Categorieën
Boeken English Video

Video-interview Colum McCann: ‘The imagined is as real as the imaginary’

Recently Irish writer Colum McCann visited the Netherlands  to promote his new novel TransAtlantic. His Dutch publisher De Harmonie asked me to interview him about the book.

McCann_Trans-AtlantischIn TransAtlantic McCann connects three iconic crossings. The first non-stop Trans atlantic flight by aviators Jack Alcock and Arthur Brown in 1919; Frederick Douglass, toured Ireland in 1845 and ’46 to promote his subversive autobiography in which he describes his life as a black slave in America. Douglass finds the Irish people sympathetic to the abolitionist cause—despite the fact that, as famine ravages the countryside, the poor suffer from hardships that are astonishing even to an American slave. In New York 1998 senator George Mitchell departs for Belfast, where it has fallen to him to shepherd Northern Ireland’s notoriously bitter and volatile peace talks to an uncertain conclusion. All these narratives are connected by a series of remarkable women whose personal stories are caught up in the swells of history.

As in earlier work, McCann combines historic events with fictional elements, and lets real life characters cross paths with fictional characters:

‘One of the recurring themes for the past ten or twelve years of my writing life has been that nebulous line between what’s true and what’s not true. What’s real and what’s not real. What’s imagined and what is supposedly factual. And I like this territory. It’s good territory for a contemporary novelist to be in, because we get fed such a line of bullshit left right and centre by corporations, by governments and by ourselves. One has to doubt what is true and what is not true. There is a very distinct argument to be made that the imagined is as real as the imaginary. The character of Emily Ehrlich in my novel is as real to me as any journalist that would have been around in the early part of the 20th century. And what this does is that it puts the novelist in the position where he or she questions the notion of what’s authentic. And we must learn to question what’s authentic if we are going to live sort of valuable proper lives and not be exploited by artists, by corporations, by governments, by ourselves.’

Categorieën
Fotoblog

‘Kijk, daar staat een komma!’

‘Oh, ja!’ Gezellige kommaneukers in ’t Hoogt.

Categorieën
Strips

Rob van Barnevelds aparte blik op de wereld

Rob van Barneveld maakt surrealistische strips met een vrolijke kronkel.

Stripmaker Rob van Barneveld (Utrecht, 1985) is een goed bewaard geheim van de Nederlandse strip. Hij heeft een bijzondere blik op de wereld en die deelt hij in de reeks Rood gras: surrealistische strips met een vrolijke kronkel. In zijn tweede album Vannacht is mijn vriendin in een ijsje veranderd belt een eenzame rotonde een datingbureau, verandert Robs vriendin daadwerkelijk in een ijsje en wordt zijn oma niet begraven maar vliegt ze de lucht in met een rode sportwagen. ‘Als je overlijdt word je begraven of gecremeerd. Ik zou het fijn vinden als er meer keuzes zijn, dat je bijvoorbeeld kunt eindigen als een theezakje omdat je altijd zo veel thee hebt gedronken,’ vertelt Van Barneveld.

roodgras_liefde
Bijna iedere werkdag publiceert hij een nieuwe aflevering op www.roodgras.nl. Inspiratie voor zijn verhalen haalt hij uit het dagelijks leven en vooral uit voorvallen die minder fijn zijn: ‘Nare dingen inspireren me meer. Als ik chagrijnig ben of niet helemaal lekker in mijn vel zit, krijg ik makkelijker inspiratie voor een vrolijk stripje, want op die manier vrolijk ik mezelf ook een beetje op. Als ik op een zaterdagmiddag met muziek op mijn hoofd door de regen loop, bedenk ik hoe het beter zou kunnen. In plaats van regen zou het leuker zijn als er boterhammen uit de wolken vallen.’

Die aparte blik op de wereld heeft Van Barneveld eigenlijk altijd gehad. Als kind wist hij zichzelf goed te vermaken door op zijn kamertje te tekenen of de stripcollectie van zijn vader door te lezen. ‘Volgens mij was ik wel een apart jongetje: ik praatte altijd in mezelf en had een onzichtbare vriend. Maar ik speelde ook wel buiten met andere vriendjes in de buurt, hoor.’

roodgras

Steunkleur
In het begin waren de stripjes zwart-wit en verwees de titel naar de rode steunkleur die Van Barneveld gebruikte. Rood was het verbindende element in een reeks die verder alle kanten op gaat: ‘Er kon van alles in de strip gebeuren, maar het gras is altijd rood. Dat was de enige restrictie die ik mezelf stelde.’

Van Barneveld hanteert een geheel eigen handschrift en tekent zijn strips passend in een eenvoudige, ietwat naïeve stijl. ‘Daar heb ik niet bewust voor gekozen, ik kan eerlijk gezegd niet anders tekenen. Mijn stijl is simpel en spontaan, en daar hou ik ook van.’

Schateiland
schatvansalami_coverRecent kwam bij uitgeverij Syndikaat De schat van Salami uit, een zeer vrije bewerking van het klassieke boek Schateiland. Van Barneveld voegde robots, waterreuzen en heksen aan het verhaal toe. In tegenstelling tot Rood gras, dat op verschillende niveaus werkt, is De schat van Salami vooral een album voor kinderen. ‘Ik wilde een ouderwetse, maar eigentijdse avonturenstrip maken. Het moest niet te pretentieus worden. De zoektocht naar de schat is geen metafoor voor opgroeien of puberteit,’ verzekert de stripmaker.

Autist
Naast striptekenen werkt Van Barneveld in de gehandicaptenzorg. Hij begeleidt kinderen met autisme, met een verstandelijke beperking of gedragsproblemen. ‘Voor een autistisch kind is een dag groot en heel onvoorspelbaar. We proberen de dag in stukjes te hakken en overzichtelijk te maken door onder andere pictogrammen te tekenen van de activiteiten die gedaan moeten worden. Ik vind het heel boeiend werk, want door die kinderen ga je op een andere manier naar de wereld kijken.’

