Categorieën
Strips

Interview Mike Mignola: Hellboy, de goede duivel

De Amerikaanse stripmaker Mike Mignola gaat de geschiedenisboeken in als de schepper van Hellboy. Niet gek voor een tekenaar die zich ooit goed genoeg vond om andermans werk te inkten.

Met Hellboy schiep Mike Mignola (1960) niet alleen een markant stripfiguur maar ontsloot hij ook een magische wereld die bol staat van de folkloristische verwijzingen, bovennatuurlijke elementen en Shakespeare citerende schurken. In de Amerikaanse stripwereld, gedomineerd door superhelden, is Hellboy een vreemde eend in de bijt. Met een rode huid, hoeven als voeten, een rechterhand van steen en een tweetal hoorns die uit zijn voorhoofd groeien, maar die hij klein houdt om ‘op straat niet op te vallen’, doet het demonische uiterlijk van dit duivelskind zijn naam eer aan. Kwaadaardig is hij echter niet, in tegendeel: Hellboy bestrijdt in dienst van het Bureau for Paranormal Research and Defence bovennatuurlijke monsters en kwaadaardige krachten.

Rouwdouwer
De rode rouwdouwer is deels op Mignola’s vader gebaseerd: ‘Ik wilde dat Hellboy ouder en een stuk taaier zou zijn dan ik. Mijn vader was van de Tweede Wereldoorlog-generatie en werkte als timmerman. Hij kwam altijd thuis met schaafwonden en droog bloed op zijn gezicht. Als je vroeg wat er gebeurd was, reageerde hij heel laconiek “Oh ja, ik bleef aan een spijker hangen” of “Mijn hand bleef in een machine steken.” Als iets in Hellboys hand bijt loopt hij ook gewoon door.’

Daarentegen zijn Hellboys persoonlijkheid en manier van spreken een afgeleide van Mignola zelf: ‘Omdat het schrijven voor mij nieuw was wist ik niet hoe ik een stem voor een personage moest vinden, dus hield ik zijn tekst dicht bij wat ik zelf zou zeggen. In principe heersen er twee stemmen in de Hellboy-strips: De slechteriken spreken Bijbelse en Shakespeare-achtige teksten. Hellboy is het andere deel van mijn brein, dat zich schaamt voor die dramatische speeches. Er is een scène waarin een vampier maar blijft oreren en Hellboy hem onderbreekt: “Grote woorden voor een man die geen broek aan heeft”.’

Noodlot
Hoewel Hellboy in de wereld is gebracht om een beslissende rol te spelen in het einde der tijden, weigert hij deze rol uit te spelen. ‘Dat zou iedereen doen als dat je lot was, denk ik,’ zegt Mignola. In de eerste comics ontkende Hellboy zijn lotsbestemming maar inmiddels heeft hij zich ontwikkeld: ‘Hoe lang kun je je personage laten negeren wie en wat hij is? Als Hellboy dat na vijf jaar nog zou doen, was hij een zwak figuur. Nu is zijn houding: “Ik zie wel wat er gebeurt.”‘

In tegenstelling tot de meeste superheldenverhalen had Mignola de oorsprong van Hellboy niet helder voor ogen toen hij hem in 1993 bedacht. ‘Het was in eerste instantie niet de bedoeling om uit te leggen wie dit personage was, het leek me gewoon leuk dat de good guy eruit zag als de duivel. Dat Hellboy uiteindelijk Het Beest van de Apocalyps bleek te zijn heeft zich op organische wijze ontwikkeld. Soms kun je verhalen maar tot op zekere hoogte sturen, ze gaan hun eigen weg.’

Deze manier van werken is typerend voor Mignola die soms uit onvrede halverwege het tekenen van een verhaal weer helemaal opnieuw begint. Zo liet hij zijn held aan het slot van een verhaal groots uitroepen dat hij naar Afrika ging, maar toen research naar Afrikaanse folklore weinig opleverde, liet Mignola Hellboy het merendeel van het verhaal The Third Wish op de bodem van de oceaan doorbrengen en het tegen een zeemonster opnemen. Het mogen tekenen van monsters is immers de reden waarom Mignola ooit strips is gaan maken.

Mignola aan het werk tijdens de stripbeurs in Breda

Nazi’s
Zijn aanhoudende fascinatie met monsterlijke wezens, folklore en spook- en pulpverhalen begon toen Mignola op zijn dertiende Dracula van Bram Stoker las: ‘Ik dacht: “Dit is het! Dit ga ik vanaf nu lezen, dit zal ik gaan tekenen, ik ben thuis!” Dracula was mijn eerste kennismaking met Victoriaanse gotische literatuur en tot op zekere hoogte folklore, want vampiers maken daar onderdeel van uit,’ zegt de stripmaker. ‘Toen ik met Hellboy begon wist ik dat alle folklore en mythologieën van de wereld mijn speelgoedkist zouden zijn. Ze bevatten fantastische personages met fantastische namen, en ik heb een hekel aan namen verzinnen. Waarom zou ik een stel fantasiekarakters bedenken terwijl er al een miljoen van dit soort fascinerende personages bestaan? En het behoort allemaal tot het publieke domein.’

Behalve magische figuren spelen in Mignola’s eerste verhalen ook nazi’s een belangrijke rol: ‘Ik gebruik ze in mijn strips omdat ik die ouderwetse, pulpachtige, stripsfeer wil. Ik groeide op met Marvel Comics, en veel van de karakters in dat universum hebben hun wortels in de Tweede Wereldoorlog. Mijn favoriete Marvel-schurken, de Red Skull en Baron Zemo, waren dan ook nazi’s. Bovendien zijn nazi’s perfecte schurken. Je hoeft niet uit te leggen waarom ze doen wat ze doen. Het zijn nazi’s!’

