Categorieën
Strips

Jean-Marc van Tol vertelt…

Mensen met verstand van zaken die met passie over hun onderwerp vertellen. Dat zie ik graag.

Bij DWDD kennen we fotograaf Hans Aarsman die vanuit expertise foto’s analyseert. Ook Joost Zwagerman mag een keer per maand een interessant verhaal houden over een bepaald kunstwerk. Eric Corton besprak een tijd lang via videocolumns cd’s voor de NRC.

In de stripwereld hebben we Jean-Marc van Tol, de stripmaker van Fokke & Sukke, uitgever en de nieuwe presentator van het stripprogramma Beeldverhaal dat in oktober bij de VPRO op de buis komt.

Van Tol zet sinds deze week stripbesprekingen op YouTube. Erg leuk, ontspannen en interessant. Hieronder Van Tols bespreking van Rabatés Een tweede jeugd. Ik kreeg na het zien meteen zin om het album bij de stripwinkel te halen.

Wat mij betreft zien we Van Tol binnenkort aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk.

Eerder besprak Van Tol Ghost World van Daniel Clowes en de Vlaamse stripmaker Willy Linthout, waar hij zelf ook een album van uitgaf.

Categorieën
Strips

Geschiedenisles met strips

Stripmaker Eric Heuvel is gespecialiseerd in het maken van educatieve strips en verbeeldde de Tweede Wereldoorlog in Nederland maar ook in Zuidoost-Azië. ‘Het moet allemaal kloppen’

Eric Heuvel wilde eigenlijk geschiedenisleraar worden, maar na zijn diensttijd bleek daar weinig brood in te verdienen. Uiteindelijk voegt hij met zijn educatieve strips toch iets toe aan het geschiedenisonderwijs.
Tien jaar geleden las de stripmaker in de krant dat het bij, met name jongeren, slecht gesteld was wat betreft de kennis van geschiedenis. ‘Tot mijn schrik bleek dat studenten niet wisten of Hitler nu voor of na Napoleon kwam.’

Holocaust
Als kind las Heuvel de educatieve strip Uit de verhalentrommel van oom Wim in stripblad Robbedoes. Met het idee om strips in te zetten om kennis over te dragen, benaderde Heuvel de Anne Frank Stichting waar hij toen al mee samenwerkte voor de Anne Frank Krant. Ze maakten samen twee albums: De ontdekking behandelt de Tweede Wereldoorlog en de bezetting in Nederland, terwijl het vervolg De zoektocht dieper ingaat op de holocaust.

Het meest recente boek, De Terugkeer, werd gemaakt in samenwerking met het Indisch Herinneringencentrum Bronbeek. In dit album keert opa Bas met zijn nichtje terug naar Indonesië in de hoop een oude liefde terug te vinden. Als kind groeide hij op in Nederlands-Indië, hij maakte de Japanse bezetting mee en streed als Nederlandse soldaat tegen de Nationalisten in de Indonesische onafhankelijkheidstrijd.

Net als de andere verhalen haalt een ouder familielid herinneringen op met een jonger familielid. ‘Die raamvertelling moet je zien als een vehikel om een heleboel over het voetlicht te brengen. We schakelen ook veel tussen het heden en het verleden om de doelgroep aan te spreken,’ vertelt Heuvel.
‘Het taalgebruik in de strips is eenvoudig, want we maakten ze oorspronkelijk voor het vmbo. Maar het bleek zo succesvol dat de strips ook in de onderbouw van de havo en het vwo worden ingezet. Dat kan ook heel makkelijk door er ander lesmateriaal bij te ontwikkelen.’ De Anne Frank Stichting zoekt nog uit in hoeveel klassen en in welke onderwijsvormen de strips daadwerkelijk worden gebruikt. De Ontdekking en De terugkeer werden als Nationaal geschenk aangeboden aan respectievelijk alle tweede en derde klassen van het voortgezet onderwijs. De albums zijn ook in de winkel verkrijgbaar en in het buitenland uitgegeven.

Experts
De personages zijn fictief, maar de scènes uit de strip zouden wel zo gebeurd kunnen zijn. Bij educatieve strips staat de feitelijke juistheid van het verhaal immers voorop. Het script, geschreven door Heuvel en Ruud van der Rol, wordt voorgelegd aan een groep experts, op hun advies wordt het scenario op veel punten aangepast. ‘We kregen zelfs advies van antropologen. Je hebt immers toch te maken met een andere cultuur. Hoe beweegt een Indische persoon in wat toen een racistische maatschappij was. Men moest bijvoorbeeld vaak achterwaarts een ruimte verlaten.’

‘Bij De Terugkeer hadden we te maken met veel deskundigen uit de Indische gemeenschap en ook heel veel gevoeligheden. Het verhaal is ook duidelijk gecompliceerder dan de eerdere albums waarbij het toch een goed versus slecht scenario betrof. Terwijl ik van de Joodse gemeenschap vrijwel nooit kritiek heb gekregen, komt vanuit de Indische gemeenschap, die uit veel meer partijen bestaat, geregeld kritiek of we bepaalde dingen niet anders hadden kunnen aanpakken.’

Dienstbaarheid
Kan de tekenaar ondanks alle restricties zijn ei goed kwijt bij het maken van educatieve strips? ‘Je moet je als tekenaar heel dienstbaar opstellen en geen enorm ego hebben. Soms moet je daarom een mooie scène of een bepaalde locatie schrappen omdat dit historisch niet juist is. Je moet ook altijd in je achterhoofd houden wat je kan tonen aan kinderen van dertien of veertien jaar. Die moet je niet confronteren met traumatische zaken.’ In De Zoektocht wordt de vergassing van de joden in Auschwitz-Birkenbau dus niet expliciet uitgebeeld. Heuvel ziet zijn strips als een manier om voor het eerst met deze onderwerpen in aanraking te komen, de lezers kunnen zich later nog verdiepen.

Voor onderzoek bezocht Heuvel concentratiekampen en Indonesië om foto’s en video-opnames te maken. ‘Ik wilde veel praktische details weten, maar je moet daar ook rondlopen om de dimensies van dingen te ervaren. Dat zie je vaak niet goed op een foto.’ Het bezoek aan concentratiekampen lieten Heuvel niet onberoerd. ‘Het gaat je niet in de koude kleren zitten. Bij terugkomst zit je met al die beelden en emoties en dat moet je dan ook nog eens gaan tekenen. Ik zou zo’n verhaal niet snel meer maken, denk ik.’

Heuvel richt zich tegenwoordig ook op hedendaagse geschiedenis met een persoonlijk tintje. In het kader van het kunstproject Vindus Vinex, dat als doel heeft bewoners met elkaar te verbinden, maakte Heuvel samen met scenarist Hein Walter een stripalbum vol verhalen van de bewoners in de Landstrekenwijk in Lelystad. De bewoners worden geobserveerd door de geest van een Romeinse legerleider. Toch nog een linkje met de geschiedenis dus. Het album verschijnt eind maart.

Dit artikel stond dinsdag 29 maart in Het Parool.

Categorieën
Strips

Beeldverhaal: Nieuw tv-programma over strips

In oktober komt er een nieuw stripprogramma op de buis, toepasselijk Beeldverhaal genoemd. Jean-Marc van Tol doet de presentatie.