Van Barneveld koestert plannen voor een strip over de gehandicaptenzorg om lezers meer inzicht te geven van wat men allemaal in de zorg doet. ‘Wat mij opvalt aan strips over gehandicapten is dat ze alles zo karikaturaal voorstellen,’ zegt Van Barneveld. ‘Een gek heeft wilde haren en draagt een dwangbuis en iemand met het syndroom van down ziet er ook heel overdreven als zodanig uit. Ik zou graag een meer genuanceerde strip maken, zoals Blankets van Craig Thompson. Daar zit iemand met een verstandelijke beperking in en dat doet Thompson heel mooi.’

Dit artikel is in VPRO Gids #28 (2013) gepubliceerd.

Categorieën
Fotoblog

Wereldbol

Ook als je te diep in het koffiekopje kijkt, kun je opmerkelijke zaken zien.

Categorieën
Daily Webhead Video

Huppelen door het Stedelijk

'Poepworst'. Illustratie: Merel Barends.
‘Poepworst’. Illustratie: Merel Barends.

Vaak kijk ik niet eens naar de namen van kunstenaars als ik door een museum loop. Ik vind het fijn om door de zalen te lopen en aandachtig te kijken naar kunstwerken die mijn aandacht trekken. De bedoeling van de kunstenaar, ach, die beïnvloedt het verhaal dat het kunstwerk je probeert te vertellen alleen maar.

Dinsdag was ik samen met stripmaker Merel Barends in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Lekker vroeg: we stonden al voor de deur toen deze nog open moest gaan. Weinig toeristen, dus konden we op ons gemak kunstsnuffelen. Een groot plezier is het om met anderen een museum te bezoeken en hun kijk op het werk te horen. Of om hen een dialoog met het werk daar aan te zien gaan:

Het was een prettig bezoek dat ik zal koesteren als fijne herinnering.

Categorieën
Fotoblog

Tussen de bomen…

Categorieën
Spidey's web Strips

Spidey’s web: Spider-Mans grootste fan

ASM #248. Cover door John Romita Jr.
ASM #248. Cover door John Romita Jr.

De negenjarige Timothy Harrison is een enorme Spider-Man-fan.

In een oude hutkoffer onder zijn bed bewaart hij zijn verzameling memorabilia: plakboeken met krantenknipsels en filmfragmenten van Spidey’s vroege televisieoptredens. In een glazenpotje waar andere kinderen misschien insecten in bewaren, zitten vijf kogels die Timothy uit een muur van een bankgebouw in Forrest Hills heeft gehaald: deze werden door bankovervallers op het Webhoofd gelost toen hij ze tegenhield.

Als de jonge verzamelaar en zijn collectie ter sprake komen in de rubriek ‘Conover’s corner’ in the Daily Bugle, en Tim daarin uitroept dat hij niets liever in het leven wil dan Spider-Man eens te ontmoeten, besluit het Webhoofd zijn grootste fan een bezoekje te brengen. Op een avond maakt hij de jonge Harrison wakker. De roodharige jongen lacht blijverrast als hij zijn grote held van het plafond op de vloer ziet springen. Enthousiast haalt Tim zijn verzameling tevoorschijn om die aan Spidey te laten zien.

Natuurlijk wil de jongen weten hoe de superheld aan zijn krachten kwam. Spidey komt naast hem op bed zitten en vertelt dat hij zijn krachten per ongeluk heeft gekregen. (Hoe dat is gegaan is in een vorige Spidey’s web te lezen.)

ASM-248-spidersense

Ook wil Timothy weten waarom Spidey ervoor koos om zijn showbizz-carrière in te leveren voor die van de misdaadbestrijder. Peter vertelt hem over hoe zijn nalatigheid ervoor zorgde dat een inbreker die hij liet gaan, later ‘iemand die hem dicht naar het hart stond’ vermoordde. Natuurlijk vertelt hij er niet bij dat het slachtoffer zijn Oom Ben was om zijn geheime identiteit te beschermen, maar terugdenkend aan hoe hij zijn oom heeft gefaald verzucht Spidey dat Tim misschien beter iemand anders als held had kunnen kiezen, zegt de negenjarige vermanend dat Spider-Man niet zo hard voor zichzelf moet zijn. ‘I know you messed up, but at least you tried to make up for it.’

Ze praten nog wat meer en als later op het punt staat te vertrekken, stelt Tim de vraag die op zijn lippen brandt. Hij wil weten wie het Webhoofd onder het masker is. Spidey vertelt hem dat hij zijn geheime identiteit niet kan prijsgeven. Als mensen zouden weten wie hij werkelijk was, zouden zijn vrienden gevaarlopen.  ‘I know,’ begint Tim. ‘But I’d never tell another soul that I knew, long as I lived.. honest!’ Spider-Man staart uit het raam en neemt een beslissing. Hij onthult wie hij werkelijk is:

ASM-248-onthulling

Dat Peter jarenlang geld verdient met het verkopen van Spider-Man-foto’s aan J. Jonah Jameson, vindt Tim een goede grap, de hoofdredacteur en uitgever van the Daily Bugle haat Spider-Man met heel zijn hart en betaalt zijn vijand dus om foto’s van zichzelf te nemen. ‘Boy, that’s great! I wish we could tell him!’ Maar dat kan natuurlijk niet en Peter wijst hem er nogmaals op dat zijn identiteit geheim moet blijven. De jongen begrijpt het en als Peter hem bij het afscheid omhelst zegt hij dat ze vrienden zijn. ‘Buddies to the end!’ Peter moet hierdoor een traantje wegpinken en als hij door het raam naar buiten slingert en op de muur van de tuin landt, zien we waarom. Tim is patiënt in een kliniek voor kankerpatiënten. Hij lijdt aan leukemie en heeft nog maar een paar weken te leven. Dat is de reden waarom Spider-Man zijn fan bezocht, om de hartenwens van een stervend kind in vervulling te laten gaan en waarom hij het erop waagt om zijn ware gezicht te laten zien.

