Categorieën
Strips

Zo verkoop je strips

Foto: Roos Manintveld

Kijk ze nou toch gezellig zitten, stripmakers Fred de Heij en Hallie Lama. Tussen hen in zit hun uitgever Ger van Wulften (uitgeverij Xtra). De heren zaten afgelopen zaterdag hun boeken te signeren tegenover de Hilversumse boekhandel. Tijdens Hilversum Alive – een driedaags festival in de binnenstad.

De twee stripmakers waren goed bezig. Lama verkocht 36 exemplaren van zijn Moeilijke Tweede. De Heij slechts een tiende daarvan, maar goed, het was voor zijn collega ook een thuiswedstrijd. Hallie had vorig jaar het best verkochte stripboek in de Hilversumse Boekhandel.

Foto: Roos Manintveld

Het is goed om als stripmaker de boer op te gaan en je werk te tonen aan voorbijgangers. En niet alleen op stripbeurzen, maar juist op braderieën, (pop)festivals, gamebeurzen en andere ludieke plaatsen. Juist daar, want op een stripbeurs kom je meestal toch mensen tegen die je werk al kennen. Wil je als stripmaker nieuw publiek interesseren voor het medium strip en je eigen waar in het bijzonder, dan moet je de boer op.

Zendelingenwerk
Dat lijkt misschien een beetje op zendelingenwerk, en dat is het ook wel. Er is nog een groot publiek dat helemaal niet weet dat ze strips leuk vinden of weten wat er allemaal te koop is. Mensen die nooit in een stripwinkel komen en het striphoekje in de boekhandel (als die er al is) straal voorbijlopen. En die mensen moeten opgezocht worden. Niet langs de deuren, dat zou te ver gaan. Maar in hun looproute gaan zitten op een braderie kan zeker helpen om op te vallen.

Je kunt natuurlijk je boekje uitbrengen, in de winkel neerliggen en afwachten, maar daar red je het meestal niet mee. Tenzij je Fokke & Sukke strips maakt. Maar zelfs Reid, Geleijnse en Van Tol zaten vorig jaar gewoon te signeren in Selexyz Scheltema. Ze hadden ook Floor de Goede en Ype + Willem meegenomen (die ook bij Catullus worden uitgegeven.) Al ging de meeste aandacht naar het drietal achter Fokke & Sukke, toch is het slim om een grote publiekstrekker te koppelen aan jong talent en samen aan een tafeltje te zitten.

Lijkt het je ook wel wat, om zo stripmakers in het wild tegen te komen?
Zondag 4 juli staat de Dordtse Boekenmarkt in het teken van strips. Er vindt een stripfestijn plaats waar de nadruk ligt op de graphic novel, striproman of beeldroman, of hoe men de strips voor een volwassen publiek ook mag aanduiden tegenwoordig. Onder andere uitgeverij Bries, Xtra, Tsunacon, De Zingende Zaag, Dark Dragon Books, De Bezige Bij/ Oog & Blik en Sherpa hebben stripmakers die signeren. Alvast een paar stripmakers: Olivier Schrauwen, Jeroen Janssen, Jan Vriends, Minck Oosterveer, Ckoe, Sandra de Haan, Robert van Raffe, Marcel Ruijters, George Moorman en Carry Brugman. En dus ook weer Hallie Lama en Fred de Heij.

Meer foto’s van Roos Manintveld vind je op haar blog.

Categorieën
Striprecensie Strips

Vintage Fred de Heij

Bladeren door de schetsboeken van tekenaars heeft iets intiems. Het is doorgaans een voorrecht dat slechts enkelen zullen genieten. Daarom ben ik erg in mijn nopjes met de reeks artbooks die uitgeverij Xtra de afgelopen tijd op de markt heeft gebracht. Twee dikke boeken met werk van Serge Baeken, een schetsboek van Petar Meseldzija, nu gevolgd door Vintage – illustraties, strips en schilderijen van Fred de Heij.

Dat De Heij een productief tekenaar is, staat buiten kijf. Hij is de tekenaar van de oorlogsstrip Haas die ieder nummer in Eppo verschijnt. Daarnaast is hij, samen met Ger van Wulften, de drijvende kracht achter het magazine Pulpman, dat zes keer per jaar boordevol pulpstrips in de winkel ligt. Ook schildert hij portretten en stillevens. Dat Vintage een behoorlijke omvang heeft, verbaast me dan ook niet.

