Categorieën
Strips

Brecht Evens wint eerste Willy Vandersteenprijs

De jonge Vlaamse stripmaker Brecht Evens (1986) heeft met zijn album Ergens waar je niet wil zijn de allereerste Willy Vandersteenprijs gewonnen.

Deze nieuwe Vlaams-Nederlandse prijs bekroont het beste oorspronkelijk Nederlandstalige album van de voorbije twee jaar. De prijs is in het leven geroepen door Vlaams-Nederlands huis de Buren in Brussel, Stripdagen Haarlem en Strip Turnhout en wordt voortaan afwisselend uitgereikt op de stripfestivals van Haarlem en Turnhout. Er is een geldbedrag van 5.000 euro aan verbonden; bovendien wordt over het winnende album een tentoonstelling gemaakt die zowel in Vlaanderen als Nederland te zien zal zijn.

Het bekroonde boek, Ergens waar je niet wil zijn (uitgeverij Oogachtend, 2009), werd uit een 300-tal titels geselecteerd, en is ondertussen aan een internationale carrière begonnen. De Franse editie verscheen onlangs bij Actes Sud, en kreeg laaiend enthousiaste kritieken, volgende maand verschijnt de Engelstalige uitgave bij Drawn & Quarterly, de Amerikaans-Canadese graphic novel-uitgever.

Fragment uit Ergens waar je niet wilt zijn.

De jury had het volgende over de striproman van Evens te zeggen:

Ergens waar je niet wil zijn is een boek dat op zoek gaat naar nieuwe mogelijkheden voor het medium strip. Evens laat beproefde technieken als het gebruik van kaders en tekstballonnen achter zich, en werkt zijn tekeningen uit zonder (contour)lijnen. Zijn bijzonder dynamische manier van tekenen draait volledig op het al schilderend op de pagina plaatsen van verschillende kleurschakeringen. Een album lang laat hij decor en personages een subtiel spel met elkaar spelen, waarbij sobere en drukke pagina’s mekaar in een zeer variabele maar desondanks erg consistente beeldcompositie afwisselen. Toch staat deze zoektocht naar grafische vernieuwing, de drang om te experimenteren met alternatieve technieken, nergens de leesbaarheid in de weg.

Ergens waar je niet wil zijn is bijzonder goed verteld en kan bogen op erg sterke dialogen. De tekst heeft maturiteit, en spitst de aandacht toe op de zoektocht van de belangrijkste personages naar een beter leven.

Op vrijdag 4 juni bij de opening van Stripdagen Haarlem ontvangt Evens de prijs, die de naam draagt van Willy Vandersteen (1913-1990), de geestelijke vader van onder meer Suske en Wiske, uit handen van Leen Vandersteen, de dochter van de tekenaar. De Vlaams-Nederlandse jury voor de nieuwe prijs bestond uit Leen Vandersteen (niet-stemgerechtigd juryvoorzitter), Ineke Horst (uitbaatster stripwinkel Sjors Dordrecht) Noël Slangen (communicatiespecialist, stripliefhebber), Jan Smet (stichter Bronzen Adhemar, Stripgids en stripfestival Turnhout), Frank Van Leemput (advocaat, stripliefhebber) en Hein Van Putten (art director De Volkskrant, stripliefhebber).

Categorieën
Strips

Zoek de verschillen

DC Comics bestaat dit jaar 75. Dat laat de uitgeverij natuurlijk niet geruisloos voorbij gaan. Dat doen ze met een paar grote verhalen – waaronder The Return of Bruce Wayne. Je dacht toch niet dat Batman echt dood kon, of wel? Daarnaast beroept de uitgeverij zich op een beproeft concept: variant covers.

Om het 75 jarige bestaan te vieren laten ze enkele prominente stripmakers variant omslagen tekenen van ‘klassieke’ strips. Zo wordt Batman # 700 (een goed getimede mijlpaal) getekend door niemand minder dan Mike Mignola. En het is een mooie cover geworden:

Mignola heeft zich laten inspireren op de cover van Detective Comics #168 uit 1951 getekend door Lew Sayre Schwartz. Een typische jaren vijftig-cover.


In dit nummer werd voor het eerst de oorsprong van The Joker verteld in een verhaal van veteraan Bill Finger:

Batman is tracking down a ten year old case with the help of some class mates. That’s right; Batman is teaching a course on criminology. There are many clues indicating who has done the old crimes, such as a lock of green hair is found and who else but the Joker would be so smart as to create two-way red lenses? Joker’s origin is shown for the first time in this detective comic.

Mijn voorkeur gaat uit naar de eigentijdse en dynamische versie van Mignola.

Categorieën
Strips

Typex: ‘Olijfje is voor mij het Raadsel Vrouw’

De Amsterdamse stripmaker Typex exposeert vanaf maandag bij het Fonds BKVB. ‘Ik vind Rembrandts werk vaak een beetje groezelig.’

¡Muerte al Cubismo!, Spaans voor Dood aan het kubisme!. Zo heet de expositie die naast een uiteenlopende selectie opdrachtwerk ook zeven nieuwe donkergetinte zwart-wittekeningen van Typex toont. Die titel moeten we volgens de stripmaker niet al te serieus nemen: ‘Het kubisme kan niet dood, dus het is een zinloze kreet. Aan de andere kant, toen het kubisme opkwam werd het verguisd en belachelijk gemaakt in cartoons. Later, toen de kubistische kunstenaars tot de gevestigde orde behoorden, moesten de cartoonisten het onderspit delven. Die over-en-weerstrijd vind ik leuk.’

