfeer op de beurs was prima, en Phinny en Haas werden goed verkocht. Maar bijna geen Pulpmannen, misschien 5 of 6. Zondagavond was ik weer thuis en de twijfel sloeg toe: waarom zouden we al die Pulpman moeite doen als het blijkbaar niemand interesseert?

Hoogste tijd om even met Fred te bellen om te horen of het doek voor Pulpman daadwerkelijk gaat vallen.

‘Ik ga er in ieder geval nog wel een tijdje mee door,’ vertelt De Heij. ‘Er staan een paar vervolgverhalen in die gewoon afgemaakt moeten worden. Dat gaat sowieso gebeuren. En dan zien we wel hoe het gaat.’ Toch zit het de stripmaker dwars dat er weinig belangstelling voor Pulpman is.

Achterkant en voorkant van Pulpman 11.

‘Ik moet er met Ger en Esther van Uitgeverij Xtra binnenkort eens over praten, maar zoals het nu gaat is het niet de moeite waard. Er zit heel veel werk in Pulpman en als men het niet de moeite waard vindt om daar negen euro voor te betalen, zijn we kennelijk niet goed bezig. Dan kan ik beter iets anders verzinnen, iets wat wel opgepikt wordt.’

Toen Pulpman net uitkwam, is er redelijk wat aandacht aan besteed. De pers heeft er over geschreven en een week lang was de etalage van Atheneum Boekhandel in Amsterdam ingericht met het werk van De Heij. Desondanks is het geen bestseller, aldus Esther Gasseling van uitgeverij Xtra. Ook in Vlaanderen niet. Wellicht heeft dat te maken met de expliciete seks die er in voorkomt, dat ligt toch nog steeds gevoelig bij veel verkopers. Wel is Xtra aan het kijken of er met een Engelstalige versie ook een plekje voor het blad in het buitenland is.

Buitenland
Het afgelopen week uitgekomen album Phinny zou een aardige introductie zijn van Freds werk en is daarom ook in het Engels vertaald. Maar wellicht zou Pulpmania, het album waarin enkele Pulpman-strips gebundeld zijn, daar ook een goede kandidaat voor zijn.

Mocht Pulpman toch verdwijnen, dan betekent dit natuurlijk niet dat de liefhebbers van Freds werk zijn strips nooit meer kunnen lezen: ‘Ik heb altijd strips gemaakt en ze komen altijd wel ergens terecht. Daar maak ik me geen zorgen over. Er zullen altijd nieuwe initiatieven genomen worden en er blijft altijd interesse in het soort strips dat ik maak.’ Er komt ook weer een nieuw verhaal van Haas in Eppo te staan.

Persoonlijk zou ik het heel jammer vinden als Pulpman zou verdwijnen. Het blad biedt een uniek geluid in de kleine markt van striptijdschriften die Nederland kent. Vanaf de eerste bladzijde ben ik al fan van dit stripblad dat door een heel klein team gemaakt wordt, maar vooral door De Heij wordt gedragen. Fred tekent het merendeel van de strips en schrijft daarnaast korte artikelen over strips die hij interessant vindt. Zelf heb ik ook wel eens artikelen voor Pulpman geschreven. Ook heb ik voor Fred een stripscenario gepend.

Underground
Voor mij is Pulpman echt een undergroundstrip en daar zijn er bijna geen van in Nederland. Fred doet hierin zijn eigen ding en laat zich leiden door zijn eigen interesses en onderwerpen waar hij graag strips over maakt, net zoals de Amerikaanse undergroundtekenaars dat in de jaren zestig en zeventig deden. Wars van opgelegde regels gebruikten die tekenaars de strip om hun eigen geluid te laten horen, om hun persoonlijke verhalen te vertellen en kritiek te uiten op de maatschappij. Dat laatste doet De Heij met de satirische dierenstrip ’t Landje die in Pulpman staat.

En Fred is, laten we dat vooral niet vergeten, een fantastische tekenaar. Één van de weinige stripmakers die een realistische tekenstijl hanteert.

Pulpman is een blad dat gemaakt wordt omdat de makers vinden dat het iets toevoegt aan het aanbod. Het enthousiasme van het Pulpman-team is van de bladzijden af te lezen. Dat mag eigenlijk niet verloren gaan, dus als je ook fan bent van dit stripblad laat dat dan merken. Blog over Pulpman, geef potentiële geïnteresseerden in je vriendengroep een exemplaar cadeau en neem een abonnement.

Wordt hopelijk vervolgd…

Categorieën
Strips

Spider-Man: Alledaagse problemen van een webhoofd

Spider-Man is al jaren het boegbeeld van Marvel Comics en de meest geliefde superheld uit hun stal. De aantrekkingskracht van deze held schuilt niet alleen in zijn spinnenkracht. Juist zijn kwetsbaarheid maakt hem menselijk en daarmee populair.

Ik lees Spider-Man-strips sinds ik een jaar of zeven, acht was. Hoewel ik tegenwoordig nog zelden een Lucky Luke oppak of andere striphelden waar ik als klein joch aan verknocht was, hebben de verhalen over het Amerikaanse webhoofd me nooit meer losgelaten.
John Romita Jr. heeft ooit gezegd dat Peter Parker als een familielid voor hem was. Zijn vader tekende de Spider-Man-strips in de jaren zestig en zeventig en de jonge John keek op de tekentafel mee. Ook woonden Peter en hij in dezelfde wijk, Queens, dus leek het net alsof Peter een soort buurjongen was.
Dat was voor mij niet het geval, opgroeiend in een klein stadje in Nederland. Toch heb ik altijd een soort verwantschap gevoeld met Peter Parker. Volgend jaar is het 50 jaar geleden dat Steve Ditko Spidey voor het eerst op papier zette. Waarom is hij in al die jaren zo populair gebleven?

Alledaagse superheld
Spiderman zag in 1962 het licht in de comic Amazing Fantasy #15 en is het geesteskind van schrijver Stan Lee en tekenaar Steve Ditko. Het jaar ervoor ontketenden Lee en tekenaar Jack Kirby een revolutie in de superheldenbranche met hun creaties The Fantastic Four en de Hulk. Lee vroeg zich af wat er zou gebeuren als superhelden in de echte wereld zouden bestaan, als echte mensen met alledaagse problemen.

Met dit idee in het achterhoofd introduceerden Lee en co. een nieuw soort superheld: personages die zowel de strijd aan moeten gaan met superschurken als met hun innerlijke demonen; helden die geplaagd worden door dezelfde sores als Jan en alleman en wier superkracht niet per se een zegen hoeft te zijn.
Duidelijke voorbeelden hiervan zijn de Hulk of The Thing van The Fantastic Four: Ben Grimm veranderde in het grote oranje monster The Thing na een dosis kosmische straling. Probleem: probeer als grote stenen kolos maar eens kleding in je eigen maat te vinden. Ben wordt dan ook vaak gekweld door depressieve buien, die weer leiden tot explosieve woede-uitbarstingen.

Vier fantastische sterren
Ook interessant aan de creaties van Lee en kornuiten is het feit dat sommige superhelden echte sterren werden. The Fantastic Four staan in de eerste verhalen net zo vaak op de voorpagina van de krant nadat ze een ramp hebben voorkomen als op de society pagina vanwege hun persoonlijkheden. Let wel: de vier superhelden dragen geen maskers en iedereen weet wie ze zijn.
De insteek van Lee gaf de helden een realistischer tintje dan hun voorgangers. De superhelden van Marvel lijken in een bepaald opzicht dus op hun lezers, wat voor een deel hun populariteit verklaart. Spiderman is hier het schoolvoorbeeld van.