Barbara Stok en Jean-Marc van Tol tijdens de opnames van 'Beeldverhaal'. Bron: Human Factor

De 8-delige tv-serie zal thematische afleveringen bevatten. ‘We nemen een stripfiguur als uitgangspunt,’ legt Gert Jan Pos uit. De stripintendant bij het Fonds BKVB schreef de scenario’s van de serie. ‘Superman is het uitgangspunt in de aflevering over Amerikaanse superhelden. We beantwoorden ook de vraag waarom helden in Amerika kunnen vliegen en in Europa niet. De aflevering over autobiografische strip begint bij Jan, Jans en de Kinderen, want Jan Kruis nam in het begin zijn vader als model voor het personage Jan Tromp. Later is de stripmaker daar zelf het model voor geworden. We vragen Kruis waarom hij nooit een strip over zichzelf heeft gemaakt en aan stripmakers als Barbara Stok en Maaike Hartjes waarom ze dat hebben gedaan. Een uitzending gaat dus niet alleen over het poppetje maar ook over de grens van het realisme. Er zit altijd weer een verhaal onder.’

Uiteraard mag de heer Bommel niet in de reeks ontbreken. ‘De aflevering over Ollie B. Bommel zal gaan over de Nederlandse strip en fabeldieren in de strip. We beginnen bij Reinaert de Vos en eindigen bij Tom Poes,’ vertelt Pos. Verder zullen manga en de undergroundstrip aan bod komen.

De presentatie is in handen van Jean-Marc van Tol, die met Pos en Pieter Klok de redactie van het programma vormt.

Nieuws over het nieuwe programma is al ‘uitgelekt’ op het web: Van de week meldde Maaike Hartjes op haar blog dat ze samen met Floor de Goede is geïnterviewd over haar autobiografische strips voor het programma. Ook de site van Human Factor TV, dat het programma produceert, maakt er kort melding van. Michiel van de Pol maakte zelfs een stripje over zijn ervaringen met de filmploeg.

De eerste aflevering wordt 29 oktober om 23.05 bij de VPRO uitgezonden op Ned2. Afleveringen duren ongeveer 30 minuten.

Dit artikel is maandag 28 maart in Het Parool gepubliceerd.

Categorieën
Striprecensie Strips

Prelude: Opkomst en ondergang van Fokke & Sukke

De ontstaansgeschiedenis van Fokke & Sukke in stripvorm. Een briljant idee natuurlijk en fantastisch uitgevoerd. Ik heb in tijden niet zoveel lol gehad met het lezen van een biografische strip.

Sinds Jean-Marc van Tol Prelude: Opkomst en ondergang van Fokke & Sukke aankondigde, nu alweer zo’n anderhalf jaar geleden, heb ik er reikhalzend naar uitgekeken. Ik ben namelijk een ontzettende fan van Fokke & Sukke. Omdat Van Tol doorgaans druk is met het maken van cartoons en nog wel eens een strip uitgeeft van andere stripmakers, duurde het even voordat het album af was. Het was het wachten waard.

Herpublicaties
Van Tol vertelt in Prelude de ontstaansgeschiedenis van het beroemde stripduo. Van het moment in de pilsenerclub ‘De Engelse reet’ dat Bastiaan Geleijnse aan Van Tol opperde dat ze samen een strip moeten gaan maken tot en met de eerste publicatie van een Fokke & Sukke cartoon. Tussen deze momenten zitten verschillende fasen waarin het duo langzaam uitgevonden werd, want studiegenoten Geleijnse, John Stuart Reid en Van Tol kwamen niet zo maar op de succesvolle cartoonreeks.

Het leuke is dat in Prelude de strippogingen die Fokke & Sukke voorgingen er ook in staan. Evenals de allereerste Fokke & Sukke cartoons, fotomateriaal en achtergrondinformatie.

Het is interessant om de tekenstijl die Van Tol toen hanteerde te vergelijken met hoe hij de rest van Prelude heeft getekend. Nu zet hij zijn tekeningen met een schijnbaar nonchalance op het papier met een fineliner (zoals we iedere avond in DWDD kunnen zien). Toen tekende hij gedetailleerder in meer klassieke mainstream stijl.

Feest der herkenning
Amsterdam, de stad waar de drie heren studeerden, speelt een belangrijke rol in het verhaal. Van Tol zet de locaties rondom het Spui en de gebouwen van de UvA herkenbaar neer. Sowieso is de strip voor een UvA alumni als ik een feest van herkenning, maar voelt extra vertrouwd omdat er bekende figuren een rol vervullen: zoals Ronald Giphart,  aan wie Van Tol ooit een boze brief schreef omdat diens tweede roman hem zo tegenviel. Ook Erik Noomen, toen redacteur bij het studentenweekblad Propria Cures, Mark Burema (tegenwoordig hoofdredacteur van GeenStijl) en Maarten Moll, recensent en journalist bij Het Parool. Zelfs culinair journalist Johannes van Dam heeft een cameo.

Saillant detail: de meeste mensen die erin voorkomen hebben de strip gelezen. Hun reactie erop is ook in het album te lezen.

Prelude eindigt op het moment dat de eerste cartoon van Fokke en Sukke gepubliceerd wordt. Volgens de overlevering was dit in Propria Cures. Dankzij Prelude weten we dat de waarheid genuanceerder en ingewikkelder is. Tenminste, Van Tols waarheid op de gebeurtenissen.

Stripgeschiedenis: De allereerste Fokke & Sukke uit december 1993

Tekenplezier
Biografische strips zijn doorgaans niet erg fijn leesvoer. Ze zijn vaak erg serieus van toon, hypercorrect en behoorlijk droog. Denk maar aan de stripbiografie van Anne Frank, Nelson Mandela en dat soort boeken. Bij Prelude straalt de lol die Van Tol ongetwijfeld had bij het tekenen, van het papier en werkt aanstekelijk. De stripmaker heeft aangegeven inmiddels met deel 2 van deze geschiedenis bezig te zijn. Eind dit jaar mogen we die in de boekhandel verwachten. Een boek waar ik wederom naar uitkijk.

Jean-Marc van Tol – Prelude: Opkomst en ondergang van Fokke & Sukke
Uitgeverij Catullus, €11,95
ISBN 9789078753292

4 sterren!

Categorieën
Film Strips

‘Superheldenfilms zijn oerconservatief’

Donderdag promoveert Dan Hassler-Forest met zijn proefschrift ‘Superheroes and the Bush Doctrine: Narrative and Politics in Post­ 9/11 Discourse’.

Fotomontage van Brandon Routh als Superman voor een Amerikaanse vlag.

Hassler-Forest is onderzoeker en docent Engelse taal en cultuur en geeft ook lessen over de graphic novel aan de UvA.Volgens zijn onderzoek ondersteunen superheldenfilms die tijdens het presidentschap van George W. Bush verschenen impliciet diens beleid en liggen conservatieve waarden aan hen ten grondslag.

Aan de ene kant kan het succes van iconische figuren als Batman, Superman en Spider-Man gekoppeld worden aan hun herkenbaarheid, maar superhelden worden ook sterk geassocieerd met Amerikaanse politiek en ideologie. Hun opmars in de periode 2002-2008 moet daarom ook bezien worden vanuit hun ideologische inhoud en de manier waarop het genre is verbonden aan de Amerikaanse cultuur en geschiedenis, aldus het proefschrift van Hassler-Forest.