Liefdewerk
De aantrekkingskracht van de Hellboy-verhalen ligt volgens Mignola in het feit dat hij een strip maakt over zaken die hemzelf fascineren. ‘Ik denk dat het publiek oppikt dat wat ik doe me echt aan het hart gaat, het is een labour of love. In Amerika worden zoveel strips gemaakt door mensen die alleen met hun werk bezig zijn.’ Een herkenbare situatie voor de stripmaker die ondanks het feit dat hij door zijn eigenzinnige stijl als Auteur bestempeld mag worden, een bescheiden indruk maakt. In 1983 begon Mignola als inkter bij Marvel Comics omdat hij zichzelf niet goed genoeg achtte als tekenaar. ‘Ik had toen nog niet genoeg zelfvertrouwen om te tekenen. Maar ik bleek een heel slechte inkter te zijn.’ Redacteur Al Milgrom zag potentie in de jonge stripmaker en koppelde hem aan schrijver Bill Mantlo. Mignola viel voor het eerst op met hun vierdelige strip Rocket Raccoon, daarna tekende hij kort andere superheldenstrips, ook voor DC Comics, maar gelukkig werd Mignola er niet van: ‘Superheldenverhalen passen gewoon niet bij me. Het was verschrikkelijk.’

Van Gogh
Striplegende Jack Kirby, die in jaren veertig tot en met zestig zijn stempel op het superheldengenre drukte, is volgens Mignola op visueel en narratief vlak van grote invloed geweest op zijn vroege werk. Later zijn Mignola’s tekeningen steeds abstracter geworden, met een nadruk op vorm, kleur- en licht-donkercontrasten. ‘Op visueel vlak probeerde ik jarenlang als anderen te tekenen. Twintig jaar geleden begon ik me gelukkig te richten op wie ikzelf wilde zijn in plaats van iemand anders na te doen. Ik heb in de loop der jaren veel dingen uitgevogeld en ik voel me heel comfortabel met de manier waarop ik nu teken.’

Inspiratie haalt hij ook uit de schilderkunst: ‘Ik weet niet of je dat ooit in mijn werk terugziet, maar kunstenaars die gericht zijn op vorm hebben op dit moment een grote invloed, zoals Van Gogh.’

Mignola werkte gedurende zijn carrière mee aan een aantal films, waaronder als illustrator bij Bram Stoker’s Dracula. Ook was hij visueel adviseur van de twee Hellboy-films geregisseerd door Guillermo del Toro en betrokken bij de drie Hellboy-animatiefilms. Mignola schreef het merendeel van de Hellboy-strips en de afgeleide stripserie B.P.R.D., waarin Hellboys collega’s van het Bureau for Paranormal Research and Defence de hoofdrol spelen.

Door alle projecten was Mignola te druk om Hellboy te tekenen en daarom gaf hij in 2007 het potlood door aan Duncan Fegredo: ‘Dat was de moeilijkste zakelijke beslissing die ik ooit heb genomen, want Hellboy is mijn kindje.’ Toch mist Mignola zijn creatie wel en hoopt hij binnen een jaar weer zelf Hellboy op het papier te zetten. ‘Ik heb met Hellboy iets goeds ontworpen, want ik heb er altijd plezier in als ik hem teken.’ Toch blijft de stripmaker bescheiden. ‘Ik denk dat mijn strips beter gaan worden. I’m trying!’

Recent kwamen de eerste twee Hellboy-albums, Kiem van het kwaad en De duivel ontwaakt, uit in een Nederlandse vertaling bij Uitgeverij De Vliegende Hollander.

Dit interview is in VPRO Gids #15 gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Hellboy in de VPRO Gids

Vanaf vandaag ligt weer een kersverse VPRO Gids in de winkels en op de deurmat bij de abonnees. Een speciaal nummer, want stripmaker/illustrator Erik Kriek maakte het omslag en er staat een uitgebreid artikel in over het aankomende Imagine Filmfestival. Oh ja, mijn interview met Mike Mignola staat er ook in.

Ik sprak Mignola begin maart tijdens de Stripbeurs in Breda, op een vroege zaterdagmorgen. Mignola was al een paar dagen in Europa en had daardoor geen zichtbare last van jetlag. De avond ervoor was hij in Brussel geweest waar hij Gert Jan Pos te woord stond voor een publiekelijk interview.

Ons gesprek was gelukkig een-op-een, in de sportkantine van het racketcenter in Breda. Praten over Hellboy, folkloristische verhalen en de Amerikaanse stripindustrie terwijl op de achtergrond een stel kroketten werden gebakken. Meer glamour kan bijna niet. Dat mocht allemaal de pret niet drukken natuurlijk: het was een fijn gesprek.

De rest van de stripbeurs zat Mignola te signeren. Ook gaf hij nog wat interviews aan collega-journalisten.

Het interview is vanaf vandaag dus te lezen in de VPRO Gids #15.

Mignola signeert op de stripbeurs. Links in de hoek is zijn vrouw te zien, die met hem mee op reis is.

Categorieën
Strips

Hallie Lama: ‘Ik ben fan van de DIY-mentaliteit’

Cartoonist en stripmaker Hallie Lama tekent lekker aan de weg. In september vorig jaar kwam zijn eerste boekje uit bij uitgeverij Xtra. Op dit moment is hij bezig met een tweede uitgave. Vorig jaar maakte ik een video-portret van hem. Het leek me leuk om de draad weer eens op te pakken. Hoe vergaat het Lama sinds zijn debuutbundel?


Met welke stripprojecten ben je op dit moment allemaal bezig?

‘Jeetje, even denken. Ik ben momenteel druk bezig mijn volgende boek samen te stellen en mijn hoofd aan het breken over een gepaste titel. Tevens doe ik een bijdrage aan een te verschijnen cartoon.blog-bundel. Dit staat allemaal voor de Stripdagen in Haarlem in de planning, waar ik rond die tijd ook werk heb hangen in de Vishal. Daar is dan de expositie De nieuwe generatie cartoonisten en die belooft erg leuk te worden. Niet zomaar een verzameling lijstjes in een hal, zeg maar. Verder teken ik nog steeds de kattenstrip Joop en Harrie voor kattenblad Majesteit en lever ik bijdrages aan Pulpman en Van Speijk.’

