Categorieën
Minneboo leest Strips

Kees van Kooten: ‘Een goede cartoon zet je aan het denken’

Cabaretier en schrijver Kees van Kooten zou een boek met zijn favoriete cartoons samenstellen en deze toelichten. Toen kreeg hij een zware hartaanval en veranderde de aard van het boek. Toch valt er voor de stripliefhebber veel te genieten in Leve het welwezen.

Kees van Kooten leest voor bij Scheltema tijdens de Stripmaand (januari 2016)
Kees van Kooten leest voor bij Scheltema tijdens de Stripmaand (januari 2016). Foto: Michael Minneboo.

‘Nee, ik ben geen stripliefhebber,’ geeft Kees van Kooten ruiterlijk toe. ‘Maar ik waardeer sommige strips zeer. Little Nemo van Winsor McKay, vind ik fabuleus. Wat daarin gebeurt is bijna Dali-achtig. Verder hou ik van Le Petit Nicholas van Sempé, Kuifje ken ik natuurlijk en de fabelachtige productie van Dick Matena. Maar gewone stripverhaaltjes met bijvoorbeeld Michel Valliant, nee, daar heb ik nooit iets mee gehad. Zelfs Tom Poes niet. Prachtig wat Toonder deed, zeker tekstueel, maar een grote vermoeidheid overviel mij bij het lezen van die verhalen. Een uitzondering moet ik maken voor Kapitein Rob en dat komt omdat ik geabonneerd was op de Ketelbinkie krant. En Cowboy Henk van Kamargurka en Herr Seele, door die strip liggen mijn vrouw Barbara en ik onder de tafel van het lachen. Absurdisme ten top! Daar zijn de Belgen altijd ontzettend sterk in,’ vertelt Van Kooten enthousiast telefonisch vanuit zijn vakantiehuisje in Frankrijk.

De Nederlandse cabaretier en schrijver Kees van Kooten (Den Haag, 1941) behoeft weinig introductie. Jarenlang was hij samen met collega Wim de Bie op de televisie te zien en stimuleerde het duo de lachspieren van een groot aantal kijkers. Typetjes als de Vieze Man, de Turk Mehmet Pamuk en het Haagse duo Jacobse en Van Es zijn legendarisch. ‘We zijn wat Jacobse en Van Es betreft zeker geïnspireerd door tekenaar Jaap Vegter: die heeft ook veel van dat soort halve penozetypes getekend. Hij kon heel goed plat-Hagenaarse types tekenen, hun lichaamstaal en doen en laten neerzetten.’ Naast televisie maken schreef Van Kooten ook een stapel boeken. Hij schopte het zelfs tot stripfiguur in de reeks ‘De Kiekeboes’. In het album ‘De taart’ speelt verslaggever-ter-plaatse Koos Van Keeten namelijk een rolletje.

leve het welwezenWanneer een humorist pur sang als Van Kooten een boek schrijft over cartoons en cartoonisten, is dat natuurlijk verplicht leesvoer voor de stripliefhebber. De oorspronkelijke opzet van Leve het welwezen was het samenstellen van een bloemlezing nationale en internationale cartoons die Van Kooten echt goed vindt, voorzien van toelichting en commentaar. Het boek zou dus vergelijkbaar zijn met Van Kootens Mijn Plezierbrevier (2006) waarin hij komische verhalen selecteerde en vertaalde en Zo Wordt U Gelukkig (2010) waarin de humoristische poëzie van de Amerikaanse dichter Billy Collins centraal staat.

Poëtisch schokje
Van Kooten: ‘Ik was op zoek naar de cartoons die mij een poëtisch schokje bezorgen, omdat ze een herkenbare situatie schetsen waar je zelf vaak in ondergedompeld bent geweest. Als voorbeeld geef ik mijn favoriete cartoon uit de bundel, de tekening van Gluyas Williams (1888-1982) van de man die uit zijn bed stapt. Hij wil in zijn pantoffels stappen, maar die staan nog de verkeerde kant op. De cartoon toont wat ik een lekje in de werkelijkheid noem: een klein missertje. In het dagelijks leven gebeuren dingetjes waar je verstild in je eentje om moet lachen. Deze alledaagse dingetjes krijgen nooit de aandacht die ze verdienen en als iemand dan de moeite neemt om ze dan zo mooi, zo fantastisch smaakvol uit te werken, vind ik dat grote kunst.’

Gluyas Williams
Gluyas Williams

Van Kootens enthousiasme voor mooi tekenwerk en slimme cartoons wordt uit ons gesprek direct duidelijk. Vol bewondering praat hij over de gewassen tekeningen van Chas Addams (1912-1988), de cartoonist die ook de Addams Family bedacht, en de cartoons van Saul Steinberg (1914-1999) die als Roemeense immigrant de Amerikaanse cultuur met haar diners, architectuur en ambtenarij fabuleus in illustraties wist vast te leggen en te becommentariëren: ‘Hij is de tekenaar die op andere tekenaars het meeste invloed heeft gehad.’

Een slecht hart
Toch is Leve het Welwezen een ander boek geworden: tijdens de voorbereiding ervan kreeg de schrijver een zware hartaanval. Dankzij vijf bypasses voelt hij zich beter dan ooit tevoren: ‘De cardioloog zei dat ik een ontzettend slecht hart had. Dat heb ik me nooit gerealiseerd en gewoon alles gedaan. Maar door het slechte hart pompte het bloed te weinig rond en met die bypasses is dat nu sterk verbeterd, dus ik voel mij heel goed.’

Cartoon van Saul Steinberg opgenomen in Leve het welwezen.
Cartoon van Saul Steinberg opgenomen in Leve het welwezen.

Het boek gaat zowel over het herstel van Van Kooten in het ziekenhuis als over cartoons, want op een handige wijze weet de humorist beide onderwerpen slim aan elkaar te verbinden. ‘Tijdens mijn verblijf in het ziekenhuis leefde ik eigenlijk twee en een halve week in een cartoon. Al die situaties waren cartoonesk,’ zegt Van Kooten. Ook brengt hij cartoons ter sprake door de heer Hartman te introduceren: een medepatiënt die ook aan zijn hart is geopereerd. De 85-jarige Hartman – de naam is bedacht door Van Kooten uit piëteit – is oud-werknemer bij de Nederlandse spoorwegen. Hij heeft een boekje dat vol staat met cartoons die eerder in het vakblad van de NS hebben gestaan. Hartman, die Gummbah een viezerik vindt en moderne cartoons maar niets, kan hartelijk lachen om de grappen uit de jaren vijftig terwijl Van Kooten die juist als belegen en flauw bestempelt. Een confrontatie tussen beide heren kan niet uitblijven. De dialogen tussen hen zijn op zichzelf al erg humoristisch, en ze stellen Van Kooten daarnaast in staat om verschillende cartoons en verschillende soorten humor te behandelen. Wat dat betreft is de confrontatie een gelukkig toeval die mooi uitpakt voor het boek. ‘De dialogen met meneer Hartman heb ik natuurlijk wel een beetje gepolijst en wat sneller gemaakt, maar verder is het allemaal gebeurd zoals het er staat. Dat noem ik keepersgeluk, toevallig geluk. Daar heb ik in mijn leven niet over te klagen gehad. Het feit dat mijn dochter Kim erbij was toen ik de kleinkinderen naar school bracht en die hartaanval kreeg, dat is het grootste geval van keepersgeluk.’