Puber
Peter Parker is een aantrekkelijk personage omdat hij heel herkenbaar is als tiener met alle onzekerheden die op die leeftijd spelen. Hij is een sociale outcast, een boekenwurm die ernaar verlangt geaccepteerd te worden. Interessant is dat zijn alter ego Spiderman wat dat laatste betreft met dezelfde problemen worstelt als Peter zelf – ook Spiderman is een buitenstaander die wordt gewantrouwd door het grote publiek.
Veel van de eerste verhalen spelen zich af op de middelbare school: Peters ontwikkeling van tiener naar jongvolwassene loopt parallel met die van de jonge Spiderman, die langzaam leert wat het betekent om een held te zijn. Peter lijkt een normale puber, maar diep van binnen schuilt er een heroïsch personage in hem. En hebben we niet allemaal het idee dat we in dwingende omstandigheden altijd het juiste zullen doen en boven onszelf uit zullen stijgen?

Dood door schuld
Daarbij komt Peters motivatie om goed te doen voort uit schuldgevoel. Deze held is geboren uit een dramatische gebeurtenis. Toen Peter net zijn krachten had, na een beet door een radioactief spinnetje, dacht hij er veel geld mee te kunnen verdienen. Na afloop van een televisieoptreden liet hij een dief ontsnappen die hij gemakkelijk tegen had kunnen houden, maar Peter vond dit niet zijn taak. Niet veel later brak de dief in het huis van de Parkers in en vermoordde Peters oom Ben, de man die hem opvoedde en zijn normen en waarden bijbracht. Had Peter de dief tegengehouden, dan was dit nooit gebeurd. Daarmee leert Peter de belangrijkste les van zijn leven: dat grote krachten met grote verantwoordelijkheid gepaard gaan.

In zekere zin kun je stellen dat ook Batmans Bruce Wayne handelt uit schuldgevoel: zijn ouders werden voor zijn ogen vermoord door een overvaller, maar hij was zelf te jong en te zwak om daar iets tegen te ondernemen. Zijn motief om als Batman op te treden is in eerste instantie wraak op de misdaad. Maar als de jonge Bruce Wayne op de divan van een goede psychiater terecht was gekomen, had het onderliggende schuldgevoel behandeld kunnen worden en had Bruce wellicht nooit de noodzaak gevoeld om zich iedere avond als een halloweenfiguur te kleden.

De grote onthulling in Amazing Fantasy #15.

Soap
Het leven van een superheld is vaak geen pretje, een gegeven dat keer op keer ook in het leven van Peter Parker wordt onderstreept. In de vroege verhalen hebben Peter en zijn tante May dikwijls geldproblemen, heeft May te kampen met een slechte gezondheid, wordt Peter constant geplaagd op school door Flash Thompson en probeert hij naast zijn activiteiten als Spiderman een relatie te onderhouden met Betty Brant.
Peter is als de dood dat zijn naasten gevaar lopen. Als vijanden achter zijn identiteit komen, zijn familie en vrienden hun leven niet meer zeker. Zo kwam Peters grote liefde Gwen Stacy om het leven tijdens een gevecht tussen Spidey en de Green Goblin, die op de hoogte was van Peters geheime identiteit. Ook werd Spideys latere echtgenote Mary Jane wel eens slachtoffer van een ontvoering.

De auteurs maken Peters persoonlijke relaties nog eens extra gecompliceerd door hem vriendinnen te geven die vaak een hekel hebben aan Spiderman, zodat Peter nooit kan vertellen wie hij werkelijk is.

De relatieperikelen tussen Peter en zijn leeftijdsgenoten verzanden soms in een soap, maar Lee mixt ze gelukkig goed met de actiescènes in het verhaal. Eerlijkheidshalve moet ik trouwens toegeven dat het vooral deze soapelementen zijn die je nieuwsgierig maken naar het vervolg.

 

Alter ego
De dubbele identiteit is een vast gegeven in het superheldengenre. Het geeft vaak problemen en vraagt offers in het privé-leven van de held. Bij Peter Parker maakt zijn alter ego Spiderman het hem moeilijk om een normaal leven te leiden. Zo moet hij, juist als hij met zijn vriendin uit wil gaan, plotseling in actie komen als Spiderman.

Anderzijds verstoort zijn privé-leven ook Spidermans activiteiten: in The Amazing Spider-Man (Vol.1) #17 (1964) moet Spidey een gevecht met de Green Goblin staken, omdat zijn tante May acuut is opgenomen in het ziekenhuis. De toeschouwers hebben geen idee waarom de held plotseling het strijdtoneel verlaat en vinden Spiderman een lafaard.

Peter hield zijn geheim jarenlang verborgen voor zijn tante, uit angst dat ze een hartaanval zou krijgen als ze wist dat haar geliefde neefje zich keer op keer in levensgevaarlijke situaties bevindt. In een van de beste verhalen speelt het moment dat May achter Peters grote geheim komt. In Amazing Spider-Man (Vol. 2) #38, geschreven door J. Michael Straczynski en getekend door John Romita Jr., praten ze het eindelijk uit in een prachtige dialoog. Waaruit nogmaals blijkt dat de beste Spider-Man-verhalen altijd draaien om de man achter het masker en niet om de misdaadbestrijder die tijdens een gevecht net zo makkelijk met grappen smijt als klappen uitdeelt.

Het is dus vooral vanwege Peter Parker dat ik het grootste deel van mijn leven al Spider-Man lees. De charme zit ‘m in zijn menselijkheid. Zijn leven kent – net als dat van ons – liefde, verdriet en een hoop pech, maar desondanks houdt hij vol en belichaamt hij de wens om boven het alledaagse uit te stijgen.

Dit artikel is gepubliceerd in Pulpman #11.

Categorieën
Strips

Striptips: Week 28

Strips worden tegenwoordig vaak behandeld in de reguliere media. Deze week kwamen er twee Nederlandse tijdschriften uit met daarin aandacht voor het beeldverhaal die ik graag even noem.

Hollands Diep: Pontiac en Barends
In het augustus/september nummer van Hollands Diep staat een dubbelportret van stripmakers Peter Pontiac en Merel Barends. Pontiac (60) krijgt in september de Marten Toonderprijs voor zijn oeuvre. Barends (31) is druk bezig met haar eerste grote striproman.


Ik ken Merel al een paar jaar en kijk reikhalzend uit naar haar persoonlijke strip. In het interview vertelt ze: ‘Het gaat over een jongen van rond de twaalf jaar, die lang in een fantasiewereld heeft geleefd. De discrepantie tussen de kindertijd en volwassenheid kan hij niet aan. Het verhaal is redelijk autobiografisch. Mijn broertje heeft een einde aan zijn leven gemaakt toen hij twaalf jaar oud was. Ik was toen zeventien. Het boek begon vanuit mijn zoektocht naar zijn motivatie.’