Compulsief
Het realistische tekenwerk van De Heij wordt gekenmerkt door een trefzekere compositie. De inktlijnen verraden een zekere haast, alsof de tekenaar zijn vertreldrang maar net zelf kan bijbenen. Net als bijvoorbeeld collega Baeken, lijkt De Heij een compulsief tekenaar, iemand die altijd aan het tekenen is en schijnbaar zonder moeite de ene prachtige prent na de andere produceert.

Bladeren door het boek is alsof je door de creatieve geest van de stripmaker loopt. Vintage begint met een reeks illustraties en schetsen die zwaar gearceerd zijn en als magisch-realistisch bestempeld mogen worden. Een jongen die zichzelf een spiegel voor houdt, maar niet zichzelf maar de kop van een uil weerspiegeld ziet; een faustiaans tafereel waarbij iemand een contract ondertekend, terwijl de duivel over zijn schouders mee kijkt. Een vrouw die zwaar gebukt gaat onder het reusachtige rotsblok dat ze op haar rug torst.

Geile olifant
In principe loopt van alles door elkaar: sprookjesachtige kinderboekillustraties, beestenboel en naakte dames. De omslagillustratie spreekt in dat opzicht boekdelen: een verschrikte De Heij wiens hoofd overspoeld wordt door allerlei beelden uit zijn eigen strips. Dat drie van de zes afbeeldingen een naakte vrouw laten zien, is geen toeval. De Heij tekent graag de vrouw in haar naakte vorm, van klassieke portretposes tot en met hardcore porno. Seksualiteit speelt een grote rol in het werk van De Heij. Zijn strips draaien vaak uit op flinke sekspartijen die niet zelden een komische noot als einddoel hebben.

Bladerend door Vintage steken al snel de eerste penissen hun kop op en wordt er volop en veelvuldig gepenetreerd, gepijpt en gespoten. In het universum van De Heij steken zelfs olifanten graag hun slurf in gewillige vulva’s. En weten sneeuwpoppen, met hun ijzig geslacht, menig hitsig meisje wat verkoeling te brengen.


Geen achtergrond

Ik ben een fan van De Heij’s strips en wat betreft de seksuele uitspattingen in zijn werk dus wel wat gewend. Voor mensen die met Vintage voor het eerst met de tekenaar kennismaken, of alleen bekend zijn met de strip Haas, moet het boek een nogal overdonderende indruk maken. Een interview met de stripmaker of een beschouwende inleiding hadden het werk kunnen duiden.

Wat dat betreft ben ik het met mijn Zone-collega Marcel Ruijters eens, die eerder de artbooks van Serge Baeken besprak, dat enige toelichting bij het tekenwerk, bijvoorbeeld voor welke publicatie de tekeningen zijn gemaakt, veel had kunnen verduidelijken. Nu moeten we maar naar het hoe en waarom raden. Aan de andere kant kan de liefhebber ongestoord van het strakke tekenwerk genieten zonder afgeleid te worden door allerlei feitjes.

Jammer dat de schilderijen van Fred in zwart-wit zijn afgedrukt. Zoals de mooie, geschilderde covers van Pulpman laten zien, komen Freds penseelstreken beter tot hun recht in kleur. Toch, zodra ik de laatste bladzijde heb bereikt, voel ik geenszins de behoefte het boek terug in de kast te stoppen, maar heb ik zin om vanaf het begin weer aan de visuele reis door het hoofd van Fred te beginnen.

Fred de Heij – Vintage
Uitgeverij Xtra
ISBN 978-94-90759-01-8

Categorieën
Strips

Meeting Mignola op Stripbeurs Breda

Aanstaande weekend, dus op 6 en 7 maart, wordt voor de tweede keer de Stripbeurs Breda georganiseerd in het Racketcentrum. Er zullen op deze beurs enkele interessante stripmakers rondlopen, waaronder Mike Mignola.

