Categorieën
Film Filmrecensie

Het optreden van Ten Damme

Ellen Ten Damme is misschien het enige divameisje dat Nederland kent. Een grotere ster in Duitsland dan hier, maar deze getalenteerde duizendpoot weet toch iedere keer weer te verbazen en zich met volle overgave te presenteren. Of ze nu optreedt met haar band of in een film acteert. En zélfs als ze zichzelf in een documentaire speelt. Toen er bij Ten Damme in 2005 borstkanker werd geconstateerd, vroeg ze regisseur/cameraman Rob Hodselmans om haar leven vast te leggen. ‘Dan is er toch een keer een goed portret van me gemaakt’, dacht Ten Damme die bang was dat ze er over een half jaar misschien niet meer zou zijn.

Hodselmans volgde haar anderhalf jaar lang. Tijdens de opnames bleek de ziekte niet levensbedreigend te zijn en werd de focus van de film wat verlegd naar haar leven én werk. In As I was wondering where this little life of mine was leading to worden scènes van Ten Damme als vakvrouw afgewisseld met bezoeken aan de dokter, stralingstherapie en chemokuur.

Het contrast tussen de stertekst en Ten Damme zelf is minder groot dan het lijkt. Ze lijkt namelijk in beide situaties zichzelf bloot te geven en tóch een optreden te geven. Als ze als Marlene Diettrich of Nina Hagen optreedt, zien we een uitvergroting van haarzelf – theatraal, levensluchtig en toch ook meisjesachtig ondeugend. Een divameisje.

Levenslust en meisjesachtigheid zien we ook terug in de meer ingetogen scènes uit haar dagelijks leven waar ze vervelende zaken vaak met een grapje afdoet. Het is een dagelijks leven waarin ze door de aanwezigheid van de camera’s ook een optreden geeft.

‘Ik wilde wel gefilmd worden, maar niets zeggen,’ vertelt Ten Damme. Daarom hebben de filmmakers haar overgehaald toch een interview te geven dat televisiemaker Wilfried de Jong afnam. Dit zijn de momenten waarin we Ten Damme op haar meest openhartigst zien. In de mediumshots van Ellen zijn daarom meer zeggend dan de shots waarin ze haar stralingsbehandeling ondergaat. Die zijn om andere reden weer confronterend: een vrouw in de kracht van haar leven die, met ontbloot bovenlijf, stralingstherapie krijgt. De showwereld van Ten Damme lijkt hier mijlenver weg.

Dubbelzinnig
De film geeft een dubbele boodschap. Aan de positieve kant blijkt dat kanker niet het einde hoeft te zijn. De vorm van borstkanker die Ten Damme heeft is goed te genezen. Ze gaat er ook luchtig mee om en laat zich door de ziekte niet uit het veld slaan. Chemokuren worden door de bedrijven door gepland. ‘Kan de behandeling niet een weekje later beginnen?’, vraagt Ellen aan haar arts, ze moet namelijk nog in Ahoy een show presenteren en optreden met Xander de Buisonjé. Je moet immers prioriteiten stellen.

Ten Damme lijkt ook weinig last te hebben van de chemokuur. Het ergste dat haar overkomt is het verlies van haar haar. De opnames waarin ze haar mooie lange lokken verliest, hakt er dan ook in, maar ook daar weet ze met een grapje de situatie te verlichten.

Dat is ook meteen de andere kant van de boodschap – want er zijn natuurlijk genoeg mensen bij wie kanker een vernietigende werking heeft. En dat is een kant die in deze film niet belicht wordt.

Er zijn wel momenten waarin Ten Damme haar gelaten houding laat vallen. In de tweede scène waarin ze chemokuur ontvangt, zegt ze tegen haar vriendje Robin Berlijn (met wie ze ook de muziek van de film en bijbehorende cd heeft gemaakt) dat ze er geen zin meer in heeft. Het is de vraag of ze op dit moment alleen refereert naar de chemokuur, want een korte blik richting camera verraadt dat ze ook genoeg heeft van haar rol voor het alziende glazenoog.

Joost Zwagerman heeft Ten Dammes kameleontische kwaliteiten al eens beschreven. Iemand die met gemak in de huid van andere sterren kruipt en zich op verschillende manieren creatief uit, is moeilijk te vatten. Wie is Ellen Ten Damme? Deze film geeft enkele glimpen van haar, maar biedt geen eenduidig beeld. De opnames van haar optredens en de songs die in de film gebruikt zijn, prikkelen om verder te kijken en meer van Ellen ten Damme te gaan luisteren. As I was wondering where this little life of mine was leading to verscheen eind juni op dvd. Ellens nieuwe cd Impossible Girl kwam in april uit.

(Gebruikte citaten zijn afkomstig uit een ANP bericht.

Categorieën
Media

Low: David Bowie’s Magnus Opus

Gastauteur Menno Kooistra duikt in het klassieke album Low van David Bowie. Low is niet dat vage experimentele album dat je als liefhebber van Bowie koopt, maar nooit speelt, maar een prachtalbum met 11 uitstekend doordachte arrangementen.