Pontiac is natuurlijk een oude bekende in stripminnend Nederland. Hij beschouwt Kraut als zijn hoogtepunt. In deze striproman onderzoekt Pontiac de nazigeschiedenis en de mysterieuze dood van zijn vader. Irene de Waal vroeg aan de stripmaker waaraan hij merkt dat hij ouder wordt: ‘Ik accepteer steeds meer wie ik ben. Ik heb me altijd onzeker gevoeld ten opzichte van andere mensen. Niet zozeer vakgenoten, maar de medemens in het algemeen. Nu ben ik minder snel geïmponeerd. Ik durf meer te vertrouwen op mijn kunnen. Voorheen was het een lijdensweg voor ik iets had gemaakt dat ik goed vond. Dan maakte ik schetsen en die tekende ik eindeloos over op de lichtbak. Dat doe ik nu niet meer.’

Ik spreek Peter binnenkort voor de VPRO Gids om over zijn oeuvre bestaande uit strips maar bovenal illustraties, te praten. Dit soort interviews zijn fijne research om me mee voor te bereiden.

VN special literaire strips
In Vrij Nederland #28 staan er met enige regelmaat doortimmerde striprecensies van Peter Breedveld. Dit keer pakt de VN het wat groter aan, met een special rondom wat zij literaire strips noemen. Samen met de Amsterdamse stripwinkel Lambiek selecteerden Sander Pleij en Jeroen Vullings 65 ‘literaire strips’ – lees graphic novels – uit seizoen 2010-2011 en beoordelen deze.

Breedveld interviewde de 78-jarige Thé Tjong-Khing die eigenlijk al dertig jaar geen strips meer maakt, maar illustraties voor kinderboeken des te meer. Uitgeverij Sherpa is nu bezig met het heruitgeven van Thés strips, waaronder zijn klassieke reeks rondom Arman & Ilva. Het interview is ook online te lezen.

Toon Horsten sprak met Joe Sacco, de vader van de journalistieke strips. Eerder stond er al een interview van Horsten met Sacco in de Belgische krant de Standaard. Wie nog meer over Sacco wil lezen: in Pulpman wordt er ook aandacht aan hem besteed en binnenkort staat mijn interview met hem in de VPRO Gids.

In het introductie-artikel van Pleij en Vullings concluderen de auteurs dat de lezer van graphic novels een grote hoeveelheid problemen en/of atrociteiten te verstouwen krijgt. Psychose, schizofrenie, incest, pesten op school, etc, etc. ‘Het leven is zelden een lolletje in de wondere, vaak beeldschone wereld van de graphic novel.’ Waarvan akte.

Veel leesplezier, beste stripliefhebber.

In de nieuwe rubriek Striptips zal ik met enige regelmaat interessante nieuwtjes en items over strips, elders gepubliceerd, aankaarten.

Categorieën
Strips

Pulpmania: Pulpman verzameld

Liefhebbers van de strips van Fred de Heij, en daar schaar ik mezelf ook onder, kunnen hun lol op, want recent werden Pulpman #10 en Pulpmania gepubliceerd, een bundel verhalen uit het magazine.

Een groot deel van de bundel staat vol met de verhalen over Pulpman zelf: een vreemde figuur met een clownesk uiterlijk, een opportunistische antiheld. De wereld van de pulp bevat personages met een dubieuze moraal – ze vormen in dat opzicht een spiegel van de mensheid.

De Heij tekent in een realistische stijl. Hij dient zijn verhalen sappig op met een dosis geweld en de nodige seks. Zoals bekend, schroomt De Heij in zijn verhalen niet om, vaak prachtig getekende vrouwen, te pas te laten penetreren. Ook hebben veel verhalen een bovennatuurlijk tintje. Ze zijn een interessante combinatie tussen aardse handelingen (seks) en fantastische transformaties en gebeurtenissen.

In Pulpmania zijn de vervolgverhalen ‘Kapitein Pulp’ (Pulpman als piraat) en ‘Biechten’ opgenomen. Het feit dat je de verhalen nu in een ruk uit kunt lezen, geeft de bundel een meerwaarde. Zelf hou ik er niet zo van om strips in afleveringen te lezen.Hopelijk mogen we in Pulpmania #2 meer lange verhalen verwachten.

In ‘Biechten’ weet Alice op slinkse wijze uiteindelijk de familieranch van haar pleegvader te bemachtigen. Door alle familieleden af te werken, weet ze de concurrentie stuk voor stuk uit te schakelen. Als toetje lukt het haar zelfs om de priester bij wie ze haar zonden opbiecht, op seksueel vlak te corrumperen. (Niet dat dit gezien de huidige misbruikschandalen in de katholieke kerk echt een prestatie is natuurlijk, maar dat terzijde).

Tot mijn grote plezier staat het verhaal ‘Zingeving’, dat ik voor Pulpman heb geschreven, er ook in. Hierin draait het allemaal om Dante die door een demon bezeten raakt. Dit stelt hem in staat om wraak te nemen op iedereen die hem recent heeft benadeeld. De samenwerking met Fred beviel goed en ik hoop binnenkort een vervolg te schrijven.

Commentaar in stripvorm
In het korte verhaal ‘Sigmund’ neemt Pulpman de praktijk over van Neerlands bekendste strippsychiater. Fatima van de strip S1ngle is een van de patiënten. Ze beklaagt zich over het feit dat ze nog steeds vrijgezel is. ‘Ja. Hè. Hè. Tuurlijk ben je single. Je ziet er toch ook niet uit.’ Pulpman vindt het maar niets dat ze maar met één oog getekend wordt. Haar uiterlijk zou irritatie opwekken. ‘Aanstellerig gedoe,’ vindt hij dat. Later komt Maaike Hartjes de praktijk binnenlopen, Fred heeft haar getekend in de simpele stijl waarin de stripmaakster zichzelf jaren tekende in haar dagboekstrip. Pulpman denkt dat het kleine poppetje een beestje is en stampt erop.

Toen deze strip in Pulpman #7 stond, vroeg ik De Heij op de Stripdagen Haarlem wat hij precies met deze strip wilde uitdragen.
‘Die heb ik gemaakt omdat het leuk is,’ zei de stripmaker in de stand van uitgeverij Xtra. Wilde hij misschien commentaar geven op de strips die hij aanhaalt?
‘Niet op Maaike Hartjes en Sigmund, maar wel op S1ngle. Dat vind ik geen leuke strip. Die lijnvoering, daar hou ik gewoon niet van.’
Fred pakte de betreffende strip er nog even bij. ‘Nou, dat is toch grappig. Een andere reden is er niet, hoor. Ik hoef niet een of andere onbekende fluttekenaar aan te pakken. Deze mensen zijn zo bekend, die kunnen er ook wel tegen. Ik denk dat ze er ook om kunnen gniffelen.’
En daar draait het in de meeste strips van Pulpman om: absurde, overdreven pulpverhalen vol seks en geweld die vooral bedoeld zijn om een glimlach los te maken bij de lezer. Dat is met Pulpmania bij mij zeker weer gelukt.

Categorieën
Strips

Aimée de Jongh: ‘Ik ben van nature melancholiek’

Aimée de Jongh is één van de grote beloftes van de nieuwe generatie Nederlandse stripmakers. Vooral bekend van haar dagboekstrips en manga tekenstijl, begint ze binnenkort aan haar eerste striproman.