Stripmaker Mignola is de bedenker van Hellboy – het helrode duivelskind met de altijd brandende sigaar die het opneemt tegen bovennatuurlijke wezens. Er zijn inmiddels twee speelfilms en enkele animatiefilms over Hellboy gemaakt. Ook zijn er meerdere boeken over deze held verschenen. Ik ben een groot fan van de strips en Mignola’s tekenstijl. Daarom ben ik extra verheugd dat ik Mignola zaterdag interview voor een artikel in de VPRO Gids. Mike en Mike spreken elkaar zaterdagochtend vroeg, daarna wordt Mignola geacht de hele dag te signeren. Ik spreek hem dus voordat zijn handen lam zijn en hij de hele dag al vragen heeft moeten beantwoorden van zijn fans.

In Breda wordt ook de eerste Nederlandse editie van Hellboy gepresenteerd, uitgegeven door De Vliegende Hollander. Niet alleen de softcover is er te koop, maar ook twee oversized luxe collectors edities van de Nederlandse Hellboy-uitgaven. Deze zijn op groot formaat, in full color, genummerd en gesigneerd door Mike Mignola. Deze luxe edities worden in een gelimiteerde oplage van slechts 100 exemplaren gedrukt.

Andere stripmakers die hun komst hebben bevestigd zijn Achdé (Lucky Luke), Romano Molenaar en Jorg de Vos (Storm), Henk Kuijpers (Franka), Mark Schultz (Dinosaurs and Cadillacs), Martin Lodewijk (Agent 327), Adi Granov (Iron Man), Paul Geerts (Suske en Wiske), Paul Renaud (Red Sonja), Mark Retera (Dirkjan), Barry Kitson (Batman), Carry Brugman (De Partners), Minck Oosterveer (Ronson Inc.) en Eric Heuvel (January Jones). Al deze auteurs zijn twee dagen aanwezig en zullen daar hun nieuwste uitgaves signeren.

Uitgeverij Xtra, je weet wel van Pulpman, pakt aardig uit op deze stripbeurs. Fred de Heij (Pulpman), Aloys Oosterwijk (Op de huid), Petar Meseldzija (Bron van verbeelding), Argibald en Hallie Lama zullen aanwezig zijn. Daarnaast zullen Daniel Rosseels en Rudolf Kahl samen met Ben Vranken en Serge Baeken ook hun werk signeren. (Ik sprak Baeken uitgebreid op de stripbeurs in Houten vorig jaar.)

Uitgeverij Silvester zet onder andere stripmaker Reinhardt Kleist van het prachtige album Cash achter een tekentafel. Ook Marq van Broekhoven is aanwezig. Volgende week publiceer ik een interview met Van Broekhoven op deze site over zijn strip Jodocus de Barbaar.

Leuk aan deze beurs is dus het diverse gezelschap van stripmakers die er zullen komen en dat er tussen de lijst van aanwezigen ook een paar prominente buitenlandse stripmakers tussen zitten. Zie voor een volledige lijst van auteurs deze lijst.

Ook worden er tijdens de beurs nieuwe sripalbums gepresenteerd, zoals deel 25 van de serie Storm, deel 3 van Red Sonja en nieuwe delen uit de series De Partners en Ronson Inc. Tevens zal Het fotoboek Draw and Shoot – waarvoor meer dan 70 stripmakers uit Nederland zijn geportretteerd – te koop zijn.

Kinderpartijtje
Dat klinkt allemaal leuk, toch krijg ik koude rillingen als ik kijk naar het programma zoals het op de site van de stripbeurs wordt gepresenteerd. Er zitten weer verdacht veel kinderattracties bij. Strips niet voor kinderen? De organisatoren op stripbeurzen hebben dat nog niet begrepen. Of is het de bedoeling dat de kids worden afgeleid zodat pa Roodhaar in een sexy pose kan laten tekenen?