En je bent online ook veelvuldig aanwezig.
‘Op het internet ben ook nog steeds te vinden op mijn blog en op Eeuwig Weekend en Cartoon.blog.nl. Tevens wil ik ook nog wel eens opduiken op Frontaal Naakt. En dan zijn er nog twee ‘geheime’ (gag)stripprojectjes, maar die staan beide nog in de startblokken. Een goede reeks valt of staat met een goed doordacht concept en leuke, al dan niet sympathieke, personages.’

Natuurlijk ben ik nieuwsgierig naar die stripprojectjes. Wat kun je me er nu al over vertellen?
‘Eentje speelt zich af op een camping en die andere gaat over een cakebakker. Maar dat laatste wist je al want die maken we samen.’

Helemaal waar. Daar komen we later dus nog wel eens op terug. Vorig jaar september verscheen je eerste officiële boekje bij uitgeverij Xtra. Hoe gaat het daarmee, verkoop je een beetje?
‘Ik heb eerlijk gezegd de precieze cijfers niet gezien, maar volgens mij gaat het wel lekker. Heb er ook wel wat sympathieke dingen online over gelezen, dus ik mag niet klagen.’

Hoe was dat, om voor het eerst een echt boekje in de winkel te hebben liggen?
‘Te gek! Het begon al met een drukbezochte boekpresentatie in het altijd gezellige Lambiek. Leuk dat er zoveel mensen kwamen opdagen. Ook voor mijn signeersessie in de Hilversumse Boekhandel was heel wat belangstelling. Gelukkig vind ik signeren ook leuk. Vooral als men tevreden is met het resultaat natuurlijk.’

Wat is het gekste dat je tijdens een signeersessie hebt meegemaakt?
‘Dat was vast iets tijdens mijn signeersessie in mijn stamkroeg, maar daar weet ik niet zoveel meer van.’ Hallie lacht en vervolgt: ‘Zonder gekheid, wat ik wel vaker heb gehad is dat mensen niet eens doorhadden dat ik er een echt tekeningetje bij gezet had. Ze dachten dat het een gedrukt plaatje was waar ik alleen een handtekeningetje bij had gezet. Gelukkig kwamen de meeste kopers wel terug om me alsnog te bedanken.’

Stond je niet op de bestsellerslijst in Hilversum? Kun je daar nog rustig over straat zonder belaagd te worden door fans en cartoongroupies?
Walhallie was het afgelopen jaar het best verkochte stripboek bij de Hilversumse Boekhandel. Natuurlijk zal mijn signeersessie daar een aardige ‘boost’ aan gegeven hebben. Maar ik kan daar nog wel rustig over straat, hoor. Al weten mensen me wel te vinden voor een krabbeltje in hun boekje.’

Ik zag op de Stripbeurs Breda dat je een smallpress had gemaakt van je laatste 24 Hour Comic, Koning van de Uien. Waar gaat die strip over?
‘Haha, weet jij het? Het verhaal is inderdaad van origine een 24 Hour Comic, dus daar ben ik blanco aan begonnen. De plot schiet zodoende alle kanten op, met veel rare wendingen en flauwiteiten. Maar ik ben er wel tevreden mee, hij “leest lekker”. En er zitten veel uien in.’

Waarom heb je eigenlijk nog een smallpress uitgegeven, je hebt nu toch een echte uitgever?
‘Ik had online wat vragen over nieuw werk gehad naar aanleiding van mijn aanwezigheid in Breda. Toen heb ik dus maar besloten om voor de liefhebbers een limited versie van De koning van de uien te maken. Zie het maar als een bootleg. Ik vind smallpress boekjes sowieso wel rock-‘n-roll. Ik ben fan van de DIY-mentaliteit.’

‘Ook was dit de enige kans om De koning van de uien te presenteren zoals hij gemaakt is, in een kleine 20 uur. De koning van de uien zal in Pulpman verspreid over een paar nummers geplaatst worden. Daarom kleur ik het verhaal nu in grijstinten in. Ook zal ik hier en daar wat aan de tekst rommelen, vooral omdat mijn handschrift door het tempo waarin ik heb getekend ietwat onleesbaar uitvalt en dat is zonde.’

Wanneer komt je volgende boekje uit en wat gaat daar allemaal in staan?
‘Ik gok op de Stripdagen in Haarlem, dus in juni kan je weer een nieuw boekje verwachten. Uiteraard zitten er weer een hele bak cartoons in, maar deze keer iets meer dingen van 1 pagina of meer. Ik ben momenteel nog op zoek naar de juiste verhouding tussen strips en cartoons. Wel heb ik al een – veel te ruime – voorselectie gemaakt.’

Je maakt ook zoveel cartoons. Dat loopt dan aardig in de papieren. Ik heb het idee dat je je de laatste tijd wel meer concentreert op verhalende strips tekenen in plaats van cartoons. Hoe gaat dat?
‘Ik teken al jaren en deed eigenlijk altijd wel paginaatjes en verhaaltjes tussendoor. Alleen heb ik me de laatste jaren vooral op cartoons toegelegd, want ik maak graag snelle grappen. Sinds ik de afgelopen jaren aan de 24 Hour Comics Day meedoe is het me weer duidelijk geworden dat grappen maken ook makkelijk in langere verhalen kan. Ik zie een verhaallijntje dan ook als niet veel meer dan een goede kapstok voor grappen.’

Welke strips lees je zelf met veel plezier?
‘Wat strips betreft ben ik echt een alleseter. Ik lees net zo lief een goeie Spider-man als een Spekkie Big. In m’n boekenkast hebben boeken van Windig & De Jong, Kamagurka, Peter van Straaten en Luc Cromheecke wel de overhand.
Bij Kama is het vooral de humor die me aanspreekt en inspireert. Luc Cromheecke vind ik een toffe tekenaar die zonder woorden ook nog steeds erg grappig is.
Peter van Straaten is een vakman en een begenadigd tekenaar. En z’n werk is vaak pijnlijk herkenbaar. Humor is lijden en vice versa.’