Low
Low

Kort door de bocht is Low een album uit 1977 dat zijn tijd ver vooruit was. Destijds was het behoorlijk experimenteel en het presenteerde een nieuwe Bowie aan het publiek. Het is het eerste album sinds eind jaren ’60 waarop Bowie geen typetje speelt. Wie zien en horen geen Ziggy Stardust, Aladdin Sane, Halloween Jack of Thin White Duke. Nee, dit is David Bowie. Iemand die genoeg had van succes, mensen, huwelijk, drugs en vooral Amerika. Hij besloot zich terug te trekken en verhuisde naar West-Berlijn. Hier kon hij in alle rust, samen met vriend en bondgenoot Iggy Pop, afkicken van zijn coke- en alcoholverslaving. Echter, stilzitten is niets voor Bowie (de man heeft tussen 1969 tot 1977 10 solo-albums gemaakt, geproduceerd voor o.a. Iggy Pop en Lou Reed, nummers geschreven voor anderen (waaronder Mott the Hoople), geacteerd in film en op toneel en was bijna non-stop op tournee. Dus waarom nu ineens rustig aan doen? Eno
Bowie dook de studio (de ‘Hansa by the Wall’ studio) weer in om met zijn vaste producent Tony Visconti en niemand minder dan verstrooide professor en muziek-kunstenaar Brian Eno, aan nieuwe nummers te werken. Het aantrekken van Eno was een meesterlijke stap. Eno, die in 1973 uit de succesvolle glamourband Roxy Music stapte, ontwikkelde zichzelf tot meester in de zgn. ‘minimal music’ (herhaling, tonen aanhouden en consonantie), wat resulteerde in instrumentale ambient-achtige muziek. Vage shit dus.Eno is een essentiële factor in Bowie’s carrière na 1976. Samen maakten ze in totaal vier albums, waaronder de ‘Berlin-trilogy’ Low (1977), “Heroes” (1977) en Lodger (1979). Pas in 1995 kwam het stel weer samen om 1.Outside te maken. Maar de Berlijnse albums zijn heuse klassiekers en worden stuk voor stuk als meesterwerk beschouwd. Ik ben het er mee eens, hoewel ze verschillen in kwaliteit. Ik zal me nu beperken tot Low. Mijn inziens de winnaar en een van Bowie’s allerbeste albums. Eno, Visconti en Bowie
V.l.nr. Eno, Visconti en Bowie Zoals gezegd kwam Bowie naar Berlijn om op adem te komen. Zijn productiviteit en het succes was enorm en daarbij had hij net het filmen van de film The man who fell to earth (1976) afgerond. Een SF-film van regisseur Nicolas Roeg (Don’t Look Now), waarin Bowie een alien speelt die op aarde komt om zijn planeet te redden. Je moet er van houden, maar de film was redelijk succesvol en wordt door sommigen zelfs als een ware cultklassieker beschouwd. Bowie zelf was ook niet ontevreden, getuige het feit dat op de covers van zijn albums Station to Station (1976) en Low beiden foto’s uit The man who fell to earth prijken. Bowie who fell to earth
Bowie op de set van ‘The man who fell to earth’,
gefotografeerd door Steve Schapiro
Low bestaat uit twee delen. Logisch, want langspeelplaten hadden een kant A en een kant B. Bowie maakte hier gebruik van en verdeelde Low in een kant ‘vrolijk’ en een kant ‘depressief’. Bindende factor is de experimentele muziek. Alles wat je niét van Bowie verwacht, staat op Low. Behoorlijk geïnspireerd door Duitse Krautrockers als Neu!, Cluster maar vooral Kraftwerk, staan op Low veel vreemde geluiden, synthesizers, samples, loops, herhalingen en vervormingen. Een eerste luistersessie kan je niet anders doen concluderen dan: ‘WTF? Wat is dit? Waar gaat dit heen?’, wat dan ook gebeurde toen het album uitkwam. Ik stel voor dat je het album koopt, download of leent en deze opzet terwijl je onderstaande tekst leest. Laat het op je af komen. Er gaat een wereld voor je open! Zang
Bowie zingt wel op Low, maar sporadisch. Het hele album bevat 11 nummers en Bowie’s stem is op slechts vijf nummers te horen. Ik zeg bewust stem, want waar Bowie wél zingt is het vaak een korte opsomming van woorden. Uiteraard klinkt zijn stem vertrouwd en immer als de goede zanger die hij is, maar op Low draait het vooral om de muziek. Zoals gezegd is Kant A (nummers 1 t/m 7) wat vrolijker gestemd dan Kant B. Het eerste deel is dan ook het gezongen deel, behalve de opener, Speed of Life, dat instrumentaal is. Hier hoor je gelijk de nieuwe Bowie. Iemand die lol heeft in muziek maken en allerlei nieuws probeert. Speed of Life lijkt eeuwig te duren (ook al duurt het 2 minuten en 45 seconden) en je ziet de muzikanten breed lachend hun ding doen. De snairdrum klinkt vet en vervormd, een typisch geluid voor Low, en de synthesizer staat op het hoogste volume. Lekker.
Nummer 2 is, zoals gezegd, gezongen. Breaking Glass vertelt het verhaal van iemand die iets op het tapijt heeft geschreven. Maar wat in godesnaam? En wie is deze ‘wonderful person’ tegen wie hij het heeft? Hij of zij heeft in ieder geval ‘problems’. Zeer waarschijnlijk heeft Bowie het hier over zijn vrouw Angie (ja, die van de Rolling Stones), met wie hij snel zou scheiden. Breaking Glass eindigt alweer als je er net lekker inzit.
Er volgen nog 4 gezongen nummers. What in the World is weer zo’n snel nummer waarin Bowie vertelt over een ‘little girl with grey eyes’. Een geweldig nummer dat vooral live als een trein loopt. Iggy Pop zingt ook nog een beetje mee.