‘Mensen denken bij strips vaak meteen aan de Donald Duck. Nou, strips kunnen ook over serieuze onderwerpen gaan als ziektes en relatieproblemen. En dat hoeft zich allemaal niet in Duckstad af te spelen,’ zegt Aimée de Jongh, die behalve humorstrips ook beeldverhalen met serieuze onderwerpen maakt.

De Jongh (1988) geldt als een van de grote beloftes van de nieuwe generatie Nederlandse stripmakers. Ze heeft de grammatica van het medium goed in de vingers. Ze blinkt uit als visuele verteller. Ze zet haar personages trefzeker maar met schijnbaar weinig moeite op papier en laat ze overtuigend acteren.

Webcomic
Al zes jaar maakt ze als professional illustraties en strips. Haar carrière begon op het web. In de tijd dat webcomics nog een hype waren, verwierf De Jongh bekendheid door wekelijks online een dagboekstrip te publiceren. Ze begon hier vooral mee om bekender te worden in de stripwereld. ‘Ik zag het als promotiemiddel. Stripmaker Floor de Goede was toen al twee jaar bezig met zijn dagboekstrip en trok veel bezoekers. Dat wilde ik ook en zo werkte het ook, want al snel had mijn site veel lezers.’ De aandacht leidde in 2006 tot de publicatie van haar eerste boekje bij uitgeverij Bee Dee en meerdere publicaties in manga bundels.

Het verwerken van autobiografische elementen ziet de Jongh als therapeutisch: ‘Sommige mensen gaan naar de psycholoog om over hun problemen te praten, misschien verwerk ik ze wel door strips over ze te maken. Niet dat ik zoveel problemen heb hoor, maar toen mijn vriendje het uitmaakte ben ik veel strips gaan maken. Dat werkte supergoed.’

Bovennatuurlijk
Los van de dagboekstrips maakt De Jongh ook graag cartoons en verhalen met onverwachte wendingen, soms met een bovennatuurlijk tintje. Veel van haar strips zijn melancholisch: ze gaan over verloren liefdes, of een geliefde die haar belofte niet waarmaakt. ‘Ik ben van nature melancholiek. Tja, ik ben een vrouw hè,’ zegt de stripmaakster met een glimlach. Toch is het haar ook ernst: ‘Ik probeer met strips moeilijke onderwerpen aan mensen op te dringen en deze iets meer normaal te maken. Ik vind het bijvoorbeeld raar dat mensen het nooit over de dood hebben. Ze vinden het onderwerp zwartgallig, terwijl het iets alledaags is. Er gaan iedere dag mensen dood, dus wat is daar zwartgallig aan?’

In het laatste nummer van literair stripblad Eisner staat een kort verhaal over opkomende popmuzikant Paul Nova. Nova lijkt alleen succes te kunnen hebben als hij op andere muziekanten lijkt. Hij verzet zich hiertegen en weigert nog te spelen totdat de wereld beseft dat ze zijn muziek mist. De Jongh wordt nog vaak geassocieerd met de herkenbare manga-stijl (Japanse strips) waarmee ze bekend werd.’Met Paul Nova wilde ik iets zeggen over hoe ik me van manga probeer los te maken. De meeste opdrachtgevers benaderen me ook omdat ze iemand zoeken die mangastijl kan tekenen. Het levert veel opdrachten op, maar ik kan in veel meer stijlen tekenen. Dat wil ik ook graag laten zien,’ vertelt De Jongh die geregeld stripworkshops geeft in mangatekenen en ook wel eens als expert op dit onderwerp geïnterviewd wordt.

‘Ik ben opgegroeid met Kuifje en Robbedoes, die zijn eigenlijk heel stijf als je ze met Japanse strips vergelijkt. Manga is veel filmischer, dynamischer en dat leest als een trein. De strips zijn heel dik, maar je hebt ze in een kwartiertje uit.’

Striproman
Behalve het korte verhaal in Eisner, werd er recent ook werk van haar in Pulpman gepubliceerd. In eigen beheer bracht ze een serie cartoons uit waarin ze de draak steekt met Jezus en tussendoor maakte ze cartoons en illustraties voor het bedrijfsleven. Binnenkort hoopt ze haar studie animatie aan de Willem de Kooning Academie af te ronden. Daarna gaat ze eindelijk aan de slag met haar eerste striproman. ‘Die zal gaan over een groep mensen die zeker denkt te weten dat de wereld over tien dagen zal vergaan. Ze gaan niet meer naar hun werk, geven al hun geld uit, velen plegen zelfmoord. En wat als blijkt dat de wereld niet vergaat? Omdat mensen hun verantwoordelijkheid niet meer nemen, vergaat de wereld eigenlijk ook. Maar ja, ik kan over twee weken net zo goed een beter idee krijgen.’

Dit artikel stond in Het Parool van zaterdag 12 maart.

Categorieën
Strips

Stripbladen in Nederland: Van Duckstad tot Zone 5300

Het aanbod van Nederlandse striptijdschriften werd recent verrijkt met Por Dios en Kwynk. Maar de gouden tijden van de stripbladen lagen in de jaren zeventig en tachtig. De distributie is een probleem voor de kleine bladen. Lezen we de strips in de toekomst alleen nog maar digitaal?

Recent werd het aanbod van Nederlandse stripbladen verrijkt met Por Dios en Kwynk. Beide stripbladen bestaan grotendeels uit oude strips die digitaal zijn opgepoetst, maar daar houdt de vergelijking dan ook wel mee op. Por Dios bevat ieder nummer een heel album, van bijvoorbeeld bekende striphelden als Storm, Agent 327 of Franka, aangevuld met korte verhalen van andere striphelden. Kwynk daarentegen bevat voornamelijk korte en vervolgverhalen van stripmakers als Jan Kruis, Gerard Leever, Jan van der Voo en Patty Klein. De strips zijn bedoeld voor kinderen vanaf een jaar of zeven.

‘De gedachte achter Kwynk is om oude strips op te peppen en leesbaar te maken voor de jeugd van nu,’ vertelt initiatiefnemer John Croezen. ‘Een paar jaar geleden waren we er al mee bezig, maar door de crisis trok de uitgever de stekker eruit. Zomer vorig jaar werd ik benaderd door uitgeverij Marken uit Limburg en die wilde een digitale kiosk opzetten met daarin alleen digitale bladen en ook stripbladen. We hebben het concept uit de kast gehaald en dat is de Kwynk geworden.’

Een kwestie van distributie
Bijzonder aan Kwynk is dat het blad alleen digitaal verkrijgbaar is op de iPad, of te downloaden als PDF. ‘Digitaal betekent geen drukkosten en geen problemen met de distributie,’ zegt Croezen. ‘Je kunt stellen dat in Nederland de distributie van strips allerbelabberdst is. Ik heb een album over Pipo de Clown uitgegeven maar dat kreeg ik met geen mogelijkheid in de winkel. Ik heb echt alles geprobeerd, distributeurs gebeld en grote winkelketens, maar die vonden dat strips te weinig omzet genereren om er ruimte voor te maken in het schap. Tenzij je de Donald Duck of Suske en Wiske bent, kom je er gewoon niet tussen.’

Tonio van Vugt, hoofdredacteur en uitgever van het striptijdschrift Zone 5300 beaamt dat: ‘Distributie is altijd een probleem geweest. We brengen de Zone nu vooralsnog zelf in de winkels. Er is geen distributeur voor kleine striptijdschriften in Nederland.’