En Windig en De Jong?
‘Dat vind ik gewoon geniaal, dat is cultureel erfgoed. Verder vind je in mijn kast de complete Asterix-reeks, al koop ik de latere albums eigenlijk alleen om de boel compleet te houden. De oude Asterix-albums vind ik zo sterk omdat ze daar het kapstokprincipe tot in de puntjes uitvoeren. Goscinny bouwt, met oog voor detail, een prachtige kapstok en hangt daar dan weer sublieme grappen aan. Dat vind ik mooi en dat kan ik dan ook keer op keer herlezen. En Uderzo is natuurlijk een heerlijk tekenaar. Ook heb ik een zwak voor de Peyo-albums van de Smurfen, maar daar speelt vast een stukje jeugdsentiment mee.’

Volg je nabije collega’s ook?
‘Uiteraard staan er ook veel cartoonboekjes en smallpressjes in de kast. Ik vind het altijd leuk om te kijken wat de nabije collega’s allemaal doen, dus ik heb ook veel Nederlands en Vlaams werk.’

Dit interview is ook gepubliceerd op het stripblog van Zone 5300.

Categorieën
Mike's Webisodes Strips Video

Mike’s Webisodes 11: Wasco’s stripexperimenten

Stripmaker Wasco is in de stripwereld een beetje een vreemde eend in de bijt. Hij maakt experimentele strips waarin hij onderzoekt wat een strip nog tot een strip maakt. Zo rondde hij vorig jaar een album af waarin hij alleen maar stripkaders tekent. Wasco is een eigenzinnig stripmaker die aandacht verdient.

‘Ik begin altijd met strips, maar op de een of andere manier ontspoor ik altijd en lukt het me nooit om binnen het kader van een verhaal te blijven,’ vertelt Wasco in deze webisode waar de stripmaker dieper ingaat op zijn experimenten. Ook spreekt hij over zijn alter ego Wanda Scott onder welke naam hij erotische strips maakt.

Wasco begon in 1989 met zijn tijdschrift Wasco’s Weekblad, waarvan 13 nummers verschenen. Hierin stonden de eerste afleveringen van het legendarische Apenootjes, waarvan twee boekjes verschenen. Hierna verscheen deze strip vanaf het allereerste nummer in Zone 5300, waar Wasco’s werk nog steeds in te bewonderen is. Verder heeft Wasco illustraties gemaakt voor de VPRO Gids, MUG en Vrij Nederland.

Wasco geeft zijn strips uit via zijn eigen uitgeverijtje.

Expositie
Wie nader kennis wil maken met het werk van Wasco kan tot en met zondag 28 maart terecht in Stripwinkel Lambiek te Amsterdam, waar de expositie ‘Uitgeknipte Vormen Tweedehands Daglicht’ te zien is.

Speciaal voor deze gelegenheid heeft Wasco de schaar ter hand genomen en heeft een twintigtal knipsels gecreëerd, die het hart vormen van deze expositie. Naast de uitgeknipte kunstwerkjes, zijn er ook tekeningen, collages en objecten te bewonderen.

Mike’s Webisodes
Deze webisode kwam tot stand in samenwerking met Tonio van Vugt, co-hoofdredacteur van Zone 5300, die Wasco interviewde.

Mike’s Webisodes is een serie webvideo’s gemaakt door freelance journalist Michael Minneboo over zaken die hem fascineren: interviews met kunstenaars, stripmakers en reportages van evenementen vormen een rode draad in de serie.

Wie ook video’s op maat gemaakt wil hebben kan vrijblijvend contact opnemen met Michael Minneboo voor een afspraak.

Categorieën
Media

Journalistiek is koekjes van eigen deeg bakken

Soms maak ik als journalist vreemde dingen mee. Zo sprak ik laatst met Jan Kruis vlak voordat hij de Marten Toonderprijs uitgereikt zou krijgen. Nu spreek ik wel vaker stripmakers, dus daar was op zich niets opmerkelijks aan. Al was het een goed gesprek en waardeer ik het feit dat Kruis zo vlak voor de ceremonie tijd voor me vrijmaakte.

Nee, het vreemde voorval vond plaats na het gesprek. Ik deed net mijn audiorecordertje uitgezet toen er een jongeman naar me toe kwam die vanaf de zijlijn al had toegekeken tijdens het interview. Hij had een ouderwetse cassetterecorder bij zich. Misschien werkte hij voor de locale radio. Zonder blozen of schroom (en zonder zich voor te stellen) vroeg hij of hij de audio van mijn interview mocht gebruiken.

‘Wat zeg je?’ vroeg ik hem in ongeloof. Vroeg hij daadwerkelijk of hij mijn materiaal mocht gebruiken?

‘Ja, want ik krijg geen gesprek met hem. Ik kom er niet tussen, dus kan ik toch wel jouw interview gebruiken?’

Verdomd, had ik het toch goed verstaan.

‘Wat denk je zelf?’ vroeg ik terug en vervolgde met: ‘Natuurlijk ga ik niet mijn met moeite verzamelde informatie afstaan. Ik ben een professioneel journalist. Als je een interview wilt met Jan Kruis dan ga je dat zelf maar regelen.’

‘Nou, dat vind ik flauw!’ zei de jongen en droop af.

Het was flauw geweest als hij had gevraagd of hij een pen van me mocht lenen en ik deze niet had afgestaan terwijl ik er altijd meerdere bij me heb. Het is niet flauw om nee als antwoord te krijgen als je vraagt of je een deel van iemands werk mag jatten.

Het wordt een ander verhaal als mijn stuk online staat en een quote uit het interview wordt geciteerd of geparafraseerd – met bronvermelding en een linkje naar het betreffende item. Dan valt het onder citaatrecht. Maar ik sta nooit en te nimmer mijn ruwe materiaal af.

Dat is andere koek. En koekjes bakt men maar van eigen deeg.

Investeren
In sommige situaties moet je als journalist je eigen boontjes kunnen doppen. Persconferenties, interviews, het najagen van nieuws – dat soort dingen. Dat is je werk. Punt.

Jezelf specialiseren in een specifiek onderwerp of medium kost tijd en moeite. Je moet je inlezen, contacten leggen, je hoofd laten zien op verschillende gelegenheden. Dat betaalt zich later uit in kansen om mensen te spreken of informatie aangereikt te krijgen. Maar daar moet je dus zelf voor investeren.