Sound and Vision
, nummer 4 op Low, werd de hit van het verder geenszins commerciële album. In Nederland haalde het zelfs de tweede plaats. Het is dan ook een sympathiek en catchy deuntje met een lekkere meezingtekst, dat bijna op een kinderliedje lijkt. Uiteraard is de tekst weer zo cryptisch als het maar kan, hoewel er wel degelijk een boodschap uit te halen is.
Always Crashing in the Same Car is nog zo’n popliedje en is te vertalen als Bowie die aan het biechten is. Zelf noemde hij het ‘self-pitying crap’, waarin hij verhaalt hoe moeilijk het is om een relatie te onderhouden en normaal je leven te leiden. Een erg mooi liedje.
Be My Wife
, verhult op het eerste gezicht heel weinig. Het is een onschuldig liefdesliedje. Echter, het is wel cru als je bedenkt dat Bowie destijds nog gewoon getrouwd was met Angie Bowie.
En dan het laatste nummer van kant A, het veelzeggende A New Career in A New Town. Bijna drie minuten lang horen we een optimistisch deuntje, compleet met de inmiddels bekende vette snairdrum, groovy gitaartje, synthesizers en een fascinerende mondharmonica. Maar ook zonder Bowie’s zang. En de luisteraar van Low denkt nu “best een leuk album. Beetje raar, maar het gaat prima”. De videoclip van Be My Wife En dan zullen we het krijgen. Kant B. Het grauwe Berlijn van de jaren ’70, David Bowie goes Kraftwerk en Brian Eno die eindelijk écht zijn ding kan doen. Nee, dit zijn geen onschuldige popliedjes. Stemmingmakers zijn het wel. Het begint met Warszawa. Een lang nummer (6 minuut 17) dat filmisch aandoet. Sterker: het doet me nog altijd denken aan de instrumentale nummers op de soundtrack van ‘Labyrinth’ (1986, Jim Henson), ook met Bowie. Warszawa gaat over Bowie’s trip naar het Poolse Warschau en de indruk die de stad op hem maakte. Het is een emotioneel stuk geworden dat bijna religieus aandoet. Ik heb echter gelogen toen ik zei dat kant B zonder Bowie’s zang is; in Warszawa wordt wel degelijk gezongen. Na een minuut of 4 doemt er ineens een mannenkoor op met Bowie als lead. Maar wat hij zingt is onverstaanbaar. Waarschijnlijk is het een fantasietaal, vermengt met Pools en zelfs wat Bosnische invloeden.Het tweede nummer van Kant B oftewel nummer 9 op de cd is Art Decade. Weer zo’n poëtisch melodielijntje dat zo uit een film kan komen. Art Decade gaat, liet Bowie later weten, over het West-Berlijn van de 1977, een stad die is afgesneden van de rest van de wereld, vooral op het vlak van kunst en cultuur, vandaar de titel.En als we het dan toch over Berlijn hebben, kun je natuurlijk de muur niet negeren. Bowie zou er later uitgebreid over uitweiden op het album én het nummer “Heroes”, maar op Low uit zich dit vooral in de vorm van Weeping Wall. Geheel geschreven, gecomponeerd en ingespeeld door Bowie (zonder Eno). Het is een chaotische aaneenschakeling van piano’s, vibrafoons, xylofoons, synthesizers en een krijsende gitaar. Het geheel wordt gestuwd door een constante snelle toon. Componist Philip Glass was zwaar onder de indruk van dit stuk. Dan weet je wel een beetje wat je kunt verwachten.Het volgende nummer was aanvankelijk geschreven voor de soundtrack van ‘The man who fell to earth’, maar haalde het niet. Net als de film gaat het in Subterraneans over isolatie en het verliezen van je identiteit. Het is na Warszawa het langste nummer van Low. Bowie humt en zingt ook hier wat onverstaanbare melodielijntjes (hij zingt ‘share bride failing star’, maar daar wordt je ook niet wijzer van) en tettert wat op een bijna valse saxofoon. Een ontzettend deprimerend stuk muziek dat op een de een of andere manier uitstekend past bij het beeld van Berlijn en diens muur. Bowie in Berlijn, 1977
Bowie in Berlijn, 1977 En dan laat Bowie je achter met stilte. Met de depressieve deunen van Subterraneans nog in je hoofd. Dat was Low. En zo voel je je ook: low. Snel kant A opzetten stemt je wellicht weer wat optimistischer.Release
Low werd uitgebracht op 14 januari 1977. Een ‘killing’ tijd voor muziekalbums, zo na de feestdagen. Geen onbewuste keuze van platenmaatschappij RCA, want Low was geen commerciële plaat. Dit was niet de hippiemuziek van Hunky Dory, geen glamrock van Ziggy Stardust, geen plastic soul van Young Americans. Dit was een Bowie die gek was geworden! Een Bowie die low-profile in Berlijn ging wonen en in een studio ging zitten pielen. En waar was de zang? En zo werd het album compleet afgemaakt door de journalisten en ook het publiek trok het niet. En dat terwijl Bowie met Sound and Vision toch een hele grote hit scoorde in de hitlijsten die werden gedomineerd door The Sex Pistols en The Muppets. Later werd Low steeds meer gewaardeerd en nu wordt het beschouwd als een van Bowie’s belangrijkste albums en een grote inspiratiebron voor vele artiesten. Het is verbazingwekkend hoeveel aspecten van Low in de mainstream terecht kwamen. Zaken die nu als vanzelfsprekend beschouwd worden, vinden hun oorsprong in albums als Low. Denk aan de voortdurende en aanwezige drum, bijna vals klinkende gitaren, gevoelige en emotieloze zangpartijen. Een meesterwerk.
Voor meer artikelen (en strips) van Menno zie Mennomail.

Categorieën
Media

Gezichten van Avril

Bij toeval stuitte ik op een liveoptreden van Avril Lavigne een paar jaar geleden. Een special op MTV. Ik werd meteen gegrepen door de zuiverheid van haar stem: ze zat er geen noot naast. Niet iets wat je van een tienersterretje zou verwachten. Geïntrigeerd luisterde ik haar album Let Go in de platenzaak, een beetje schuchter, bijna alsof ik een K-3 of Spice Girl-fan was.Maar al snel bleek Avril die categorie ruim te overstijgen. Haar eerste album, geproduceerd terwijl ze slechts zeventien was (!), getuigt van lef. Het album bevat zowel liedjes die vallen onder de noemer brutale tienerpop als nummers die meer pretenderen te zijn. Of het nu een liedje is met een rebellerende tekst of een emotioneel geladen verhaal – Avril zingt het met overtuiging. Met pakkende melodieën die in mijn hoofd blijven gonzen.Hoewel haar tweede album naar mijn smaak ietwat tegenviel, kocht ik laatst toch ongeluisterd haar derde werkje. (Zie ook: Niet voor tere zieltjes). De nummers van The Best Damn Thing klinken opgewekt en zijn strak geproduceerd. De teksten bevatten de door Avril eerder bezongen thema’s van zelfstandige rebellerende meid, liefde en persoonlijke problemen. De muziek gaat niet al ’te diep’, maar dat hoeft ook niet altijd. Pop mag ook luchtig zijn en lekker klinken. Als extraatje zit er bij de cd een dvd bij met een simpele maar amusante ‘making of’ van het nieuwe album. Persoonlijkheid
In The Making of The Best Damn Thing zien we meerdere kanten van Avril. Ze is de ondeugende meid die voor de grap pepperspray in de ogen van haar producent spuit, met flessen drank door de studio zwakt en geregeld ‘fuck’ roept. Soms schemert daar een onzekere en verlegen meid doorheen die niet geheel door lijkt te hebben wat haar aanwezigheid voor effect heeft op haar (mannelijke) omgeving. Ergens in het midden leeft de getalenteerde zangeres die in maximaal drie pogingen een nummer inzingt. Een muzikant die zich laat inspireren door serendipiteit (ter plekke bedenkt ze dat ze het woord Limoncello – een alcoholisch drankje waar ze gek op is – in de lyrics wil opnemen), maar tegelijkertijd precies weet wat ze wil en de muziek al in haar hoofd hoort voordat deze op de digitale schijf wordt vastgelegd. Avril is speels, opwindend en professioneel. Dit alles verpakt in het strakke lijf van een vrouw van begin twintig met een eigenwijze uitstraling. En dat is wel iets waar ik vrolijk van word. (En of dit imago nu geheel waarheidsgetrouw is, of het effect is van goede marketing en videomontage – wat maakt het uit?)Lees ook (of niet): Niet voor tere zieltjes.