Zandkasteel
Met de zeven nieuwe tekeningen is Typex, die normaliter illustraties maakt voor tijdschriften en kranten, een nieuwe weg in geslagen. Door de economische crisis raakte hij tijdelijk veel opdrachtgevers kwijt. ‘Opeens leek het erop dat ik een baantje moest gaan zoeken. En ik kan alleen auto’s wassen dus dat was niet best.’ Dit stemde hem somber: ‘Ik bleek al die jaren als freelancer met een zandkasteel bezig te zijn geweest en met één trap was die om.’

Toen kreeg hij de kans het atelier van bevriend kunstenaar Bas Louter te huren. De enige aanwezige materialen waren papier, houtskool en Siberisch krijt, dus besloot Typex daarmee aan de slag te gaan: ‘Ik laat me graag beïnvloeden door wat er op mijn pad komt.’ Lachend: ‘Ik ben namelijk geen groot voorstander van keuzes.’ Werken aan de tekeningen had een bevrijdende werking. ‘Dit was heel fijn om te doen. Ik werk altijd in opdracht en tussendoor maak ik dan mijn strips, maar dat zijn eigenlijk opdrachten die je jezelf geeft. Ik had zin om een keer zonder doel iets te maken, zonder maatstaf.’

Olijfje
Zelf typeert hij het werk het liefste als pop-art of popsurrealisme. ‘Ik speel graag met symboliek. Op zich zijn de thema’s die ik behandel zwaar, maar daarom hoeft het er nog niet zo uit te zien.’ Bekende (strip)personages zijn afgebeeld. In Meat is Barbapapa op de vlucht voor een stel Dalmatiërs en in Oil zitten elf naakte Olijfjes aan de kust, allemaal druk met zichzelf bezig zonder oog te hebben voor de walvis Moby Dick die op het strand is aangespoeld.

'Oil' door Typex. Foto: Marco Bakker

Typex heeft het vriendinnetje van Popeye al vaker getekend. ‘Olijfje is onuitstaanbaar en toch heel kwetsbaar,’ vindt hij. ‘Het grappige is dat ze qua uiterlijk niets vrouwelijks heeft. Ze heeft geen borsten of billen. Daarbij loopt Olijfje ook nog eens als een bouwvakker, met die grote voeten, maar voor mij maakt dát haar juist vrouwelijk. Olijfje is voor mij het Raadsel Vrouw.’ Over de betekenis van de meestal duister getinte tekeningen wil Typex niet te veel kwijt. Liever praat hij over de vragen die het beeld oproept. ‘Je kunt je afvragen wat die Olijfjes aan het strand doen. Misschien hebben ze Moby Dick wel gelokt, alsof ze Sirenes zijn. Ik vind het zelf ook een heel raadselachtige tekening.’

Foto: Marco Bakker

Rembrandt
Inmiddels voelt Typex zich als herboren. ‘Als het mogelijk is wil ik in de toekomst minder illustreren of er zelfs mee stoppen om me volledig te wijden aan het maken van strips en dit soort tekeningen.’
Het volgende project wordt waarschijnlijk een beeldroman over Rembrandt, een opdracht van het Rijksmuseum. ‘Ik vind Rembrandts werk vaak een beetje groezelig, maar de persoon vind ik heel interessant. Uit zijn zelfportretten spreekt zo veel karakter en tegenstellingen, zowel arrogantie als verlegenheid. Daarom heb ik er meteen zin in.’

De tentoonstelling was eerder te zien op stripfestival FICOMIC in Barcelona en loopt van 17 mei t/m 18 juni bij organisator Fonds BKVB, Brouwersgracht 276. Maandag t/m vrijdag, 10.00 t/m 17.00 uur.

Dit artikel stond maandag 17 mei in Het Parool.

Het werk van Typex is gefotografeerd door Marco Bakker.

Categorieën
Strips

Typex over strips in Barcelona

Typex was een van de vijftig stripmakers die begin mei te gast was op stripbeurs Ficomic in Barcelona. Nederland was dit jaar eregast op het stripfestival dankzij de inspanningen van stripintendant Gert Jan Pos. Typex exposeerde er een reeks nieuwe, indrukwekkende tekeningen.

Typex met zijn vrouw Joli. Foto: Tonio van Vugt

‘Barcelona was echt geweldig, een natte droom voor striptekenaars,’ zegt Typex. ‘Wij stripmakers zitten eigenlijk altijd in ons uppie op ons spreekwoordelijke zolderkamertje te tekenen. Ik ben er nooit bij als mensen mijn werk zien, maar nu dus wel. We hadden ook meteen een erg leuk contact met de Spaanse stripmakers die we daar tegenkwamen. Je bent meteen vrienden, je merkt meteen een geestverwantschap. Ik spreek drie woorden Spaans en zij drie woorden Engels, dus dat zijn in totaal zes woorden die over en weer gooit. (lacht) En het was in Barcelona, wat voor mij toch een van de mooiste steden ter wereld is.’

Ga je dan nooit naar Nederlandse stripbeurzen?
‘Bijna nooit. Ik word altijd een beetje droevig van de Nederlandse beurzen. Ik heb wel eens achter zo’n tafeltje gezeten, maar mijn strips zijn geen Fokke & Sukke, daar komen geen drieduizend mensen op af. Anderhalve gek komt dan bij mijn tafeltje staan. Al zijn dat dan vaak wel de leuke mensen. Bovendien vind ik het lastig tekenen met publiek erbij.’