The Kid Who Collects Spider-Man! is een kort verhaal geschreven door Roger Stern en getekend door Ron Frenz. Het verhaal is in Amazing Spider-Man #248 (1984) gepubliceerd en staat bekend als een van de klassieke Spider-Man-verhalen. Opmerkelijk is natuurlijk dat het niet gaat om een gevecht tussen Spider-Man en een of andere schurk, het is een mooi, dramatisch verhaal over de passie die een kind kan hebben voor Spider-Man. Timothy Harrison is een echte Spider-Man-fan die de levenswandel van het Webhoofd nauwlettend in de gaten houdt. In dat opzicht staat Tim model voor alle lezers die met plezier (en bewondering?) de avonturen van het Webhoofd volgen. Ik herken mezelf daar ook in.

Daarnaast is The Kid Who Collects Spider-Man! ook een mooie introductie van deze stripheld: de lezer komt te weten wie Spider-Man is, wat zijn krachten zijn en waarom hij doet wat hij doet.

Frenz na Ditko
Tekenaar Ron Frenz (daar is ie weer) beschouwt dit verhaal, dat zijn eerste bijdrage aan Amazing Spider-Man was, een de hoogtepunten van zijn carrière. Heel bewust heeft hij in de stijl van Steve Ditko getekend. Ditko is de man die Spider-Man zijn fysieke vorm gaf en het kostuum ontwierp. ‘I remember I pulled out all my old Ditko reference because I somehow felt that the kid was talking about the classic Ditko Spider-Man.’

Zodra Frenz de vaste tekenaar werd van Amazing, hield hij erg vast aan de Ditko-stijl. Hij nam zelfs diens pagina layout over: Frenz tekende veel pagina’s met negen vertikale panels. Later tekende hij zijn Spidey-verhalen meer in een eigen stijl:

‘Whenever I start on a new character, I pull out everything that’s ever been done on him. Even though I was always more of a Romita than a Ditko fan, I went back and studied Ditko when I got on Spider-Man. Steve did a lot of nine-panel pages. It was something that helped establish te character so I thought I should try it. I wanted to bring Spider-Man back to his roots. If you look closely, you’ll see how the way I visually interpret the character evolves during the course of [the] run. By the end, I was doing my own style, which tends to be more like Romita and John Buscema.
(uit: Comic Creator’s on Spider-Man, Titan Books, 2004).

ASM_010_ditkoDat Frenz goed naar Ditko heeft gekeken is goed te zien als je bijvoorbeeld dit plaatje van Peter Parker uit Amazing Spider-Man #10 vergelijkt met het plaatje hierboven waarin Peter zijn masker afdoet.

Wat ik vooral grappig vind aan het feit dat Frenz Ditko imiteerde is dat ik als beginnend Spider-Man-lezer dol was op het werk van Frenz, maar toen ik een paar jaar later voor het eerst het werk van Ditko onder ogen kreeg, daar nog niet erg van onder de indruk was. Hoe dat precies zit, vertel ik je een volgende keer.

Categorieën
Bloggen

De verleiding van het witte canvas 4

Bloggen omdat je het leuk vindt. Zonder je zorgen te maken over de statistieken, zonder na te denken over ‘je’ doelgroep. Zonder je zorgen te maken of het wel binnen je thema past. Toffer kan het niet.

Allen Ginsberg.
Allen Ginsberg.

Bloggen over bloggen doe ik tegenwoordig zo min mogelijk. Voordat je het weet ben je als een marathonloper die de hele tijd praat over hardlopen, maar ondertussen geen stap meer vooruit zet. Als je al een tijd bezig bent met online publiceren, moet je er niet meer te veel over nadenken, bloggen moet je gewoon doen.

Omdat ik donderdag 11 juli op de School voor Journalistiek weer gastcollege bloggen geef, zit ik er deze week toch weer over na te denken. Als ik in een sombere bui ben, dan vraag ik me af waar ik eigelijk voor blog. Wie leest al die posts nu eigenlijk? Het is zomer dus de bezoekerscijfers lopen terug: mensen liggen liever op de spreekwoordelijke barbecue dan dat ze achter een monitor stukken zitten te lezen.

Tumblr
En Tumblr, wat heeft dat eigenlijk voor zin? Een beetje met z’n allen plaatjes van anderen herbloggen….

Tumblr heeft zin als je zelf visuele dingen maakt: foto’s, ontwerpen of tekeningen. Als je veel volgers hebt die je werk herbloggen, kun je potentieel een groot publiek bereiken. Of daar dan vervolgens opdrachten uit voortvloeien is een tweede, maar ondertussen ben je jezelf goed aan het promoten.

Een jaar geleden begon ik een Tumblr mijzelf aan internationale stripnetwerken te voegen. In het Engels bloggen, beeldmateriaal van stripmakers onder de aandacht brengen. Dat soort dingen.

In de praktijk blijkt al snel dat veel Tumblr-gebruikers niet verder kijken dan hun dashboard en dus niet direct je blog bezoeken. Daarom is het belangrijk dat je iets publiceert op het moment dat veel van de mensen in je netwerk online zijn, anders missen ze het. Een beetje zo onhandig als de tijdlijn van Facebook.