Categorieën
Media Video

Krezips Plug it in

Overwegend onoprechte kitsch‘Plug it in, and turn me on’ , zingt Jacqueline Govaert onder een vrolijk deuntje. Je zou misschien denken dat ze een oneerbaar voorstel doet (waar menig man oor naar zal hebben overigens), maar wanneer ze daarna zingt dat ze ‘stereo fun’ wil, zal de slimme luisteraar snappen dat het hier niet gaat om een triootje tussen de lakens, maar dat ze haar liefde voor muziek bezingt. De bijbehorende clip doet kunstmatig speels aan en heeft dankzij aankleding van de bandleden, suffe ingestudeerde danspasjes en de fantasieloze montage veel weg van een reclamespotje voor H&M: polderseksualiteit. Ter vergelijking: de clip van ‘Out of my bed’ verbeeldde op een ondeugende wijze de tekst van het betreffende nummer en vormde daarmee een aardige symbiose met het liedje. ‘Plug it in & Turn me on’ klinkt opgewekt, maar heeft weinig om het lijf. Dat geldt voor meer nummers op het album.Docusoap
Toen twee jaar geleden de docusoap On Krezip op MTV werd uitgezonden, raakte ik voor het eerst geïnteresseerd in deze Tilburgse formatie. Een sympathieke groep muzikanten die een eigen geluid lieten horen. De cd die de band toen uitbracht, What are you waiting for, zat een jaar lang een paar keer per week in mijn cd-speler. Een mooi album met veelal introverte songs, met veel pathos gezongen door de getalenteerde Jacqueline. Haar warme stem deed me ieder woordje tot in mijn botten voelen. Het is inmiddels een cliché, maar de cd was on-Hollands goed geproduceerd. Stiekem had ik daarom met het nieuwe album op meer van hetzelfde gehoopt. Die verwachting is niet geheel waargemaakt. Andere recensenten hebben al gewezen op de jaren tachtig-sound van het album. Persoonlijk ben ik geen fan van de jaren tachtig sound. Er waren enkele goede popartiesten in dat decennium, maar het gros van de muzikanten van toen kan ik nu niet meer aanhoren. Kortom: ik zit niet te wachten op de synth-sound van de jaren tachtig. Deze is het meest aanwezig in nummers als en ‘Play this game with me’ en ‘Can’t you be mine’. Er is hier geen sprake van pastiche, maar van pure kitsch. Hierdoor voelen deze nummers als niet oprecht aan. Introspectie
Het merendeel van Plug it in bestaat uit opgewekte pop en straalt een niets-aan-de-hand gevoel uit. Wat mij betreft zijn het de liedjes die van introspectie getuigen die de moeite waard zijn. In ‘Not tonight‘ zweeft de zang van Jacqueline boven het spaarzame instrumentarium dat aanvankelijk uit alleen een softe synthesizer melodie bestaat. Langzaam worden hier instrumenten aan toegevoegd die de woorden kracht bij zetten:

Maybe I’ll try to let you go
Maybe I’ll try to let you go
Not tonight I need you so
I need you so – It’s not fair

Een doeltreffend simpele tekst die de juiste gevoelige snaren bespeelt. Hetzelfde geldt voor ‘Hey there love’, wat door zijn akoestische geluid contrasteert met de rest van de songs. Het lijkt ook het meest op What are you waiting for.Gevoelige, introverte nummers – zo hoor ik Krezip toch het liefst.

Categorieën
Film Mike's notities

Column: Grote verwachtingen

Ik sta te twijfelen tussen twee Bob Dylans: Blonde on Blonde is een klassieker, wordt mij altijd verteld, maar Time Out of Mind bevat ‘Not Dark Yet’, de track uit de film Wonder Boys die ik zo goed vind. Ik besluit ze allebei te kopen, zonder maar een nummer voor te luisteren – daarvoor is het op zaterdag veel te druk.Thuis zet ik vol verwachting de klassieker op en snap bij ieder nummer waarom dit hét definiërende album van Dylan wordt genoemd. Maar Time Out of Mind klinkt verschrikkelijk. Een grote miskoop, denk ik. De volgende ochtend is het echter de eerste cd die ik opzet. Opeens klinkt de vreemde sound van dit album al interessanter, spannend bijna. Niet alleen dat, de songteksten komen door de wat kale arrangementen goed tot hun recht. Na drie keer draaien is dit een van mijn favoriete cd’s van het moment.Onbevangen een product aanschaffen kan tot grote verrassingen leiden. Je hebt geen idee wat je kunt verwachten en dat levert meestal ongekende schoonheid op. Te veel voorkennis kan soms funest zijn. De hoge verwachtingen van de laatste Sam Raimi-film bijvoorbeeld – het derde deel in de Spider-Man-serie inmiddels – maakte de film niet waar. Daarentegen bleek Donnie Darko ooit een openbaring toen ik op een verloren dinsdagavond een willekeurige film uitkoos om de tijd te doden. Soms moeten dingen groeien: muziek die je eerst vreemd in de oren klonk, wordt bij iedere luistersessie beter en beter. Nu heb ik net een graphic novel van Alan Moore aangeschaft die al jaren de lieveling is van vele stripkenners. Ik heb er veel over gehoord en gelezen. Durf er eigenlijk niet aan te beginnen: stel je voor dat ie tegenvalt.

Een versie van deze tekst is gepubliceerd in de rubriek ‘Van die dingen’ in Intermediair #21.

Zie ook: Spider-Man 3 stelt teleur en de recensie van Wonder Boys.
Next: Terug naar Twin Peaks.