Lees maandag het volledige interview met Typex in Het Parool.

Meer over stripmakers in Barcelona:

Categorieën
Striprecensie Strips

Peter van Straaten: Weet mama hiervan?

In de Nederlandse stripwereld stikt het van de cartoonisten waarvan er eigenlijk maar en paar de moeite van het lezen waard zijn. Peter van Straaten heb ik hoog zitten. De dit jaar 75-jaar geworden tekenaar weet nog steeds in een prent en een scherp onderschrift de vinger op de gevoelige plek te leggen.

Dat doet hij dagelijks in Het Parool, maar ook verschijnt zijn werk in Vrij Nederland en vele regionale dagbladen.

Recent verscheen bij De Harmonie Weet mama hiervan?, de vierde thematische bundel van eerder gepubliceerd werk. Centraal staat het leven van pubers en de moeizame relatie met hun ouders. En waar houdt een puber zich het meeste mee bezig? Precies: seks en verliefdheid. Het aantal cartoons over deze onderwerpen heeft dan ook de overhand. Van de te natte eerste kus tot de eerste keer. Van het niet durven benaderen van je droomvrouw tot dat nachtmerrie-achtige momente waarop je je verse vriendin aan je ouders moet voorstellen.

Verder toont Van Straaten in verschillende facetten de universele generatiekloof tussen pubers en hun ouders. Van Straaten houdt ons een tragikomische lachspiegel voor en doet dit in prachtige, rake pentekeningen.

Verhalend verband
In de bundel zijn de cartoons vaak op basis van visuele overeenkomsten naast elkaar gezet. Dit levert interessante spreads op, zoals twee bedscènes met vrijwel dezelfde uitsnede en donkere achtergrond. Op de linkerpagina lopen een jongen en een onzeker meisje – beide halfnaakt – naar het bed, terwijl de jongen zegt: ‘Zullen we dan maar?’ Op de rechterpagina zien we een iets ouder stel, waarvan de man te enthousiast op het meisje duikt. Ze vraagt hem: ‘Ga je dan later wel met me trouwen?’. Door deze twee cartoons naast elkaar te plaatsen is er niet alleen sprake van vormrijm op de bladspiegel. Er ontstaat ook een verhalend verband tussen beide prenten. Misschien gaan de scènes over hetzelfde meisje en heeft ze op de rechterbladzijde wat betreft de liefde nog steeds niet haar draai gevonden?

Overigens valt door de vormrijm nu wel sneller op dat Van Straaten dikwijls varieert op dezelfde lichaamshoudingen. Een mogelijke verklaring voor deze herhaling in zijn werk gaf de tekenaar in een interview in de PS van 27 maart, waarin Van Straaten aangeeft dat de 50 jaar ervaring ook remmend kan werken:

‘Ik wéét nu te veel. Toen had ik meer spontaniteit en brutaliteit. Je wordt onzekerder, omdat je beter weet wat er mis kan gaan. Vroeger zette ik alles direct in inkt. Nu durf ik dat niet meer. Ik maak eerst een potloodschets.’

Maar zelfs als hij op safe speelt, dan nog blijft Van Straaten een van de beste vertolkers van menselijke tekortkomingen in cartoonvorm.

Van Straaten, Peter – Weet mama hiervan?
De Harmonie, € 14,90
ISBN 978 90 6169 939 2

Deze recensie staat ook op het stripblog van Zone 5300.

Categorieën
Striprecensie Strips

Perverse Pinokkio

Subversieve versies van bekende sprookjesfiguren zijn een bekend fenomeen, en Pinokkio is dan ook al vaak bewerkt door verschillende stripmakers. Toch biedt Winshluss (pseudoniem van Vincent Paronnaud) met zijn vrijzinnige bewerking van het verhaal van Carlo Collodi een frisse blik. Nou ja misschien is de term vuig meer van toepassing, want dit verhaal staat stijf van de geperverteerde incarnaties van bekende personages.


Japie Krekel is niet het geweten van Pinokkio, maar een drankzuchtige, werkeloze luis die in zijn hoofd woont en zijn schrijversambities niet kan waarmaken. De Zeven Dwergen zijn proleten die een willoze Sneeuwwitje gangbangen. Pinokkio is geen houten pop die liever een echt mensenjongetje wil zijn, maar een robot vol wapentuig die door Gepetto is gemaakt om aan het leger te verkopen.

De neus doet boem!
Pinokkio’s neus groeit niet bij iedere leugen die hij vertelt, maar is een vlammenwerper. Daar komt de onfortuinlijke vrouw van Gepetto achter als ze dit uitsteeksel wil gebruiken om aan haar gerief te komen. Eigenlijk is Pinokkio niet meer dan een machine die door een ieder in een andere functie wordt ingezet, met vaak desastreuze gevolgen. Een wapen blijft nu eenmaal gevaarlijk, wie het ook hanteert.

Winshluss heeft het episodische verhaal prachtig gevisualiseerd: de avonturen van Pinokkio zijn nagenoeg tekstloos, alleen in de hoofdstukken over Japie Luis worden dialogen veelvuldig gebruikt. Paronnaud gebruikt een verschillend palet aan gereedschappen en wisselt geïnkte tekeningen af met potlood en waterverf. Dat de stripmaker ook in animatie werkt – hij was coregisseur van Persepolis – is aan zijn tekenstijl duidelijk te zien. Pinokkio is in een prachtige hardcover editie uitgegeven en zijn stevige prijs meer dan waard.