Je krijgt het niet aangereikt.

(Freelance) journalist zijn is een baan, geen hobby.

Categorieën
Strips

Marq van Broekhoven: ‘Dit is de strip die ik het liefste maak’

Striptijdschrift Eppo bevat sinds het eerste nummer van dit jaar de nieuwe strip Jodocus de Barbaar, het geesteskind van stripmaker Marq van Broekhoven, u wel bekend van strips als Peer de Plintkabouter en Marq Denkt – een van mijn favoriete autobiografische strips. Met de publicatie van Jodocus komt er voor de tekenaar een langgekoesterde droom uit.


Vertel eens Marq, wie is Jodokus?
Jodocus is een jonge barbaar, die echter een stuk minder barbaars is dan zijn dorpsgenoten. Hij kan lezen, maar verder kan hij niet veel: boogschieten, zwaardvechten, jagen, vrouwen – het zegt hem allemaal weinig. Maar gedwongen door een hele reeks toevalligheden (noem het: avontuur) gaat dat veranderen.

Hoe ben je op dit concept gekomen?
‘Jodocus ontstond in de jaren 80 van de vorige eeuw, als hoorspel voor de radiopiraat waarvoor ik samen met een vriend en vriendin een bijzonder maf programma maakte. In dit programma staken we de draak met de actualiteit, belden we mensen voor allerlei flauwekul op, draaiden we een enkele plaat en heel veel zelfgemaakte jingles en zonden we dus ook wekelijks een aflevering van ons zelfgemaakte hoorspel uit. Hierin was Jodocus een soort tegenhanger van Conan de Barbaar, met een stemgeluid dat het meest in de richting kwam van Purno de Purno. Als sidekick kreeg hij een zekere Sonya Barbarend naast zich.’

‘Ik kan me nog een episode herinneren waarin ze een kasteel vol met Limbo’s (met zwaar overdreven Limburgs accent) veroverden. Het programma dat na ons kwam werd geproduceerd door rasechte Limburgers daar staken we graag de draak mee. In diezelfde tijd heb ik samen met Anton Damen (co-scenarist van een aantal van Van Broekhovens strips, red.) twee korte strips en een strook van Jodocus gemaakt voor ons eigen tijdschrift Juttemis. Een heuse Oer-Jodocus.’

Conan is dus een van de inspiratiebronnen voor Jodocus.
‘De Oer-Jodocus was een persiflage op Conan (vooral de twee films met Schwarzenegger, die waren ook bekend bij mijn twee mede-hoorspelmakers). Voor de huidige Jodocus laat ik me hooguit inspireren op de oorspronkelijke boeken van Robert E. Howard en verder de strips van Barry Smith en John Buscema. Ik heb Jodocus ontworpen al een soort verkleinde en gedrongen versie van Barry Smiths Conan – maar ik sluit niet uit dat er ook wat restjes Eric de Noorman in het recept geslopen zijn. ‘

De stripmaker poseert...

Waarom heeft het zo lang geduurd voordat Jodocus weer tevoorschijn kwam?
‘Ik heb een dikke twintig jaar de tijd genomen om allerlei ideeën uit te laten kristalliseren. Om een passende tekenstijl, manier van vertellen en inkleuren te vinden. Maar bovenal heb ik gezocht naar een publicatiemogelijkheid voor de ultieme Sage van Jodocus. Het is dan ook de strip die ik al jarenlang het liefst wil maken. Naast mijn droom een graphic novel te maken, wil ik namelijk al jaren aan een vervolgstrip werken. Bovendien is de Eppo-lezer wat ouder en dan kun je ook gelaagder te werk gaan en je als stripmaker meer experimenten veroorloven.’

Hoe is de strip bij de Eppo terechtgekomen?
‘Rob van Bavel (hoofdredacteur van Eppo, red.) heeft een dik jaar geleden bij de start van zijn Eppo-nieuwe stijl gevraagd of ik ook een strip voor het blad wilde gaan maken. Het liefst geen Peer! Daar had ik zelf ook weinig zin in, dus dat kwam goed uit. Aanvankelijk leek het erop dat er alleen nog plaats zou zijn voor korte, afgeronde verhalen, dus daar ben ik me in eerste instantie op gaan richten. Het leek me wel leuk om een strip te gaan maken over een jochie dat geestenstemmen hoort om daarmee in te haken op de vele televisieprogramma’s met aanverwante thema’s, zoals The Ghost Whisperer in zowel Derek Ogilvie als Jennifer Love Hewitt-versie. Ik liep bij De Geestenluisteraar tegen allerlei problemen op en kreeg de strip maar niet van de grond. Weer een doos op zolder gevuld met schetsen, aantekeningen en openingsscènes! Uiteindelijk vielen er allerlei dingen in één klap op hun plaats en ben ik Jodocus gaan uitwerken voor Eppo. In eerste instantie als afgeronde episodes van 6 pagina’s, maar al gauw bleek dat Rob er gewoon een vervolgstrip van wilde maken, dus kon ik lekker mijn gang gaan.’

Wanneer mogen we het eerste album verwachten en wie gaat dat uitgeven?
‘Als het eerste verhaal van Jodocus ten einde loopt, gaan Rob en ik om de tafel zitten. Het ligt er natuurlijk helemaal aan hoe het publiek reageert op deze strip. Maar een album komt er wat mij betreft hoe dan ook. Eventueel bij Silvester of anders in eigen beheer.’

Je lijkt je bij dit verhaal in het bijzonder toe te leggen op de scèneovergangen. Wilde je wat meer experimenteren met deze strip?
‘Ik wil er een eigen strip van maken die wegleest als een redelijk commercieel geval, maar waar de lezer zijn verwachtingen regelmatig bij zal moeten stellen. Zo wordt het niet alleen maar grappig, maar zullen er ook grote dramatische gebeurtenissen voorvallen. Veel clichés van het Sword &Sorcery-genre zullen op onverwachte momenten juist 180 graden omdraaien. En inderdaad: het vertelritme, het kleurgebruik en de ‘montage’ zijn niet helemaal doorsnee. Qua scèneovergangen wilde ik de strip als een gedicht opbouwen. Dat wil zeggen dat ik vaak tekstrijm gebruik als overgang en soms beeldrijm. Ik wil dat scenes vloeiend in elkaar overvloeien, want ik gebruik geen tekstblokken. Dat past niet bij mijn stijl van vertellen.’