Categorieën
Media Mike's notities

Column: Niet voor tere zieltjes

Toen ik van de week het nieuwe album van Avril Lavigne kocht, stond mij een onaangename verrassing te wachten. Bij de eerste keer draaien van dit album vol vrolijk klinkende popliedjes, leek mijn cd-speler af en toe te haperen. Ik draaide het betreffende nummer nog een keer en ontdekte dat bepaalde woorden van de tekst waren weggepoetst.

‘Wat zullen we nu krijgen?’, dacht ik. Verdomd als het niet waar was: diezelfde woorden waren ook in het booklet gecensureerd. Avril gecensureerd?! What the fuck! Een rondje googlen leerde mij dat er inderdaad twee versies van The Best Damn Thing op de markt waren gebracht: een ‘expliciete’ versie en de ‘clean’ versie. ‘Wat nou clean versie?’, dacht ik nog. Avril zingt in een liedje het woordje shit zo nu en dan, en in ‘Girlfriend’ gebruikt ze de term ‘motherfucking princess’ – op mijn exemplaar dus motherf_ing princess, en dat klonk werkelijk nergens naar.Ik hou niet van censuur. Als een artiest bepaalde uitdrukkingen wenst te gebruiken, dan moet hij of zij dat doen. Als een kunstenaar bepaalde symboliek wil gebruiken om een argument kracht bij te zetten, dan is het aan de kunstenaar om die keuze te maken.

Nu begrijp ik best dat puriteins Amerika kleine kinderzieltjes wil beschermen, en dat er dus een gecensureerde versie wordt uitgebracht om het K 3-publiek tegemoet te komen. Maar zet dat gvd dan ook gewoon op de verpakking. Een nietsvermoedende consument die niet op de hoogte is van het feit dat het werk van Avril gemutileerd is uitgebracht, weet dan dat hij een aangetaste versie mee naar huis neemt. Er wordt immers ook een sticker geplakt op de oorspronkelijke versie (je kent hem wel: Parental advisory, explicit content – standaarduitrusting voor cd’s die volgeluld worden door ‘gangsta’s’….). Doordat er op de ‘clean-version’ niets hierover staat aangeduid, wordt deze versie als de norm beschouwd. En dat klopt natuurlijk niet: de boze taalversie is de oorspronkelijke versie – want dit is de visie van de kunstenaar – en de opgeschoonde versie is de aangepaste.

We leven kennelijk in de omgekeerde wereld. Waarbij censuur de norm wordt, waarin je woorden in de mond worden gelegd, en zodra je iets anders wil bezigen, je wordt gezien als afwijkend of corrumperend. (Ik zeg: De Bond tegen het Vloeken.) Toen ik met mijn cd terugging naar de winkel was de verkoopster erg verbaasd over het feit dat er überhaupt een aangepaste versie bestond. Toen bleek nog eens dat de normale versie alleen te krijgen was in combinatie met een dvd die de prijs deed stijgen. Ja, je leest het goed: wie de oorspronkelijke versie wil bezitten moet extra betalen voor de cd. Deze kreeg ik echter zonder morren mee voor de oude prijs. Gelukkig waren er nog een paar mensen in de wereld die wel fatsoenlijk konden denken. Laten we hopen dat ze dat bij RCA, Sony/BMG, het label waar Avril haar werk uitbrengt, ook eens gaan doen.

Opmerkelijk feit: op de strong language-versie zit op de achterkant een sticker voor de Duitse markt, waarop een minimale leeftijd van zes jaar wordt aangegeven. Kijk, daar leven ze zich in ieder geval in de klant in: kinderen onder de zes verstaan natuurlijk geen Engels en hebben dan wel genoeg aan de goedkopere gecensureerde versie. Boven de zes mogen ze in Duitsland gewoon genieten van de oorspronkelijke muzikale visie van de artiest. Dat is nog eens klantvriendelijk!

Categorieën
Boeken Film

A case of High Fidelity

Eindelijk heb ik het klassieke boek High Fidelity in huis en kan ik de woorden van Nick Hornby tot me nemen.

De film vond ik een van de beste films over break-ups en popmuziek; de filmbeelden lijken echter de leeservaring te overheersen. Het boek van Hornby is een feest van herkenning, want ik heb de film van Stephen Frears meerdere malen gezien. Hele scènes en dialoog zijn woord voor woord uit het boek overgenomen. Daarmee is de film getrouw aan het bronmateriaal. Ook al is de setting in de flick Chicago en niet Londen. Mijn enthousiasme neemt met iedere bladzijde toe. Maar terwijl ik bekende scènes teruglees, kan ik me niet aan het feit ontrekken dat ik tijdens het lezen de film voor me zie. Wanneer Rob, Barry en Dick vol bewondering naar Marie LaSalle kijken die haar nummers op het podium zingt, zie ik niet Marie maar Lisa Bonet voor me die de rol speelt in Stephen Frears’ film. Rob, Barry en Dick zijn ook John Cusack, Jack Black en Todd Louiso. Het maakt dus niet uit hoe Hornby ze heeft omschreven, het is Frears’ visie die zich aan mijn geestesoog opdringt. (Zelfs bij scènes die niet in de film voorkomen.)

Hornby beschrijft Marie LaSalle als volgt: ‘Marie is pretty, in that nearly cross-eyed American way – she looks like a slightly plumper, post-Partridge Family, pre-LA Law Susan Dey’(links). Ze ziet er dus eigenlijk helemaal niet uit als Lisa Bonet (rechts). Niet dat ik het erg vind om Bonet voor me te zien overigens. Geen echt hoogstaande actrice, maar een mooie en sympathieke vrouw.

Mensen klagen vaak dat ze liever eerst het boek lezen voordat ze de verfilming zien, want dan kunnen ze het verhaal vormen in hun hoofd. Een plaatje zegt meer dan duizend woorden, en maakt bovendien alles 100% concreet. Dat mag dan waar zijn, ik heb er in het geval van High Fidelity geen problemen mee. Ik leg het boek naast me neer en bedenk me dat het eigenlijk niet uitmaakt dat ik in mijn hoofd iets anders construeer dan Hornby ooit heeft geschreven. Wat ik zie is het verlengde van zijn visie, vermengd met de elementen die de filmregisseur heeft toegevoegd. Het ervaren van een boek is altijd een collaboratie tussen auteur en lezer. Die neemt het geschrevene en maakt er zijn eigen ding van. Daar is nu alleen de filmtekst bijgekomen, wat het materiaal – wat mij betreft – alleen maar rijker maakt.