Ik schrijf geregeld Engelstalige recensies voor de site van de American Book Center. Die wilde ik oorspronkelijk alleen op mijn Tumblr zetten maar toen bedacht ik: waarom eigenlijk een aparte Tumblr daarvoor aanmaken, ik kan die teksten net zo goed op mijn hoofdblog MichaelMinneboo.nl plaatsen. Engelstalige googlers komen er dan vanzelf. Waarom zou je niet meertalig bloggen op één blog?

En na een paar maanden bloggen op Tumblr is dat platform naar mijn mening toch niet gericht op lange teksten, maar lijkt Tumblr vooral gericht op het doorgeven van beeldmateriaal en geinige video’s. Om elkaar te inspireren of om voor jezelf een digitaal archief bij te houden.

Doelgroepen
En mooi beeldmateriaal bloggen kan eigenlijk ook gewoon op MM.nl. (De Tumblr-manier van bloggen heeft me in dat opzicht wel weer nieuwe ideeën gegeven voor dit blog.) Je kunt natuurlijk voor allerlei dingen een nieuw blog in het leven roepen, en niemand houdt je tegen om dat te doen, maar je kunt ook gewoon alles op één plek knallen.

Al heeft thematisch bloggen zo zijn voordelen: mensen weten wat ze op je blog kunnen verwachten en je bindt op die manier een vast groep geïnteresseerden aan je publicatieplek.

Soms kost thematisch bloggen ook bezoekers: sinds ik mijn focus vooral op het beeldverhaal heb gelegd en nog maar weinig persoonlijk blog, ben ik wat lezers kwijtgeraakt. Maar daar zijn anderen voor in de plaats gekomen, namelijk stripliefhebbers.

Potéto, potato…

Fun, fun, fun!
spidey-met-krant_webWaarom heb ik vandaag weer een paar posts op Tumblr gezet? Omdat ik er zin in had. Geen rekeninghoudend met het feit dat het prachtig weer is en er dus weinig mensen online zullen zijn. En als er dan een plaatje van me geherblogd of geliket wordt, vind ik dat erg leuk. Zo niet, dan niet. De lol zit hem vooral in het indrukken van de publish-knop. Zo simpel is het eigenlijk.

Lol hebben in het bloggen, dat is tegenwoordig mijn grootste drijfveer. Daarom ben ik met Spidey’s web begonnen een paar weken geleden. Bloggen an sich trok me niet meer zo, todat ik mezelf de vraag stelde waar ik nu eens echt over zou willen schrijven. Spider-Man was het antwoord. Als ik nooit meer een ander stuk online zou publiceren (los van mijn opdrachtwerk voor de VPRO Gids etc.) dan zou ik nog altijd over Spider-Man willen blijven schrijven.

Er is een bekend schrijverscredo: write what you know. Helemaal waar. En voeg daaraan toe: write what you love. Bingo. Je zit nooit meer om een onderwerp verlegen en je houdt altijd zin om te bloggen.

 

Categorieën
Daily Webhead Film Video

Column: Amsterdamned revisited

Illustratie: Paul Stellingwerf
Illustratie: Paul Stellingwerf

‘Volgens mij is dit de brug waar we die hoer aan opgehangen hebben,’ zegt Dick Maas ietwat vertwijfeld op de kruising tussen de Keizersgracht en Reguliersgracht. Op een zonnige aprilmaandag zit de regisseur met kapitein Barend de Voogd, de Canadese filmjournalist Kier-La Janisse en ondergetekende in hetzelfde schuitje: met een klein metalen bootje varen we door de Amsterdamse grachten om locaties van Amsterdamned te bezoeken, vijfentwintig jaar na de opnames. Janisse schrijft er voor Fangoria.com een artikel over. In tegenstelling tot wat ik over Maas heb gehoord, blijkt hij zeer sympathiek en bereid om allerlei vragen te beantwoorden. Het is ook nog eens zijn verjaardag. Een bijzonder cadeautje, dit boottochtje down memory lane.

In 1988 kwam de actiethriller Amsterdamned uit in Nederland: een seriemoordenaar maakt de grachten van Amsterdam onveilig en politie-inspecteur Eric Visser, gestalte gegeven door Huub Stapel, maakt jacht op hem. Na werktijd duikt Stapel tussen de lakens met duikster Monique van de Ven en probeert hij de vuilgebekte puber Tatum Dagelet van een opvoeding te voorzien.

Tot een paar jaar geleden waren Dick Maas en Paul Verhoeven eigenlijk de enige regisseurs in Nederland die zich aan genrefilms met flinke actie waagden. De eerste drie films van Maas, De lift, Flodder en Amsterdamned behoren tot de canon van de Nederlandse cinema.

Amsterdamned-1988Bij het terugzien van Amsterdamned blijkt dat de thriller het niet moet hebben van diepgang: de meeste personages zijn typen en de motivatie van de moordenaar doet eigenlijk niet ter zake. Sommige dialoogscènes doen gekunsteld aan vanwege de dikke proppen expositie die de acteurs dienen uit te spreken. Toch heeft de film een hoop charme en humor. Behalve het nostalgische kijkje naar het Amsterdam van de jaren tachtig (op bijna elke straathoek ligt afval wat de stad een grimmige uitstraling geeft), is Amsterdamned vooral onderhoudend door de spectaculaire speedbootachtervolging in de grachten van de stad, die gedeeltelijk in Utrecht werd opgenomen. In dat opzicht biedt onze gemoedelijke boottocht – we dobberen met een maximale snelheid van vijf kilometer per uur voort – een mooi contrast met de snelle achtervolgingsscènes uit de film.