Examen
In Leve het welwezen gaat Van Kooten in op de aard van humor. Eigenlijk is het snappen van een grap een soort van examen doen, vindt de auteur. Hij schrijft: ‘Wie om een grap lacht, lacht uiteindelijk om zichzelf. Dat wil zeggen: hij lacht van tevredenheid over zijn getoonde begrip.’ Een interessante gedachte die impliceert dat humor ook angst met zich meebrengt. Van Kooten: ‘Jazeker. Denk maar aan een moppentapper op een verjaardag. Iemand zegt op een gegeven moment: “Ik weet een mop” en dan zie je iedereen gespannen naar voren buigen. Niet zo zeer om snel iets te lachen te hebben, maar omdat ze bang zijn dat ze de grap niet zullen begrijpen. Mensen zijn altijd bang geweest in gezelschap als iemand moppen vertelt. Of ze lachen overdreven hard om te laten merken dat ze hem doorhebben, of ze zwijgen en knikken fijntjes en dan zie je ze intussen denken. Als ik een mop/cartoon niet meteen doorheb, zit ik toch met een lichte schaamte. En dan vraag ik me af of ik de grap niet even aan mijn kleinzoon Roman moet voorleggen, want misschien kan hij hem uitleggen. Maar liever niet, want je wilt niet voor gek staan.’

Charles - Chas - Addams Dit is een van mijn favoriete cartoons.
Charles – Chas – Addams Dit is een van mijn favoriete cartoons.

The New Yorker
Overigens schuilt er in zekere zin ook een soort meneer Hartman in Van Kooten, want hij heeft grote bezwaren tegen de huidige trend die in cartoonland heerst. Vooral het tijdschrift The New Yorker en cartooneditor Bob Mankoff krijgen ervan langs: ‘Ik was erg teleurgesteld en werd steeds ontevredener over de kwaliteit van de cartoons in The New Yorker. Als je vroeger met je cartoon in The New Yorker stond had je het gemaakt. Die gouden jaren met Sam Cobean, Saul Steinberg, James Thurber, Chas Addams en noem ze allemaal maar op, die zijn voorgoed voorbij. Ik begrijp dat de humor is veranderd en daar moet ik ook in meegaan. Mankoff selecteert gemakzuchtig en harteloos materiaal en zelf maakt hij ook saaie en bloedeloze cartoons. Visueel voegt hij niets aan de tekst toe. Het grote verschil tussen toen en nu is denk ik dat er een ontzettende druk op de cartoonisten rust omdat ze in een hogere frequentie moeten produceren. Daarnaast was de tijd waar mijns inziens de mooiste cartoons in verschenen redelijk zorgeloos. We hadden natuurlijk wel de naweeën van de Tweede Wereldoorlog en de oorlog in Vietnam. Er gebeurde genoeg rotzooi, maar niet in de mate waarin we er nu kennis van nemen. Tegenwoordig voelen tekenaars zich gedwongen niet meer puur amusement te bieden, maar geëngageerd en becommentariërend te gaan tekenen. En zo ben ik redelijk verbaasd over het ontbreken van de smaakvolle, fijnzinnige, goed getekende cartoons, die niets met de politieke of actuele, economische of financiële werkelijkheid te maken hebben.’

© Ruben Oppenheimer.
© Ruben Oppenheimer.

Zwarte Piet
Daarbij heeft de auteur een hekel aan afgekloven clichés: ‘Geen kwaad woord over Ruben Oppenheimer hoor, maar ik zag van hem weer Zwarte Piet aan de mijter van Sinterklaas genageld alsof die het kruis van Christus is. Kijk, in de wereld van de cartoons wordt net als in de popmuziek gedoubleerd en gepikt. Hoeveel cartoons zijn er immers niet gemaakt over het onbewoonde eiland, over de dronken man en de dikke vrouw? Maar hoe vaak hebben we de kruisiging niet geparodieerd gezien? Eigenlijk kan die grap dus niet meer en zeker niet na Monty Python’s Life of Brian. Met die film is daar een punt achtergezet.’

Het Sempégevoel
Wat vindt Van Kooten dan wel een goede cartoon? ‘In het verband met het werk van Peter van Straaten gebruik ik in het boek het begrip teruglachen. Een goede cartoon moet jou beschamen. Je moet eigenlijk denken: “Jezus, wat is dat goed! Waarom ben ik daar niet eerder opgekomen?” Neem bijvoorbeeld een cartoon van Jerry Marcus, die overigens niet in de bundel is opgenomen. We zien een man en een vrouw die allebei in bed een boek zitten te lezen. Gezellig, gezellig, denk je als kijker in eerste instantie, maar dan kijkt de man op zijn horloge en zegt: “Ik moet weer naar huis.” Dan lach je terug, want je denkt dat het een getrouwd stel is, maar dan blijken het minnaar en minnares te zijn. Je verwacht dat die twee alleen even met elkaar neuken en dat de man dan weer naar zijn vrouw gaat, zoals dat in de praktijk gaat, maar in plaats daarvan toont Marcus ons een nieuwe kijk op zo’n relatie, die vergelijkbaar is met hoe een getrouwd stel doet. Een nieuwe kijk op een standaardsituatie zet je aan het denken en daarom vind ik het een goede cartoon. Je voelt zelfs dat je een beetje een rode kop krijgt, omdat je zo dom bent geweest om de situatie alleen op een heel burgerlijke manier te bekijken.’

Sempé
Sempé

De auteur heeft een voorkeur voor cartoons die je laten doordenken; cartoons waarvan de grap niet in een keer evident is. En een voorkeur voor visuele cartoons, het liefste ook nog zonder onderschrift, zoals het werk van Sempé. ‘Die maakt eigenlijk blije schilderijtjes. Ik ken niemand die in zijn eeuwige jongensachtigheid zo ontroerend meisjes van vijftien in een balletklasje tekent of jongens die met zijn zessen hand in hand in de golven springen. Dat zijn geen moppen, maar situaties die vertederen en waar je om moet glimlachen. En er zijn niet meer zoveel tekenaars die een stemming willen weergeven in plaats van grappen te maken. Denk maar aan de covers die Sempé tekende voor The New Yorker. Dan zie je op zesenveertig hoog een poes voor het raam spinnen en op de achtergrond staat iemand viool te spelen. Dat soort idyllische situaties noem ik het Sempégevoel.’

Tijdgebrek
Nu de 75-jarige cabaretier weer op de been is en hersteld, gaat hij echter het cartoonboek niet meer maken. ‘Door de hartaanval en door het ouder worden, besef ik dat de tijd opraakt. Je beseft wat je allemaal niet meer zult afmaken of zien, en in welke mate je aan de zijlijn komt te staan. Als je de tijdlijn uitzet van hoeveel ik nog heb en wat ik allemaal nog moet doen, wordt duidelijk dat er geen tijd is voor luimelen, lobbelen en in de hangmat liggen. Ik moet nog een hoop afspraken met mezelf nakomen. Dit boekje was er een van, maar ik ga niet meer pogen het ultieme cartoonboek te maken, omdat ik een ander idee heb dat me ook een paar jaar gaat kosten. Daar kan ik verder nog niets over zeggen. Ook zijn Wim de Bie en ik, en Wim voornamelijk, druk met het ordenen van ons archief. Ik wil niet te hoog van de toren blazen, maar qua hoeveelheid is het onbeschrijfelijk wat we in al die jaren gedaan hebben. We willen bijvoorbeeld nog eens iets doen met de schrijverijen uit Het Parool waarmee we begin jaren zestig begonnen zijn. Deze zijn nog niet gebundeld en uitgezocht. Dat kost ook veel tijd.’

Hoewel Leve het welwezen dus een ander boek geworden is dan beoogt, valt er voor de strip- en cartoonliefhebber een hoop te genieten. Niet alleen spreekt Van Kooten tussen het herstel van zijn operatie door, op intelligente wijze over het medium en humor, ook zijn z’n favoriete cartoons in de bundel opgenomen en eindigt het boek met korte, gevatte biografieën van de cartoonisten. De laatste strip in het boek is van Jaap Vegter (1932-2003) die een uitspraak van de auteur verbeeldde.