Zie ook: Tenacious D in The Pick of Destiny.

Categorieën
Mike's notities

Geestelijk ongesteld

Het is weer zover en ik herken ’t meteen…De zon schijnt, mensen lopen met lekkende ijsjes, met elkaar of beschilderde eieren over straat. Maar dat kan me niet deren. Het is weer zover, ik weet ‘t. Zo nu en dan heb ik er last van en daar is niets aan te doen. Ik geef me eraan over en weet dat het wel weer over zal waaien. Ik heb geen zin om iets te doen, geen zin om buiten te zijn, mensen te zien, de telefoon op te nemen. Laat mij maar even sololeven. Geen puf om op te ruimen, verhalen te schrijven, het nieuws te vernemen. Het enige wat ik kan doen, is rustig binnenblijven, cd’tje draaien en in mijn eigen sop gaar koken tot het weer voorbij is. En dat gaat het uiteindelijk ook wel – niet vandaag, dan maar morgen. ‘Geestelijk ongesteld’ noem ik het. Zo’n moment dat je genoeg hebt van alle prikkels en signalen van buiten, van vluchtige contacten die verwaaien, loze woorden, beloftes en lauwe passies. Genoeg van het nadenken over toekomst en verleden – ik verblijf liever even in een passief heden. Niet meer denken aan…; niet meer dromen van… Even niets, behalve mezelf en de rauwe stem van David Pirner (Soul Asylum) die een poëtisch verhaal zingt over de schaduwzijde van het leven. Daar wil ik even in blijven, die schaduw die me aan het zicht van anderen onttrekt. De muziek biedt troost, warmte en doet me langzaam beter voelen.Langzaam komt de zin weer terug in mijn leven. Nog even… nog even…

Categorieën
Film Filmrecensie

Film: Tenacious D in The Pick of Destiny

In The Pick of Destiny gaat het duo Tenacious D op pad om het heilige plectrum te stelen uit The Rock-‘n-roll History Museum. Melige onderbroekenlol, maar vooral veel coole songs volgen elkaar in rap tempo op. Wanneer Jack Black gitarist Kyle Gass ontmoet in Venice Beach is hij als betoverd door zijn spel. Hij gaat bij de gezette ‘soloartiest’ in de leer totdat blijkt dat Gass leeft van het zakgeld dat zijn ouders hem toesturen en allesbehalve een beroemde muzikant is. Toch vormen de heren samen de band Tenacious D – ‘de beste band in de wereld’.

Het filmverhaal geeft de (fictieve?) geschiedenis weer van Tenacious D. In werkelijkheid bestaat deze band, of rockparodie – het is net hoe je het bekijkt – al een aantal jaren. Behalve een cd en optredens was er ook een kortlopende televisieserie voordat deze film het licht zag.

Humor
Films over rockmuziek zijn meestal niet echt serieus te nemen, en worden geserveerd met een flinke dosis humor. Een traditie ingezet met This is Spinal Tap (1984) van Rob Reiner en voortgezet met films als Rock Star (Stephen Herek, 2001), Detroit Rock City (Adam Rifkin, 1999) en natuurlijk de klassieker Wayne’s World (Penelope Spheeris, 1992). Uitzondering is Almost Famous uit 2000, waarin de terugblik op jaren zeventig-rock van regisseur Cameron Crowe ruimte laat voor een brede glimlach, maar waarin nostalgie toch de overheersende factor is.

De rockfilm Tenacious D in The Pick of Destiny is een comedy én een musical. Jack Black en Kyle Gass mogen dan ogen als twee onwaarschijnlijke rockgoden, ze spelen groovy gitaar rifs en zingen pakkende teksten. Tussen de vele ‘fucks’ door geven de songteksten de gevoelens en gedachten van de personages weer – dit is kenmerkend voor de musical.

De muziek van de D is een lekker klinkende parodie van rockmuziek en valt daarmee in de traditie van het werk van Frank Zappa. Het klinkt als rock, maar wie goed luistert, hoort dat de draak wordt gestoken met reguliere songteksten.

High Fidelity
Jack Black begeeft zich op bekend terrein. Rockliefhebber speelde hij ook al in High Fidelity (Stephen Frears, 2000) en School of Rock (Richard Linklater, 2003). Hij zet in al deze films een manische en fanatieke wannabee rocker neer. In een film die iets meer dan 90 minuten duurt, voelt zijn ritalinarme aanwezigheid soms als iets te veel van het goede, maar omdat de film de vaart er flink in houdt, en de ene ‘foute’ grap na de andere elkaar opvolgen, is er geen tijd voor grote ergernissen. Daarbij werkt Blacks enthousiasme aanstekelijk. Bovendien kan hij een aardig deuntje zingen.

Let vooral ook op de grappige bijrollen van Ben Stiller en Tim Robbins. De film biedt genoeg lachsalvo’s om met een prettig prikkelend gevoel de zaal uit te lopen.

Kortom: this movie rocks!

Categorieën
Film Strips

Burtons Batman 1: The Bat & Prince

De zomer van 1989 stond in het teken van maar een ding: het Bat-symbool. De film van Tim Burton was lang verwacht en vele fans keken halsreikend uit naar de eerste Batman-flick sinds bijna dertig jaar.

Mensen liepen over straat in Batman-T-shirts, droegen Batman-caps en op de radio was de soundtrack van Prince te horen. ‘Batdance’ beheerste de hitlijsten die zomer. (De single bereikte de eerste plaats in Amerika en de tweede in Engeland.) In Nederland kwam de film pas uit op dertien oktober. Ik zag Batman voor het eerst de avond na de première. Het is een fijne sensatie om een stripheld goed tot leven te zien komen. De stripverfilmingen tot dan toe waren over het algemeen teleurstellend. De oude Batman-serie uit de jaren zestig was camp en kinderachtig. De Spider-Man televisieserie haalde het ook niet bij de strips. Alleen de producent van de oude Hulk-serie behandelde het materiaal serieus en wist een onderhoudende live-actionversie te maken. En de eerste Superman-films mogen we in het rijtje niet vergeten. Burton zette echter een standaard voor toekomstige stripverfilmingen en liet zien dat je het materiaal niet belachelijk hoefde te maken om er veel kijkers mee te trekken. De casting van Michael Keaton was een geniale greep. Batman was immers geen Arnold Schwarzenegger-type, maar een atletisch gebouwde man die een pak moet dragen om angst aan te jagen (daar had Arnold zijn accent al voor). Jack Nicholson als de Joker… deze rol leek hem op het lijf geschreven te zijn.Inspiratie
Nadat de Joker een flinke krater had gemaakt op het straatdek en The Bat bij zijn symbool had geposeerd op de daken van Gotham, liep ik de bioscoop uit, de koude nachtlucht in. Terwijl Danny Elfmans soundtrack nog in mijn hoofd nagonsde, voelde ik me geïnspireerd door Tim Burtons cinematografische juweeltje. De visie van Burton, een soort van gotisch live-action sprookje, gecombineerd met de klanken van Elfman – een perfecte combinatie waarmee een gehele verhaalwereld wordt gecreëerd. Mijn liefde voor film was voorgoed aangewakkerd.