De onderzoeker was de afgelopen dagen vaak in het nieuws om over zijn onderwerp te praten. In de NRC gaf hij het volgende voorbeeld uit Superman Returns:

“Je zou denken: Superman gaat het conflict in het Midden-Oosten oplossen”, aldus Hassler-Forest. “Maar wat doet-ie? Hij gaat achter bankrovers aan. Zoals Umberto Eco al schreef: Superman houdt zich bezig met de symptomen, maar pakt nooit de onderliggende problemen aan.” Wel ziet Hassler-Forest de film als een manier om met het trauma van 9/11 om te gaan. In de film voorkomt Superman dat een vliegtuig in een vol stadion crasht – opnieuw een ramp, maar deze keer is er de superheld.

Dat Superman, de grootste padvinder onder de superhelden, conservatief is staat als een paal boven water. Hij strijdt immers voor Truth, Justice in the American Way. Ook de films over Iron Man hebben volgens Hassler-Forest de boodschap dat een oerconservatieve, hoogtechnologische en steenrijke supermacht op orde op zaken kan en moet stellen. Ook Bruce Wayne zou dit idee volgens hem belichamen. Uit De Volkskrant: ‘Waarom is Bruce Wayne Batman? Omdat hij enorm rijk is, vrijgesteld, technisch superieur en blank. Hij komt nu en dan uit zijn villa om in te grijpen.’

Ouderwetse rolverdeling
In het stuk in NRC wijst de onderzoeker erop dat de rolverdeling tussen de seksen in de wereld van Iron Man een klassieke is: ‘In Iron Man heeft de mannelijke held een natuurlijke affiniteit met technologie en heeft zijn vrouwelijke assistente een verzorgende rol.’

De uitspraken bieden stof tot nadenken, maar vragen ook om toetsing. Ik ben dan ook erg benieuwd naar het proefschrift van Hassler-Forest en kom er vast nog op terug zodra ik de tekst gelezen heb. Ik kijk al een aantal jaar met veel interesse naar stripverfilmingen en superheldenfilms in het bijzonder.

In 2003 studeerde ik af aan de UvA met mijn scriptie over stripverfilmingen. Hierin onderzocht ik de films Spider-Man, Batman (van Tim Burton) en Hulk. Mijn vraagstelling ging echter niet over de onderliggende ideologie, maar over hoe de vertaling van strip naar film verloopt. Ik onderzocht welke elementen vertaald kunnen worden en welke moeten worden aangepast om een superheldenstripverhaal geloofwaardig op het witte doek te brengen.

Ik kijk met veel plezier terug naar het schrijven van mijn scriptie: ik vond het heerlijk om zes maanden ondergedompeld in de superheldenstrips en – films te zijn en erover te schrijven. Ook heb ik in de loop der jaren vaak genoeg gebruik van de teksten uit mijn scriptie kunnen maken.

(Met dank aan Abel Schoenmaker die me op het promotieonderzoek wees.)

Categorieën
Strips

Pulpmania: Pulpman verzameld

Liefhebbers van de strips van Fred de Heij, en daar schaar ik mezelf ook onder, kunnen hun lol op, want recent werden Pulpman #10 en Pulpmania gepubliceerd, een bundel verhalen uit het magazine.

Een groot deel van de bundel staat vol met de verhalen over Pulpman zelf: een vreemde figuur met een clownesk uiterlijk, een opportunistische antiheld. De wereld van de pulp bevat personages met een dubieuze moraal – ze vormen in dat opzicht een spiegel van de mensheid.

De Heij tekent in een realistische stijl. Hij dient zijn verhalen sappig op met een dosis geweld en de nodige seks. Zoals bekend, schroomt De Heij in zijn verhalen niet om, vaak prachtig getekende vrouwen, te pas te laten penetreren. Ook hebben veel verhalen een bovennatuurlijk tintje. Ze zijn een interessante combinatie tussen aardse handelingen (seks) en fantastische transformaties en gebeurtenissen.

In Pulpmania zijn de vervolgverhalen ‘Kapitein Pulp’ (Pulpman als piraat) en ‘Biechten’ opgenomen. Het feit dat je de verhalen nu in een ruk uit kunt lezen, geeft de bundel een meerwaarde. Zelf hou ik er niet zo van om strips in afleveringen te lezen.Hopelijk mogen we in Pulpmania #2 meer lange verhalen verwachten.

In ‘Biechten’ weet Alice op slinkse wijze uiteindelijk de familieranch van haar pleegvader te bemachtigen. Door alle familieleden af te werken, weet ze de concurrentie stuk voor stuk uit te schakelen. Als toetje lukt het haar zelfs om de priester bij wie ze haar zonden opbiecht, op seksueel vlak te corrumperen. (Niet dat dit gezien de huidige misbruikschandalen in de katholieke kerk echt een prestatie is natuurlijk, maar dat terzijde).

Tot mijn grote plezier staat het verhaal ‘Zingeving’, dat ik voor Pulpman heb geschreven, er ook in. Hierin draait het allemaal om Dante die door een demon bezeten raakt. Dit stelt hem in staat om wraak te nemen op iedereen die hem recent heeft benadeeld. De samenwerking met Fred beviel goed en ik hoop binnenkort een vervolg te schrijven.

Commentaar in stripvorm
In het korte verhaal ‘Sigmund’ neemt Pulpman de praktijk over van Neerlands bekendste strippsychiater. Fatima van de strip S1ngle is een van de patiënten. Ze beklaagt zich over het feit dat ze nog steeds vrijgezel is. ‘Ja. Hè. Hè. Tuurlijk ben je single. Je ziet er toch ook niet uit.’ Pulpman vindt het maar niets dat ze maar met één oog getekend wordt. Haar uiterlijk zou irritatie opwekken. ‘Aanstellerig gedoe,’ vindt hij dat. Later komt Maaike Hartjes de praktijk binnenlopen, Fred heeft haar getekend in de simpele stijl waarin de stripmaakster zichzelf jaren tekende in haar dagboekstrip. Pulpman denkt dat het kleine poppetje een beestje is en stampt erop.

Toen deze strip in Pulpman #7 stond, vroeg ik De Heij op de Stripdagen Haarlem wat hij precies met deze strip wilde uitdragen.
‘Die heb ik gemaakt omdat het leuk is,’ zei de stripmaker in de stand van uitgeverij Xtra. Wilde hij misschien commentaar geven op de strips die hij aanhaalt?
‘Niet op Maaike Hartjes en Sigmund, maar wel op S1ngle. Dat vind ik geen leuke strip. Die lijnvoering, daar hou ik gewoon niet van.’
Fred pakte de betreffende strip er nog even bij. ‘Nou, dat is toch grappig. Een andere reden is er niet, hoor. Ik hoef niet een of andere onbekende fluttekenaar aan te pakken. Deze mensen zijn zo bekend, die kunnen er ook wel tegen. Ik denk dat ze er ook om kunnen gniffelen.’
En daar draait het in de meeste strips van Pulpman om: absurde, overdreven pulpverhalen vol seks en geweld die vooral bedoeld zijn om een glimlach los te maken bij de lezer. Dat is met Pulpmania bij mij zeker weer gelukt.