Van Kooten: ‘Vegters tekeningen zijn ongelooflijk mooi uitgewerkt. De houdingen van mensen, het lopen, het staan, zitten, het kijken, het lachen en het nichterige. Ook heeft hij er geweldige teksten bij geschreven. Als je wilt weten hoe iemand aan een cappuccinomachine staat, of hoe iemand zijn hondje laat schijten op de straat maar ondertussen doet alsof ie het niet doorheeft, dan moet je de tekeningen van Jaap Vegter bekijken. Toen ik de Groenman Taalprijs kreeg toegekend, was de beloning dat een zin van mij door Vegter zou worden geïllustreerd. Daar heeft hij heel lang over gedaan. Toch, op de uitreiking was hij klaar en kreeg ik die tekening ingelijst: “Schrijven is zitten blijven tot het er staat!” Jaap zuchtte: “Ja, maar tekenen is nog veel meer zitten blijven tot het er staat!” zegt Van Kooten lachend.

Kees van Kooten. Leve het welwezen
Uitgeverij De Harmonie, € 19,90

Dit interview is geschreven voor en gepubliceerd in Stripgids Vol2. #44.

Categorieën
Strips

Tekenles van meestervervalser Gerben Valkema

Van het bijdehante stripfiguurtje Elsje is het achtste album uit. Stripmaker Gerben Valkema is echter ook een zeer verdienstelijke ghosttekenaar. ‘Bommel moet als Bommel voelen.’

cover_elsje-8‘Het leuke aan Elsje is dat ze geen restricties heeft die wij wel hebben. Veel mensen vinden haar bot, maar dat valt wel mee. Ik heb een dochter van drie, nou dat is ook een bot ding soms. Zo zijn kinderen,’ aldus tekenaar Gerben Valkema (1980) die samen met scenarist Eric Hercules de humorstrip Elsje maakt die draait om het gelijknamige, bijdehante basisschoolmeisje. De strip verschijnt in 15 regionale dagbladen en Eppo stripblad; het nieuwste album is net uit.

Als Valkema even genoeg heeft van Elsje tekenen, maakt hij voor de lol en de oefening een tekening van bijvoorbeeld Robbedoes of Johan en Pirrewiet. Of hij mengt Elsje in andere stripwerelden. Zo tekende hij haar in een cover van het fictieve album Asterix niet bij de Batavieren toen er op Facebook gegrapt werd wanneer het Gallische duo eens naar Nederland zou komen.

Elsje en Asterix
Valkema is goed in staat om op overtuigende wijze stripfiguren van anderen te tekenen en zich hun stijl eigen te maken. ‘Als kind oefende ik al met bestaande stripfiguren en dat ben ik blijven doen omdat het leuk en leerzaam is. Eigenlijk ben ik altijd al een soort ghosttekenaar geweest. Misschien heb ik een natuurlijke aanleg om mezelf te verplaatsen in andermans lijnvoering.’

Basisvorm
Op zijn achttiende werd Valkema uit de stripwinkel waar hij werkte geplukt door Jan Kruis die nieuw talent zocht voor zijn studio. Valkema begon zijn carrière dus als ghosttekenaar van onder meer Jan, Jans en de kinderen. ‘Ik dacht, binnen een maand of twee heb ik mijn eerste pagina wel gemaakt, want dat krasserige lijntje van Kruis kan ik wel tekenen. Maar hoe je die lijn zet en waar die moet staan, dàt is tekenen. Kruis kwam in het begin langs op de studio. Hij legde mijn tekening op de lichtbak en gaf tips. Heel leerzaam. Het was voor mij een openbaring om te ontdekken dat Jan, ondanks al zijn ervaring, nog steeds eerst een basisvorm van rondjes en stangetjes neerzette als hij zijn figuurtjes tekende. Veel tekenaars die ik hoog heb zitten werken zo. Er zit veel aandacht in de constructie van de figuren.’

Bij de redactie van Donald Duck die in hetzelfde pand zat, kopieerde Valkema de modelsheets van Disney-figuren om die thuis te leren tekenen. Handig, want later werkte hij voor Disney en maakte covers en parodieën van cd-hoezen voor de Donald Duck.

heerbommel_i-padden_cover

Heer Bommel
Omdat Valkema een soort meestervervalser is, wordt hij wel eens gevraagd voor speciale projecten. In 2012 tekende hij prachtige pastiches van Heer Bommel en Tom Poes in het verhaal Heer Bommel en de i-Padden, geschreven door Patty Klein voor het honderdjarige bestaan van de Vereniging van Bibliothecarissen. Was het moeilijk voor Valkema om zich de Toonder-stijl eigen te maken? ‘Dat was heel frustrerend. Ik kijk altijd goed naar de basisvormen van de figuurtjes en bij Bommel krijg je op de een of andere manier niet je vinger erachter hoe die in elkaar steken. Ik heb een meter Bommelboeken en die nam ik door. Dan valt je opeens op dat stripfiguren niet consequent getekend worden. Het ene moment is het hoofd groot, dan weer klein. Dan heeft ie dikke handen, dan kleine. Op een gegeven moment ben ik gewoon aan de slag gegaan om te zien waar het schip zou stranden. Ik heb mezelf constant gecorrigeerd door bijvoorbeeld de tekening te spiegelen, dan zie je de fouten sneller. Wil Raymakers, ook Bommel-tekenaar en codirecteur van de Toonder Compagnie, heeft me aanwijzingen gegeven, zoals: “Je oortjes staan teveel naar achteren.” Uiteindelijk is het wel Bommel geworden, al zien mijn collega’s wel dat ik het getekend heb.’

De wording van een plaatje uit Gerbens Bommelstrip
De wording van een plaatje uit Gerbens Bommelstrip

Grote borsten

Agent 327 en Olga Lawina, misschien wel de bekendste vrouw uit de reeks. Illustratie: Martin Lodewijk
Agent 327 en Olga Lawina, misschien wel de bekendste vrouw uit de reeks. Illustratie: Martin Lodewijk

Omdat Martin Lodewijk dit jaar 75 werd, werkte Valkema mee aan een speciale strip voor Eppo waarvoor hij de personages uit de strip Agent 327 voor zijn rekening nam. ‘Ook voor Lodewijk geldt dat hij niet twee keer hetzelfde figuur tekent. Als je in de stijl van een ander tekent, wil je iets op voorbeeldmodel kunnen tekenen, maar dat model bestaat eigenlijk niet. Wat het uiterlijk van die poppetjes betreft is er een soort centrum waar binnen ze zich bewegen. Daar binnen zit aardig wat rek. Het is niet zoals bij Disney dat alles precies uit te meten is. De oren van Mickey Mouse zijn altijd even groot bijvoorbeeld. Om Agent 327 te tekenen heb ik goed op details gelet: ik teken bijvoorbeeld de oren van 327 veel kleiner dan Lodewijk dat doet. Ik moest mezelf constant corrigeren om die oren naar mijn gevoel onnatuurlijk groot te tekenen. Hetzelfde geldt voor de borsten van Olga Lawina. Ik heb ze al een paar keer gecorrigeerd en nog steeds zijn ze niet zo groot als dat Martin ze zou maken. Dat durf ik niet. Ik denk niet dat ik weg kan komen met die borsten.’