Tuurlijk, er valt een hoop aan te merken op de eerste Batman van Burton: het verhaal is soms wat spoorloos, het is wel erg toevallig dat de Joker en Bats achter dezelfde blonde fotografe (Kim Basinger) aan hobbelen en de muziek van Prince doet anachronistisch aan in een tijdloze verhaalwereld waarin jaren veertig elementen gemixt worden met een meer hedendaags elan. Sommige mensen waren niet blij met het feit dat The Joker verantwoordelijk was voor de moord op de ouders van Wayne, waarmee hij indirect de Batman schiep die hem creëerde. Met alle hype die er rondom de film was gecreëerd, waren enkele azijnpissers onvermijdelijk. Toch wegen de minder goede kanten van de film bij lange na niet op tegen bovenbeschreven elementen.

Toch zorgde de film voor een belangrijk ding: voor even was het cool om Batfan te zijn. En dat is voor een tienerjongen die gek was op superheldenstrips een belangrijk gegeven.

Prinsheerlijk
De film veroorzaakte bij mij nog iets: een grote passie voor de muziek van de Kleine Geile Dwerg, aka Prince, aka His Royal Badness, aka Tafkap. Het Batman-album mag dan niet zijn allerbeste werk zijn, het is een origineel album dat de duistere sfeer van de film goed combineert met de funk en humor van Prince. Ik luister er zo nu en dan nog graag naar. Niet iedere stripheld kan immers beweren dat Prince de soundtrack verzorgd heeft bij zijn film. Prince combineerde zijn gebruikelijke thema’s liefde, seks en god met de wereld van Burtons Batman en wist een prikkelend conceptalbum rondom de vleerman te maken, waarop ieder personage zijn eigen nummer heeft.

Op 20 januari 1989 bezocht Prince de Batman-set in de Pinewood studio’s in Londen. Prince zag hoe de scène tussen Bruce en Vicki Vale in de Batcave werd opgenomen. Ook kreeg hij de opnames van andere scènes te zien. Tim Burton en Jack Nicholson waren grote Prince-fans. De muzikant werd gevraagd enkele nummers bij te dragen, maar Prince dacht groter dan dat. In februari creëerde in dertien dagen elf liedjes. Enkele ervan, zoals’ Vicki Waiting’ en ‘Rave To The Joy Fantastic’, waren al eerder opgenomen. Tim Burton en producent John Peters waren verbaasd over de snelle werkwijze van Prince en kozen de nummers ‘Partyman’ en ‘Trust’ voor in de film. Het album werd in juni dat jaar uitgebracht; er gingen in de eerste week 1 miljoen exemplaren over de toonbank.

Batdance
Het nummer ‘Batdance’ zou oorspronkelijk niet op het album komen, maar was meer een after thought, een remix van alle voorgaande nummers. In de videoclip bij dit nummer zien we Prince als gemini – een figuur die zowel The Joker als Batman vertegenwoordigd. Een interessante gedachte, aangezien Batman en The Joker elkaars antithese zijn. Waar The Joker staat voor chaos, staat Batman voor het brengen van orde in de chaos. Bat en The Joker zijn yin en yang. Een punt dat Burton ook wilde maken in zijn film, vandaar dat Jack Napier de moordenaar is van de ouders van Wayne, waardoor Wayne Batman besluit te worden en tijdens een van zijn nachtelijke acties Jack Napier in een vat met chemisch afval laat vallen waardoor hij weer The Joker wordt. (Maar daarover later meer.)

Burtons eerste Batman-film introduceerde mij tot een paar nieuwe dingen die tot de dag van vandaag deel uitmaken van mijn leven: het werk van Tim Burton, de muziek van Danny Elfman, het oeuvre van Prince, mijn passie voor cinema en natuurlijk een diepgeworteld plezier aan de verhaalwereld van de Batman.

Dit is de eerste post in een serie over Tim Burtons Batman. Lees ook de andere posts over de Vleerman van Gotham.

Categorieën
Media Mike's notities

De geest van Jim Morrison

De geest van Jim Morrison waart nog steeds rond in de muziek van The Doors en in ons onderbewustzijn.In de winter van 2000 was ik samen met mijn toenmalige vriendin op het kerkhof Père Lachaise in Parijs. Het beroemde kerkhof waar de tombes lijken op kleine huisjes, een soort van dorp van de doden, met straatjes en een stadsplattegrond. Het was oorspronkelijk de plek waar de Jezuïeten een groot pand hadden staan. Maar deze werden begin 20ste eeuw door de regering opgeheven. Er liggen een hoop beroemde lijken, waaronder Jim Morrison – de zanger van The Doors.

Fotogeniek
Morrison stierf op 27 jarige leeftijd in Parijs. Als je er toch bent, kun je niet om Jim heen en moet je even langs gaan. Het graf van Morrison wordt nog altijd druk bezocht. Toen ik er was stond er constant een bewaker bij die de boel in de gaten hield. Het graf is vaak door bezoekers beschadigd. Nu lag er alleen nog een rechthoekige steen met een deken aarde in het midden. Op de zwarte aarde gooiden mensen geld, briefjes, bloemen en brandden ze wierrook. Er stonden enkele Amerikanen bij het graf. Ze maakten foto’s. (Jippie op de foto met het graf van James Douglas Morrison.)Wie de film The Doors van Oliver Stone heeft gezien, weet dat het graf er eerst anders uitzag: een buste boven een vol gekladderde steen. De film schets overigens een fascinerend portret van de zanger en zijn extreme uitspattingen. Stone concentreert zich volledig op Morrison en laat de andere Doors onderbelicht.