Categorieën
Strips

Groeten uit Turnhout

Afgelopen weekend was ik in het Vlaamse Turnhout om daar de stripbeurs te bezoeken. Zoals gewoonlijk betekende dat veel leuke ontmoetingen en hier en daar een nieuwsgierige aanschaf van drukwerk.Nieuw op de plank is onder andere PreFab, het dikke schetsboek van Serge Baeken, uitgegeven door Xtra. Het boekwerk rolde al in 2008 van de persen en is voornamelijk bij stripmakers een gewild item. Nu ben ik geen striptekenaar, maar ik dit bijzondere werkje toch niet laten liggen. Baeken tekent constant, koortsachtig lijkt zijn tekenpen het papier te beroeren. Het resultaat van die creatiedrift is een overdonderende hoeveelheid afbeeldingen die mij zeer kunnen bekoren. Een boek om af en toe rustig in te kijken. (Zie hier het video-interview dat ik eerder dit jaar over Baeken maakte.) De afgelopen dagen heb ik het meerdere malen opengeslagen. Iedere keer zie je weer iets nieuws, zelfs op de pagina’s die je al eerder hebt bekeken.


Verder kocht ik een Nederlandse vertaling van The Spirit, uitgegeven door Semic Press in 1976. Alleen al vanwege het vage interview van Will Eisner met zijn creatie de moeite van het inkijken waard. Het afzien van 2009, van Fokke & Sukke mocht natuurlijk niet ontbreken. Met de klungels in Den Haag en hun onbekwame manier van crisis bedwingen viel er immers genoeg af te zien dit jaar. Het album Werk in uitvoering van Martijn van Santen verdient ook een aparte vermelding. Prachtige strip met originele karakters. Van Santen publiceerde de strip eerst online en kreeg er een Clickie (prijs voor webcomics) voor.Verder ging ik naar huis met werk van Flo de Goede, Eisner #3 en nog wat onbekend stripwerk. Ten tijden van dit schrijven moet ik nog serieus aan het stapeltje beginnen. Gelukkig begint mij vakantie officieel vanaf vandaag, dus dat komt wel goed.Strip Turnhout bevatte dit jaar ook enkele boeiende exposities. Onderstaande foto is een origineel uit het album Het jaar van de Olifant van Willy Linthout. De stripmaker vatte de zelfdood van zijn zoon in dit verhaal. Linthout won op Turnhout de Bronzen Adhemar/Vlaamse Cultuurprijs voor de Strip. Er werd natuurlijk volop gesigneerd door de aanwezige tekenaars. Hieronder Hallie Lama en Fred de Heij vrolijk tekenend aan hun zoveelste prent van dat weekend.Dandy Raffe, mijn collega van Zone 5300, plaatste ook nog wat beeldmateriaal online. Zie http://picasaweb.google.com/dandyraffe/Turnhout2009#. Onderstaande foto van mij en Merel Barends op de Zone-stand maakte hij ook. De gehurkte man is Tonio van Vugt, een van de hoofdredacteuren van dat blad. Ik ben in gesprek met Erik Wielaert.Roos Manintveld, de vaste hoffotograaf van Studio Nieuw Gehoer was ook aanwezig en klikte een reeks platen. Zodra die online staan, zal ik daar uiteraard ook naar linken.

Categorieën
Strips

Eppo, Eisner en Pulpman: Passie voor de strip in al zijn facetten

Het Nederlandse striplandschap is recent verrijkt met drie stripbladen. Voor de liefhebber van literaire stripverhalen is er Eisner; voor prikkelende pulpstrips is er Pulpman, terwijl Eppo vooral de nostalgische lezer bedient.