Categorieën
Strips

De Stripvrijplaats van Het Parool: een terugblik

Inmiddels staat op de strippagina, achter de PS in Het Parool, sinds 24 januari de cartoon The flying McCoys van de Amerikaanse broers Glenn and Gary McCoy. Daarvoor was die plek gereserveerd voor de Stripvrijplaats. Sinds begin oktober vorig jaar stond daarin iedere week een andere cartoonist. De makers ervan waren vaak lezers van de krant. Een terugblik met drie deelnemers.

De Stripvrijplaats stond op de plek waar eerst The Argyle Sweater te lezen was. ‘We vonden die strip niet meer zo leuk en wilden er iets anders voor zoeken,’ legt John Koning, artdirector van Het Parool, uit. ‘Het leek ons leuk om een oproep te doen aan de lezers, om te zien wat daar uit zou komen. Dat doen we wel vaker. In de zomer plaatsen we bijvoorbeeld een paar weken de rubriek ‘Beter dan Peter’: lezers mogen zelf teksten verzinnen bij een illustratie van Peter van Straaten.’ Op de oproep voor de Stripvrijplaats kreeg de redactie honderden inzendingen binnen. ‘Lang niet alles was publicabel, ik denk een op de tien, een op de twintig van wat er binnenkwam,’ zegt Koning. ’90 procent van de inzendingen was afkomstig van lezers, de rest van professionals.’

'Amsterdagen' door Mike Monaghan

Kritiek
De krant kreeg nogal wat kritiek vanuit de beroepsgroep. Stripmaker Sandra de Haan begon een speciale actiepagina op Facebook: stripmakers zouden geen gratis strips aan kranten moeten leveren. De Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers (BNS) stuurde een brief. De leden van de BNS wilden een signaal afgeven dat professionele stripmakers hun beroep niet meer kunnen uitoefenen als ze niet normaal betaald worden voor hun werk. Men had wel begrip voor het feit dat de budgetten voor strips steeds kleiner worden, maar hoopte dat de Stripvrijplaats-actie niet de norm zal worden. Koning: ‘We hadden de oproep in eerste instantie wat onhandig geformuleerd. Daardoor ontstond het idee dat we voor weinig geld altijd strips op de strippagina wilde hebben. Ik kon me de kritiek dus wel voorstellen.’

Professioneel cartoonist en stripmaker Djanko (Herman Jan Couwenberg) stuurde wel een paar oude cartoons, aangepast aan het formaat van de krant, in: ‘De ene tekenaar doet uit principe niet mee omdat hij het broodroof vindt, ik heb dit keer niet gekozen voor de principiële houding. Als vrijwilligersbijdragen de standaard worden bij kranten, zou ik dat als professioneel tekenaar niet leuk vinden. Het is natuurlijk wel een vak. Ik zag de Stripvrijplaats echter als een etalage voor mijn werk. Nu heb ik best een paar leuke plekjes om te publiceren, maar ben ik altijd op zoek naar een mooi podium.’

Djanko, die veel tekent voor vakbladen maar ook stand-up cartoons maakt tijdens seminars en congressen, geeft toe dat het moeilijke tijden zijn voor cartoonisten. Recent raakte hij enkele publicaties kwijt. ‘Mensen zijn wat minder trouw dan vroeger. Je wordt wat makkelijker in of uit een blad gezet. Dat is natuurlijk niet altijd prettig. Anderzijds freelance ik al twintig jaar, dus ik ben het wel gewend.’

Nu was het de Parool-redactie niet te doen om via de rubriek een nieuwe vaste cartoonist voor de krant te vinden, noch om zo eindeloos aan gratis strips te komen. ‘De stripvrijplaats is altijd als een tijdelijke rubriek bedoeld,’ zegt Koning. ‘Toen eenmaal duidelijk was dat het iets voor de lezers was, konden de meeste mensen daar wel mee leven. Sommigen vonden het niveau van de cartoons beneden peil en niet geschikt voor publicatie. Daarover kun je van mening verschillen. Om geselecteerd te worden moesten de cartoons een beetje leuk getekend zijn. Nog belangrijker: je moest erom kunnen (glim)lachen.’

Amsterdamse taferelen
Dit uitgangspunt sluit mooi aan bij de filosofie van Mike Monaghan wiens reeks Amsterdagen gepubliceerd werd in de rubriek. ‘Cartoons zonder humor, vind ik niets,’ zegt Monaghan. ‘De kracht bij cartoons ligt vooral bij de humor en niet zo zeer bij de tekenstijl. Een goede tekening is niets zonder een goed verhaal.’

De Engelse Monaghan woont reeds twintig jaar in Amsterdam. In het dagelijks leven is hij conciërge op een basisschool voor kinderen met leer- en gedragsproblemen, muzikant en illustrator van kinderboeken. Cartoons zijn voor hem een hobby, al geeft hij op zijn site drawingcartoon.net wel instructies in het maken van cartoons: ‘De boeken en sites over cartooning gaan altijd over tekentechniek. Ik vind dat iedereen die het wil kan tekenen. Ik wil mensen stimuleren om zelf een potlood op te pakken en dat ze het verzinnen van cartoonideeën gaan ontwikkelen.’

In de reeks cartoons Amsterdagen toont Monaghan in sfeervolle, tekstloze tekeningen enkele taferelen die de Amsterdammer bekend zullen voorkomen. Zoals een hondeneigenaar met een poepzakje die verwijtend wijst naar de hoop poep achtergelaten door de knol van een politie te paard. En een geparkeerde auto langs de gracht die aan alle kanten is ingesloten en onmogelijk kan uitparkeren. Monaghan: ‘Ik wilde niet de heftige, donkere kant van de stad laten zien, maar juist de luchtige kant. Als je er op gaat letten zie je dat het dagelijkse leven veel humor bevat. Dat vind ik prachtig om mee te maken.’

Cartoon van Joost van Praag Sigaar

Absurd
Joost van Praag Sigaar, freelance reclame copywriter, tekende zijn licht absurde cartoons speciaal voor Het Parool. ‘Ik heb met de Stripvrijplaats meegedaan om te zien of ik er tussen kon komen.  Het bedenken van dit soort grapjes ligt een beetje in de lijn van mijn werk. Op de middelbare school en tijdens mijn studie zat ik altijd tijdens de les te tekenen, tegenwoordig teken ik niet meer. Ik nam mezelf voor niet langer dan een week over de serie te doen. Een echte cartoonist moet immers ook iedere dag een cartoon kunnen afleveren.’