Winshluss – Pinokkio
(Oog & Blik/De Bezige Bij)
€ 34,90

Deze recensie stond in Zone 5300#89.

Categorieën
Strips

Autobiografisch strippen: Leuk en herkenbaar

Nederlandse stripmakers zijn eregast op het FICOMIC stripfestival in Barcelona. De autobiografie is in beide striplanden een belangrijk genre.

Nederland is dit jaar eregast op stripfestival FICOMIC in Barcelona dat deze week van 6 tot en met 9 mei plaatsvindt. Op de Nederlandse stand staat het thema autobiografie centraal, in de expositie zijn vier Nederlandse en vier Spaanse tekenaars aan elkaar gekoppeld op basis van overeenkomsten. Peter Pontiac en Miguel Gallardo zijn bijvoorbeeld generatiegenoten en hebben een achtergrond in de undergroundscène. Voor de expositie tekende de ene stripmaker een portret van de ander. Pontiacs grafische roman Kraut (2000) gaat over zijn vader die lid was van de SS. In de jaren zeventig maakte Pontiac al autobiografisch getinte strips over zijn drugsverslaving. Die verschenen in het striptijdschrift Gummi, waar ook Rudolf Kahls verstripte jeugdherinneringen aan naoorlogs Duitsland werden gepubliceerd.

Vanzelfsprekend
Logisch dat in Barcelona voor de autobiografie is gekozen, want het is een belangrijk genre binnen de Nederlandse en Spaanse stripcultuur. Gert Jan Pos, stripintendant van het Fonds BKVB en de drijvende kracht achter de Nederlandse aanwezigheid op FICOMIC, beaamt dat: ‘De autobiografie is zó belangrijk geworden dat je niet eens meer hoeft uit te leggen dat je een strip over jezelf maakt. Jan Kruis maakte in 1970 Jan Jans en de kinderen, waarvoor hij zijn eigen gezin als uitgangspunt nam. Toen was het nog niet evident dat je een strip over jezelf maakte, laat staan dat dit interessant zou zijn voor anderen. Dat is inmiddels helemaal veranderd.’

Pos ziet een verband met de maatschappelijke trend waarin mensen zichzelf blootgeven: ‘De Nederlandse strip volgt de trend van zelf het middelpunt van alle aandacht willen zijn. Er is geen enkele gêne meer. Miljoenen Nederlanders maken nu ook hyves-pagina’s en blogs waardoor je alles over ze weet.’

Floor-de-Goede-autostrip
Flo’s stripje is het met Pos eens.

De Grote Drie
De Nederlandse stripwereld kent een grote verscheidenheid aan autobiografische stripmakers. Gerard Leever maakt sinds 1980 zijn Gleevers Dagboek, Marq van Broekhoven haalt in Marq Denkt jeugdherinneringen op en vertelt wat hem bezighoudt en Floor de Goede trakteert zijn lezer dagelijks op een persoonlijk stripje op zijn site DoYouKnowFlo.nl.

In de jaren negentig begonnen Maaike Hartjes, Gerrie Hondius en Barbara Stok – de Grote Drie wat vrouwenstrips in Nederland betreft – met het maken van eigenzinnige autobiografische strips.
Stok, die een eenvoudige en herkenbare tekenstijl hanteert, won vorig jaar de Stripschapprijs voor haar oeuvre. Als twintiger kwam ze in aanraking met het werk van de godfather van de Amerikaanse undergroundstrips Robert Crumb. De undergroundscène uit de jaren zestig en zeventig en Crumbs autobiografische werk in het bijzonder zijn een belangrijke invloed op Nederlandse stripmakers. ‘Crumb maakte strips voor een volwassen publiek met volwassen thema’s en maatschappijkritiek. Zijn verhalen gaan over echte mensen en dat sprak me erg aan,’ zegt Stok.

Het tekenwerk van Crumbs vrouw Aline, dat kwalitatief minder indrukwekkend is, legde voor Stok de lat wat lager: ‘Zelfs bij zo’n tekenstijl kunnen de verhalen erg goed zijn. Ik vind dat ik leuk teken maar ik ben geen tekenvirtuoos.’ Als hobby ging ze strips maken over de dingen die ze had meegemaakt. Inmiddels zijn we vijf stripalbums verder. In persoonlijke verhalen geeft Stok met humor en relativering haar visie op de wereld: ‘De rode draad in mijn werk is dat ik opzoek ben naar wat ik belangrijk vind in het leven. Ik probeer anders aan te kijken tegen vaststaande waarden.’

Barbara_stok_autobio
Herkenbaarheid verklaart volgens Stok de populariteit van de autobiografie: ‘Het genre lijkt wellicht narcistisch, maar de verhalen gaan vaak ergens over. Ze gaan over herkenbare situaties, ze zijn vaak grappig en ook filosofisch.’ De Goede voegt hier nog aan toe dat het van belang is dat mensen weten dat de verhalen autobiografisch zijn en dat de strippersonages werkelijk bestaan. ‘Hoe langer je de strip leest hoe beter je de personages denkt te kennen. Dan wil je ze blijven volgen.’

