Categorieën
Media Strips

De Stripdagen in beeld

De Stripdagen van het Stripschap werden afgelopen weekend in Gorinchem gehouden. Het is interessant om te zien hoe de media de stripbeurs behandelen. De beeldvorming blijkt het clichébeeld van eenzame stripverzamelaars niet tegen te spreken.

RTV Rijnmond maakte een ‘sfeerimpressie’ van de stripdagen. Deze blik op de beursvloer bevestigt vooral het beeld dat veel mensen van een stripbeurs hebben: vrijgezelle mannen op leeftijd die een krabbel bij hun favoriete tekenaar komen scoren of door karntonnendozen bladeren op zoek naar een kleinood om de verzameling te completeren. Verder zijn er weinig vrouwen te zien en blijft de interviewer vooral hangen bij oudgedienden als Jan Kruis en Martin Lodewijk.

Een fan van Storm is erg in zijn nopjes met de pin-up van Roodhaar die Romano Molenaar voor hem heeft getekend. ‘Ik kom alleen op de beurs voor de tekeningen.’

Het beeld dat de reportage geeft is duidelijk. We zien eenzame verzamelaars en geilaards die zich verlustigen sexy stripfiguurtjes. Overigens staan er in het shot van de Roodhaar-fan ook enkele vrouwen op de achtergrond. Maar hen wordt niets gevraagd. Het erkennen van hun aanwezigheid zou het clichébeeld maar aantasten. Stel je voor.

De reportage van journalist Geert-Willem Overdijkink duurt maar liefst 8 minuten. Neem er een kopje koffie bij om de ogen open te kunnen houden.

Het kan natuurlijk nog gekker. Pownews was ook op de Stripdagen en, zoals het een actualiteiten programma betaamt, schetsen zij een genuanceerd beeld van de beurs, ontdaan van enige vooringenomenheid. Niet dus. Zoals we van GeenStijl gewend zijn tonen ze een karikatuur van de Stripdagen.

Pownews zocht de grootste dwaallichten op de beursvloer uit en plakte hun wereldvreemde uitspraken achter elkaar. Er komt ook nog een heuse stripmaker aan het woord, namelijk Jean-Marc van Tol. Die ken ik als een welbespraakt professional, maar Pownews wist het interview met hem tot een verdraaid en onsamenhangend geheel te maken.

De reportage begint op 6.34 en eindigt rond 7.30.

Get Adobe Flash PlayerAls het niet mogelijk is Flash te installeren kunt u de video bekijken via deze link.
.

(Mocht de video niet werken, check hem dan hier.)

Betere antireclame voor de Stripdagen en stripbeurzen in Nederland heb ik nog niet gezien. Al is het wel zodat clichés niet voor niets clichés zijn.

Categorieën
Strips

Waarom Eisner stopt

De vijf nummers van Eisner staan gebroederlijk naast elkaar in mijn boekenkast. De familie zal echter niet meer worden uitgebreid, want er komt geen zesde editie. Uitgeverij Podium heeft besloten om met het tijdschrift met literaire beeldverhalen te stoppen. Dat is jammer, want daarmee verschraalt de markt van striptijdschriften.

Uitgever Joost Nijsen met het omslag van Eisner #1.

Toen ik in oktober 2008 Jean-Marc van Tol en uitgever Joost Nijsen interviewde over de komst van Eisner zei Van Tol het volgende: ‘Het uitgeven van strips en graphic novels is in Nederland een hels karwei. Dat moet je als je een normale uitgever bent natuurlijk niet doen. Je weet van tevoren dat het een verliesgevende zaak is, want strips zie je bijna niet meer in boekwinkels.’