Van Praag Sigaar maakte een cartoon waarin een mannetje slaaf vrije chocolade eet en opmerkt dat hij toch iets mist. Een maatschappijkritisch statement van de reclamemaker? ‘Dat vind ik zelf een van de leukste, omdat er echt een grapje in zit. Maar hij is niet maatschappijkritisch bedoelt,’ zegt Van Praag Sigaar. ‘Slaaf vrij kun je op meerdere manieren uitleggen. Bijvoorbeeld dat er geen slaaf als ingrediënt in zit. Of dat het opeens niet lekker is als het niet door slaven gemaakt is. Het is dus eigenlijk onzin, maar je kunt het toch herleiden naar wat ik bedoel.’ In een andere cartoon verkondigt een doppinda aan zijn vader dat hij later een popster wil worden. ‘Nee jongen,’ antwoordt de ouder, ‘je wordt een doppinda, net als je vader.’ Van Praag Sigaar: ‘Ik hou ervan als dingen ontnuchterend zijn. Mensen nemen zichzelf vaak heel erg serieus en dan vind ik het wel grappig om daar een kleine voetnoot bij te plaatsen.’

Tragiek
In de cartoons van Djanko draait het vooral om een tragikomische kijk op het leven. In een cartoon staat een spookrijder vast in de file. In een andere wordt een zelfmoordenaar, die met een touw om zijn nek op het punt staat om de stoel onder zijn voeten vandaan te duwen, aangesproken door een vrouw: ‘Mag ik die stoel, of heb je hem nog nodig?’ Djanko: ‘Ja, die is heel triest. Ik hou zelf erg van een tragische ondertoon. Ik wil niet bewust kwetsen, maar ik wil wel met een glimlach de kern van een onderwerp raken. Blijkbaar heb ik een soort van universele humor. Een  breed publiek van jong tot oud vindt mijn cartoons leuk.’

De drie cartoonisten geven toe dat ze, behalve leuke reacties van bekenden en collega’s, tot nu toe niets aan de publicatie in de krant hebben overgehouden. ‘Ik kreeg in die periode wel een opdracht van vormgevingsbureau uit Amsterdam, maar ik kan niet zeggen dat dit iets met Het Parool te maken heeft,’ zegt Djanko. ‘De opdrachtgever noemde de krant wel, maar kende mijn werk al.’

Is volgens John Koning de Stripvrijplaats voor herhaling vatbaar? ‘Je zou het in de zomer vier weken kunnen doen en daar een plekje voor in de krant kunnen creëren. Ik zou het niet zo snel meer op de strippagina zetten, daar moet weer een permanente strip staan.’

Dit arikel is geschreven in opdracht van Het Parool.

Categorieën
Media Strips

De Stripdagen in beeld

De Stripdagen van het Stripschap werden afgelopen weekend in Gorinchem gehouden. Het is interessant om te zien hoe de media de stripbeurs behandelen. De beeldvorming blijkt het clichébeeld van eenzame stripverzamelaars niet tegen te spreken.

RTV Rijnmond maakte een ‘sfeerimpressie’ van de stripdagen. Deze blik op de beursvloer bevestigt vooral het beeld dat veel mensen van een stripbeurs hebben: vrijgezelle mannen op leeftijd die een krabbel bij hun favoriete tekenaar komen scoren of door karntonnendozen bladeren op zoek naar een kleinood om de verzameling te completeren. Verder zijn er weinig vrouwen te zien en blijft de interviewer vooral hangen bij oudgedienden als Jan Kruis en Martin Lodewijk.

Een fan van Storm is erg in zijn nopjes met de pin-up van Roodhaar die Romano Molenaar voor hem heeft getekend. ‘Ik kom alleen op de beurs voor de tekeningen.’

Het beeld dat de reportage geeft is duidelijk. We zien eenzame verzamelaars en geilaards die zich verlustigen sexy stripfiguurtjes. Overigens staan er in het shot van de Roodhaar-fan ook enkele vrouwen op de achtergrond. Maar hen wordt niets gevraagd. Het erkennen van hun aanwezigheid zou het clichébeeld maar aantasten. Stel je voor.

De reportage van journalist Geert-Willem Overdijkink duurt maar liefst 8 minuten. Neem er een kopje koffie bij om de ogen open te kunnen houden.

Het kan natuurlijk nog gekker. Pownews was ook op de Stripdagen en, zoals het een actualiteiten programma betaamt, schetsen zij een genuanceerd beeld van de beurs, ontdaan van enige vooringenomenheid. Niet dus. Zoals we van GeenStijl gewend zijn tonen ze een karikatuur van de Stripdagen.

Pownews zocht de grootste dwaallichten op de beursvloer uit en plakte hun wereldvreemde uitspraken achter elkaar. Er komt ook nog een heuse stripmaker aan het woord, namelijk Jean-Marc van Tol. Die ken ik als een welbespraakt professional, maar Pownews wist het interview met hem tot een verdraaid en onsamenhangend geheel te maken.

De reportage begint op 6.34 en eindigt rond 7.30.

Get Adobe Flash PlayerAls het niet mogelijk is Flash te installeren kunt u de video bekijken via deze link.
.

(Mocht de video niet werken, check hem dan hier.)

Betere antireclame voor de Stripdagen en stripbeurzen in Nederland heb ik nog niet gezien. Al is het wel zodat clichés niet voor niets clichés zijn.

Categorieën
Strips

Waarom Eisner stopt

De vijf nummers van Eisner staan gebroederlijk naast elkaar in mijn boekenkast. De familie zal echter niet meer worden uitgebreid, want er komt geen zesde editie. Uitgeverij Podium heeft besloten om met het tijdschrift met literaire beeldverhalen te stoppen. Dat is jammer, want daarmee verschraalt de markt van striptijdschriften.

Uitgever Joost Nijsen met het omslag van Eisner #1.

Toen ik in oktober 2008 Jean-Marc van Tol en uitgever Joost Nijsen interviewde over de komst van Eisner zei Van Tol het volgende: ‘Het uitgeven van strips en graphic novels is in Nederland een hels karwei. Dat moet je als je een normale uitgever bent natuurlijk niet doen. Je weet van tevoren dat het een verliesgevende zaak is, want strips zie je bijna niet meer in boekwinkels.’

Je kunt wel stellen dat Van Tols woorden profetisch waren. Uitgever Joost Nijsen geeft ruimhartig toe dat Eisner zakelijk gezien geen succes was. ‘Zelfs met de subsidie die we ervoor kregen was Eisner niet kostendekkend. We kregen voor de eerste drie nummers 10.000 euro per deeltje, maar de verkoop was te laag.’ Volgens Nijsen had het blad ongeveer 250 abonnees. Hetzelfde aantal exemplaren kon Podium kwijt in de boekhandels, verder nog enkele honderden aan stripwinkels en verkooppunten in België. In totaal werden er 1000 exemplaren in de markt gezet, maar lang niet alles werd verkocht. ‘De boekhandels bleven er veel mee zitten,’ zegt Nijsen. ‘Ze begonnen er ook steeds minder in te geloven. Boekhandels hebben tegenwoordig sowieso moeite met de niet- fast moving products en dan vooral literaire tijdschriften.’

De markt voor graphic novels is ook overschat,’ vindt Nijsen. ‘Die markt is onvoorstelbaar lastig. Neem bijvoorbeeld Van Istanbul naar Bagdad: zelfs als er Grunberg en Kolk op het omslag staat, toch twee bekende merken, dan loopt zo’n boek matig. We hebben daar de hulp van de boekhandel bij nodig en die weet er geen raad mee.’