Zwaar op de hand
Pos merkt een belangrijk verschil op tussen de Nederlandse autobiografen en hun Spaanse spiegelbeelden: ‘Ik wil niet te veel generaliseren maar Spanjaarden kunnen best wel zwaar op de hand zijn. Het zijn serieuze mensen. Maatschappelijke thema’s zijn populair in Spanje. Gallardo maakte bijvoorbeeld een strip over zijn autistische dochter. Hier is het over het algemeen iets lichter en trivialer.’

Flo door Spaanse stripmaker Ken Niimura

Floor de Goede is zo’n autobiograaf die het luchtig houdt. ‘Het moet wel een beetje grappig blijven,’ zegt Flo. ‘Soms wil ik er wel een beetje drama in verwerken, maar ik vind humor wel belangrijk. Zo moeilijk heb ik het helemaal niet, dus waarom zou ik er een drama van maken?’ Flo’s verhalen zijn een constructie en zijn niet altijd letterlijk gebeurd zoals ze verteld worden: ‘Waarheid is nu eenmaal erg saai.’ Toch zijn ze wel eerlijk. ‘Soms heb ik de neiging om een filosofische gedachte erin te stoppen, maar dat slaat dan eigenlijk nergens op, want zo filosofisch ben ik nou ook weer niet.’

Floor de Goede en Barbara Stok zijn twee van de in totaal vijftig stripmakers die naar Barcelona gaan. Hun ervaringen lezen we later vast terug in stripvorm.

Dit artikel is ook gepubliceerd in Het Parool van donderdag 6 mei.

Categorieën
Striprecensie Strips

Werk in uitvoering: Geslaagd experiment

In Werk in Uitvoering schetst stripmaker Martijn van Santen een wereld waar mens en dier door elkaar leven en waar de laatste soort het hoogste woord voert. De personages debatteren onderling heel wat af over carrièrekansen, risico’s nemen en over coherent samenleven.

Hoewel de gehele cast vol eenden, honden, pinguïns, dinosauriërs (!) en krokodillen zich kenmerkt door rake typeringen en originaliteit, steelt vooral het bijdehante Eitje de show. De scène waarin Eitje het met succes opneemt tegen een enorm rund, mag als een van de hilarische hoogtepunten uit deze strip worden beschouwd.

Van Santen verweeft de dagelijkse werkzaamheden van drie groepen met elkaar: een reclameteam probeert een onmogelijk product aan de man te brengen terwijl hun baas vecht met zijn innerlijke demonen en een webcomic-tekenaar het opneemt tegen een discriminerende middenstander.

Van Santen tekent aangename prenten met een fijne lijnvoering, al overheerst de tekst soms te veel over het beeld.

Nu al klassieke patstelling Eitje versus Rund.

Werk in uitvoering is een improvisatie-experiment, een webcomic die als feuilleton verscheen op de site stortbak.net. De stripmaker publiceerde een pagina zodra die af was, meestal drie per week. De strip dateert alweer uit 2007 en de vele knipoogjes naar het verschijnsel webcomics zijn wat achterhaald: de grote belofte die het medium indertijd leek te bieden is tot nog toe niet waargemaakt. Overigens won Van Santen met zijn comic indertijd een Clickie, de prijs voor webcomics die dit jaar weer uitgereikt zal worden op de Stripdagen Haarlem.

Los van de webcomicverwijzingen is Werk in uitvoering een interessant en gelaagd verhaal, dat ondanks de geïmproviseerde ontstaansgeschiedenis goed in elkaar steekt. Eind vorig jaar kwam de strip in eigen beheer uit: een veelbelovend albumdebuut.

Martijn van Santen – Werk in uitvoering
(Uitgeverij Stortbak)
€ 14,95

Deze recensie stond in Zone 5300#89.

Categorieën
Film Strips

John Waters in de Zone 5300

Deze aankondiging is even op de plank blijven liggen door het bloggeweld dat Imagine veroorzaakte, maar dan toch bij deze: Het nieuwe nummer van Zone 5300 ligt in de winkels. Waarom moet je hem kopen? Nou dat zal ik je vertellen.

Allereerst staat er een uitgebreid interview met de meester van de trash-cinema in, namelijk John Waters. Over zijn samenwerking met Divine, inspiratie, zijn geen moment saaie carrière en zijn oprechte liefde voor film: ‘Ik vind het zelfs fantastisch als er witte ondertiteling zit in een film met sneeuw!’ Vorig jaar was John Waters in Nederland en deed ook Cinema de Melkweg aan. Ik was daar aanwezig tijdens de vertoning van Polyester en de Q&A erna. Dat leverde dit verslag op.

Het interview in de Zone 5300 werd uitgevoerd door Frank Schonewille. Het interview werd tot een artikel bewerkt door Eric van der Heijden.

Verder bevat deze versche Zone een bijzonder project van Natasja van Loon en stripmaker Merel Barends. In Jager/Prooi vetellen ze elk een kant van hetzelfde verhaal.

Muziek
Ook zit er muziek in deze Zone. Oftewel: je krijgt er een gratis cd’tje bij. We Are The Chosen is een verzamelaar met maar liefst 19 nummers van striptekenaars die in de vijftien jaar van Zone’s bestaan met het magazine hebben gewerkt of dat nog altijd doen. Striptekenaars spelen namelijk niet zelden in een bandje. Daar moet mijns inziens toch eens een sociologisch onderzoek naar gedaan worden, naar de connectie stripmaker-muzikant, maar dat terzijde.