Hoogopgeleide liefhebbers
Zone 5300
– tijdschrift voor strips, cultuur en curiosa – bevat naast strips ook artikelen over film, muziek en boeken. ‘Geen enkele kunstvorm staat immers op zich en aangezien we strips als kunstvorm beschouwen, vind ik de relatie tot andere media relevant,’ aldus Van Vugt. Met een oplage van 2500, waarvan er duizend naar abonnees worden gestuurd, is Zone 5300 vooral een blad voor de hoogopgeleide liefhebber tussen de 20 en 40. ‘Er zitten veel schrijvers, illustratoren en muzikanten in ons lezersbestand. We willen dingen brengen die nog niet bekend zijn bij een groot publiek. Tekenaars als Erik Kriek, Gummbah en Maaike Hartjes hebben bijvoorbeeld hun doorbraak bij de Zone gehad,’ zegt Van Vugt. Het blad kan vooral voortbestaan omdat de redactie bestaat uit een groep vrijwillige professionals.

Por Dios is geïnitieerd door Rob van Bavel, die in 2009 ook met de nieuwe versie van het oude vertrouwde blad Eppo op de proppen kwam. Eppo bevat voornamelijk vervolgverhalen van mainstream strips en richt zich op de nostalgische veertiger die als kind het blad ook las. Het stripblad verscheen oorspronkelijk van 1975 tot halverwege de jaren tachtig. Na talloze naamswijzigingen en samenstellingen verdween het in 1999 van de markt. De oplage van de tweewekelijkse Eppo ligt rond de 18.000. Het blad heeft 8.000 abonnees.

Komt Eppo, waar veel werk van Nederlandse makers in staat, uit de kosten? ‘Dat is heel lastig om te zeggen omdat Eppo ook weer uit allerlei takken bestaat. Je hebt het blad, de albums van de uitgeverij en ons eigen verkoopkanaal,’ zegt Van Bavel. ‘Op een gegeven moment maak je bijvoorbeeld verlies met het blad maar winst via de nevenactiviteiten. Ik heb vorig jaar een paar stripalbums uitgebracht om te zien wat dat in de markt doet. Ik denk dat ik eind van dit jaar daar meer over kan zeggen.’ Volgens Van Bavel is het belangrijk voor de Nederlandse strip dat er in Eppo strips voorgepubliceerd worden. Stripmakers kunnen niet leven van de albumverkoop dus voorpublicaties zijn een belangrijke inkomstenbron.

Vrolijke weekbladen in de kiosk
Van Por Dios worden er iedere maand 30.000 exemplaren gedrukt en verspreid onder 3500 verkooppunten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Zone 5300, zijn de bladen van Van Bavel wel in de schappen van de kiosk te vinden. Net als de Donald Duck. Het vrolijke weekblad is met een oplage van 310.000 immers nog steeds marktleider.

Donald Duck is het allergrootste stripblad van Nederland, geen andere titel komt zelfs in de buurt,’ aldus Fiona Cordes, senior brandmanager ‘Kids’ voor Sanoma, dat onder meer meidenblad Tina, Cars en Nickelodeon Magazine op de markt brengt. Sanoma heeft het alleenrecht op Disney in Nederland en geeft enkele bladen uit met Disneystrips en -karakters.

‘De totale markt voor kindertijdschriften stijgt, er zit alleen een daling in de preschool-markt,’ aldus Cordes. De markt voor jeugdstripbladen wordt grotendeels gekenmerkt door bladen die zijn opgehangen aan een serie, thema of tv-zender. Bijvoorbeeld Disney XD en Ben 10 Magazine, gelieerd aan Cartoon Network. De jeugdbladen bevatten naast strips vaak ook puzzels, games- en gadgetnieuws en geïllustreerde verhalen en zijn gericht op specifieke doelgroepen.

Duckstad Twitter
Hoewel de Donald Duck primair bedoeld is voor kinderen tussen 7 en 12,  is het ook een blad voor het gehele gezin en worden de avonturen uit Duckstad ook gelezen door mannen tussen de 20 en 49. Om de doelgroep te bereiken, zet Sanoma ook nieuwe media in. ‘Duckstad Twitter is een groot succes; meer dan 10.000 followers en dat groeit nog iedere dag. In november vorig jaar werd de eerste Donald Duck Ei-phone app gelanceerd. Ook zal Donald Duck op de iPad niet lang op zich laten wachten,’ aldus Cordes. Zone 5300 houdt het voorlopig op een volwaardige website naast de papieren versie, waar geregeld artikelen, recensies en strips op gepubliceerd worden.

Digitaal uitgeven is een groeiende markt, erkent Croezen. ‘Het mooie is dat digitale nummers van Kwynk altijd te koop blijven. En er komen steeds meer online kiosken bij, waar we Kwynk ook kunnen aanbieden. Het blad loopt nu nog niet storm. Dit komt deels omdat we ons nog niet veel met promotie hebben beziggehouden, maar we verwachten dat er binnenkort een stijgende lijn in zit.’

Oud-papier
Croezen denkt zelfs dat we over tien jaar geen strips meer op papier zullen lezen: ‘Dan is er ook geen krant meer te koop op straat. Kijk maar naar vinylplaten, dat is alleen nog maar handel voor DJ’s en nostalgische lui. Met papier zal het net zo gaan. Kranten zitten nu al in problemen en gaan steeds meer online. Ik vind het ontzettend knap van Rob van Bavel dat hij Eppo nog in de winkel krijgt, maar ik vraag me af hoe lang dat nog gaat duren.’

Van Bavel: ‘Daar kan hij best gelijk in hebben. Ik denk dat de Eppo-doelgroep, mannen in de veertig, een verbintenis hebben met papier en graag strips op papier blijven lezen. Maar die groep wordt steeds kleiner en als het kostentechnisch niet meer haalbaar is, zal het stoppen.’

Van Vugt is optimistischer: ‘Papier zal zeker afnemen, maar dat geldt vooral voor tijdschriften en kranten die toch na een paar dagen in de kattenbak verdwijnen. Maar nichetijdschriften als Zone 5300 en Eisner (gericht op literaire beeldverhalen, red.) wil je gewoon op papier lezen. Dat zijn collector’s items, geen wegwerpartikelen.’ Bij Sanoma zien ze nieuwe media als een middel om nieuwe doelgroepen aan te boren en de positie van de mannendoelgroep te versterken, maar papier zal niet verdwijnen. ‘Over 10 jaar valt nog altijd wekelijks het vrolijkste weekblad van Nederland op de deurmat!,’ aldus Fiona Cordes.

Tijdschriftenbak
Behalve bovengenoemde titels bevat de tijdschriftenbak nog andere stripbladen. Een selectieve greep:

Geïnteresseerde striplezers halen hun informatie onder andere uit Zozolala en Stripschrift. De liefhebber van pulpstrips en het werk van Fred de Heij leest het eigenzinnige blad Pulpman. Bekend maar vooral nieuw talent is te vinden in het onregelmatig verschijnende De Lijn. Eisner, vernoemd naar de beroemde stripmaker Will Eisner, bevat beeldverhalen met een literaire inslag.

Dit artikel is woensdag 2 maart in Het Parool gepubliceerd.