Het stripblad Eisner is gewijd aan de grafische roman en bevat korte beeldverhalen met literaire ambities. Vorig jaar november verscheen het eerste nummer in 2500 exemplaren bij uitgeverij Podium. Het stripblad is vernoemd naar de Amerikaanse stripmaker Will Eisner die naar verluidt de term graphic novel introduceerde om uitgevers te interesseren voor zijn strip A Contract with God (1978). Grafische roman klinkt in de oren van een literaire uitgever immers beter dan strip, een medium dat in eerste instantie geassocieerd wordt met leesvoer voor kinderen. De redactie van Eisner hoopt dit beeld te veranderen en literatuurminnende lezers kennis te laten maken met strips voor volwassenen. Hoofdredacteur Erik Noomen, die recent het stokje overnam van Ward Wijndelts: ‘Een vorm die gebruikt wordt om een Asterixverhaal te vertellen kan ook worden ingezet voor het vertellen van een verhaal over het Midden-Oostenconflict.’ Bij de selectie van de strips gaat de redactie vaak uit van de stripmaker, laat Noomen weten. ‘De tekenaar moet iets eigens hebben en het verhaal visuele zeggingskracht.’De Eisner-redactie heeft een eclectische en uiteenlopende smaak: in de twee nummers die er tot nu toe zijn uitgebracht staan onder meer een sfeervolle stripbewerking van het horrorverhaal ‘The outsider’ van H.P. Lovecraft door Erik Kriek, twee sleutelscènes uit de roman Het Diner van Herman Koch verstript door getalenteerde nieuwkomer Merel Barends, een bijdrage van Michiel van der Pol waarin hij vol zelfspot jeugdherinneringen over zijn seksuele voorlichting verhaalt en ook gerenommeerd werk van internationale stripmakers als Daniel Clowes die in ‘Art School Confidential’ met bijtende humor het kunstonderwijs portretteert. Door die diversiteit is Eisner een aardige staalkaart van wat het beeldverhaal te bieden heeft. De geselecteerde voorpublicaties die ook in het blad staan vormen echter zelden een afgerond verhaal, wat een onbevredigende leeservaring oplevert.In de toekomst hoopt Noomen enkele bekende namen uit de literaire wereld aan het blad te verbinden. Arnon Grunberg heeft toegezegd een stripscenario te schrijven op basis van een van zijn reisreportages en Robert Vuijsje, winnaar van de Gouden Uil voor zijn debuut Alleen maar nette mensen, zal ook een script schrijven.

Pulpman: Pulp voor de liefhebber
Waar Eisner drie keer per jaar staat voor de literaire en poëtische strip, vertegenwoordigt Pulpman iedere zes weken de andere kant van het spectrum: vermakelijke pulpverhalen waarin op expliciete wijze en zonder schroom de duistere kanten, driften en zwakheden van de mens worden belicht. Vaak met de titelfiguur van het blad, een naargeestig mannetje met een clownesk gelaat, in de hoofdrol. Net als bij de andere stripbladen beoogt de redactie als keurmerk te fungeren. ‘Pulpman zoekt naar de parels van de pulp. […] Uitgangspunt voor een goede strip blijft vakmanschap: een tekenaar die kan tekenen, met swung en dynamiek, een verhaal vertellen, karakters neerzetten en een sterke lay-out,’ aldus het voorwoord in de eerste Pulpman die februari dit jaar in een bescheiden oplage van 800 stuks van de drukpers rolde. Vervang het woord ‘pulp’ voor ‘beeldverhaal’ en dezelfde introductie had ook in Eisner kunnen staan.Stripmaker, schilder en illustrator Fred de Heij en uitgever Ger van Wulften initieerden Pulpman uit eigen behoefte. De Heij: ‘Ik wilde altijd al een striptijdschrift hebben en ben uitgegaan van wat ik het allerleukste vind.’ Omdat De Heij het merendeel van de strips en achtergrondartikelen verzorgt drukt hij een duidelijke stempel op het blad. Zijn verhalen zijn over the top, eindigen geregeld met een onverwachte wending en zijn dikwijls pornografisch.

Net als Eisner bevat Pulpman originele verhalen en voorproefjes van nog uit te komen strips. Mede dankzij de korte introductie van de gasttekenaars geeft Pulpman een aardig, zij het wat willekeurig beeld van het begrip pulpstrip. De Heij en gastschrijvers als Peter Breedveld, striprecensent van Vrij Nederland, lichtten in de artikelen uiteenlopende onderwerpen uit. Hoewel De Heij zijn persoonlijke visie geeft komt de nieuwsgierige lezer veel te weten over bijvoorbeeld de geschiedenis van pulpstrips en de invloed van Joodse makers op de Amerikaanse stripindustrie. De toon van Pulpman is die van een dikke knipoog en een tikkeltje tegendraads. Het zal geen toeval zijn dat in het eerste nummer de Eisner wordt gerecenseerd. Zelfs over een op het eerste gezicht onschuldige en oubollige jongensstrip als Bob Evers (uit de Eppo) weet De Heij te vertellen dat deze zijn oorsprong heeft in een strip die in het nationaal-socialistische blad Jeugd werd gepubliceerd.