Verder bevat deze Zone natuurlijk strips en recensies (ook een paar van mij) en kost dit kleinood je slechts 6,50.

Meer weten over deze Zone 5300, numero 89 alweer, klik dan even door naar de Zone-site. Daar kun je meteen wat audiosamples luisteren van We Are The Chosen en – als je helemaal in een gekke bui bent – lezen hoe je abonnee kunt worden.

Categorieën
Strips

Laatste eer Kees Kousemaker

De Nederlandse stripwereld en de stad Amsterdam hebben deze week wat kleur verloren. Dinsdag 27 april overleed stripkenner Kees Kousemaker op 68 jarige leeftijd. De Nederlandse stripgeschiedenis gaat haar tweede fase in: het post-Kees Kousemaker tijdperk.

Illustratie: Yiri T. Kohl

Kees Kousemaker opende in 1968 stripantiquariaat Lambiek aan de Kerkstraat in Amsterdam, de eerste stripwinkel van Europa. Hij schreef boeken over strips, waaronder Strip voor Strip (1970), Wordt Vervolgd (1980), en De wereld van de Nederlandse strip (2005).

Vanaf 1986 hield hij in Lambiek met grote regelmaat exposities, onder meer van het legendarische Amerikaanse tijdschrift Raw, Guust-tekenaar André Franquin en Chris Ware. Zijn inspanningen werden ook over de grenzen erkend, en in 1995 bekroond met de Will Eisner Retailers Award.

In 2006 werd hij voor zijn verdiensten voor het beeldverhaal geridderd in de Orde van Oranje-Nassau. De laatste elf jaar van zijn leven hield Kousemaker zich vooral bezig met de Comiclopedia (www.lambiek.net), inmiddels uitgegroeid tot ’s werelds grootste database over strips en stripmakers.

Place to be
Stripantiquariaat Lambiek noem ik wel eens gekscherend het clubhuis van de Nederlandse stripwereld. Behalve interessante exposities en andere events die daar plaatsvinden, is daar iedere vrijdag is de losse vrijdagmiddagborrel. Het is een prachtige samenscholingsplek voor tout stripmakend Nederland.

De stripliefhebber, voorzichtig geïnteresseerde en verdwaalde toerist zijn er ook goed op hun plek. Het personeel heeft verstand van strips. Het beeldverhaal mag dan tegenwoordig een prominentere plaats hebben in de boekhandel, kennis over het medium zul je niet snel bij de doorsnee boekenboer vinden. In Lambiek is dat anders. Sterker nog, toen de stripwinkel opende kon je bijna nergens nog gewoon een stripje kopen.

Tot mijn spijt heb ik Kees nooit goed gekend. Ik kom de laatste jaren veel in Lambiek, maar toen was de dagelijkse gang van zaken reeds overgenomen door zijn zoon Boris. Ik kan je dus geen leuke anekdotes vertellen over Kees.

Ik was afgelopen donderdag wel in Lambiek toen de kist in de galerie stond. Het hout van de kist was prachtig voorzien van allerlei illustraties van Nederlandse stripmakers. Een mooi eerbetoon.

Vandaag wordt Kousemaker de laatste eer bewezen in de Amstelkerk te Amsterdam.

In memoriam
Kousemaker wordt ook op het web geëerd: Collega stripjournalist Peter Breedveld schreef een hartverwarmend stuk over Kousemaker. Jeroen Mirck, oud-stripjournalist, sprak weleens met Kees tijdens zijn bezoeken aan de stripwinkel en memoreert Kousemakers erudiete toespraken bij exposities. Mijn collega van Zone 5300, Natasja van Loon, schreef tevens een raak In Memoriam:

Kees Kousemaker was een drijvende kracht, een inspiratiebron, een ware pionier en held voor iedereen die de stripwereld een warm hart toedraagt, en is van onschatbare waarde voor het Nederlandse beeldverhaal geweest.

AT5 sprak in 2008 met Kees in verband met het veertigjarige bestaan van de stripwinkel. Zie hier de video die zich niet laat embedden.

Dat Kousemaker wel in was voor een geintje bewijst hij in deze webvideo. Een parodie op het televisieprogramma Kunst & Kitsch waarin Kousemaker als expert een rol speelt.

Categorieën
Strips

Interview Mike Mignola: Hellboy, de goede duivel

De Amerikaanse stripmaker Mike Mignola gaat de geschiedenisboeken in als de schepper van Hellboy. Niet gek voor een tekenaar die zich ooit goed genoeg vond om andermans werk te inkten.

Met Hellboy schiep Mike Mignola (1960) niet alleen een markant stripfiguur maar ontsloot hij ook een magische wereld die bol staat van de folkloristische verwijzingen, bovennatuurlijke elementen en Shakespeare citerende schurken. In de Amerikaanse stripwereld, gedomineerd door superhelden, is Hellboy een vreemde eend in de bijt. Met een rode huid, hoeven als voeten, een rechterhand van steen en een tweetal hoorns die uit zijn voorhoofd groeien, maar die hij klein houdt om ‘op straat niet op te vallen’, doet het demonische uiterlijk van dit duivelskind zijn naam eer aan. Kwaadaardig is hij echter niet, in tegendeel: Hellboy bestrijdt in dienst van het Bureau for Paranormal Research and Defence bovennatuurlijke monsters en kwaadaardige krachten.