Als voorbeeld van beeldrijm noemt Van Broekhoven een scène waarin een glas melk tegen de muur wordt gegooid. De melkvlek op de muur komt aardig overeen met de wijnvlek op het tafelkleed in het eerste plaatje van de volgende scène.

Kun je een paar van die clichés noemen die je op de hak gaat nemen?
‘Bijvoorbeeld de bedreven, aantrekkelijke zwaardvechter/boogschutter als held of het watje als antiheld. Die laatste rol speelt Jodocus nu nog wel, maar hij gaat gaandeweg een hele ontwikkeling doormaken. Een ander cliché is het lieftallige prinsesje dat gered moet worden uit klauwen van de boze macht. In het eerste verhaal blijkt de prinses kanten te hebben die je niet meteen bij een lieftallig prinsesje zou verwachten.’

Verder hoeven we van Van Broekhoven ook geen ‘ze leefden nog lang en gelukkig’ te verwachten, maar details wil hij daarover nog niet kwijt: ‘Een groot deel van mijn plezier in het maken van de strip zit hem in de verrassingen die ik de lezers hoop te gaan geven.’

Hoe zie jij de toekomst van Jodokus? Wordt het een blijvertje waar nog veel albums van gaan uitkomen?
‘Jodocus wordt mijn bekendste strip. Elk jaar tot aan mijn voortijdige dood in 2073 verschijnt er een nieuw album, dat eerst voorgepubliceerd is in het snelst groeiende tijdschrift van Nederland, de Eppo, en de Sage van Jodocus groeit in die tijd uit tot een Begrip: merchandise, fanclubs, you name it – maar nooit ofte nimmer een film! Ik heb namelijk nog nooit een stripverfilming gezien die ik de moeite waard vond.’

Lees ook een interview met Marq van Broekhoven over Marq Denkt.

Bekijk ook de eerste paar pagina’s van Jodocus de Barbaar met uitleg op Van Broekhovens eigen website.

Dit interview is ook gepubliceerd op het stripblog van Zone 5300.

Categorieën
Mike's Webisodes Strips Video

Mike’s Webisodes 9: De tragiek van Cowboy John

Cowboy John is een Engelssprekende Rotterdammer die in een imaginaire wereld leeft. Hij denkt dat zijn fiets zijn paard is en de stad de prairie. Cowboy John is een creatie van stripmaker Jan Vriends die in deze webisode vertelt hoe hij dit markante stripfiguur bedacht heeft. Ook vertelt Vriends over de totstandkoming van het eerste Cowboy John-stripalbum.

Categorieën
Mike's Webisodes Video

Mike’s Webisodes 8: Abbey Road

Op een warme dag in augustus in het jaar 1969 poseerden The Beatles op het zebrapad vlakbij de EMI studio’s aan Abbey Road voor de gelijknamige hoes van hun laatste album. Sindsdien komen fans van over de hele wereld naar deze historische plek in de popmuziek om zichzelf te laten fotograferen op het zebrapad.

Recent was ik in Londen (zie de vorige webisode) en een bezoekje aan Abbey Road stond dan ook op mijn verlanglijstje. Ik sprak er met een Duitse huisvader die vol plezier zijn gezin vastlegde op de digitale gevoelige plaat. Een blik op Abbey Road anno 2009 (veertig jaar nadat The Beatles hun beroemde album opnamen. Al is de timing overigens puur toeval.)


Lees ook:

Illustratie: Paul Stellingwerf.

Categorieën
Mike's Webisodes Video

Mike’s Webisodes 6: Bloggen met Boris van der Ham

Boris van der Ham is Tweede Kamerlid voor D66, blogger en dit jaar jurylid bij de Dutch Bloggies. (Zie ook Webisode 5.) Ik ondervroeg hem tussen het jureren door over welke rol internet en blogs spelen in zijn politieke werk, welke blogs hij graag leest en wat voor hem de meerwaarde van het bloggen is. Saillant detail: hij is gek op Dominee Gremdaat.

Het nut van bloggen volgens Van der Ham is het archiveren van wat hij doet, van debatten tot persoonlijke zaken; interactie met de kiezer via reacties op stukken; het verstrekken van informatie aan kiezers. Van der Ham vertelde dat zijn werk als politicus dankzij het bloggen voor de kiezers inzichtbaar is en claimt dat hij mede door deze zichtbaarheid met 28.000+ voorkeurstemmen is gekozen in de Kamer. Over blogs gesproken…

U kunt nog steeds uw favoriete drie blogs opgeven op de site van Blog-Art.nl voor de alternatieve publiekslijst. Tot mijn grote plezier zijn er al aardig wat mensen die hun top 3 met de wereld gedeeld hebben.

De volgende episode laten we de Nederlandse blogosphere voor wat ie is en reizen we – eindelijk – af naar Londen. Verwacht een goedgehumeurd verslag van de reis die ik samen met Paul Stellingwerf naar de hoofdstad van Engeland maakte. Tot de volgende Mike’s Webisode!

Categorieën
Film

Interview met Michiel Snijders: ‘Animatieproducent is een vak’

Arnoud Rijken en Michiel Snijders zijn de drijvende krachten achter productiehuis il Luster. Nu zijn de animatieproducenten aan hun eerste lange speelfilm toe.‘Animatiefilm is fenomenaal anders dan een live-action of vleesfilm zoals ik hem graag noem. Bij een speelfilm is er al een werkelijkheid, dus dan is het de vraag in hoeverre je deze gaat manipuleren. Bij animatie is er in beginsel helemaal niets. Alles moet worden bedacht. Dat brengt zoveel denkwerk met zich mee dat je vanzelf een heel nieuw universum creëert. Daarin heb je een eindeloze vrijheid, want in animatie kan alles. En dat maakt het zo interessant,’ vertelt een begeesterde Michiel Snijders, mededirecteur van il Luster Producties en animatieproducent. Sinds 1997 produceert dit, naar eigen zeggen, meest actieve productiehuis vrije kunstzinnige animaties, opdrachtfilms en tv-series. En met succes want menig animatie valt in de prijzen.