Daarbij varen we van de ene anticlimax naar de andere: als we bijvoorbeeld na lang zoeken aankomen bij Prinseneiland, de plek waar een hoertje op genadeloze wijze wordt afgeslacht door de moordenaar, valt er niet veel meer te zien dan een brug met een zeer oud trappetje dat het water in loopt. In zonovergoten Amsterdam ziet de locatie er heel ontdek-je-plekje, maar weinig thrillerachtig uit. Een bijna aanvaring met een van de vele tourboten is het spannendste dat we die middag meemaken. Fictie en werkelijkheid liggen in de wereld van Maas ver uit elkaar. Gelukkig maar.

Deze column is gepubliceerd in Schokkend Nieuws #102.

Categorieën
Media

Dexter is terug!

Een redacteur van Editie NL, een programma van RTL-4, stuurde me een mailtje met het verzoek naar de studio te komen om over het laatste seizoen van Dexter te praten. Samen met een paar andere fans zou ik de trailer kijken en speculeren over de afloop van de serie. Ik bedankte voor de uitnodiging, want kon wegens een volle agenda niet. Daarbij kom ik liever in een uitzending als het onderwerp strips is, want dat is mijn specialisme, en niet als een Dexter-groupie.

Maar een fan van de serie ben ik natuurlijk wel en daarom was ik blij toen maandag de eerste aflevering voor download beschikbaar was. Het belooft een interessant seizoen te worden.

Dex & Deb maken ruzie in de supermarkt.
Dex & Deb maken ruzie in de supermarkt.

Zonder te veel te spoileren, maar ik ga ervan uit dat je tot en met seizoen zeven gezien hebt, kan ik je zeggen dat onze Debra, Dexters zus, behoorlijk van het pad is aan het begin van dit seizoen. Dat ze een moord heeft moeten plegen om broerlief te redden, gaat haar niet in haar koude kleren zitten. Arme Deb. Maar Dex heeft het er ook moeilijk mee, vooral omdat de afdeling moordzaken hulp krijgt van een specialist op het gebied van psychopaten. Dat ze in Miami opduikt en juist bij Dexters afdeling aan de slag gaat, lijkt geen toeval te zijn.

Hoe het is met Hannah McKay is nog niet bekend. Maar dat deze dodelijke schoonheid terug zal keren dit seizoen is wel zeker.

De eerste aflevering was smullen en biedt een aardige cliffhanger naar de volgende. Helaas hebben de Amerikanen de neiging om tijdens de aftiteling een preview te geven van wat komen gaat, waardoor ze al veel prijsgeven over het verloop van de rest van de serie. Balen, want daarmee deden ze hun eigenlijk cliffhanger van aflevering eigenlijk teniet.

Het was wel gek om na een paar maanden absentie in weer in de wereld van Dexter te duiken. Wat dat betreft ben ik niet geschikt voor televisieseizoenen: het liefste kijk ik in een keer door totdat ik weet hoe het verhaaltje afloopt. Tijdens het kijken kan ik behoorlijk meegaan met de fictieve werelden in de series. Zo heb ik de afgelopen twee maanden bijna dagelijks Fringe gekeken. Toen ik daar de laatste aflevering van had gezien was ik twee dagen in de rouw: ik zou de personages, die toch een soort vrienden geworden zijn, gaan missen. Maar nu een paar weken later is de wereld van Fringe alweer een vage herinnering. Zo gaan die dingen. Als de slotscène van Dexter over een paar maanden is uitgezonden, zal ik mijn favoriete seriemoordenaar ook even missen. Daarna is het weer gewoon de orde van de dag.

Fringe. Met Anna Torv en Joshua Jackson.
Fringe. Met Anna Torv en Joshua Jackson.

De afgelopen jaren is menig tv-serie beter dan de b-garnituur die in Hollywood wordt gemaakt en die je alleen nog maar kunt zien door zo’n vervelend 3D-brilletje te dragen, televisie blijft toch een vluchtig medium, waarbij we bij het eindigen van de ene serie  soepel naar de andere overstappen.

Categorieën
Strips

Waarom de Nederlandse strip achterloopt op de buren

Rudi de Vries bracht de ontwikkeling van Nederlandse stripuitgeverijen in kaart. Waarom loopt de Nederlandse stripcultuur achter op de Belgen en Fransen?

Rudi de Vries
Rudi de Vries

‘Het huidige Nederlandse striplandschap is heel divers, met veel kleine uitgeverijen die hun best moeten doen om te overleven. Dat lukt deels omdat ze een deel van hun product kunnen afzetten in Vlaanderen, want Nederland is maar een kleine markt. Gezien de huidige economische crisis kan het bijna niet anders dan dat een aantal uitgevers zullen sneuvelen,’ aldus dr. Rudi de Vries, die eind november vorig jaar promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen met zijn studie naar de Nederlandse en Belgische stripcultuur.
Comics and Co-evolutions – A study of the Dynamics in the Niche of Comics Publishers in the Low Countries, heet het proefschrift waarin De Vries (Den Haag, 1961) de bedrijfskundige theorie van de co-evolutie toepast op de ontwikkeling van stripuitgeverijen in Nederland en België.

Wat is het belang van je onderzoek voor je vakgebied?
‘Ik heb bestaande theorieën versterkt door ze met elkaar te combineren, waardoor duidelijk is geworden waar de zwakke en sterke punten liggen. De co-evolutionaire theorie komt uit de biologie. Planten- en diersoorten die zich in de loop der duizenden jaren op elkaar afstemmen kunnen daardoor overleven. Zo kun je ook naar organisaties kijken, zoals uitgevers. Die kunnen zich aan elkaar aanpassen en aan actoren waar ze van afhankelijk zijn, bijvoorbeeld tekenaars. Uit eerder onderzoek leek het erop dat alle organisaties één richting op evolueren, maar ik laat zien dat er in bepaalde bedrijfstakken meerdere co-evoluties tegelijkertijd kunnen plaatsvinden.’