Zwendel-Elsje-K2

Welke tips heeft Valkema voor potentiële stripvervalsers? ‘Teken vooral veel van goed verkopende tekenaars na en stop ze allemaal op veilingsite Catawiki. Dan word je slapend rijk,’ zegt hij lachend. ‘Maar zonder gekheid: je moet je heel goed in de oorspronkelijke stijl verdiepen. Bij Studio Jan Kruis pakte ik een tekening van Daan Jippes, daar legde ik een velletje overheen om de basisvormen en de actielijn van hem over te nemen. Daarna legde ik Daans illustratie weg om mijn eigen tekening af te maken. Deze vergeleek ik dan met de zijne om te zien wat ik gemist had. In het begin tekende ik nog wel figuurtjes na of trok ze over om te zien hoe ze in elkaar zitten. Nu niet meer. Na 15 jaar moet ik gewoon naar een plaatje kunnen kijken en deze als het ware projecteren. Als je Bommel tekent dan moet hij als Bommel voelen. Als alle details op hun plek vallen dan hoef je niet precies de Bommel te tekenen zoals je hem uit een bepaald plaatje kent, maar dan voelt hij alsof je hem kent.’

Eric Hercules & Gerben Valkema. Elsje #8
Don Lawrence Collection

Dit interview is geschreven voor en gepubliceerd in VPRO Gids #1 (2015).

Categorieën
Minneboo leest Strips

Minneboo leest: Tom Poes en de pas-kaart

Dick Matena maakte een compleet nieuw Bommel-verhaal: Tom Poes en de pas-kaart.

Pas-kaart OS.indd

Tom Poes en Olivier B. Bommel zijn twee van mijn favoriete Nederlandse striphelden. Als daar een nieuw avontuur van uitkomt, wil ik dat natuurlijk lezen. Stripmaker Dick Matena schreef en tekende Tom Poes en de pas-kaart, een verhaal dat in eerste instantie alleen zou verschijnen in emigratiemagazine VertrekNL, maar inmiddels ook is gepubliceerd in NRC De Week en De Telegraaf, de krant waarin ongeveer 75 jaar geleden het eerste Tom Poes-verhaal werd afgedrukt. Bij Uitgeverij Personalia is de mooi verzorgde boekversie verschenen die naast de strip ook de voorgeschiedenis bevat.

Parallelle universa
Heer Bommel heeft het in dit nieuwe avontuur zwaar te verduren: de gemeente van Rommeldam wil onze vriendelijke beerheer onteigenen. Bommelstein, de huizen van Tom Poes en Markies de Canteclaer moet plaats maken voor nieuwbouw. Uiteraard laten Bommel en Tom Poes het er niet bij zitten, maar de zaak wordt zeer gecompliceerd door tovenaar Hocus Pas wiens snode plannen de grenzen tussen parallelle universa doet vervagen. Zo gecompliceerd zelfs dat de lezer net als Bommel en Tom Poes dreigt te verdwalen in verschillende verhaalversies.

bommel_02_matena

Samenwerking
Dick Matena is natuurlijk uitermate geschikt om de legende van Bommel en Tom Poes voort te zetten. Niet alleen werkte hij jarenlang in de Toonder Studio’s, in de laatste jaren van Toonders leven werkten de heren samen aan twee nieuwe Bommelverhalen. Omdat Toonder niet meer in staat was om te tekenen, nam Matena die taak op zich. Samen schreven ze het script voor Tom Poes en het Komeetgas en Tom Poes en het ei van Ukuu. Deze zijn respectievelijk in 1999 en 2000 gepubliceerd in Donald Duck. Het verhaal Tom Poes en de paskaarten hebben ze nooit voltooid, want de samenwerking kwam vroegtijdig tot een einde. Toonder was gefrustreerd dat hij niet meer fysiek in staat was zijn creatieve partner bij te sturen. Zoals Matena het uitlegt in het boekje: ‘Zo werd het een schip met twee kapiteins en dit zette onze vriendschap steeds verder onder druk. Dat wilden we beiden niet, dus hebben we eind 2000 het bijltje samen erbij neergegooid en zij we bevriend gebleven tot aan zijn dood.’

In eerste instantie zou Matena dit onvoltooide verhaal als uitgangspunt nemen voor dit nieuwe avontuur, maar uiteindelijk heeft hij een geheel nieuw scenario gepend. Het personage Dobbele Daas, de spellenmaker die ooit het kaartspel en de dobbelsteen uitvond, is wel in het verhaal gebleven.
bommel01

Matena en Valkema
De strip bestaat niet uit onderschriften maar tekeningen met ballonteksten. Toonder heeft in zijn testament laten opnemen dat dit de enige manier is waarop nieuwe verhalen gemaakt mogen worden. Ik hoop dat het niet bij dit ene nieuwe avontuur blijft. In de afgelopen jaren waren er wel gelegenheidsuitgaven omtrent Tom Poes en Bommel, zoals Heer bommel en de i-padden van Patty Klein en Gerben Valkema. Een nieuwe reeks Tom Poes-verhalen door Matena of Valkema zou niet misstaan in de boekwinkel.

Dick Matena. Marten Toonder’s (sic) Tom Poes en de Pas-kaart
Uitgeverij Personalia, € 22,50

Daarom Minneboo leest:
Maandelijks krijg ik van veel uitgeverijen stapels strips toegestuurd. Daar zit veel moois tussen, maar niet alles is geschikt voor de bladen en opdrachtgevers waar ik voor schrijf. Toch wil ik deze uitgaven onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.

Categorieën
Strips

Speciale puzzelbox naar aanleiding jubileum Jan van Haasteren

Eens per jaar had ik lekker de tijd om een poster van Jan van Haasteren te bekijken: mijn tandarts in Hoorn had er een aan het plafond hangen, dus tijdens de check-up keek ik vooral daar naar. Een goede afleiding van wat er in mijn mond gebeurde.

Van harte beterschap.
Van harte beterschap.

De illustraties van Van Haasteren zitten propvol met personages en situaties en die kun je uren bestuderen. Wie ze kent weet dat de tekenaar als handelsmerk altijd een haaienvin in zijn illustraties weet te stoppen. Ook zijn Sinterklaas, het kunstgebit en Van Haasteren zelf terugkerende elementen.

Jan van Haasteren (24 februari 1936) was een van de striptekenaars van de Toonder Studio’s, waar hij werkte aan strips als Kappie, Tom Poes en Hiawatha. Hij tekent ook al dertig jaar humoristische en kleurrijke platen voor spellenfabrikant Jumbo. Vanwege dit jubileum verschijnt dit najaar een speciale Jan van Haasteren 3 in 1 Anniversary Box. Deze bevat de favoriete puzzelplaat van de tekenaar, de fans en een gloednieuwe puzzel in een luxe verpakking. De fans konden via de Facebookpagina van Jumbo stemmen op hun favoriete plaat. ‘Hotel’ werd het meest gekozen.

Daarnaast heeft Jan van Haasteren zelf zijn favoriete plaat geselecteerd, namelijk ‘Van harte beterschap!’.

Van Haasteren:

‘Ik vond het heel leuk om grapjes te bedenken en te tekenen die uniek zijn voor een ziekenhuissituatie, zoals een indiaan met een pijl door zijn neus. Ik had al eens eerder getekend in dit thema voor een serie beterschapswenskaarten. Op deze puzzelplaat kon ik alle grapjes verenigen en er nog meer bij bedenken.’

Tot slot bevat de Anniversary Box de gloednieuwe plaat ‘All at sea’, waarop een druk tafereel aan de kustlijn is afgebeeld. De drie puzzels tellen elk 1000 puzzelstukjes, dus dat is aardig wat werk voordat je zo’n illustratie helemaal bij elkaar hebt gepuzzeld.