Hypnose
Morrison stierf in 1971 en liet een boeiende muzikale erfenis na. De muziek van The Doors is legendarisch en klinkt ook nu nog erg bijzonder. Ze zijn een genre op zichzelf. Het geluid van de band is tijdloos en toch erg gesitueerd in de psychedelische tijd van de tweede helft van de jaren zestig. The Doors klinken als de schaduwzijde van de ‘Summer of Love’. Alsof je bent doorgedrongen tot het onderbewuste en die gedachten worden uitgedrukt in de muziek en teksten van The Doors. Het onderbewustzijn van Morrison is gevuld met een fascinatie voor de dood en pijn, seks, slangen, sjamanisme en loskomen van het keurslijf waarin de maatschappij je perst in de hoop door te breken naar de ware zelf – alles verpakt in hypnotiserende poëzie.

Onder de tafel
Toen ik bij het graf stond, merkte ik niets van de geest van Jim Morrison. (Persoonlijk heb ik ook niet veel met graven moet ik zeggen, al is het onontkoombaar dat ik er ooit zelf een betrek.) Morrisons geest waart wat mij betreft rond in de muziek. Jim zingt daarin soms alsof hij in een trance is. Hij klinkt alsof hij niet meer in de wereld is – alsof hij is doodgegaan en teruggekomen. In de muziek is de deze poëet, zanger, sjamaan, Lizard King, druggie voor altijd onsterfelijk. The Rolling Stones mogen dan gekoketteerd hebben met de duivel en ‘sympathy’ voor hem voelen – de stem van Morrison klinkt alsof hij de devil himself ontmoette en onder de tafel heeft gedronken. The Doors komen zo nu en dan terug in mijn leven. Tijdens mijn studie schreef ik een paper over de film Apocalypse Now – een analyse van het personage Kurtz. Het nummer ‘The End’ dat in de film zit, speelde toen weken in mijn hoofd. Laatst vond ik het boek People Are Strange – The Ultimate Guide to The Doors van Doug Sundling. Wanneer ik dit boek uit heb en alle albums weer heb grijsgedraaid, zal ik in de toekomst onvermijdelijk weer in aanraking komen met The Doors. Ze gaan nooit weg, maar sluimeren altijd ergens in mijn onderbewustzijn.

Categorieën
Mike's notities Strips

Dingen veranderen (niet)

‘People are crazy and times are strange
I’m locked in tight, I’m out of range
I used to care, but things have changed’

– Bob Dylan
Things have changed Ze zeggen wel eens dat de tijden veranderen. Volgens mij zijn ‘wij’ het die veranderen. Ik merk het de laatste tijd aan mezelf. Ik zal niet zeggen dat ik opeens heel anders ben nu ik de dertig nader – leeftijd interesseert me niet. Maar ik merk wel dat er naast de kern waar ik uit besta, er een hoop anders aan me is. Mijn smaak verandert. Dingen waar ik vroeger erg enthousiast van werd, laten me nu koud. Bepaalde muziek bijvoorbeeld. Toen ik op de middelbare school zat was ik gek op de muziek van Prince. Ik kocht alle cd’s en luisterde constant naar zijn muziek. Nu was Prince in de jaren tachtig een geniaal muzikant & componist: ieder nieuw album hoorde je weer iets anders. Tegenwoordig is niet meer zo: Prince is nog steeds een goede muzikant, maar als ik de eerste keer een nieuwe cd van hem hoor, kan ik het verloop van de nummers en de teksten voorspellen.Dat wil niet zeggen dat ik tegenwoordig muzikaal-geniaal ben, maar dat de Kleine Geile Dwerg zichzelf herhaalt. Wat mij betreft is dat niet zo heel boeiend om naar te luisteren. Ook vind ik de teksten van Prince tegenwoordig thematisch niet meer zo interessant: liedjes over Liefde, Seks en God (waarbij het een vaak staat voor het ander). Ik kan zo nu en dan nog steeds erg genieten van het oude werk, maar dat komt voor een deel ook door de nostalgische gevoelens die ze oproept. De dagen van mijn adolescentie zijn lang voorbij, maar mijn platenkast kan me weer even terugbrengen. Al is het alleen maar in mijn hoofd. 🙂 Van hetzelfde
Steven Spielberg was vroeger een van mijn favoriete filmregisseurs. Ik verslond films als Indiana Jones, Close Encounters of the Third Kind… Maar na Schindler’s List is een nieuwe Spielberg-film geen must-see meer voor mij. Sterker nog, de laatste paar films heb ik voor het gemak maar overgeslagen. Ik vind ze gewoonweg niet meer interessant. (Catch Me if You Can en Minority Report zijn knapgemaakte films, ik bedoel eigenlijk te zeggen dat mijn passie voor Spielberg zodanig is afgenomen dat het feit dat hij een nieuwe film heeft gemaakt, voor mij nog geen reden is om de film te gaan zien.) Andere dingen zijn wel gebleven: ik ben nog steeds een Beatles-fan, hou van Tim Burton-films en kan nog erg genieten van comics – ook al moet ik toegeven dat ook daar het een en ander veranderd is. Ik lees veel minder dan vroeger, en waar het voorheen vooral ging om Superheldenstrips, lees ik behalve die meer andere strips. Dit heeft voor een deel te maken met het feit dat ik tegenwoordig meer webcomics lees, maar vooral met een andere leesbehoefte. Je mag me nog steeds wakker maken voor een goed geschreven Spider-Man verhaal geschreven door J. Michael Straczynski en getekend door John Romita Jr. en een goede Batman-graphicnovel gaat er zeker in, maar als ik in de stipwinkel sta valt mijn oog toch meer op semi-realistische graphic novels zoals Beg the Question van Bob Fingerman.Ergens verbaast mij dit wel, want ook al word ik van buiten ouder en weet ik meer dan toen, toch voel ik mij niet veel anders. Dit komt voor een deel dat veranderingen geleidelijk gaan en je ze daardoor minder snel opmerkt. Toch geloof ik ook dat het cliché waar is: hoe meer dingen veranderen, hoe meer ze hetzelfde blijven.