Wisseling van de wacht
Ward Wijndelts was de eerste hoofdredacteur van Eisner. Hij werd bijgestaan door ondere Jean-Marc van Tol. Na twee nummers nam Erik Noomen het over. In december stopte Noomen echter als redacteur bij Podium om als samensteller bij de Madiwodovrijdagshow aan de slag te gaan. Nu zat Eisner zonder redactie. Nijsen: ‘Toen Erik vertrok, stond ik voor de keuze wie nu Eisner moest gaan leiden. Toen ben ik eens goed gaan nadenken of het blad wel voldeed aan de verwachtingen.’

Het grootste probleem van Eisner was misschien wel dat de doelgroep voor de uitgever nooit concreet is geworden. ‘Het was onduidelijk voor ons bij wie het tijdschrift nu eigenlijk aansloeg. Als er nu een duidelijk publiek was geweest dat gemotiveerd was, dan zou ik als uitgever denken dat je tenminste iets heel zinvols doet.’ Nijsen geeft toe dat ze voortdurend zaten te aarzelen tussen de stripliefhebber als doelgroep of de literatuurminnende lezer.

Zonder een specifieke lezer voor ogen te hebben is het ook lastig om een blad te promoten. ‘Behalve de geijkte promotiemiddelen als de literaire pers, kranten- en tv-redacties aan te spreken, gaf Erik ook acte de presence op stripbeurzen. Toch is het ons niet gelukt om flink publiciteit voor Eisner te krijgen.’

Het probleem met korte verhalen
Daarbij kun je je afvragen of van korte literaire verhalen wel een goede strip te maken is van pakweg tien pagina’s. ‘Dat is eigenlijk een heel ingewikkelde opgave. Ik dacht daar in het begin wat lichtzinnig over,’ bekent Nijsen. ‘Vanuit artistiek oogpunt twijfelden we ook over wat er logisch was. Klopte de vorm van ongeveer zes verhalen in een blad van 80 pagina’s wel? Stripliefhebbers willen ook een ander soort blad volgens mij. Met rubrieken, tips en artikelen. Maar met die elementen zou Eisner veelzijdiger en actueler geweest, maar dan was het blad weer te veel gericht zijn op de stripliefhebber terwijl wij meer lonkten naar de literaire lezer.’

Toch is de uitgever wel trots op de vijf nummers: ‘Het was een mooi laboratorium waarin het aangenaam toeven was.’ Het verdwijnen van Eisner betekent ook dat Podium zich minder met strips gaat bezighouden. ‘Het is het einde van een periode waarin ik het beeldverhaal echt naar voren trok,’ zegt Nijsen. ‘Maar,’ vervolgd de uitgever, ‘ik heb geleerd dat je nooit heel stellig moet zijn. Je zult zien dat er over een halfjaar iemand langskomt met zo’n fantastische graphic novel, dat alle aarzelingen die we bij het genre hebben, opslag vervallen en we dat het met groot enthousiasme uitgeven.’

Ook gloort er nog enige hoop aan de horizon: ‘Het heeft iets heel frustrerends om zoiets moois te stoppen. We brengen het blad niet meer uit, maar ik heb het merk Eisner nog niet opgeheven. Het is denkbaar dat ik op een gegeven moment met een nieuwe vorm terugkom. Misschien dat ik over anderhalf jaar denk dat we als App terug moeten komen.’

Wat vind jij van het verdwijnen van de Eisner? Is het jammer of missen we er niet veel aan?

Bonus-video: In 2008 begonnen Joost Nijsen en Jean-Marc van Tol hoopvol aan het Eisner-avontuur:

Categorieën
Strips

Aimée de Jongh: ‘Ik ben van nature melancholiek’

Aimée de Jongh is één van de grote beloftes van de nieuwe generatie Nederlandse stripmakers. Vooral bekend van haar dagboekstrips en manga tekenstijl, begint ze binnenkort aan haar eerste striproman.

‘Mensen denken bij strips vaak meteen aan de Donald Duck. Nou, strips kunnen ook over serieuze onderwerpen gaan als ziektes en relatieproblemen. En dat hoeft zich allemaal niet in Duckstad af te spelen,’ zegt Aimée de Jongh, die behalve humorstrips ook beeldverhalen met serieuze onderwerpen maakt.

De Jongh (1988) geldt als een van de grote beloftes van de nieuwe generatie Nederlandse stripmakers. Ze heeft de grammatica van het medium goed in de vingers. Ze blinkt uit als visuele verteller. Ze zet haar personages trefzeker maar met schijnbaar weinig moeite op papier en laat ze overtuigend acteren.

Webcomic
Al zes jaar maakt ze als professional illustraties en strips. Haar carrière begon op het web. In de tijd dat webcomics nog een hype waren, verwierf De Jongh bekendheid door wekelijks online een dagboekstrip te publiceren. Ze begon hier vooral mee om bekender te worden in de stripwereld. ‘Ik zag het als promotiemiddel. Stripmaker Floor de Goede was toen al twee jaar bezig met zijn dagboekstrip en trok veel bezoekers. Dat wilde ik ook en zo werkte het ook, want al snel had mijn site veel lezers.’ De aandacht leidde in 2006 tot de publicatie van haar eerste boekje bij uitgeverij Bee Dee en meerdere publicaties in manga bundels.

Het verwerken van autobiografische elementen ziet de Jongh als therapeutisch: ‘Sommige mensen gaan naar de psycholoog om over hun problemen te praten, misschien verwerk ik ze wel door strips over ze te maken. Niet dat ik zoveel problemen heb hoor, maar toen mijn vriendje het uitmaakte ben ik veel strips gaan maken. Dat werkte supergoed.’

Bovennatuurlijk
Los van de dagboekstrips maakt De Jongh ook graag cartoons en verhalen met onverwachte wendingen, soms met een bovennatuurlijk tintje. Veel van haar strips zijn melancholisch: ze gaan over verloren liefdes, of een geliefde die haar belofte niet waarmaakt. ‘Ik ben van nature melancholiek. Tja, ik ben een vrouw hè,’ zegt de stripmaakster met een glimlach. Toch is het haar ook ernst: ‘Ik probeer met strips moeilijke onderwerpen aan mensen op te dringen en deze iets meer normaal te maken. Ik vind het bijvoorbeeld raar dat mensen het nooit over de dood hebben. Ze vinden het onderwerp zwartgallig, terwijl het iets alledaags is. Er gaan iedere dag mensen dood, dus wat is daar zwartgallig aan?’

In het laatste nummer van literair stripblad Eisner staat een kort verhaal over opkomende popmuzikant Paul Nova. Nova lijkt alleen succes te kunnen hebben als hij op andere muziekanten lijkt. Hij verzet zich hiertegen en weigert nog te spelen totdat de wereld beseft dat ze zijn muziek mist. De Jongh wordt nog vaak geassocieerd met de herkenbare manga-stijl (Japanse strips) waarmee ze bekend werd.’Met Paul Nova wilde ik iets zeggen over hoe ik me van manga probeer los te maken. De meeste opdrachtgevers benaderen me ook omdat ze iemand zoeken die mangastijl kan tekenen. Het levert veel opdrachten op, maar ik kan in veel meer stijlen tekenen. Dat wil ik ook graag laten zien,’ vertelt De Jongh die geregeld stripworkshops geeft in mangatekenen en ook wel eens als expert op dit onderwerp geïnterviewd wordt.