Gezien de toon en de verheerlijking van pulp ligt het voor de hand om het blad te zien als tegengeluid op de graphic novel. Toch stellen de makers duidelijk dat ze nergens tegenaan willen schoppen. Het plezier en de passie die de bladmakers voor pulpstrips hebben straalt Pulpman zeker uit en werkt aanstekelijk.Eppo, een nostalgisch stripblad
In het midden tussen Eisner en Pulpman bevindt zich de Eppo. Dit tweewekelijkse stripblad bevat voorpublicaties van mainstream strips, het soort waar je het eerste aan denkt als je het woord strip hoort: Storm, Agent 327, Franka en Dirkjan. Het gros bestaat uit onschuldige avonturen- en humorstrips die, net als sommige verhalen in Pulpman, in afleveringen verschijnen. In tegenstelling tot Eisner dient van deze bladen dus ieder nummer aangeschaft te worden om niets van de vervolgverhalen te missen.

Voorpublicaties zijn misschien vervelend voor de ongeduldige lezer, volgens Eppo-hoofdredacteur en initiatiefnemer Rob van Bavel zijn ze een belangrijke inkomstenbron voor stripmakers omdat de albumverkoop te laag is om van te leven. Daarbij wordt het ouderwetse Eppo-gevoel volgens sommigen juist gekenmerkt door het in spanning afwachten tot het nieuwe nummer weer op de deurmat valt.

Eppo werd in januari dit jaar nieuw leven in geblazen. Het stripblad verscheen oorspronkelijk van 1975 tot halverwege de jaren tachtig. Na talloze naamswijzigingen en samenstellingen verdween het in 1999 van de markt. De nieuwe Eppo lijkt voort te komen uit een drang naar nostalgie, want het merendeel van de strips stond ook in de eerste incarnatie van het blad. Volgens Van Bavel is Eppo ook niet voor kinderen bedoeld, maar voor de dertigplussers die het vroeger ook lazen: ‘Jongeren vanaf zes jaar lezen geen strips meer, die gaan liever gamen of online. Dat is ook de reden dat de oude Eppo uiteindelijk is verdwenen: ze hielden vast aan de jeugd als doelgroep.’ Toch hoopt hij dat de Eppo van papa ook wordt ingekeken door nieuwsgierige lezertjes.

Hoewel de interviews in het blad interessant leesvoer zijn en de achtergrond en methodiek van de stripmakers inzichtelijk maken, wekt de toon van de redactionele teksten niet de indruk dat volwassenen worden aangesproken. Desondanks lijkt Eppo een succes: met een oplage van 25.000 exemplaren is dit het grootste stripblad van Nederland.

Dit artikel verscheen eerder in VPRO Gids #34 onder de titel Nieuwe Avonturen.

Lees ook:

Categorieën
Strips

Striprecensie: Pulpman versus Eisner

Pulpman is een stripmagazine uitgedacht door schilder en stripmaker Fred de Heij, en wordt gepubliceerd door uitgeverij Xtra. Het magazine wil vooral een tegengeluid zijn in de stripwereld waarin de term graphic novel de strip uit het verdomhoekje moet halen.Eigenlijk is Pulpman dus het stoute broertje van de Eisner (waar ik eerder deze recensie over schreef). Waar Eisner zich richt op literaire beeldverhalen en vooral een staalkaart wil zijn voor de graphic novel, heeft De Heij met zijn Pulpman een ander doel: ‘[D]e basis blijft het ambacht van de strip. Die is in pulp ontstaan en heeft grote tekenaars voortgebracht. Pulpman zoekt de pareltjes van de pulp.’Pulp belicht vaak het slijk der aarde. Met een scheut humor worden zonder pretenties de handelingen aangekaard die uit de duistere plekjes van de menselijke geest voortkomen. Pulpverhalen gaan over sukkels die ondanks hun goede bedoelingen in nare situaties terechtkomen, over mensen die door overmoed ten val komen en natuurlijk schurken die zich door hun driften laten leiden. Moordenaars, geile pastoors, incestbedrijvers, laffe sergeanten en valse eenden komen in het eerste nummer van Pulpman voorbij. Allen smakelijk verbeeldt door De Heij en geestverwanten.Erotische strip door Fred De Heij uit Pulpman #1.Persoonlijke toon
Als het gaat om pulp weet De Heij waar hij het over heeft. Als illustrator werkte hij voor bladen als Donald Duck en Tina, maar ook voor meer prikkelende bladen als Penthouse. Bij Divina, een subdivisie van Xtra, verscheen recent de pornografische strip ’n Net meisje. Pulpman bevat verder bijdragen van Gerard Leysen, Erwin Noordanus, Daniel Rosseels en Ben Vranken. Hierdoor is het magazine net geen onemanshow, al voert vooral De Heij de boventoon, want naast veel van zijn stripwerk bevat Pulpman ook artikelen van zijn hand over de geschiedenis van de pulp, oorlogstrips en dieren in de strip. Ook recenseert De Heij – niet toevallig natuurlijk – de eerste Eisner en kaart hij een boek en tentoonstelling aan over het werk van illustrator Waldemar Post. Deze teksten schrijft hij vanuit zijn perspectief. Ze hebben een persoonlijk en anekdotisch karakter. Toch kan de lezer tussen de alinea’s over De Heij’s carrière door aardig wat oppikken over het pulpgenre.Zo bevat het magazine een authentieke aflevering van de serie Sally the Sleuth die getekend en geschreven werd door Adolphe Barreaux. De serie wordt kort ingeleid: wie wil nu niet weten hoe de schrijvers het iedere keer weer voor elkaar kregen om penabele situaties te bedenken waar sexy speurneus Sally altijd in haar ondergoed uit gered moest worden?Omdat De Heij zo’n stempel op Pulpman drukt, zullen de mensen die zijn werk niet kunnen waarderen het blad laten liggen. Ik hou wel van de wat neurotische lijnen van De Heij en met zijn voorkeur voor het tekenen van mooie vrouwfiguren kan ik het goed vinden. Overigens zal niemand na het lezen van het magazine twijfelen aan zijn passie voor het genre.

‘Schuld’ door Daniel Rosseels & Gerard Leysen.


Eisner 2.0

In vergelijking met Pulpman is de Eisner een stuk objectiever, maar niet met minder passie voor de strip gemaakt. Het tweede nummer ligt sinds kort in de schappen en bevat prachtig grafisch werk dat, omdat de uitgever ditmaal gekozen heeft voor glad papier, er mooi gedrukt opstaat. Eisner #2 bevat een divers aanbod aan makers en stijlen en is in dat opzicht dus helemaal anders dan Pulpman dat vooral door één man gedreven wordt. Erik Kriek verstripte in zijn herkenbare krachtige tekenstijl een verhaal van HP Lovecraft – ook pulp toevallig. De leukste bijdrage is van Michiel van der Pol die vol zelfspot jeugdherinnering over zijn seksuele voorlichting verhaalt:Eveneens grappig en vooral mooi getekend is de bijdrage van Bob Wolkers, over een dierenverzorger die niet langer het pispaaltje van de beesten wenst te zijn. Merel Barends, geen onbekende voor vaste Mike’s Webs-lezers, verstripte een scène uit Herman Kochs Het Diner. Barends slaagt erin om in vier pagina’s het centrale conflict uit de roman te verbeelden. Twee stellen voeren een oppervlakkige conversatie aan de dinertafel. Onderwijl slagen ze er niet in om hun gedachten naar de verschrikkelijke daad die hun kinderen hebben begaan te verdrijven:Door de enkele voorpublicaties die erin staan, is Eisner#2 bij tijd en wijlen net zo fragmentarisch als Pulpman, dat enkele vervolgverhalen bevat. De voorpublicaties in Eisner leveren namelijk zelden een afgerond verhaal op en geven een onbevredigend leesgevoel.Met Eisner en Pulpman in je winkelmandje, ben je in het bezit van twee sympathieke publicaties die de twee uitersten van de stripwereld verkennen: die van de literaire strip en de pulp.Pulpman zal elke zes weken verschijnen. Eisner verschijnt driemaal per jaar.Pulpman
Uitgeverij Xtra
ISBN 978-90-77766-80-4

Eisner#2
Podium. ISBN 978-90-5759-378-9

Deze recensie verscheen ook op EeuwigWeekend.nl, die andere leuke site.

Bekijk de video over Eisner.