Kun je een voorbeeld geven?
‘In een van de casussen kijk ik naar Dupuis, een grote Belgische commerciële uitgeverij die naast strips ook tijdschriften uitgaf. Toen de striptijdschriften langzaamaan verdwenen, hebben ze zich meer moeten richten op het uitgeven van albums. Door de opkomst van het stripalbum kwamen er ook uitgeverijen gespecialiseerd in strips die zich op niches richten, van graphic novels tot erotische strips. De grote uitgeverijen, vaak gericht op een groot publiek, namen het gedrag van de specialisten over en gingen zich ook deels richten op de artistieke strip en auteurstrip. Ze veranderden hierdoor van generalist in polymorphist.’

Robbedoes, Kwabbernoot en Pip.
Robbedoes, Kwabbernoot en Spip.

Waarom blijft de Nederlandse stripcultuur zo achter ten opzichte van andere landen? In Frankrijk is de strip heel groot, terwijl het in Nederland maar een nichemarkt is.
‘In mijn onderzoek vergelijk ik Nederland vooral met België en Frankrijk. Dat zijn echte striplanden die internationaal veel invloed hebben gehad op het medium door de clans rond Hergé en rond het tijdschrift Robbedoes met Franquin en soortgenoten. In Nederland heb je heel lang Marten Toonder gehad die generaties tekenaars onder zijn hoede nam en opgeleidde. De Nederlandse uitgeverijen nemen vaak eerder genoegen met vertalingen. Dat is makkelijker en levert eerder geld op dan investeren in Nederlands talent. Dat is deels ook te verklaren door de beperkte omvang van de markt, want die is voor Nederlandse uitgevers veel kleiner dan die van hun Waalse en Franse collega’s, die hun product ook in het buitenland kunnen afzetten. Sinds de jaren zestig is het stripaanbod dat in Nederland uitkomt voor twintig procent door Nederlanders gemaakt. Eenzelfde percentage komt uit Vlaanderen, de rest zijn vertalingen. Het is voor een Nederlandse uitgeverij veel goedkoper vertalingen uit te geven dan te investeren in Nederlands talent, wat veel risico met zich meebrengt. Bovendien kun je die buitenlandse strips selecteren die daar goed verkopen. De kans is dan al groter dat het hier ook een succes wordt.’

bommel_tompoesJe impliceert in je proefschrift dat dit ook te maken heeft met de culturele identiteit van landen.
‘Uit mijn onderzoek blijkt dat ook in de stripsector Nederland snel geneigd is compromissen te sluiten. In België is men eigenzinniger. Dat geldt zowel voor Wallonië als voor Vlaanderen. Vlaanderen wil zich onderscheiden van Wallonië door een eigen cultuur te hebben. Dat zie je terug in de Vlaamse strips die een volkser karakter hebben dan de Waalse strips.’

Ik heb het idee dat de strip in Nederland een slechte reputatie heeft.
‘Relatief gezien is het aantal mensen dat in Nederland een stripalbum leest veel lager dan in Frankrijk in België. Dat aantal is sinds de jaren negentig ook sterk teruggelopen. De diepere oorzaken hiervoor heb ik in mijn onderzoek niet durven aan te stippen omdat dat bijna niet te meten is. Wat ik van veel geïnterviewde uitgevers en tekenaars heb gehoord, is dat er een algemeen cultuurverschil is. Er is meer belangstelling voor het beeld in katholiekgetinte landen zoals Frankrijk en Wallonië. In een meer calvinistisch land als Nederland is het woord belangrijker. In Frankrijk is verstrooiing en je amuseren eerder geaccepteerd dan hier. Historisch gezien wordt de strip daar ook veel meer als cultureel erfgoed gezien.’

De laatste jaren is er veel stimulans geweest voor het beeldverhaal. Er was tweeëneenhalf jaar een stripintendant, er is een beroepsvereniging en een HBO-opleiding voor stripmakers gekomen. Dat wijst op een professionalisering van de sector, maar als ik jouw verhaal hoor, dan heeft al die moeite zich nog niet uitbetaald in meer Nederlandse producties ten opzichte van vertaalde strips.

Gert Jan Pos geeft Jan Kruis de allereerste Marten Toonderprijs.
Gert Jan Pos geeft Jan Kruis de allereerste Marten Toonderprijs.

‘Over het geheel bekeken niet, maar als de subsidies en de intendant er niet waren geweest dan was het aandeel Nederlandse strips en strips van nieuwe tekenaars misschien nog veel kleiner geworden. Door de subsidies is het voor tekenaars mogelijk om zich een halfjaar af te zonderen en aan een album te werken zonder dat ze commerciële opdrachten hoeven doen. En voor uitgeverijen is het ook nu mogelijk om zo’n boek uit te geven.’

Wat heeft de intendant naar jouw inzicht bijgedragen aan de ontwikkeling van de Nederlandse strip?
‘Ik denk dat hij vooral goed is geweest voor de promotie van de strip. Door in Nederland en het buitenland te laten zien dat er hier heel veel gebeurt. Dat er veel jonge, ambitieuze striptekenaars zijn die echt wat te melden hebben. Dat sijpelt direct door, in albums, maar ook indirect door de aandacht die de strip in de media krijgt.
Maar je kan in twee jaar niet alles aanpakken. Om de relatief kleine markt te vergroten moet je ook Nederlandse strips in het buitenland slijten. Dat heeft de intendant ook wel geprobeerd in Barcelona, maar het was nog mooier geweest als ze eens naar het belangrijkste stripfestival in Europa, Angouleme, zouden gaan. Dat is met Vlaamse tekenaars gebeurd, en dat heeft veel opgeleverd. Als je werk in het buitenland vertaald krijgt, kunnen de makers er beter van leven dan alleen de opbrengsten in Nederland. Het feit dat uitgevers moeilijk hun strips in de winkels en kiosken krijgen blijft een zwak punt. De intendant heeft het distributieprobleem niet aangepakt en is daar ook op aangevallen.’