‘Ik ben opgegroeid met Kuifje en Robbedoes, die zijn eigenlijk heel stijf als je ze met Japanse strips vergelijkt. Manga is veel filmischer, dynamischer en dat leest als een trein. De strips zijn heel dik, maar je hebt ze in een kwartiertje uit.’

Striproman
Behalve het korte verhaal in Eisner, werd er recent ook werk van haar in Pulpman gepubliceerd. In eigen beheer bracht ze een serie cartoons uit waarin ze de draak steekt met Jezus en tussendoor maakte ze cartoons en illustraties voor het bedrijfsleven. Binnenkort hoopt ze haar studie animatie aan de Willem de Kooning Academie af te ronden. Daarna gaat ze eindelijk aan de slag met haar eerste striproman. ‘Die zal gaan over een groep mensen die zeker denkt te weten dat de wereld over tien dagen zal vergaan. Ze gaan niet meer naar hun werk, geven al hun geld uit, velen plegen zelfmoord. En wat als blijkt dat de wereld niet vergaat? Omdat mensen hun verantwoordelijkheid niet meer nemen, vergaat de wereld eigenlijk ook. Maar ja, ik kan over twee weken net zo goed een beter idee krijgen.’

Dit artikel stond in Het Parool van zaterdag 12 maart.

Categorieën
Strips

Minck Oosterveer: ‘De Amerikaanse strip is voor mij nu het belangrijkste’

Minck Oosterveer krijgt dit jaar de Stripschapprijs. Belangrijker: hij is een van de weinige Nederlandse tekenaars die voet aan de grond krijgt in de Amerikaanse comicsindustrie.

Het gebeurt niet vaak dat een Nederlandse stripmaker in Amerika aan de bak kan, laat staan dat hij succes heeft. Minck Oosterveer (1961) waagt het erop. ‘Het Amerikaanse comics-systeem vind ik heerlijk om in te werken. De frequentie ligt daar hoger dan hier, net als bij krantenstrips,’ vertelt Oosterveer. ‘Ook spreekt de Angelsaksische denk- en vertelwijze mij aan. Die is losser, bevat meer fantasie en er is meer ruimte voor experimenten dan in Europese stripverhalen.’

In tegenstelling tot de stripalbums in Europa en Nederland, beslaan Amerikaanse comics doorgaans 22 strippagina’s en komt er per maand een deeltje van een serie uit. Daarom worden de productietaken vaak door een team uitgevoerd en zit er een redacteur op de verhaallijnen.

Leuren en volhouden
Hoe krijgt een Nederlandse stripmaker in Amerika voet aan de grond? Dat is vooral een kwestie van standvastigheid en de juiste mensen kennen. Oosterveer heeft al jaren contact met Amerikaanse en Engelse stripmakers: ‘In 1998 leerde ik tekenaar David Lloyd kennen op de stripbeurs in Valkerswaard toen we bij dezelfde Nederlandse uitgever uitkwamen. Hij heeft me aan mensen voorgesteld. Zo kon ik bijvoorbeeld aan DC Comics mijn werk laten zien. Zonder introductie hoef je je werk niet te mailen, dan kijkt er niemand naar. Ik had met DC een paar keer contact, maar daar kwam in eerste instantie niets uit.’

Na enkele andere pogingen mocht Oosterveer voor Boom Studios een korte zombiestrip maken waar ze enthousiast van werden. Daarna maakte Oosterveer met schrijver Mark Waid, geen onbekende in de comicswereld, The Unknown en The Unknown: The devil made flesh. Deze limited serie gaat over een begaafde vrouwelijke detective die door een hersentumor nog maar zes maanden te leven heeft en een poging doet om de vraag, of er leven is na de dood, te beantwoorden. De heldin past prima in het oeuvre van Oosterveer: ‘Ik teken het liefste mooie, spannende vrouwen. Ik eis wel dat ze zelfstandig en sterk zijn en hun eigen beslissingen nemen.’

Recent is The Unknown in twee albums in het Nederlands uitgebracht. Oosterveer: ‘In Amerika was het eerste nummer binnen een week uitverkocht. De hardcover-bundeling liep niet zo goed, maar Amerikanen kopen ook niet graag hardcovers. De softcover loopt alweer beter.’ Voorlopig heeft de tekenaar genoeg te doen. Met Charles Webb wil hij een spionage miniserie maken. Ook ligt er een nieuw project met Waid op stapel. ‘Over een aan lagerwal geraakte straatgoochelaar die een aantal magische artefacten vindt, daarna gaat er van alles verkeerd,’ belooft de stripmaker.

Menselijke superhelden
Recent sloot de tekenaar zich aan bij het agentschap Eva Ink Artist Group. Zijn agent heeft directe contact met de redacteuren van uitgeverijen en doet de onderhandelingen voor de tekenaar. Enkele werkbezoeken bij uitgevers en signeersessies op stripbeurzen liggen in het verschiet. ‘Een groot verschil met Nederland is dat je gewoon betaald wordt om daar te zitten en voor fans tekeningen te maken. Je ziet hier ook altijd dezelfde fans die toch wel je boeken kopen.’

Ook tekende Oosterveer recent een contract als artist for hire voor Marvel, een van de twee grote uitgevers van superheldencomics en die zijn big business in de Amerikaanse stripwereld. ‘Ik heb een voorkeur voor de meer menselijke superhelden als Spiderman, Batman en Daredevil. Personages met overdreven superkrachten als de X-Men vind ik niet zo interessant.’ Gelukkig voor Oosterveer mag hij voor Marvel de Victoriaanse detectivestrip Ruse tekenen, over een Sherlock Holmes-achtige detective met een vrouwelijke assistent. De strip wordt geschreven door Mark Waid.

Tekenen voor een Amerikaanse uitgeverij is lucratiever dan werken in Nederland: ‘Marvel betaalt royalty’s en het beginnerinkomen is indrukwekkender dan het eindinkomen dat je hier kunt verdienen. De enige die nog een paginaprijs betaalt is stripblad Eppo. Maar daar krijg je per pagina de helft van wat ik bij Marvel ga verdienen. In Nederland kan ik eigenlijk niet meer rondkomen met strips maken. Dat kun je de Nederlandse uitgevers niet kwalijk nemen, want de albumverkoop is hier gewoon te laag.’

Realistische tekenstijl
Oosterveer maakte jarenlang met vaste schrijver Willem Ritstier avonturenstrips als Zodiak en Nikki Saxx voor De Telegraaf. Maar daar is ook geen vraag meer naar. ‘Er is in de krant alleen nog maar ruimte voor gagstrips.’ Recent had de tekenaar ook wat tegenslag te verwerken. Samen met Ritstier maakte Oosterveer een album van sciencefictionstripreeks Storm en twee albums van de westernstrip Ronson Inc. Het westerngenre lag de tekenaar echter niet, ook was hij niet tevreden over het verhaal. Daarbij oogstte de Storm-strip die nu in Eppo voorgepubliceerd wordt, veel kritiek op online stripfora. Men viel met name over de lelijke digitale inkleuring van de strip, maar richtte de pijlen vooral op de tekenaar die niets met de inkleuring van doen had.