Rouwdouwer
De rode rouwdouwer is deels op Mignola’s vader gebaseerd: ‘Ik wilde dat Hellboy ouder en een stuk taaier zou zijn dan ik. Mijn vader was van de Tweede Wereldoorlog-generatie en werkte als timmerman. Hij kwam altijd thuis met schaafwonden en droog bloed op zijn gezicht. Als je vroeg wat er gebeurd was, reageerde hij heel laconiek “Oh ja, ik bleef aan een spijker hangen” of “Mijn hand bleef in een machine steken.” Als iets in Hellboys hand bijt loopt hij ook gewoon door.’

Daarentegen zijn Hellboys persoonlijkheid en manier van spreken een afgeleide van Mignola zelf: ‘Omdat het schrijven voor mij nieuw was wist ik niet hoe ik een stem voor een personage moest vinden, dus hield ik zijn tekst dicht bij wat ik zelf zou zeggen. In principe heersen er twee stemmen in de Hellboy-strips: De slechteriken spreken Bijbelse en Shakespeare-achtige teksten. Hellboy is het andere deel van mijn brein, dat zich schaamt voor die dramatische speeches. Er is een scène waarin een vampier maar blijft oreren en Hellboy hem onderbreekt: “Grote woorden voor een man die geen broek aan heeft”.’

Noodlot
Hoewel Hellboy in de wereld is gebracht om een beslissende rol te spelen in het einde der tijden, weigert hij deze rol uit te spelen. ‘Dat zou iedereen doen als dat je lot was, denk ik,’ zegt Mignola. In de eerste comics ontkende Hellboy zijn lotsbestemming maar inmiddels heeft hij zich ontwikkeld: ‘Hoe lang kun je je personage laten negeren wie en wat hij is? Als Hellboy dat na vijf jaar nog zou doen, was hij een zwak figuur. Nu is zijn houding: “Ik zie wel wat er gebeurt.”‘

In tegenstelling tot de meeste superheldenverhalen had Mignola de oorsprong van Hellboy niet helder voor ogen toen hij hem in 1993 bedacht. ‘Het was in eerste instantie niet de bedoeling om uit te leggen wie dit personage was, het leek me gewoon leuk dat de good guy eruit zag als de duivel. Dat Hellboy uiteindelijk Het Beest van de Apocalyps bleek te zijn heeft zich op organische wijze ontwikkeld. Soms kun je verhalen maar tot op zekere hoogte sturen, ze gaan hun eigen weg.’

Deze manier van werken is typerend voor Mignola die soms uit onvrede halverwege het tekenen van een verhaal weer helemaal opnieuw begint. Zo liet hij zijn held aan het slot van een verhaal groots uitroepen dat hij naar Afrika ging, maar toen research naar Afrikaanse folklore weinig opleverde, liet Mignola Hellboy het merendeel van het verhaal The Third Wish op de bodem van de oceaan doorbrengen en het tegen een zeemonster opnemen. Het mogen tekenen van monsters is immers de reden waarom Mignola ooit strips is gaan maken.

Mignola aan het werk tijdens de stripbeurs in Breda

Nazi’s
Zijn aanhoudende fascinatie met monsterlijke wezens, folklore en spook- en pulpverhalen begon toen Mignola op zijn dertiende Dracula van Bram Stoker las: ‘Ik dacht: “Dit is het! Dit ga ik vanaf nu lezen, dit zal ik gaan tekenen, ik ben thuis!” Dracula was mijn eerste kennismaking met Victoriaanse gotische literatuur en tot op zekere hoogte folklore, want vampiers maken daar onderdeel van uit,’ zegt de stripmaker. ‘Toen ik met Hellboy begon wist ik dat alle folklore en mythologieën van de wereld mijn speelgoedkist zouden zijn. Ze bevatten fantastische personages met fantastische namen, en ik heb een hekel aan namen verzinnen. Waarom zou ik een stel fantasiekarakters bedenken terwijl er al een miljoen van dit soort fascinerende personages bestaan? En het behoort allemaal tot het publieke domein.’

Behalve magische figuren spelen in Mignola’s eerste verhalen ook nazi’s een belangrijke rol: ‘Ik gebruik ze in mijn strips omdat ik die ouderwetse, pulpachtige, stripsfeer wil. Ik groeide op met Marvel Comics, en veel van de karakters in dat universum hebben hun wortels in de Tweede Wereldoorlog. Mijn favoriete Marvel-schurken, de Red Skull en Baron Zemo, waren dan ook nazi’s. Bovendien zijn nazi’s perfecte schurken. Je hoeft niet uit te leggen waarom ze doen wat ze doen. Het zijn nazi’s!’

Liefdewerk
De aantrekkingskracht van de Hellboy-verhalen ligt volgens Mignola in het feit dat hij een strip maakt over zaken die hemzelf fascineren. ‘Ik denk dat het publiek oppikt dat wat ik doe me echt aan het hart gaat, het is een labour of love. In Amerika worden zoveel strips gemaakt door mensen die alleen met hun werk bezig zijn.’ Een herkenbare situatie voor de stripmaker die ondanks het feit dat hij door zijn eigenzinnige stijl als Auteur bestempeld mag worden, een bescheiden indruk maakt. In 1983 begon Mignola als inkter bij Marvel Comics omdat hij zichzelf niet goed genoeg achtte als tekenaar. ‘Ik had toen nog niet genoeg zelfvertrouwen om te tekenen. Maar ik bleek een heel slechte inkter te zijn.’ Redacteur Al Milgrom zag potentie in de jonge stripmaker en koppelde hem aan schrijver Bill Mantlo. Mignola viel voor het eerst op met hun vierdelige strip Rocket Raccoon, daarna tekende hij kort andere superheldenstrips, ook voor DC Comics, maar gelukkig werd Mignola er niet van: ‘Superheldenverhalen passen gewoon niet bij me. Het was verschrikkelijk.’