Je kunt wel stellen dat Van Tols woorden profetisch waren. Uitgever Joost Nijsen geeft ruimhartig toe dat Eisner zakelijk gezien geen succes was. ‘Zelfs met de subsidie die we ervoor kregen was Eisner niet kostendekkend. We kregen voor de eerste drie nummers 10.000 euro per deeltje, maar de verkoop was te laag.’ Volgens Nijsen had het blad ongeveer 250 abonnees. Hetzelfde aantal exemplaren kon Podium kwijt in de boekhandels, verder nog enkele honderden aan stripwinkels en verkooppunten in België. In totaal werden er 1000 exemplaren in de markt gezet, maar lang niet alles werd verkocht. ‘De boekhandels bleven er veel mee zitten,’ zegt Nijsen. ‘Ze begonnen er ook steeds minder in te geloven. Boekhandels hebben tegenwoordig sowieso moeite met de niet- fast moving products en dan vooral literaire tijdschriften.’

De markt voor graphic novels is ook overschat,’ vindt Nijsen. ‘Die markt is onvoorstelbaar lastig. Neem bijvoorbeeld Van Istanbul naar Bagdad: zelfs als er Grunberg en Kolk op het omslag staat, toch twee bekende merken, dan loopt zo’n boek matig. We hebben daar de hulp van de boekhandel bij nodig en die weet er geen raad mee.’

Wisseling van de wacht
Ward Wijndelts was de eerste hoofdredacteur van Eisner. Hij werd bijgestaan door ondere Jean-Marc van Tol. Na twee nummers nam Erik Noomen het over. In december stopte Noomen echter als redacteur bij Podium om als samensteller bij de Madiwodovrijdagshow aan de slag te gaan. Nu zat Eisner zonder redactie. Nijsen: ‘Toen Erik vertrok, stond ik voor de keuze wie nu Eisner moest gaan leiden. Toen ben ik eens goed gaan nadenken of het blad wel voldeed aan de verwachtingen.’

Het grootste probleem van Eisner was misschien wel dat de doelgroep voor de uitgever nooit concreet is geworden. ‘Het was onduidelijk voor ons bij wie het tijdschrift nu eigenlijk aansloeg. Als er nu een duidelijk publiek was geweest dat gemotiveerd was, dan zou ik als uitgever denken dat je tenminste iets heel zinvols doet.’ Nijsen geeft toe dat ze voortdurend zaten te aarzelen tussen de stripliefhebber als doelgroep of de literatuurminnende lezer.

Zonder een specifieke lezer voor ogen te hebben is het ook lastig om een blad te promoten. ‘Behalve de geijkte promotiemiddelen als de literaire pers, kranten- en tv-redacties aan te spreken, gaf Erik ook acte de presence op stripbeurzen. Toch is het ons niet gelukt om flink publiciteit voor Eisner te krijgen.’

Het probleem met korte verhalen
Daarbij kun je je afvragen of van korte literaire verhalen wel een goede strip te maken is van pakweg tien pagina’s. ‘Dat is eigenlijk een heel ingewikkelde opgave. Ik dacht daar in het begin wat lichtzinnig over,’ bekent Nijsen. ‘Vanuit artistiek oogpunt twijfelden we ook over wat er logisch was. Klopte de vorm van ongeveer zes verhalen in een blad van 80 pagina’s wel? Stripliefhebbers willen ook een ander soort blad volgens mij. Met rubrieken, tips en artikelen. Maar met die elementen zou Eisner veelzijdiger en actueler geweest, maar dan was het blad weer te veel gericht zijn op de stripliefhebber terwijl wij meer lonkten naar de literaire lezer.’

Toch is de uitgever wel trots op de vijf nummers: ‘Het was een mooi laboratorium waarin het aangenaam toeven was.’ Het verdwijnen van Eisner betekent ook dat Podium zich minder met strips gaat bezighouden. ‘Het is het einde van een periode waarin ik het beeldverhaal echt naar voren trok,’ zegt Nijsen. ‘Maar,’ vervolgd de uitgever, ‘ik heb geleerd dat je nooit heel stellig moet zijn. Je zult zien dat er over een halfjaar iemand langskomt met zo’n fantastische graphic novel, dat alle aarzelingen die we bij het genre hebben, opslag vervallen en we dat het met groot enthousiasme uitgeven.’

Ook gloort er nog enige hoop aan de horizon: ‘Het heeft iets heel frustrerends om zoiets moois te stoppen. We brengen het blad niet meer uit, maar ik heb het merk Eisner nog niet opgeheven. Het is denkbaar dat ik op een gegeven moment met een nieuwe vorm terugkom. Misschien dat ik over anderhalf jaar denk dat we als App terug moeten komen.’