Categorieën
Mike's notities

Minneboo-Media jaaroverzicht 2010

Voor mij was 2010 voor mij als freelancer een goed jaar. Ik heb flink wat artikelen mogen schrijven over strips en beeldcultuur en heb onderwerpen behandeld waar ik graag iets mee wilde doen. Nieuwe stripalbums, achtergrondartikelen over stripgenres en lekker veel interviews voor de VPRO Gids, Het Parool, maar ook in de Eppo, Stripgids, ArtEZ Fact en natuurlijk de Zone 5300.

Interviews
Het interview vind ik een van de fijnste journalistieke vormen die er zijn. Een-op-een gesprekken met mensen die iets interessants te vertellen hebben over hun kunst – daar krijg ik nooit genoeg van. Hoewel ik goede herinneringen heb aan alle gesprekken die ik dit jaar voerde, waren er een paar interviews die er voor mij extra uitsprongen.

Zoals mijn gesprek met Mike Mignola. Ik sprak de geestelijk vader van Hellboy op een vroege zaterdagochtend in het racketcenter in Breda waar een stripbeurs plaatsvond. In de geur van kroketten en friet spraken we over het ontstaan van Hellboy, Mignola’s liefde voor folklore en de bescheidenheid van de stripmaker.

Een ander gesprek waar ik erg naar uit keek was het interview met schrijver en dichter Nico Dijkshoorn. We spraken elkaar in een drie uur durende sessie in zijn stamkroeg in Leiden. Aan het einde van het gesprek kwam zijn stripliefde ter sprake. Dijkshoorn vertelde dat hij vroeger als kind met zijn jas om zijn nek Batman speelde. Ook bleek hij jarenlang comics verzameld te hebben. Dijkshoorn is een aardige en toch wat bescheiden vent.

Het derde gesprek dat ik graag wil noemen, was het interview met Matthijs van Nieuwkerk dat begin december plaatsvond in de studio van DWDD. Ik sprak hem voor een video voor mijnVARA.nl, de site waar ik parttime voor werk. We spraken vooral over het vakmanschap van de presentator, zijn rol bij DWDD en zijn toekomstplannen voor als hij stopt met deze talkshow. In januari ga ik de video monteren.

(Mocht je willen weten wat ik dit jaar nog meer heb geschreven, hier vind je een uitgebreid overzicht.)

Andere bijzondere momenten in het afgelopen jaar waar ik graag aan terugdenk: een zeer leerzame rondleiding bij de NOS en een concert van TRAIN dat me erg goed deed.

In februari bezocht ik de opleiding Comic Design op ArtEZ voor een reportage in de VPRO Gids. In december keerde ik terug naar Zwolle om een lezing te geven over Spiderman, een van mijn favoriete stripfiguren.

In Pulpman #8 staat een strip getekend door niemand minder dan Fred de Heij naar een scenario dat ik schreef. We hebben plannen om volgend jaar meer samen te werken.

Ook was ik maar liefst drie keer jurylid. Voor de VPRO Debuutprijs, de Stripschapsprijzen en het KLIK Amsterdam Animatie Filmfestival. Allemaal prijzen waar ik in principe achter kan staan en die het medium waar ze voor staan onder de aandacht brengen. Vooral die laatste ervaring was een feest daar de jury en de speciale gasten in de watten werden gelegd door het festival.

Verder begon ik halverwege het jaar te werken als online redacteur bij de VARA. In deze parttime functie kan ik mijn passie voor videoreportages aardig botvieren. Ook begon ik met een nieuwe reeks webvideo’s onder de naam Daily Webhead waarin ik korte scènes en sfeerbeelden afwissel met reportages. Iets waar ik het volgende jaar zeker mee verder ga. Net als het gelijknamige fotoblog.

2011
Rest mij niets anders meer dan de bezoekers van mijn blog hartelijk te bedanken voor het lezen van mijn stukken en het reageren op de site. En iedereen een inspirerend en heldhaftig 2011 toe te wensen.

Categorieën
Striprecensie Strips

Marvel 1985: Originele pulp in een nostalgisch jasje

Ieder kind dat comics leest, vraagt zich wel eens af hoe de wereld eruit zou zien als superhelden en superschurken echt zouden bestaan. Scenarist Mark Millar geeft in Marvel 1985 het schokkende antwoord.

In het jaar 1985 ontdekt de dertienjarige Toby Goodman dat de superschurken uit Marvel-comics zijn gaan wonen in een oud, vervallen huis bij hem in de buurt. Dat deze figuren geen lieverdjes zijn, wordt al snel duidelijk. Dr. Doom, Dr. Octopus, Electro, Sandman en Juggernaut worden immers niet voor niets superschurken genoemd.

Wanneer ze hun aanwezigheid aan de wereld bekend hebben gemaakt, beginnen ze massaal de bewoners van het stadje Montgomery uit te moorden. Alsof het leven van Toby al niet ingewikkeld genoeg was, met gescheiden ouders en een stiefvader die het gezin naar Engeland wil verhuizen. Ver weg van zijn vader Jerry die, net als Toby, verzot is op Marvel Comics.

1985, een goed stripjaar
Scenaristen als Mark Millar moeten we koesteren. De Schotse schrijver hoort tot het zeldzame soort dat met originele ideeën en bijzondere kwinkslagen het ingedutte genre van superheldenverhalen weet op te frissen. Eerder bedacht hij samen met John Romita Jr. de serie Kick-Ass, waarin een doodgewone tiener besluit voor superheld te spelen, met alle blauwe plekken en gebroken ribben van dien. Ook zo’n interessant uitgangspunt, perfect uitgevoerd in de tekeningen van Romita Jr. Verder loodste Millar de lezer door het ingewikkelde cross-over verhaal Civil War en trakteerde hij de wereld op Wanted.

Samen met tekenaar Tommy Lee Edwards creëert Millar een geloofwaardig 1985, waarin de klappen die de superschurken uitdelen keihard aankomen. In de echte wereld zou geen enkel leger bestand zijn tegen de vernietigende kracht van iemand als Dr. Doom, laat staan dat ze iets kunnen uitrichten tegen Galactus, het buitenaardse wezen dat als ontbijt hele planeten verorbert.

Feest van herkenning
Marvel 1985 deed mij terugdenken aan de tijd dat ik als achtjarige de wereld van Marvel nog maar net ontdekt had en stiekem wel wilde geloven dat je door de beet van een radioactieve spin in staat was over muren te kruipen. Ach, zolang ik een goedgeschreven comic aan het lezen ben, wil ik dat eigenlijk nog steeds geloven. Dat is immers de verdienste van een goede verhalenverteller.
Millars strip is een feest van herkenning voor een stripliefhebber als ik. Niet zo gek dus dat het verhaal begint in een stripwinkel. Ik ken de comic Secret Wars die Toby daar aan het lezen is. Die serie verslond ik indertijd zelf ook. Sterker nog, zonder enige moeite herken ik de door Edwards nagetekende bestaande omslagen die aan de muur van de stripwinkel hangen. Het merendeel van die strips heb ik ooit gelezen.

Spielberg-film
1985 was het jaar dat Back to the Future uitkwam. Films van Spielberg, Joe Dante en Robert Zemeckis toonden een fantasievol en magisch Amerika, waarin buitenaardse bezoekers zomaar een bezoekje brachten aan de voorsteden en waar je naar het verleden kon reizen in een omgebouwde Delorean. Dat de Verenigde Staten in werkelijkheid heel anders bleken te zijn toen ik er een jaar ging wonen, doet niets af aan het feit dat de droomversie van Spielberg en de zijnen voor altijd aan mijn jeugdherinneringen verbonden zal zijn.