‘De combinatie van de teleurstelling van Ronson Inc., de ongenuanceerde opmerkingen over Storm en het feit dat ik in Nederland niet fatsoenlijk een inkomen kan verdienen, maakten dat ik me afvroeg wat ik hier nog eigenlijk doe. Alle moeite die ik doe om hier aan het werk te zijn moet ik er in Amerika ook insteken, maar daar heb ik wel resultaten en meer kansen dan hier. Mocht er hier nog een leuk project worden aangeboden, dan wil ik daar best over praten, maar de Amerikaanse strip is nu voor mij het belangrijkste.’

Het is in dit licht ironisch dat de stripveteraan dit jaar de Stripschapprijs krijgt. De jury roemde in het bijzonder de realistische tekenstijl van Oosterveer die maar door weinig Nederlandse stripmakers gehanteerd wordt en prima past bij Amerikaanse comics. In eerste instantie was Oosterveer niet enthousiast over de prijs: ‘Later besefte ik dat een aantal mensen mij hiervoor hadden voorgedragen en dan kan ik niet zo maar zeggen dat ik geen zin heb om op dat podium te staan. Het is toch een erkenning. Ik ga hem dus lekker aannemen.’

Strip-tv
In verband met de Stripdagen herhaalt VPRO Themakanaal Geschiedenis TV enkele documentaires. Aandacht voor stripmakers als Hergé (Kuifje), Daniel Clowes (Ghostworld) en de Nederlandse stripmeester Marten Toonder (Heer Bommel en Tom Poes). In 1972 maakte Frank Wiering een film in Ierland waarin hij spreekt met Toonder en autochtone bewoners over de Ierse geschiedenis en de invloed van Ierland op Toonders verhalen. Ook wordt er een portret van Peter Pontiac uitgezonden dat naar aanleiding van zijn boek Kraut werd gemaakt, een graphic novel over het oorlogsverleden van Pontiacs vader.

De Stripdagen
De 43ste Stripdagen worden dit jaar gehouden in Evenementenhal Gorinchem op12 en 13 maart. De grafische roman in haar facetten is het centrale thema. Zaterdagmiddag worden de Stripschapprijs en de albumprijzen uitgereikt. De Stripschapprijs wordt sinds 1974 jaarlijks toegekend aan een striptekenaar of tekstschrijver die zich buitengewoon verdienstelijk heeft gemaakt voor het beeldverhaal.

Dit artikel is in VPRO Gids #11 gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Maaike Hartjes slaat een nieuwe weg in

In haar nieuwste bundel dagboekstrips bewandelt Maaike Hartjes bekende paden, maar dit keer voor het laatst. Geïnspireerd door Japan slaat de stripmaakster een nieuwe weg in. ‘Het gaat niet meer om mij maar om wat ik in te brengen heb voor een ander.’

Gruwelijk! heet de nieuwste bundel dagboekstripjes van Maaike Hartjes (Amsterdam, 1972). In de herkenbare stijl met eenvoudig getekende figuurtjes waar Hartjes bekend mee werd, verstript ze episodes en observaties uit haar leven. Onderwerpen als welk openbaar toilet het minste wordt gebruikt, tevreden zijn met je niet-kinderwens en dat clowns eigenlijk maar enge figuren zijn, passeren de revue. De verhalen stonden eerder in NRC.next en de Viva.

Voor de stripmaakster is haar dagboekstrip, een genre waar ze van kindsbeen af al mee bezig was, letterlijk een gesloten boek. In 2009 besloot een nieuwe Viva-redactie dat het na negen jaar tijd werd voor iets anders dan de belevenissen van Hartjes. ‘De nieuwe hoofdredactrice zei letterlijk: “We zijn wel een beetje klaar met je poppetje.” Ze bedoelde het waarschijnlijk niet naar, maar het kwam toch wel hard aan. “Dat poppetje ben ik!,” dacht ik toen.’

De koek was ook wel een beetje op. ‘In het begin bedacht ik enthousiast wat ik nu weer aan de Viva-lezeressen zou vertellen, maar op den duur werd het echt werk,’ vertelt Hartjes. ‘Ik kon er ook niet verder in groeien. Ik was zelf met andere dingen bezig, maar de Viva had daar geen ruimte voor.’

Bron: http://maaikehartjes.blogspot.com

Volwassen speelgoed
Tegenwoordig maakt Hartjes liever reisverhalen in stripvorm. Eerder kwamen Hong Kong dagboek en Donker, Hartjes’ ervaringen in Zuid-Afrika, uit in boekvorm. Haar volgende project wordt een uitgebreid boek over Japan, met illustraties, foto’s en strips. Al denkt ze nog na over de vorm. ‘Zes jaar geleden hebben mijn vriend Mark en ik voor het eerst een grote reis gemaakt naar Japan en Korea. Toen kreeg ik helemaal de Japankoorts te pakken. Het was alsof ik thuiskwam. Opeens was ik in een land waar mensen dezelfde dingen als ik leuk en belangrijk vinden. Japan heeft echt een beeldcultuur. Kunst en commercie lopen daar gemakkelijk in elkaar over.’

Inmiddels is ze al vijf keer teruggeweest. De sporen van die bezoeken zijn terug te zien in haar huis. Daar hangen kimono’s naast de deur waarop in het Japans wc staat en in de woonkamer staat een wandkast die is omgebouwd tot een reeks poppenhuizen waar Japanse pullip-poppen in staan opgesteld. Pullip-poppen zijn vooral bedoeld als verzamelobject. ‘De Japanners pakken hun hobby’s serieus aan. Je hebt daar enorme speelgoedwinkels voor volwassenen en verzamelaars. Ik hou van gekke dingen, wat andere mensen meestal niet leuk vinden.’

Grafische experimenten
Door Japan is de stripmaakster zich meer gaan interesseren voor illustratie, design en fotografie. Ze begon te experimenteren door foto’s van zelfgemaakte 3D-objecten met tekeningen te vermengen. Daarmee raakte ze af van de bekende stenostijl van haar dagboekstrips.

Hartjes: ‘Ik sta niet stil en verander. In het begin kenden veel mensen me alleen van die simpele dagboektekeningen. Nu begint die nieuwe stijl wel te lopen en krijg ik daar ook opdrachten voor.’
De laatste tijd maakt Hartjes meer reclame-illustraties. ‘Met reclamewerk denk je veel meer mee met de opdrachtgever. Je gaat iemand helpen met je tekeningen, met je fantasie en creativiteit. Het gaat dus niet meer om mij maar om wat ik in te brengen heb voor iemand anders.’

De stripmaakster maakt zich ook druk over de Nederlandse stripwereld. Recent werden Hartjes en Hanco Kolk duovoorzitters van de Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers (BNS). Sinds de oprichting, twee jaar geleden, liet de beroepsvereniging weinig van zich horen, maar Hartjes wil dat de BNS zichtbaarder wordt. Verder vindt Hartjes dat stripmakers zich meer met de zakelijke kant van hun vak moeten bezighouden, daarnaast wil ze bijeenkomsten organiseren waar vakgenoten ervaringen kunnen uitwisselen.

Maaike Hartjes: Gruwelijk!
Oog & Blik/De Bezige Bij, € 12,90

Dit artikel stond donderdag 3 maart in Het Parool.