Categorieën
Stripplaatjes onder de loep Strips

Stripplaatje onder de loep: Een kabouter met toverknapzak

Vol verwachting sloeg ik laatst ‘De verwende prinses’ open, het eerste album van de serie Douwe Dabbert die opnieuw wordt uitgegeven door de Don Lawrence Collection. Zou ik de strip nog steeds zo leuk vinden als vroeger? Ik had me geen zorgen hoeven maken: het aantrekkelijke tekenwerk van Piet Wijn is altijd het lezen waard.

douwe_dabbert

Of we vroeger thuis een abonnement hadden op de Donald Duck, weet ik niet meer. Ik las het vrolijke weekblad geregeld, dus waarschijnlijk zat hij in de stripmap (de stripvariant van de leesmap) die iedere week bij ons op de mat lag. Wel weet ik dat mijn favoriete strip niet draaide om Donald, Goofy of Mickey, maar om de avonturen van Douwe Dabbert.

Douwe Dabbert werd geschreven door Thom Roep, die van 1984 tot 2013 hoofdredacteur was van de Donald Duck. Piet Wijn (1929-2010) tekende de avonturen van het sympathieke, kabouterachtige mannetje met de magische knapzak. In de knapzak blijkt altijd datgene te zitten wat Douwe nodig heeft om uit een benarde situatie te komen. Tijdens zijn omzwervingen komt de vriendelijke kabouter boeiende maar boosaardige figuren tegen, zoals de machtswellustige heks Wredulia en de schurk Ludo Lafhart die altijd snode plannen smeedt om zijn rijkdom te vergroten. Vrienden als de kat Generaal Tim, de beer Luitenant Torm en de dodo helpen Douwe soms om de kwaadwillenden een toontje lager te laten zingen.

Sprookjesachtig
Piet Wijn was de perfecte tekenaar om de sprookjesachtige wereld van Dabbert te visualiseren. Zijn lijnvoering zit vol leven, evenals de personages die zeer sprekende uitdrukkingen tonen. Prachtige karakterkoppen hebben ze.
De Dabbert-strip verwijst naar een soort sprookjesachtig Nederland dat je ook tegenkomt in het werk van Anton Pieck en in de Tom Poes-verhalen van de Toonderstudio’s. Dat laatste is niet zo gek, want Wijn heeft jarenlang voor Marten Toonder gewerkt. Hij tekende de strips Tom Poes, Koning Hollewijn, Panda en Kappie. Het sfeervolle landschap in het bovenstaande stripplaatje had ook prima uit de Bommel-strip kunnen komen. Je kunt je makkelijk voorstellen dat heer Ollie en Tom Poes op het bospad lopen in plaats van Douwe Dabbert en Prinses Pauline. De prinses zien we hier in silhouet, haar contouren contrasteren mooi met de lichtgekleurde ochtendmist achter haar. Links op de achtergrond zien we het kasteel van de koning. Tot nu toe heeft Pauline haar hele leven daar doorgebracht.

Levenslessen
Prinses Pauline is een verwend kreng dat met vervelende grapjes de hofhouding behoorlijk op de zenuwen werkt. Als ze tijdens een officieel diner de koning van het buurland beledigt door haar neus op te halen voor zijn augurken, de nationale trots van het land, veroorzaakt ze bijna een oorlog tussen beide landen. De koning besluit dat zijn dochter eens goed opgevoed moet worden. Er wordt een leermeester gezocht. Uit een kleine honderd kandidaten wordt Douwe Dabbert gekozen om de Prinses wat over het leven bij te brengen.
Douwe blijkt een strenge, doch warmhartige leermeester die in staat is langzaam een meelevend mens van het egoïstische, koninklijke krengetje te maken. Gevaar ligt ook op de loer in de vorm van Ludo Lafhart, wiens naam boekdelen spreekt natuurlijk.

Het mooie aan bovenstaande prent vind ik dat het een typerende voorstelling voor Douwe Dabbert is: hij loopt door een bosachtige omgeving met de knapzak over zijn schouder. Zo herinner ik me hem het beste.

Meesterlijke tekenaar
douwedabbert_coverPiet Wijn behoort tot een van de beste tekenaars die de Nederlandse strip gekend heeft. Hij was in staat om in verschillende stijlen te tekenen, van zeer realistisch tot karikaturaal, en kon met ieder genre uit de voeten. Toen hij in september1986 werd getroffen door een hersenbloeding, raakte hij aan de rechterkant verlamd. Hij slaagde er met veel pijn en moeite in om met links te leren tekenen om zijn werk voor te zetten. Toen hij na zijn hersenbloeding Douwe Dabbert weer begon te tekenen, was het verschil met vroeger nauwelijks merkbaar. Helaas kreeg Wijn in 1997 een tweede beroerte, waardoor hij ook linkshandig verlamd raakte.

De avonturen van Douwe Dabbert werden in de periode 1975 tot 2001 in Donald Duck gepubliceerd. In totaal 23 vervolgverhalen en tien korte verhalen. De strip werd indertijd in acht talen uitgegeven. Voorlopig kan ik me dus helemaal onderdompelen in de magische wereld van Douwe Dabbert.

Deze aflevering van Stripplaatje onder de loep is gepubliceerd in Eppo #4 (2014).

Categorieën
Strips Video

Willy Lohmann overleden

5 oktober is stripmaker en cartoonist Willy Lohmann (1936-2013) overleden. Dat maakte uitgeverij Stripstift deze week bekend. Lohmann werd 77 jaar.

Op vakantie in Turkije is tijdens het zwemmen geheel onverwacht de bekende stripmaker en cartoonist Willy Lohmann overleden.

Willy Lohmann is beroemd geworden door zijn dagbladstrip Kraaienhove in Het Parool en zijn talrijke bijdragen aan de Nederlandse editie van het tijdschrift Mad. Voor Marten Toonder werkte hij enige tijd aan de strips rond Heer Bommel en Tom Poes.

Lohmann groeide op in Utrecht. Na zijn schooltijd werkte hij eerst op de reclame-afdeling van Douwe Egberts en naderhand voor het reclamebureau De La Mar in Amsterdam. In zijn vrije tijd begon hij strips te tekenen. In 1960 vestigde hij zich als freelance tekenaar.

Van 1962 tot 1972 maakte hij zo’n 50 verhalen van de serie Kraaienhove in dagblad Het Parool. Later zou hij deze strip voorzetten in de bladen Pep en De Vrije Balloen. Voor Nieuwe Revu maakte hij geruime tijd de strip Liselore. Daarnaast schreef en tekende hij veel strips, illustraties en omslagen voor tijdschriften als Mad, De Vrije Balloen en Pep. Voor dagblad Leeuwarder Courant maakte hij in de periode 1984-1988 zeventien verhalen over de paleontoloog/criminoloog Marco Silvester.
Tot aan het einde van zijn leven was Willy Lohmann zeer productief; zo publiceerde hij cartoons in diverse bladen en werkte hij aan enkele nieuwe stripprojecten.

Hij maakte cartoons die ook in het buitenland werden gepubliceerd en won hiermee meerdere internationale prijzen. Het Stripschap kende hem in 2006 de Bulletje en Boonestaak Schaal toe, als stripmaker die aan de wieg van het Nederlandse beeldverhaal heeft gestaan.

Als één van de eersten binnen het gilde stripmakers maakte hij zich sterk voor een beroepsvereniging.
Verder was hij op allerlei gebied zeer actief binnen Haarlemmerliede & Spaarnwoude, zoals onlangs tijdens het 150-jarig bestaan van deze gemeente.

Willy Lohmann wordt woensdag 16 oktober om 14.15 uur gecremeerd op Begraafplaats & Crematorium Westerveld in Driehuis.