Het leuke is dat Marvel 1985 eruitziet en aanvoelt alsof je een Spielberg-film zit te lezen. Het plaatsje Montgomery had prima als decor kunnen dienen in een van zijn films. De kleding van de personages, de houten huizen, main street en het winkelcentrum in smalltown USA zien er precies zo uit als ik me van die films herinner. Net als in de verhalen van Spielberg is de hoofdrolspeler een tiener, een buitenbeentje dat ontdekt dat in de gewone wereld de meest fantastische taferelen kunnen voorkomen.

Tommy Lee Edwards
Veel van de sfeer in de strip is te danken aan de Amerikaanse tekenaar Tommy Lee Edwards. Edwards maakt het contrast met ‘de werkelijkheid’ duidelijk door in de Marvel-wereld alles in lichte kleuren onder te dompelen en geen zwarte vlakken te tekenen. De stripwereld ziet eruit alsof de zon altijd schijnt, alsof alles perfect op zijn plaats staat.
Ook de tekstballoons zijn in de Marvel-wereld mooier afgewerkt dan elders in de strip. De ‘echte wereld’ geeft Edwards vorm met veel zwarte schaduwen en dikke, vloeiende penseellijnen. De gelaatsexpressies van de personages zijn levensecht getekend. De tekeningen sluiten daarmee perfect aan op de weluitgedachte dialogen van Millar.

Met Marvel 1985 hebben Millar en Edwards een vakkundig en geloofwaardig pulpverhaal afgeleverd, dat uitstijgt boven de middelmatigheid die superheldencomics doorgaans kenmerkt.

Deze recensie is gepubliceerd in Pulpman #8.

Categorieën
Strips

Ger van Wulften: Stripondernemer pur sang

Ger van Wulften wordt op de Stripdagen terecht onderscheiden voor zijn bijzondere verdiensten voor het beeldverhaal. Al meer dan veertig jaar is deze eigenzinnige uitgever een stimulans voor de Nederlandse stripwereld.

‘Als je keuzes maakt, dan moet je ze ook volledig uitvoeren. Je gaat ergens voor of niet. Dat is voor mij altijd een rode draad geweest,’ vertelt Ger van Wulften (1945). ‘Ik heb nooit iets uitgegeven waar ik niets meer van wil weten. Een enkel boek misschien,’ zegt hij met een glimlach.

We spreken elkaar in een van de vertrekken van Uitgeverij Xtra in Amsterdam, waar grote posters aan de muur hangen van recente en toekomstige uitgaven, maar waar men niet snel sporen zal vinden van zijn uitgeversverleden. Van Wulften leeft in het nu en kijkt niet graag terug. ‘Geweest is geweest,’ stelt hij. ‘Volgens mij hebben we het allemaal goed gedaan, al zullen anderen daar wellicht anders over denken.’

Illustratie: Fred de Heij

Zaterdag 25 september krijgt hij op de Stripdagen in Houten de P. Hans Frankfurtherprijs. Deze prijs, vernoemd naar de in 1996 overleden oprichter van het Stripschap, wordt ieder jaar uitgereikt aan een persoon die zich op bijzondere wijze heeft ingezet voor het medium strip. Het werd hoog tijd dat de eigenzinnige Van Wulften een dergelijke erkenning kreeg. Hij draait al meer dan veertig jaar mee in het stripwereldje. Als uitgever en vormgever van strips en stripbladen als De Balloen en tegenwoordig Pulpman, organisator van evenementen en stimulator van nieuw talent.

In de jaren zeventig en tachtig presenteerde hij een jonge, veelbelovende generatie stripmakers aan het grote publiek. Talent als Gerrit de Jager, Hein de Kort en Eric Schreurs bood hij een podium. ‘Schreurs (van Joop Klepzeiker) ontmoette ik tijdens een tekensessie in stripwinkel de Zaak Zonnebloem in de Haarlemmerstraat in Amsterdam. Daar zat hij te tekenen. Je staat naar de man te kijken, kijkt nog eens rond naar de andere tekenaars en je beseft dat hij hét heeft. Er zat persoonlijkheid in zijn werk. Schreurs deed alles met intensiteit en eerlijkheid. Hij had boeiende dingen te vertellen, verhalen die overigens voor die tijd schrikbarend ver gingen. In vergelijking met de strips die er toen uitkwamen was Schreurs andere koek. Het was spannend, dus dat wilde ik uitgeven.’

Nekschot
Van Wulften heeft altijd oog gehad voor gewaagde strips waar andere uitgevers hun vingers niet aan durven branden. ‘Dat soort werk heeft iets te melden, vind ik. Het moet een beetje schuren, mag tegendraads zijn. Overigens hoeft het boek helemaal niet mijn mening te zijn,’ zegt Van Wulften die twee bundels uitgaf van Gregorius Nekschot, de cartoonist die in 2008 werd aangehouden omdat zijn grappen discriminerend jegens moslims zouden zijn en zelfs tot haat zouden aanzetten. Van Wulften: ‘Nekschot is natuurlijk geen tekenaar met een hoge aaibaarheidsfactor. Het is geen Disney. Hij heeft een heel uitgesproken mening, maar alle meningen mogen gehoord worden, vind ik. Er hoort geen censuur te zijn. Gelukkig hebben we het uitgegeven en kwamen we redelijk uit de kosten.’

Of hij het volgende boek van Nekschot ook zal uitgeven, weet Van Wulften nog niet. ‘Dat hangt van het werk zelf af en of daar ontwikkeling in zit. Ik heb tegen hem gezegd dat hij zijn repertoire moet verbreden. Dat hij het verbeelden van het ongenoegen in de samenleving breder moet gaan zien.’

Theo van Gogh zat ook in het fonds van Van Wulften. Toen de filmmaker een locatie nodig had om Charley (1986) op te nemen, bood Van Wulften zijn huis aan als locatie. ‘Vrienden is misschien een groot woord,’ zegt de uitgever over zijn relatie met de vermoorde cineast, ‘maar we hebben altijd door één deur gekund en altijd goed voor elkaar gezorgd.’ Van Wulften is niet bang in een bepaalde hoek geplaatst te worden door wat hij uitgeeft. ‘Ach, daar heeft iedere uitgever wel last van dat je een bepaald label opgeplakt krijgt. Daar kan ik me niet mee bezighouden. Dat is een probleem voor de labelaars.’

Manager
Van Wulften was de eerste in Nederland die grote evenementen organiseerde rondom strips, met prijsuitreikingen voor stripmakers waar een hele show omheen zat. Daarnaast runde hij een management en boekingskantoor en organiseerde hij optredens voor mensen als Bram Vermeulen, Herman Brood en Van Gogh, vaak in combinatie met stripmakers die de muziek hadden ontdekt. Op stripvlak begon hij als vormgever van stripbladen als Pep en Eppo, daarna gaf hij ook zelf stripmagazines uit als Gummi, met daarin kwaliteitsstrips van onder andere Dick Matena, Will Eisner, Claire Bretécher, Jacques Tardi en Marcel Gotlib. Aan de andere kant van het spectrum zitten de erotische strips van Penthouse Comix die Van Wulften ook uitgaf.