Is de graphic novel de redding van de Nederlandse strip?
Typex_Rembrandt-cover‘De graphic novel is als label deels een marketingstrategie, maar is ook meer dan dat: de inhoud is kunstzinniger en meer literair dan die van een traditioneel genre-album; de albums worden in het formaat van reguliere boeken geproduceerd waardoor ze beter passen in de boekenkasten van boekhandels. Als de stripromans worden uitgegeven door literaire uitgevers, dan hebben die ook sneller geloofwaardigheid in de literaire sector. Graphic novels zijn niet alleen maar in stripspeciaalzaken te koop maar staan ook in de reguliere boekhandel, waardoor ze onder ogen van een breder publiek komen. Dat kan de overlevingskansen van de strip vergroten.’

Ik hoor uitgevers ook klagen dat boekhandelaren niet weten hoe ze de graphic novel in de markt moeten zetten. Er is zelfs een folder uitgegeven om de boekverkopers uit te leggen wat een graphic novel is.
‘Ik denk, gezien de malaise in de boekwereld, dat maar een klein deel van de boeken goed verkoopt. Het merendeel is toch voor een nichepubliek bedoeld.’

Hoe ziet het huidige striplandschap er tegenwoordig uit volgens jou?
‘Heel divers, maar er zijn vooral veel kleine uitgeverijen die echt hun best moeten doen om te overleven. Het kan bijna niet anders dat er een aantal zullen sneuvelen. En dankzij het feit dat ze nog een beetje kunnen afzetten in Vlaanderen, bestaan ze nog, anders waren ze waarschijnlijk al gesneuveld. Het is te hopen dat ze het blijven volhouden en dat de economische crisis ophoudt.
Digitale vormen van strips zijn in opkomst. Men is nu aan het experimenteren om strips zo om te zetten dat ze op een tablet of mobieltje passen. De Standaard Uitgeverij is daar heel snel mee begonnen door Suske en Wiske in die vorm aan te bieden. Maar ook de Amerikaanse uitgeverijen. Dus ik vermoed dat de Nederlandse uitgeverijen daar ook mee bezig moeten gaan. Tegelijkertijd denk ik dat er altijd wel belangstelling voor het gedrukte stripboek zal blijven bestaan. Het zal allemaal kleiner worden. Maar dat soort zaken heb ik in mijn onderzoek niet meegenomen. Het gros van het onderzoek eindigt voor de crisis, maar als je het hebt over de situatie van nu, dan ziet het er inderdaad weinig rooskleurig uit.’

Wat kunnen Nederlandse stripmakers en uitgevers leren van je onderzoek?

Barbara Stok en Jean-Marc van Tol tijdens de opnames van 'Beeldverhaal'. Bron: Human Factor
Barbara Stok en Jean-Marc van Tol tijdens de opnames van ‘Beeldverhaal’. Bron: Human Factor

‘Dat je als tekenaar wel degelijk invloed blijkt te kunnen uitoefenen. Eind jaren negentig heeft Joost Swarte de strip onder de aandacht gebracht bij het Fonds BKVB zodat er subsidies voor strips kwamen. Daarna trokken Jean-Marc van Tol en Hanco Kolk aan de noodbel en is er nog een prijs bijgekomen en intendant. Deze acties van stripmakers hebben dus veel opgeleverd: subsidiemogelijkheden, prijzen en aandacht vanuit de media. Ook een mooi voorbeeld zijn tekenaars zoals Moebius en generatiegenoten die in de jaren zeventig begonnen te werken als autonoom kunstenaar. Dat heeft toch ook veel gevolg gehad onder tekenaars en uitgeverijen, onder andere heeft dat er uiteindelijk voor gezorgd dat grote uitgeverijen zich helemaal of deels hebben moeten aanpassen. En dat kon alleen omdat het publiek daarin meeging. Het publiek werd volwassener en wilde ook die auteursalbums lezen. Maar als die tekenaars daar zelf niet mee waren begonnen, was dat nooit gebeurd. Dat betekent dus dat je als idealistische uitgever of als tekenaar best wat kan bewerkstelligen. Dat kan niet geheel solo, er moeten wel mogelijkheden zijn in de markt, en je moet zelf meerdere rollen kunnen vervullen. Neem Joost Swarte, die is tekenaar, kunstenaar en vormgever, en daardoor had hij ook makkelijk ingang bij het Fonds voor de beeldende kunst. Jean-Marc van Tol is ook zo’n figuur die meerdere rollen kan vervullen.
Kortom: blijf actief, alert en maak gebruik van de mogelijkheden die er zijn. Wees ook niet te pessimistisch.’

Dit artikel is geschreven in opdracht van de VPRO Gids.

Categorieën
Spidey's web Strips

Spidey’s web: Spider-Man in Schotland

De Amerikaanse illustrator Charles Vess (Lynchburg, Virginia,1951) is gespecialiseerd in het tekenen van fantasy-verhalen, mythes en sprookjes. Striplezers kennen hem wellicht van het werk dat hij met schrijver Neil Gaiman maakte (de Sandman-reeks en Stardust). Toen Vess in september 1982 voor het eerst de hooglanden van Schotland bezocht ging er een belangrijke wens voor hem in vervulling. Dit was het landschap dat hij al jaren op papier bestudeerd had en nu wandelde hij er zelf door: een magisch landschap dat Vess in prachtige tekeningen zou vastleggen.

spirits_ot_earth_vess_4Wat heeft dit met Spider-Man te maken, vraag je je wellicht af. In de jaren tachtig heeft Vess een paar Spider-Man-verhalen getekend, ook illustreerde hij enkele covers van de verschillende Spider-Man-series én hij schreef en tekende de graphic novel Spirits of the Earth (1990). In dit verhaal bracht hij Spider-Man en zijn fascinatie voor de Schotse hooglanden samen.