DierenSinterklaas.

Op dit moment is il Luster in de ontwikkelingsfase van DierenSinterklaas. Dit moet de eerste lange speelfilm sinds Als je begrijpt wat ik bedoel (1983) en Beertje Sebastiaan (1990) worden. Van de nieuwbakken animatie-intendant van het Filmfonds hebben de producenten subsidie gekregen om een moving storyboard, ook wel animatic genoemd, te maken. Op basis van het moving storyboard kan het project begroot en uitgedacht worden. ‘Er zijn ook andere producenten een lange speelfilm aan het ontwikkelen, maar tenzij iemand als Endemol op dit moment heel commercieel een film in China aan het maken is, zijn we de eerste als DierenSinterklaas in december 2011 uitkomt. Ik hou wel van dat wedstrijdgevoel.’

Wat doet een animatieproducent?
‘We zijn niet de studio die daadwerkelijk de animatie uitvoert. De regisseur komt met het goede idee en wij als producenten bedenken dan een concrete creatieve invulling. Wij maken de vertaalslag om van een leuk idee een realiseerbaar project te maken. Soms zoeken we de financiën erbij. In het geval van een tv-serie onderzoeken we of een omroep partner wil zijn of dat we het project met een buitenlands productiehuis kunnen coproduceren. Er komt een hoop bij een animatieproductie kijken: je moet een team samenstellen, keuzes maken over de soundtrack en de distributie regelen. Met een korte film doen we die zelf, maar bij lange films heb je daar een distributeur voor. We doen het altijd samen met de creatief, het is teamwerk.’Wat is kenmerkend aan een il Luster productie?
‘Onze projecten hebben altijd een hoge production value. Of je de film nu mooi, leuk, stom of fantastisch vindt, hij is altijd technisch in orde. Daarbij communiceert iedere film een verhaal, ook abstracte animaties zoals Barcode of Display doen hun best om begrepen te worden. Voordat we aan een abstracte animatie beginnen moet de maker altijd kunnen beargumenteren waarom de film hier begint, waarom hij daar eindigt en waarom dit het midden is.’

Barcode.


Hoekje op zolder

Arnoud Rijken en Michel Snijders ontmoetten elkaar tijdens de studie Theater, film en televisiewetenschap aan de Universiteit Utrecht waar ze beide het dramaturgisch profiel volgden en filmproducties maakten. Rijken begon met il Luster toen filmmaker en animatieproducent Nico Crama, waar hij stage bij had gelopen, hem vroeg om de fakkel van de korte animatieproductie over te nemen. Snijders voegde zich al snel bij Rijken. Crama introduceerde de jonge honden bij het Filmfonds en leerde hen het vak. ‘Toen was de productie van animatie in Nederland redelijk amateuristisch: de vrouw van de animator produceerde de film bijvoorbeeld. Alles ging heel individueel. Crama was een van de weinige producenten die meerdere animators produceerde.’Animators die vers van de kunstacademie afkwamen hadden geen flauw idee met wie ze hun animatiefilm moesten gaan produceren. Rijken en Snijders zagen de mogelijkheid om het braakliggende landschap te ontginnen: ‘We hadden de ambitie om binnen vijf jaar de grootste producent van korte animatiefilms te worden. Dat hadden we eigenlijk al heel snel bereikt omdat er geen concurrentie was.’

Toch bleek de praktijk een harde leerschool. ‘We hebben het vak echt over de ruggen van onze eerste paar films geleerd,’ bekent Snijders. ‘Overigens hebben we ook projectmanagementtrainingen gevolgd en animatie masterclasses gedaan. Er was immers geen opleiding tot animatieproducent.’Het eerste kantoor van il Luster was gehuisvest in een hoekje op de zolder van filmtheater ’t Hoogt in Utrecht. Eens per twee jaar deelden ze de zolder drie maanden met de staf van het HAFF die daar al sinds het begin van het festival zijn hoofdkwartier heeft. ‘Zo hebben we het festival van dichtbij leren kennen. Arnoud en ik hebben vaak hand en spandiensten aan hen verleend. Wij keken in de lunchpauze ook naar alle inzendingen en zagen zo ontzettend veel animatiefilms. Overigens betekende die nabijheid niet dat onze films meteen ook op het festival draaiden. Het heeft 12 jaar geduurd voordat ik in de jury zat en Arnoud gast is in het programma Heartstrings.’

Paultje en de Draak.


Hoe belangrijk is een vertoning op een animatiefestival voor jullie?

‘Door digitale media is het heel makkelijk geworden om te publiceren, maar dat garandeert nog geen publiek. Mensen moeten je films wel online kunnen vinden. Een festival als het HAFF selecteert voor je het beste wat animatie te bieden heeft. Daarbij is er door de massamedia de trend ontstaan dat mensen weer samen met gelijkgestemden een ervaring willen delen. Festivals zijn op dit moment dus een van de beste manieren om een geïnteresseerd publiek te vinden voor je korte animatiefilm.’

Je was dit jaar jurylid van de competitie studentenfilms. Welke criteria hanteer je?
‘Ik kijk naar elke film naar wat hij wil en ik probeer me te verplaatsen in de maker. Een professional moet gewoon een goede film maken, maar bij studentenfilms neem ik in de beoordeling mee dat het een eerste poging is. Ik wil graag dapperheid belonen, dat de maker die iets durft of probeert. Daarbij vind ik het belangrijk dat de filmmaker iets te melden heeft.’