Bron: Stripschap.nl
Bron: Stripschap.nl

Beknopte lijst met boekuitgaven

1974-heden – Kraaienhove (11 delen)
1975 – Lex Leider
1978 – Frank en Ewoud en de gestolen tankauto
1983 – Liselore (2 delen)
1985 – Paraat per prent
1985 – Alle gaar
1989 – De vreugde van het vaderschap
1990 – Het vrolijke moederwoordenboek
1990 – Het vrolijke vaderwoordenboek
1992 – Blij met een jaartje erbij
1993 – Pep Spotter
2005 – Govert Edelwijs
2006-heden – Marco Silvester (3 delen)
2007 – Familie Spokeling

Daarnaast verschenen er nog vele strips en cartoons in kranten en tijdschriften die (nog) niet in boekvorm zijn gepubliceerd.

In een recente Eppo stond nog een informatief profielartikel over Lohmann door Robin Schouten. Daarna dacht ik binnenkort bij Lambiek weer eens van wat van Lohmanns werk aan te gaan schaffen, want de afbeeldingen bij dat artikel smaakten naar meer. Lohmann had een mooie tekenstijl en maakte sfeervolle illustraties.

Categorieën
Strips

Waarom de Nederlandse strip achterloopt op de buren

Rudi de Vries bracht de ontwikkeling van Nederlandse stripuitgeverijen in kaart. Waarom loopt de Nederlandse stripcultuur achter op de Belgen en Fransen?

Rudi de Vries
Rudi de Vries

‘Het huidige Nederlandse striplandschap is heel divers, met veel kleine uitgeverijen die hun best moeten doen om te overleven. Dat lukt deels omdat ze een deel van hun product kunnen afzetten in Vlaanderen, want Nederland is maar een kleine markt. Gezien de huidige economische crisis kan het bijna niet anders dan dat een aantal uitgevers zullen sneuvelen,’ aldus dr. Rudi de Vries, die eind november vorig jaar promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen met zijn studie naar de Nederlandse en Belgische stripcultuur.
Comics and Co-evolutions – A study of the Dynamics in the Niche of Comics Publishers in the Low Countries, heet het proefschrift waarin De Vries (Den Haag, 1961) de bedrijfskundige theorie van de co-evolutie toepast op de ontwikkeling van stripuitgeverijen in Nederland en België.

Wat is het belang van je onderzoek voor je vakgebied?
‘Ik heb bestaande theorieën versterkt door ze met elkaar te combineren, waardoor duidelijk is geworden waar de zwakke en sterke punten liggen. De co-evolutionaire theorie komt uit de biologie. Planten- en diersoorten die zich in de loop der duizenden jaren op elkaar afstemmen kunnen daardoor overleven. Zo kun je ook naar organisaties kijken, zoals uitgevers. Die kunnen zich aan elkaar aanpassen en aan actoren waar ze van afhankelijk zijn, bijvoorbeeld tekenaars. Uit eerder onderzoek leek het erop dat alle organisaties één richting op evolueren, maar ik laat zien dat er in bepaalde bedrijfstakken meerdere co-evoluties tegelijkertijd kunnen plaatsvinden.’

Kun je een voorbeeld geven?
‘In een van de casussen kijk ik naar Dupuis, een grote Belgische commerciële uitgeverij die naast strips ook tijdschriften uitgaf. Toen de striptijdschriften langzaamaan verdwenen, hebben ze zich meer moeten richten op het uitgeven van albums. Door de opkomst van het stripalbum kwamen er ook uitgeverijen gespecialiseerd in strips die zich op niches richten, van graphic novels tot erotische strips. De grote uitgeverijen, vaak gericht op een groot publiek, namen het gedrag van de specialisten over en gingen zich ook deels richten op de artistieke strip en auteurstrip. Ze veranderden hierdoor van generalist in polymorphist.’

Robbedoes, Kwabbernoot en Pip.
Robbedoes, Kwabbernoot en Spip.

Waarom blijft de Nederlandse stripcultuur zo achter ten opzichte van andere landen? In Frankrijk is de strip heel groot, terwijl het in Nederland maar een nichemarkt is.
‘In mijn onderzoek vergelijk ik Nederland vooral met België en Frankrijk. Dat zijn echte striplanden die internationaal veel invloed hebben gehad op het medium door de clans rond Hergé en rond het tijdschrift Robbedoes met Franquin en soortgenoten. In Nederland heb je heel lang Marten Toonder gehad die generaties tekenaars onder zijn hoede nam en opgeleidde. De Nederlandse uitgeverijen nemen vaak eerder genoegen met vertalingen. Dat is makkelijker en levert eerder geld op dan investeren in Nederlands talent. Dat is deels ook te verklaren door de beperkte omvang van de markt, want die is voor Nederlandse uitgevers veel kleiner dan die van hun Waalse en Franse collega’s, die hun product ook in het buitenland kunnen afzetten. Sinds de jaren zestig is het stripaanbod dat in Nederland uitkomt voor twintig procent door Nederlanders gemaakt. Eenzelfde percentage komt uit Vlaanderen, de rest zijn vertalingen. Het is voor een Nederlandse uitgeverij veel goedkoper vertalingen uit te geven dan te investeren in Nederlands talent, wat veel risico met zich meebrengt. Bovendien kun je die buitenlandse strips selecteren die daar goed verkopen. De kans is dan al groter dat het hier ook een succes wordt.’

bommel_tompoesJe impliceert in je proefschrift dat dit ook te maken heeft met de culturele identiteit van landen.
‘Uit mijn onderzoek blijkt dat ook in de stripsector Nederland snel geneigd is compromissen te sluiten. In België is men eigenzinniger. Dat geldt zowel voor Wallonië als voor Vlaanderen. Vlaanderen wil zich onderscheiden van Wallonië door een eigen cultuur te hebben. Dat zie je terug in de Vlaamse strips die een volkser karakter hebben dan de Waalse strips.’

Ik heb het idee dat de strip in Nederland een slechte reputatie heeft.
‘Relatief gezien is het aantal mensen dat in Nederland een stripalbum leest veel lager dan in Frankrijk in België. Dat aantal is sinds de jaren negentig ook sterk teruggelopen. De diepere oorzaken hiervoor heb ik in mijn onderzoek niet durven aan te stippen omdat dat bijna niet te meten is. Wat ik van veel geïnterviewde uitgevers en tekenaars heb gehoord, is dat er een algemeen cultuurverschil is. Er is meer belangstelling voor het beeld in katholiekgetinte landen zoals Frankrijk en Wallonië. In een meer calvinistisch land als Nederland is het woord belangrijker. In Frankrijk is verstrooiing en je amuseren eerder geaccepteerd dan hier. Historisch gezien wordt de strip daar ook veel meer als cultureel erfgoed gezien.’

De laatste jaren is er veel stimulans geweest voor het beeldverhaal. Er was tweeëneenhalf jaar een stripintendant, er is een beroepsvereniging en een HBO-opleiding voor stripmakers gekomen. Dat wijst op een professionalisering van de sector, maar als ik jouw verhaal hoor, dan heeft al die moeite zich nog niet uitbetaald in meer Nederlandse producties ten opzichte van vertaalde strips.

Gert Jan Pos geeft Jan Kruis de allereerste Marten Toonderprijs.
Gert Jan Pos geeft Jan Kruis de allereerste Marten Toonderprijs.

‘Over het geheel bekeken niet, maar als de subsidies en de intendant er niet waren geweest dan was het aandeel Nederlandse strips en strips van nieuwe tekenaars misschien nog veel kleiner geworden. Door de subsidies is het voor tekenaars mogelijk om zich een halfjaar af te zonderen en aan een album te werken zonder dat ze commerciële opdrachten hoeven doen. En voor uitgeverijen is het ook nu mogelijk om zo’n boek uit te geven.’