Wat vind jij van het verdwijnen van de Eisner? Is het jammer of missen we er niet veel aan?

Bonus-video: In 2008 begonnen Joost Nijsen en Jean-Marc van Tol hoopvol aan het Eisner-avontuur:

Categorieën
Fotoblog

Crocodile

When I walked out of the building of the VARA I passed by this crocodile. Don’t know who left her there, but she seemed to have a good time on the couch all by herself.

Categorieën
Strips

Aimée de Jongh: ‘Ik ben van nature melancholiek’

Aimée de Jongh is één van de grote beloftes van de nieuwe generatie Nederlandse stripmakers. Vooral bekend van haar dagboekstrips en manga tekenstijl, begint ze binnenkort aan haar eerste striproman.

‘Mensen denken bij strips vaak meteen aan de Donald Duck. Nou, strips kunnen ook over serieuze onderwerpen gaan als ziektes en relatieproblemen. En dat hoeft zich allemaal niet in Duckstad af te spelen,’ zegt Aimée de Jongh, die behalve humorstrips ook beeldverhalen met serieuze onderwerpen maakt.

De Jongh (1988) geldt als een van de grote beloftes van de nieuwe generatie Nederlandse stripmakers. Ze heeft de grammatica van het medium goed in de vingers. Ze blinkt uit als visuele verteller. Ze zet haar personages trefzeker maar met schijnbaar weinig moeite op papier en laat ze overtuigend acteren.

Webcomic
Al zes jaar maakt ze als professional illustraties en strips. Haar carrière begon op het web. In de tijd dat webcomics nog een hype waren, verwierf De Jongh bekendheid door wekelijks online een dagboekstrip te publiceren. Ze begon hier vooral mee om bekender te worden in de stripwereld. ‘Ik zag het als promotiemiddel. Stripmaker Floor de Goede was toen al twee jaar bezig met zijn dagboekstrip en trok veel bezoekers. Dat wilde ik ook en zo werkte het ook, want al snel had mijn site veel lezers.’ De aandacht leidde in 2006 tot de publicatie van haar eerste boekje bij uitgeverij Bee Dee en meerdere publicaties in manga bundels.

Het verwerken van autobiografische elementen ziet de Jongh als therapeutisch: ‘Sommige mensen gaan naar de psycholoog om over hun problemen te praten, misschien verwerk ik ze wel door strips over ze te maken. Niet dat ik zoveel problemen heb hoor, maar toen mijn vriendje het uitmaakte ben ik veel strips gaan maken. Dat werkte supergoed.’

Bovennatuurlijk
Los van de dagboekstrips maakt De Jongh ook graag cartoons en verhalen met onverwachte wendingen, soms met een bovennatuurlijk tintje. Veel van haar strips zijn melancholisch: ze gaan over verloren liefdes, of een geliefde die haar belofte niet waarmaakt. ‘Ik ben van nature melancholiek. Tja, ik ben een vrouw hè,’ zegt de stripmaakster met een glimlach. Toch is het haar ook ernst: ‘Ik probeer met strips moeilijke onderwerpen aan mensen op te dringen en deze iets meer normaal te maken. Ik vind het bijvoorbeeld raar dat mensen het nooit over de dood hebben. Ze vinden het onderwerp zwartgallig, terwijl het iets alledaags is. Er gaan iedere dag mensen dood, dus wat is daar zwartgallig aan?’

In het laatste nummer van literair stripblad Eisner staat een kort verhaal over opkomende popmuzikant Paul Nova. Nova lijkt alleen succes te kunnen hebben als hij op andere muziekanten lijkt. Hij verzet zich hiertegen en weigert nog te spelen totdat de wereld beseft dat ze zijn muziek mist. De Jongh wordt nog vaak geassocieerd met de herkenbare manga-stijl (Japanse strips) waarmee ze bekend werd.’Met Paul Nova wilde ik iets zeggen over hoe ik me van manga probeer los te maken. De meeste opdrachtgevers benaderen me ook omdat ze iemand zoeken die mangastijl kan tekenen. Het levert veel opdrachten op, maar ik kan in veel meer stijlen tekenen. Dat wil ik ook graag laten zien,’ vertelt De Jongh die geregeld stripworkshops geeft in mangatekenen en ook wel eens als expert op dit onderwerp geïnterviewd wordt.