Wat zijn in grote lijnen de huidige ontwikkelingen of trends in de wereld van de animatie?
‘Animatie wordt nu betaalbaar voor Europese makers, of anders gezegd: makers buiten Hollywood die iets anders maken dan de publieksvriendelijke film zoals Disney of Pixar die al jaren produceren. Er ontstaat een soort van arthouse-genre. Denk maar aan films als Waltz with Bashir (Ari Folman, 2008) en Persepolis (Vincent Paronnaud en Marjane Satrapi, 2007).

En in Nederland?
‘Professionals uit andere filmhoeken gaan zich ook met animatie bezighouden. Submarine bijvoorbeeld, een mediabedrijf dat documentaires, speelfilms, games en dus ook animaties maakt. Ik juich dat toe omdat het goed voor de sector is, tegelijkertijd ben ik heel voorzichtig omdat ik weet dat animatie produceren een heel moeilijk vak is.’

Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids#44.
Lees ook:

Categorieën
Mike's Webisodes Video

Mike’s Webisodes 5: Dutch Bloggies

Recent schreef ik een kritische column over de Dutch Bloggies. Niet omdat ik het idee dat blogs in de schijnwerpers worden gezet niet sympathiek vind. Het gaat me er meer om dat het allemaal zo omslachtig gaat, met maar liefst 16 categorieen. En niet te vergeten het feit dat zo’n verkiezing arbitrair is. Daarom organiseer ik samen met Marco Raaphorst en Karin Ramaker een veel simpelere en alternatieve bloglijst. (Zie tekst onder de video.) Ondanks die kritische column, of juist dankzij, vroeg de organisatie mij langs te komen tijdens de juryvergadering op 31 oktober. Een uitnodiging die ik natuurlijk accepteerde.

Het resultaat van dat bezoek is Webisode 5 waarin ik praat met juryvoorzitter Jeroen Mirck en jurylid Chantall van den Heuvel over hun criteria, het nut van de bloggies en het beeld dat de media hebben van de blogosphere. Verwacht geen grote scoops over de uitslag van de Dutch Bloggies, want op verzoek van de organisatie heb ik alles wat hint naar een winnaar weggelaten.

De Geen Bloggie Award
Dutch Bloggies, leuk en aardig, maar het kan natuurlijk veel simpeler dan 18 categorieën. Daarom organiseren Marco Raaphorst, Karin Ramaker (van Blog-art) en ik een alternatieve weblogverkiezing – de Geen Bloggie Award. Een publieksprijs waar jij als verwoed bloglezer bijna niets voor hoeft te doen. Het enige wat we van je vragen is om als comment je top drie favoriete weblogs in te vullen. (En dan wel hier op Blog-art zodat het voor iedereen op een plek zichtbaar is.) Welke blogs vind jij de moeite waard en waar kom je (bijna) dagelijks even langs om je te laten inspireren, te informeren of van te genieten? Welke blogs zou jij aan je vrienden aanraden?

(origineel foto: http://www.flickr.com/photos/jonasj/ / CC BY 2.0)

Arbitrair zul je wellicht denken. Dat is zo. Iedere verkiezing is willekeurig. We willen een leuk alternatief bieden voor de Dutch Bloggies, dat op een openbare en makkelijke manier een interessant lijstje Nederlandse weblogs presenteert. Troost je met de gedachte dat dit een manier is om aan de overheersing van grote publieksblogs en corporate blogs en de epistels van professionals, die ons inziens oververtegenwoordigd zijn in de longlists van de DB, te ontkomen en het werk van die ene blogger die je graag leest in de schijnwerpers te zetten.

Want dat is ook wat deze no-prize inhoudt: een eervolle vermelding, en hopelijk een grote groep nieuwsgierige ogen die nieuwe blogs ontdekken of oude bekenden herontdekken.

De deadline is zondag 22 november om 24:00 uur.

Een paar richtlijnen:
1. Noem maximaal drie weblogs.
2. Noem niet je eigen blog.
3. Optioneel: motiveer kort waarom je deze blogs gekozen hebt.
4. Beperk je tot de blogs in de Nederlandse taal (Vlaamse blogs mogen ook.)

De volgende webisode ben ik in gesprek met Tweede Kamerlid Boris van der Ham, die een van de juryleden van de Dutch Bloggies is dit jaar, over bloggen. Volgende week maandag verschijnt Webisode 6 online.

Categorieën
Film Strips

Eerste Kunststripbeurs en animatie-intendant

Op Zaterdag 7 november vindt in de Janskerk de Kunststripbeurs plaats georganiseerd door stripintendant Gert Jan Pos van het Fonds BKVB en Albo Helm in samenwerking met het HAFF. Striptekenaars, animatoren, illustratoren en beeldend kunstenaars zullen daar zelf, dus zonder hun uitgevers of vertegenwoordigers, hun originelen, zeefdrukken, boeken en merchandise aan de man brengen.Hans van de Meulengraaf (cKoe), Han Hoogerbrugge, Joost Swarte en Theo van de Boogaard zijn enkele namen van een lange lijst creatieven die reeds hebben toegezegd. Zie voor een meer volledige lijst het blog van de kunststripbeurs. Die middag zal ook de animatie-intendant van het Filmfonds een presentatie houden waarin hij zijn beleid nader toelicht. Willem Thijssen is vanaf 1 september aangesteld om de animatiesector te stimuleren. Hij richt zich op de lange speelfilm, een genre waar ons land geen traditie in heeft. ‘Nederland was tot voorkort een land waar alleen korte animatiefilms werden gemaakt, maar daar bouw je geen industrie mee op. Het zou mooi zijn als we over twee jaar ieder jaar een animatiefeature kunnen uitbrengen’, zegt Thijssen.De intendant wil zijn budget vooral aan ontwikkelingssubsidies voor interessante projecten besteden. Daarmee kunnen producenten een concreet voorstel en een moving storyboard, een ruwe animatieversie, produceren. Daarnaast wil de intendant onder meer internationale coproducties stimuleren. Thijssen is voor twee jaar aangesteld. ‘Als er aan het einde van mijn termijn een lange animatiefilm in de bioscoop draait, dan zou dat al heel mooi zijn.’
Dit artikel stond in VPRO Gids #44.Lees ook: HAFF 2009