Wat heeft de intendant naar jouw inzicht bijgedragen aan de ontwikkeling van de Nederlandse strip?
‘Ik denk dat hij vooral goed is geweest voor de promotie van de strip. Door in Nederland en het buitenland te laten zien dat er hier heel veel gebeurt. Dat er veel jonge, ambitieuze striptekenaars zijn die echt wat te melden hebben. Dat sijpelt direct door, in albums, maar ook indirect door de aandacht die de strip in de media krijgt.
Maar je kan in twee jaar niet alles aanpakken. Om de relatief kleine markt te vergroten moet je ook Nederlandse strips in het buitenland slijten. Dat heeft de intendant ook wel geprobeerd in Barcelona, maar het was nog mooier geweest als ze eens naar het belangrijkste stripfestival in Europa, Angouleme, zouden gaan. Dat is met Vlaamse tekenaars gebeurd, en dat heeft veel opgeleverd. Als je werk in het buitenland vertaald krijgt, kunnen de makers er beter van leven dan alleen de opbrengsten in Nederland. Het feit dat uitgevers moeilijk hun strips in de winkels en kiosken krijgen blijft een zwak punt. De intendant heeft het distributieprobleem niet aangepakt en is daar ook op aangevallen.’

Is de graphic novel de redding van de Nederlandse strip?
Typex_Rembrandt-cover‘De graphic novel is als label deels een marketingstrategie, maar is ook meer dan dat: de inhoud is kunstzinniger en meer literair dan die van een traditioneel genre-album; de albums worden in het formaat van reguliere boeken geproduceerd waardoor ze beter passen in de boekenkasten van boekhandels. Als de stripromans worden uitgegeven door literaire uitgevers, dan hebben die ook sneller geloofwaardigheid in de literaire sector. Graphic novels zijn niet alleen maar in stripspeciaalzaken te koop maar staan ook in de reguliere boekhandel, waardoor ze onder ogen van een breder publiek komen. Dat kan de overlevingskansen van de strip vergroten.’

Ik hoor uitgevers ook klagen dat boekhandelaren niet weten hoe ze de graphic novel in de markt moeten zetten. Er is zelfs een folder uitgegeven om de boekverkopers uit te leggen wat een graphic novel is.
‘Ik denk, gezien de malaise in de boekwereld, dat maar een klein deel van de boeken goed verkoopt. Het merendeel is toch voor een nichepubliek bedoeld.’

Hoe ziet het huidige striplandschap er tegenwoordig uit volgens jou?
‘Heel divers, maar er zijn vooral veel kleine uitgeverijen die echt hun best moeten doen om te overleven. Het kan bijna niet anders dat er een aantal zullen sneuvelen. En dankzij het feit dat ze nog een beetje kunnen afzetten in Vlaanderen, bestaan ze nog, anders waren ze waarschijnlijk al gesneuveld. Het is te hopen dat ze het blijven volhouden en dat de economische crisis ophoudt.
Digitale vormen van strips zijn in opkomst. Men is nu aan het experimenteren om strips zo om te zetten dat ze op een tablet of mobieltje passen. De Standaard Uitgeverij is daar heel snel mee begonnen door Suske en Wiske in die vorm aan te bieden. Maar ook de Amerikaanse uitgeverijen. Dus ik vermoed dat de Nederlandse uitgeverijen daar ook mee bezig moeten gaan. Tegelijkertijd denk ik dat er altijd wel belangstelling voor het gedrukte stripboek zal blijven bestaan. Het zal allemaal kleiner worden. Maar dat soort zaken heb ik in mijn onderzoek niet meegenomen. Het gros van het onderzoek eindigt voor de crisis, maar als je het hebt over de situatie van nu, dan ziet het er inderdaad weinig rooskleurig uit.’

Wat kunnen Nederlandse stripmakers en uitgevers leren van je onderzoek?

Barbara Stok en Jean-Marc van Tol tijdens de opnames van 'Beeldverhaal'. Bron: Human Factor
Barbara Stok en Jean-Marc van Tol tijdens de opnames van ‘Beeldverhaal’. Bron: Human Factor

‘Dat je als tekenaar wel degelijk invloed blijkt te kunnen uitoefenen. Eind jaren negentig heeft Joost Swarte de strip onder de aandacht gebracht bij het Fonds BKVB zodat er subsidies voor strips kwamen. Daarna trokken Jean-Marc van Tol en Hanco Kolk aan de noodbel en is er nog een prijs bijgekomen en intendant. Deze acties van stripmakers hebben dus veel opgeleverd: subsidiemogelijkheden, prijzen en aandacht vanuit de media. Ook een mooi voorbeeld zijn tekenaars zoals Moebius en generatiegenoten die in de jaren zeventig begonnen te werken als autonoom kunstenaar. Dat heeft toch ook veel gevolg gehad onder tekenaars en uitgeverijen, onder andere heeft dat er uiteindelijk voor gezorgd dat grote uitgeverijen zich helemaal of deels hebben moeten aanpassen. En dat kon alleen omdat het publiek daarin meeging. Het publiek werd volwassener en wilde ook die auteursalbums lezen. Maar als die tekenaars daar zelf niet mee waren begonnen, was dat nooit gebeurd. Dat betekent dus dat je als idealistische uitgever of als tekenaar best wat kan bewerkstelligen. Dat kan niet geheel solo, er moeten wel mogelijkheden zijn in de markt, en je moet zelf meerdere rollen kunnen vervullen. Neem Joost Swarte, die is tekenaar, kunstenaar en vormgever, en daardoor had hij ook makkelijk ingang bij het Fonds voor de beeldende kunst. Jean-Marc van Tol is ook zo’n figuur die meerdere rollen kan vervullen.
Kortom: blijf actief, alert en maak gebruik van de mogelijkheden die er zijn. Wees ook niet te pessimistisch.’

Dit artikel is geschreven in opdracht van de VPRO Gids.

Categorieën
Fotoblog

Als je begrijpt wat ik bedoel

Spuistraat, Amsterdam

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Daily Webhead Video: Heer Bommel in potlood

Uiteraard was ik als liefhebber van het werk van Marten Toonder benieuwd naar de tentoonstelling Een dubbel denkraam in het Letterkundig Museum, dus toog ik laatst met Chris Visser en Henk van het Nederend van Moker Ontwerp naar Den Haag. bommelinpotlood

Voor wie nog weinig over Marten Toonder weet is de expositie een goede introductie. Er is werk te zien van Toonder en de werknemers van de Toonder studio’s uit verschillende fasen van zijn leven. Er zitten zelfs kindertekeningen van hem bij, politieke prenten en wat originele scenario’s. Ook een mooie collectie omslagen van de Bommelpockets is er te zien. Veel daarvan zijn gemaakt door Toonders vrouw Phiny Dick. Er worden wat animaties vertoond en een documentaire.

Chris en ik hebben vorig jaar het Kresse Museum bezocht en hoopten net als toen bij Toonder veel schetswerk en originelen te zien. We houden allebei van origineel tekenwerk: de zoekende potloodlijnen op papier. Dichter bij een tekenaar kun je bijna niet komen. Het aantal ontwerpschetsen en originelen in de expositie is klein, dus dat viel een beetje tegen. Het merendeel van wat er te zien is heb ik in deze Daily Webhead samengebracht:

Afsluiting Toonderjaar
Zaterdag 27 januari wordt in het Letterkundig Museum het Toonderjaar – het was in 2012 honderd jaar geleden dat Toonder geboren werd – afgesloten met een manifestatie. Lees daar hier meer over.