Oudpapierstalletjes
Gevraagd naar of hij blij is met de onderscheiding, antwoordt Van Wulften dat hij het hartstikke leuk vindt, maar dat hij tevens zijn twijfels heeft over de organisator van de Stripdagen. Volgens Van Wulften gaat het niet goed met de Nederlandse stripbeurzen en vooral die in Houten is op sterven na dood. ‘Ze hadden ooit een gigantische aandacht,’ vertelt hij. ‘Het waren grote beurzen met veel bezoekers. Dat heeft het Stripschap zelf naar de klote geholpen. De beurzen zijn alleen maar kleiner geworden, want de nieuwe generatie laat ze links liggen’

Daar snijdt Van Wulften een heikel punt aan, dat overigens geldt voor meer stripbeurzen in de lage landen die vooral een stoffig imago uitdragen. ‘Het is een plek vol oud papierstalletjes. Men focust te veel op het stukje papier met poppetjes. Vind je het gek dat daar niemand op afkomt?’ Om jongeren te trekken moet de stripwereld samenwerken met de game-industrie en animatie-industrie, vindt de uitgever. ‘Ik heb vaak genoeg gesprekken gehad met het Stripschap, maar daar komt niets uit. Ik heb wel sympathie voor de mensen die erin zitten, daar niet van.’

Gebrek aan talent
Wat de nieuwe, jonge generatie stripmakers betreft ziet Van Wulften het somber in. Hij heeft ook geen hoge pet op van de stripmakersopleiding in Zwolle die vorig jaar september is gestart. ‘Wat er in Nederland gemaakt wordt, vind ik van een bedroevend peil. Wat betreft talent gaat het helemaal niet goed. Dat is allemaal uiterst mager en onopgeleid. Op die opleidingen zitten allemaal leerkrachten die niet weten waar ze het over hebben. De stripmakers waar ik mee gewerkt heb die wisten hoe ze een verhaal moeten vertellen. Ze wisten hoe ze dingen krachtig moeten uitbeelden. Dat waren natuurlijk de exponenten van die generatie, maar stripmakers van dat kaliber zie ik op dit moment nergens.’ Desondanks staat de deur bij uitgeverij Xtra altijd open voor nieuw talent.

De Stripdagen zijn op 25 en 26 september in de Expo te Houten. Het thema van deze editie is 100 jaar Scouting.

Dit interview stond in VPRO Gids #39

Categorieën
Strips

Ger van Wulften krijgt Frankfurtherprijs

Uitgever Ger van Wulften krijgt dit jaar de P. Hans Frankfurtherprijs voor bijzondere verdiensten voor het beeldverhaal.

Hieronder de tekst van het juryrapport van het Stripschap waar ik deels verantwoordelijk voor ben:

Van Wulften geflankeerd door Fred de Heij en Hallie Lama (rechts)

De P. Hans Frankfurtherprijs wordt dit jaar toegekend aan iemand die al meer dan veertig jaar meeloopt in de Nederlandse stripwereld. Eerst als grafisch ontwerper voor onder andere het stripweekblad Pep en later Eppo en Stripkoerier, waar hij ook de logo’s voor ontwierp.  Ook is hij vormgever van talloze stripalbums en andere uitgaven. Maar bovenal is hij iemand die nieuw talent een kans wil geven en als uitgever risico’s durft te nemen. Ook muzikaal talent als Herman Brood en Bram Vermeulen.

Als zodanig heeft hij hele generaties (strip)tekenaars beïnvloed en geïnspireerd.  Zo spoorde hij Peter Pontiac aan om autobiografisch getinte strips te gaan maken en gaf hij de jeugdherinneringen van Rudolf Kahl uit. Maar ook andere grote talenten als Dick Matena, Evert Geradts, Eric Schreurs, Gerrit de Jager, Wim Stevenhagen en Hein de Kort bood hij een podium. Strips als Joop Klepzeiker en De familie Doorzon introduceerde hij bij een groot publiek. Hij was ook actief in de muziekwereld, bijvoorbeeld als de manager van Bram Vermeulen.

Als de man achter uitgeverij Espee gaf hij eind jaren zeventig het stripblad Gummi uit, met literaire strips van Dick Matena, Will Eisner, Claire Bretécher, Georges Pichard, Richard Corben, Jacques Tardi en Marcel Gotlib. Onder zijn vleugels maakten bladen als De Vrije Balloen en Stripkoerier een doorstart. De Balloen was onder zijn redactie in samenwerking met Aart Clerkx, Willem Vleeschouwer, Peti Buchel, René Windig en Eddie de Jong als het ware het visitekaartje van de nieuwe Nederlandse strip. Ook bedacht hij als één van de eersten hele evenementen rondom strips, met optredens en prijsuitreikingen.

Van begin af aan maakt hij zich hard voor wat hij kwalitatief hoogstaande beeldverhalen vindt en durft gevoelig en gewaagd materiaal uit te brengen waar andere uitgevers hun vingers niet aan durven te branden. Zo geeft hij sinds 2005 onder de vlag van zijn nieuwe uitgeverij Xtra de cartoons van Gregorius Nekschot uit, en ook wijlen Theo van Gogh heeft een plaatsje in zijn fonds. Een fonds vol indrukwekkende namen en uitgaven van talent uit binnen- en buitenland.

Samen met stripmaker Fred de Heij is hij de drijvende kracht achter het magazine Pulpman, toch wel het opmerkelijkste en meest uitgesproken nieuwe striptijdschrift van de laatste jaren. In dergelijke uitgaven stoppen hij en de zijnen meer tijd dan economisch rendabel is.

Kees Kousemaker, de Nederlandse stripheld die in april van dit jaar het leven liet, zei al jarenlang dat Van Wulften de P. Hans Frankfurtherprijs moest krijgen. En wie is het Stripschap om Kousemaker tegen te spreken?

Daarom hulde aan Ger van Wulften. Op zaterdag 25 september ontvangt hij de P. Hans Frankfurtherprijs 2010 uit handen van Tamar en Guido Frankfurther tijdens De Stripdagen in Houten.

Categorieën
Strips

Fred de Heij portretteert Yvon Jaspers

Stripmaker en schilder Fred de Heij heeft meegedaan met het programma Sterren op het doek. Hij portretteerde het blonde lachebekje Yvon Jaspers.

Jaspers kennen we natuurlijk van het populaire Boer zoekt vrouw. Een programma dat nog jaren door kan gaan daar er plenty boeren zijn die een vrouw nodig hebben. Daar hoeven we het verder niet over te hebben. De Heij is een zeer actief kunstenaar: hij produceert iedere editie van Pulpman een paar strips, zoals de satirische dierenstrip ’t Landje. Deze is recent nog in bundel verschenen bij uitgeverij Xtra trouwens, evenals het artboek Vintage. Ook tekent De Heij de oorlogstrip Haas voor de Eppo naar een scenario van Rob van Bavel. Daarnaast schildert hij portretten en stillevens.

In Sterren op het Doek geven bekende Nederlanders zich over aan de doorgrondende blikken van drie kunstenaars en de prikkelende vragen van presentatrice Hanneke Groenteman. De ster mag één van de schilderijen kiezen en mee naar huis. De overige schilderijen worden na iedere aflevering geveild voor het goede doel.