Categorieën
Bloggen Media

De kunst van een goede krantenkop

Illustratie: Emma Ringelberg

Als ik een artikel inlever bij de krant of een tijdschrift, doe ik daar altijd een suggestie voor de kop bij. Soms wordt deze overgenomen, soms ook niet en maakt de eindredacteur er iets anders van. Iets wat hij beter vindt bekken, iets wat volgens hem beter de aandacht van de lezer trekt. Want dat is natuurlijk de functie van een goede kop: zorgen dat het betreffende stuk gelezen wordt.

Dat betekent soms ook dat er een andere kop boven je stuk staat dan je zelf voor ogen had. Dat pakt lang niet altijd slecht uit: de zeldzame keren dat de eindredacteur van de VPRO gids een titel van mijn artikel had aangepast, was het eindresultaat altijd beter dan ik had voorgesteld. Goede koppen maken is een vak apart.

De veranderingen pakken niet altijd even fijn uit. Soms wordt er een klein dingetje uit een artikel gelicht en door de kop benadrukt. Dat is lang niet altijd de strekking van het stuk. Dat blijkt ook uit dit item van De waan van de dag van vrijdag 18 november.

Leuk aan het item vind ik dat je een klein kijkje op de werkvloer bij Het Parool krijgt. Eindredacteur Ronald van der Horst komt aan het woord. Ook komen er een aantal belangrijke eigenschappen van een goede krantenkop aan bod. ‘Een aantrekkelijke kop prikkelt, en moet een uitnodiging zijn aan de lezer: “Dit stuk moet u lezen!”, aldus Van der Horst.

Bekijk de video in andere formaten.

Koppen voor een blog
Een kop als ‘Ik huil nooit’ zoals die boven het artikel van Frénk van der Linden stond in De Volkskrant, zou niet goed passen boven je blogpost. Goed, het trekt aandacht, maar je lezer weet niet waar het precies over gaat, want nergens in de kop staat wie die uitspraak doet. De kop is niet informatief genoeg, al trekt die online net zo goed de aandacht van een lezer als op papier.

Een blogger hoort wat mij betreft een kop te maken die aandacht trekt, maar die ook de lading van de blogpost dekt. De titel van je blogpost moet informatief zijn, anders kunnen de zoekmachines er ook geen chocolade van maken.

Dat laatste houdt vooral in dat het onderwerp duidelijk in je titel moet staan. Is je blogpost een interview? Dan moet de naam van de geïnterviewde in je kop voorkomen. Sterker nog: ik geef in dat soort gevallen in de titel ook aan dat het hier om een interview gaat. Daarna kan altijd een mooi citaat volgen die de lading denkt of prikkelt. Als ik een striprecensie publiceer, noem ik dat ook in de kop. Dat helpt de Googler die op striprecensies van dat specifieke album zoekt.

Als ik zo naar de blogposts van de laatste weken kijk, is meteen duidelijk dat ik voor de meer zakelijke en informatieve koppen ga. Maar goed, ik heb dan ook vooral een informatief blog met hier en daar een persoonlijke noot. Ik kan me goed voorstellen dat een kop als ‘Ik huil nooit’ heel goed in een lifeblog zou passen. Dan is het onderwerp van de site immers de blogger zelf.

De kop boven dit stuk had overigens ook een vraag kunnen zijn: Wat maakt een goede krantenkop? En misschien had het woord bloggen er ook in voor moeten komen. Aan de andere kant: je kan ook niet alles dekken met een kop. Het is dan ook de bedoeling dat je lezers  niet alleen maar koppensnellen maar ook je blogpost lezen.

Door Michael Minneboo

Michael Minneboo is een freelance journalist gespecialiseerd in popcultuur, fancultuur, strips, film, online media en beeldcultuur. Hij schrijft over onder andere comics, Nederlandse strips & animatie en interviewt makers uit binnen- en buitenland. Daarnaast geeft hij lezingen en adviseert hij particulieren en bedrijven over bloggen.

6 reacties op “De kunst van een goede krantenkop”

Deze kop in in de feedreader trok in ieder geval mijn aandacht, omdat het sowieso al een onderwerp is dat mijn aandacht heeft. Daar speel je dus, al dan niet onbedoeld, op in. Als ze ze heel beschrijvend zijn (“de catalogus van die en die tekenaar”) zorgen ze er ook wel eens voor dat je een post nog even laat rusten. Eentje die non-descript is, maar wel intrigerende woorden bevat, bekijk je vaak toch ook even.

Ik weet wel dat ongebruikelijke titels, bijvoorbeeld met een seksuele lading o.i.d. ook altijd scoren. Sommige mensen vinden dat goedkoop, maar het is toch interessant om te zien hoe dat werkt. Mag je best mee spelen, vind ik.

Goede aanvullingen, Edwin. Een te beschrijvende kop slaat ook vaak dood. Het is leuk om daar mee te experimenteren en soms meer voor het een of ander te gaan. Wat de seksuele lading betreft: ik zie vaak in mijn statistieken dat de paar seksonderwerpen waar ik over geschreven heb, goed scoren in de searches. Hentai doet het bijvoorbeeld goed, maar ook de foto van Eva Jinek.

Wat een grappige rubriek, Johan. Ga ik volgen. Ze zijn bij de Telegraaf net zo creatief met het verzinnen van koppen als het verzinnen van nieuws volgens mij 😉

Ik kan echt helemaal meegaan in je betoog, Michael. Ook ik als journalist kies meestal voor functionele, beschrijvende koppen en ook ik zou gekozen hebben voor de simpele oplossing “Frenk van der Linden: ‘Ik huil nooit’.” Met dien verstande dat ik het woord interview zou hebben weggelaten omdat een quote vaak al impliceert dat het hier om een interview gaat.

Wat ik op mijn blog wel bewust doe, is soms afwijken van het verwachtingspatroon. Dan komt er ineens géén beschrijvende kop. Het voordeel daarbij is dat ik ook columns en opiniestukken publiceer, die een ander soort kop goed kunnen hebben. Veel aangeklikt dezer dagen is natuurlijk de kop ‘Ik sta op een dodenlijst’, omdat hij juist heel persoonlijk (‘ik’) is en omdat het woord ‘dodenlijst’ natuurlijk prikkelt. Het nadeel is dat ik prompt van effectbejag werd beticht, terwijl ik echt oprecht van mening ben dat hiermee grenzen worden overschreden. Grenzen overigens waar je juridisch weinig tegen kunt doen, al was het maar omdat de opstellers het zelf een grap noemen.

Soms kies ik er ook bewust voor om géén googlebare kop te schrijven, omdat ik het stuk niet per se hoog in Google wil hebben of puur uit recalcitrantie. ‘Kontcolumn’ was zo’n kop. Het was een column over interne D66-perikelen, die ik eigenlijk helemaal niet online wilde zetten, totdat iemand op Twitter kritiek ging leveren op basis van een screenshot van het blad waar hij in stond. Inderdaad, die persoon noemde het een ‘kontcolumn’. Om de discussie zuiver te houden, wilde ik dat critici de hele column zouden lezen. Bovendien plaatste ik een intro waarin ik de ophef benoemde. Maar ik had weer geen behoefte aan een kop waarin de woorden ‘D66’ en ‘ruzie’ stonden. Bovendien was het een leuke manier om die ene criticus op haar nummer te zetten. Relativering (dus in dit geval: haar kritiek in de kop verpakken) is soms heel verfrissend.

Excuses voor deze lange reactie. Om met Mark Twain te spreken: “I didn’t have time to write a short letter, so I wrote a long one instead.” 😉

Reacties zijn gesloten.