De muziek in deze Daily Webhead is wederom van de onvolprezen Marco Raaphorst.

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Daily Webhead Video: Gerben Valkema tekent Bommel

Gerben Valkema is een van de beste striptekenaars van Nederland. Al jaren maakt hij samen met schrijver Eric Hercules de leuke gagstrip Elsje die in Eppo staat. Daarnaast houdt Gerben zich ook bezig met andere stripprojecten. Zo heeft hij laatst twee Bommelprojecten gedaan: een strookje voor catawiki met in de hoofdrol Heer Bommel en Tom Poes en een kort verhaal van 15 strookjes geschreven door Patty Klein: Heer Bommel en de i-padden, voor de Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen.

Ik vind dat Valkema prachtige Toonder pastiches tekent en heb hem daar het een en ander over gevraagd na de presentatie van het honderdste nummer van Eppo. Die vond plaats in Paradiso, vandaar dat je in de video op de achtergrond opeens een soundcheck van het een of ander hoort.

Categorieën
Strips

Striptips: Toonder, Lectrr, Eppo, Stripbazaar en Crossing border

Strips zijn overal, en lang niet alleen meer op de plank in de winkel te vinden. Enkele striptips op een rij:

Marten Toonder: Een dubbel denkraam
Zakenman en kunstenaar, kluizenaar en acteur, realist en magiër, schrijver en tekenaar. Marten Toonder was een complexe man vol tegenstrijdigheden. Deze dualiteit vormt de rode draad door de expositie Marten Toonder: Een dubbel denkraam die nu te zien is in het Letterkundig Museum. Uniek materiaal dat zelden of nooit eerder getoond is, brengt de bijzondere wereld van deze markante stripmaker tot leven.

Speciaal voor de tentoonstelling verbeeldde stripmaker/illustrator Erik de Graaf dubbele denkramen van Marten Toonder. In zes illustraties zijn belangrijke thema’s uit zijn leven te zien: zijn jeugd in Rotterdam, de Toonder Studio’s in de Tweede Wereldoorlog, taalvernieuwing, maatschappijkritiek, de Bommelsaga en de Ierse periode.

‘Ik heb in elke tekening een binnen- en buitenwereld gecreëerd waarin een zeker contrast zit. De gesuggereerde ruimte laat zich tevens zien als een opengeslagen boek,’ licht De Graaf zijn tekeningen toe.

Bij de tentoonstelling Marten Toonder: Een dubbel denkraam biedt het Letterkundig Museum tal van activiteiten aan. Zo organiseert het in november tweemaal Strippen op zaterdag. Een dag die geheel in het teken staat van de hedendaagse strip. Erik de Graaf licht toe hoe hij in opdracht van het museum Toonders levensverhaal verstripte. Vervolgens gunnen stripmakers Erik Kriek (3 november) en Barbara Stok (17 november) zowel in woord als in beeld een uitgebreid kijkje op hun tekentafel. Strippen op Zaterdag wordt afgesloten met een stripworkshop.

Zie voor meer informatie: de site van het Letterkundig Museum.

Lectrr signeert in Nederland
Op zaterdag 3 november signeert de Belgische cartoonist Lectrr zijn nieuwe album Hara Kiwi 8, de cartoonreeks bekend uit Veronica Magazine. Kom dus allemaal naar stripwinkel Lambiek in Amsterdam om 12 uur. Lectrr signeert tot 14 uur. Zie voor meer info Lambiek.net.

Graphic novels op Crossing Border

StripBazaar
Op zaterdag 3 en zondag 4 november vindt op de Zwarte Markt in Beverwijk de StripBazaar plaatst. Een intiatief van Arco van Os (stripdagen van het Stripschap) en Ton Schuringa (Stripdagen Haarlem). Wat is daar te zien?
Meer dan 50 uitgevers, winkels, particuliere verkopers, belangenorganisaties en smallpress-tekenaars presenteren zich op zo’n 1800 vierkante meter beursoppervlakte.
Daarnaast zullen er zo’n 50 stripmakers aanwezig zijn om hun boeken te signeren, waaronder tekenaars van Studio Jan Kruis (Jan, Jans en de kinderen in Libelle en Metro), Peter de Wit (Sigmund in De Volkskrant), Aloys Oosterwijk (Willems wereld in Panorama), Hallie Lama (van de Hallie Lama cartoons) Theo van den Boogaard (Sjef van Oekel) en Patty Klein en Jan Steeman (Noortje in het meidenblad Tina). Vooral lezers van de mainstream-strip hebben dus iets op deze beurs te zoeken, het evenement is vergelijkbaar met de Stripdagen Gorinchem vermoed ik.

Volgens de organisatoren wordt met de StripBazaar de leegte in de beursagenda gevuld die gaapt tussen half september en half maart. Dat klopt niet helemaal natuurlijk, want eens per twee jaar vindt in december een van de leukste en gezelligste stripbeurzen van de Nederlandstalige stripwereld plaats, namelijk Strip Turnhout.

Eppo Enquête
Je hebt nog tot 1 november de tijd om de jaarlijkse Eppo enquête in te vullen. Welke strips vind je tof en welke mogen wat jouw betreft uit het blad verdwijnen? Laat het de Eppo-redactie weten. Onder de deelnemers worden 5 strippakketten van elk € 50,00 verloot.

Categorieën
Strips

De boeddha in Toonder verstript

Dit persbericht kwam van de week bij me binnen. De titel intrigeerde me. (Dat geldt lang niet voor alle persberichten, maar dat geheel terzijde.)

Bodhitv.nl, de jongerensite van de Boeddhistische Omroep toont vanaf zondagavond 27 mei het werk van striptekenaars en illustratoren die zich lieten inspireren door de boeddhistische kant van Toonder.

Dit jaar is het honderd jaar geleden dat de grote verhalenverteller en belangrijke Nederlandse stripmaker Marten Toonder werd geboren.
De BOS zendt op zondagavond 27 mei een portret van hem uit: Toonders denkraam. In hoeverre haalde Toonder zijn inspiratie uit de I Tjing en het boeddhisme, de astrologie en de werken van Gustav Jung?

Bodhitv.nl, de jongerensite van de BOS, vroeg daarom striptekenaars en illustratoren die affiniteit hebben met het boeddhisme zich laten inspireren door de boeddhistische kant van Toonder. Bekijk het grappige, ontroerende en mooie werk diezelfde zondagavond 27 mei op Bodhitv.nl.

Op het web:
De boeddha in Toonder verstript
vanaf zondagavond 27 mei te zien op bodhitv

Op tv:
Toonders denkraam
Uitzending: zondag 27 mei, 18.05, NL 2
Herhaling: vrijdag 1 juni, 14.55, NL 2

Een beetje summier persbericht eigenlijk. Ik had graag gelezen welke stripmakers er bijvoorbeeld allemaal aan het project hebben meegedaan. Ook had ik graag wat meer over Toonders denkraam gelezen. Gelukkig is er op de site van BOS meer informatie te vinden over de documentaire:

Een portret door verhalenverteller door journalist en programmamaker Hans Polak. Toonder leek in verschillende werelden te leven: de praktische en de magische. In hoeverre haalde hij zijn inspiratie uit de I Tjing en het boeddhisme, de astrologie en de werken van Gustav Jung?

Een zestal vertellers onder wie zoon Eiso Toonder, Toonders leerling Dick Matena, zijn biograaf Wim Hazeu en uitgever Hans Matla schetsen het meerkantige karakter van de schepper van figuren als Tom Poes, Wammes Waggel, professor Sickbock en Bulle Bas. Toonder is door sommigen een visionair genoemd. In ieder geval had hij een grote invloed op de taal, letterkunde en het op volwassenen gerichte beeldverhaal.