Van Gogh
Striplegende Jack Kirby, die in jaren veertig tot en met zestig zijn stempel op het superheldengenre drukte, is volgens Mignola op visueel en narratief vlak van grote invloed geweest op zijn vroege werk. Later zijn Mignola’s tekeningen steeds abstracter geworden, met een nadruk op vorm, kleur- en licht-donkercontrasten. ‘Op visueel vlak probeerde ik jarenlang als anderen te tekenen. Twintig jaar geleden begon ik me gelukkig te richten op wie ikzelf wilde zijn in plaats van iemand anders na te doen. Ik heb in de loop der jaren veel dingen uitgevogeld en ik voel me heel comfortabel met de manier waarop ik nu teken.’

Inspiratie haalt hij ook uit de schilderkunst: ‘Ik weet niet of je dat ooit in mijn werk terugziet, maar kunstenaars die gericht zijn op vorm hebben op dit moment een grote invloed, zoals Van Gogh.’

Mignola werkte gedurende zijn carrière mee aan een aantal films, waaronder als illustrator bij Bram Stoker’s Dracula. Ook was hij visueel adviseur van de twee Hellboy-films geregisseerd door Guillermo del Toro en betrokken bij de drie Hellboy-animatiefilms. Mignola schreef het merendeel van de Hellboy-strips en de afgeleide stripserie B.P.R.D., waarin Hellboys collega’s van het Bureau for Paranormal Research and Defence de hoofdrol spelen.

Door alle projecten was Mignola te druk om Hellboy te tekenen en daarom gaf hij in 2007 het potlood door aan Duncan Fegredo: ‘Dat was de moeilijkste zakelijke beslissing die ik ooit heb genomen, want Hellboy is mijn kindje.’ Toch mist Mignola zijn creatie wel en hoopt hij binnen een jaar weer zelf Hellboy op het papier te zetten. ‘Ik heb met Hellboy iets goeds ontworpen, want ik heb er altijd plezier in als ik hem teken.’ Toch blijft de stripmaker bescheiden. ‘Ik denk dat mijn strips beter gaan worden. I’m trying!’

Recent kwamen de eerste twee Hellboy-albums, Kiem van het kwaad en De duivel ontwaakt, uit in een Nederlandse vertaling bij Uitgeverij De Vliegende Hollander.

Dit interview is in VPRO Gids #15 gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Close-up van Art Spiegelman

AVRO Close Up presenteert zondag 25 april de documentaire The Art of Spiegelman, waarin een beeld wordt gegeven van striptekenaar Art Spiegelman. Een film van Clara Kuperberg en Joëlle Oosterlinck.

Spiegelman werd wereldberoemd met zijn schepping MAUS, een stripverhaal waarin hij vertelt hoe zijn ouders de Holocaust overleefden. Spiegelman zet in dit stripverhaal de nazi’s neer als katten en de joden als muizen. Daarmee maakte hij een boeiende parabel. Hij won er de Pullitzer Prize mee. Spiegelman (1948) is een striptekenaar die pas aan het werk gaat als er iets naars gebeurt: ‘Als ik aan de slag ga, dan is dat omdat ik het niet kan vermijden, (…) omdat ik iets moet verwerken door het concreet te maken in een stripverhaal.’

Maar al lang voor MAUS was Spiegelman een voorvechter van de strip als medium om mensen wakker te schudden. Zijn hartstochtelijke liefde voor de strip begon toen hij als jongetje een nummer van het alternatieve stripblad MAD in handen kreeg: ‘MAD’ leerde me te lezen, te kijken, en stimuleerde me om ook zo’n rebelse striptekenaar te willen worden.’

Spiegelman gaf zelf ook stripbladen uit waarin hij een podium bood aan striptekenaars die vernieuwend werk maakten. In 1980 begon hij samen met zijn vrouw Françoise Mouly het magazine RAW. In de jaren negentig deed hij de redactie van Little Lit, een stripanthologie in drie delen gericht op kinderen. Daarnaast tekende hij covers voor The New Yorker. Zijn covers waren vaak spraakmakend, zoals de cover waarmee hij reageerde op de vernietiging van de Twin Towers in New York, soms ook controversieel, zoals de tekeningen waarmee hij commentaar gaf op het Monica Lewinsky schandaal.

In de documentaire laat Spiegelman weten het moeilijk te vinden aan het werk te gaan: ‘Ik ben iedere ochtend bang dat ik niks heb om aan te werken. (…) Maar zo is mijn creatieve proces nou eenmaal: ik moet sterven en opnieuw geboren worden voor iedere pagina die ik teken.’

Zet in je agenda, blackberry, telefoon of schrijf het op je hand: AVRO Close Up ‘The Art of Spiegelman: zondag 25 april om 18.15 uur bij de AVRO op Nederland 2.

Meer over Art Spiegelman, zie Lambiek.net en deze biografie.