Hellfire Club
In Spirits of the Earth reizen Peter Parker en zijn nieuwbakken vrouw Mary Jane af naar een klein dorpje in de Schotse Hooglanden. Mary Jane heeft van een tante namelijk een klein huisje geërfd en er moeten wat zaken worden afgehandeld. Al snel blijkt dat de kleine gemeenschap in rep en roer is vanwege een stel geestverschijningen. Deze verschijningen vallen niet toevallig samen met de plannen van een projectontwikkelaar die wil dat de bewoners hun grond verkopen.

In de herberg vernemen Peter en Mary Jane dat de kleinzoon van lord Hugh Munro is ontvoerd. Men denkt dat de feeën erachter zitten, want die willen de bewoners verdrijven. Mairi, de plaatselijke toverkol, beweert echter dat de feeën allang zijn vertrokken. Uiteraard gaat Spidey op onderzoek uit en hij komt inderdaad spoken tegen die de Schotse nacht onveilig maken. Uiteindelijk blijken dit geen ‘echte spoken’ te zijn maar hologrammen opwekt door leden van de Hellfire Club. Want in de grotten onder het kasteel van Sir Hugh blijkt een groot kristal te zitten, een krachtige bron die de Hellfire Club wil delven en inzetten om wapens van energie te voorzien die overal ter wereld ingezet kunnen worden.

spirits_ot_earth_vess_2

De ambitieuze neef van Sir Hugh, Angus, die eerder Mary Jane al probeerde aan te randen in de keuken van de herberg, heeft dit kristal ontdekt en hoopt met deze missie opgenomen te worden als lid van de huidige incarnatie van de Hellfire Club. In het verleden was een voorvader van Angus een van de oprichters van de oorspronkelijke Hellfire Club.

De grot onder het kasteel met het gigantische kirstal als het decor waarin Spider-Man het tegen de soldaten van de Hellfire Club opneemt doet heel James Bond aan. Voor het eerst sinds Spidey in Schotland is aangekomen is lijkt hij in zijn element, want eerder bleek dat hij eigenlijk niet thuishoort in de Hooglanden. Niet alleen valt dat rood-blauwe kostuum erg op in het groene landschap, met al die lage huisjes en kale heuvels kun je ook nergens lekker aan webslingeren. Je hebt daar dus weinig aan spinnenkrachten.

Frankenstein
Er is een prachtige scène waarin de dorpsbewoners de kerk uitkomen. Ze hebben zojuist vergaderd over het wel of niet verkopen van de grond aan projectontwikkelaars. Opeens verlicht een leger spookachtige ruiters de avondlucht, waardoor de bewoners Spider-Man op het dak van de kerk zien zitten. Ze denken, wat naïef wellicht maar goed, dat ze met een heuse demon te maken hebben. De bewoners jagen het Webhoofd op alsof hij het Monster van Frankenstein is. (De scène lijkt een hommage aan dit beroemde horrorverhaal te zijn, want daarin wordt het Monster ook verjaagd door een stel woedende dorpsbewoners, al dragen ze in Schotland geen brandende fakkels). Spidey springt van huis naar huis maar kan door de lage bebouwing en de lage bomen niet wegslingeren. Wanneer hij zachtjes over een kudde koeien probeert te stappen die op straat ligt te slapen, stapt hij per ongeluk op een staart. Door het geloei van dat beest weten zijn achtervolgers waar Spidey is. Onze opgejaagde held klimt in een boom waar de dorpsbewoners zich dreigend onder verzamelen om de demon te stenigen. Gelukkig weet wijze vrouw Mairi hen tot kalmte te bedaren.

spirits_ot_earth_vess_1

In Spirits of the Earth komen mijn passies voor Schotland en Spider-Man samen. Maar wat dit verhaal vooral interessant maakt is dat het Webhoofd niet in zijn natuurlijke habitat verkeert. Spider-Man hoort net zo goed bij New York als de gele taxi’s die daar het straatbeeld bepalen en functioneert anders wanneer hij geen wolkenkrabbers om zich heen heeft om aan te webslingeren of om op te muurkruipen. Dit illustreert Vess heel goed door het verhaal in de Big Apple te laten beginnen: Spidey slingert door New York en schakelt een paar tasjesdieven uit. Een clichématige scène die vooral het grote contrast tussen de twee locaties in het verhaal duidelijk moet maken, waarin Spidey dus op de ene plek thuishoort en op de andere zich als een vis uit het water voelt.

Er zijn wel meer verhalen in de loop der jaren geschreven waarin Spidey compleet uit zijn element is. Van avonturen met the Fantastic Four en Doctor Strange in andere dimensies als the Negative Zone, Spidey in space en Spidey in een voorstad van New York. Vaak zorgen deze misplaatsingen van het Webhoofd voor grappige momenten.

Overigens is Spirits of the Earth als verhaal niet geheel perfect. Je kunt op je vingers natellen dat de dorpsbewoners wel snappen dat de komst van Spider-Man en Peter Parker in het dorp geen toeval kan zijn. Ook duurt het relatief lang voordat Peter concludeert dat de spoken hologrammen zijn, vooral omdat zijn instinct hem bij de eerste confrontatie al niet waarschuwt voor gevaar. Maar goed, los daarvan is Spirits of the Earth zeker het lezen waard, alleen al vanwege de prachtige illustraties van Vess.