‘Ik ben opgegroeid met Kuifje en Robbedoes, die zijn eigenlijk heel stijf als je ze met Japanse strips vergelijkt. Manga is veel filmischer, dynamischer en dat leest als een trein. De strips zijn heel dik, maar je hebt ze in een kwartiertje uit.’

Striproman
Behalve het korte verhaal in Eisner, werd er recent ook werk van haar in Pulpman gepubliceerd. In eigen beheer bracht ze een serie cartoons uit waarin ze de draak steekt met Jezus en tussendoor maakte ze cartoons en illustraties voor het bedrijfsleven. Binnenkort hoopt ze haar studie animatie aan de Willem de Kooning Academie af te ronden. Daarna gaat ze eindelijk aan de slag met haar eerste striproman. ‘Die zal gaan over een groep mensen die zeker denkt te weten dat de wereld over tien dagen zal vergaan. Ze gaan niet meer naar hun werk, geven al hun geld uit, velen plegen zelfmoord. En wat als blijkt dat de wereld niet vergaat? Omdat mensen hun verantwoordelijkheid niet meer nemen, vergaat de wereld eigenlijk ook. Maar ja, ik kan over twee weken net zo goed een beter idee krijgen.’

Dit artikel stond in Het Parool van zaterdag 12 maart.

Categorieën
Fotoblog

Two heads on a wall

Two heads on the wall. One is Gaddafi and the other one is unknown to me, but next to Gaddafi I think it’s a face of innocence.

Categorieën
Fotoblog

Muiderpoort

Almost home and ready for my half hour walk.

Categorieën
Strips

Minck Oosterveer: ‘De Amerikaanse strip is voor mij nu het belangrijkste’

Minck Oosterveer krijgt dit jaar de Stripschapprijs. Belangrijker: hij is een van de weinige Nederlandse tekenaars die voet aan de grond krijgt in de Amerikaanse comicsindustrie.

Het gebeurt niet vaak dat een Nederlandse stripmaker in Amerika aan de bak kan, laat staan dat hij succes heeft. Minck Oosterveer (1961) waagt het erop. ‘Het Amerikaanse comics-systeem vind ik heerlijk om in te werken. De frequentie ligt daar hoger dan hier, net als bij krantenstrips,’ vertelt Oosterveer. ‘Ook spreekt de Angelsaksische denk- en vertelwijze mij aan. Die is losser, bevat meer fantasie en er is meer ruimte voor experimenten dan in Europese stripverhalen.’

In tegenstelling tot de stripalbums in Europa en Nederland, beslaan Amerikaanse comics doorgaans 22 strippagina’s en komt er per maand een deeltje van een serie uit. Daarom worden de productietaken vaak door een team uitgevoerd en zit er een redacteur op de verhaallijnen.

Leuren en volhouden
Hoe krijgt een Nederlandse stripmaker in Amerika voet aan de grond? Dat is vooral een kwestie van standvastigheid en de juiste mensen kennen. Oosterveer heeft al jaren contact met Amerikaanse en Engelse stripmakers: ‘In 1998 leerde ik tekenaar David Lloyd kennen op de stripbeurs in Valkerswaard toen we bij dezelfde Nederlandse uitgever uitkwamen. Hij heeft me aan mensen voorgesteld. Zo kon ik bijvoorbeeld aan DC Comics mijn werk laten zien. Zonder introductie hoef je je werk niet te mailen, dan kijkt er niemand naar. Ik had met DC een paar keer contact, maar daar kwam in eerste instantie niets uit.’

Na enkele andere pogingen mocht Oosterveer voor Boom Studios een korte zombiestrip maken waar ze enthousiast van werden. Daarna maakte Oosterveer met schrijver Mark Waid, geen onbekende in de comicswereld, The Unknown en The Unknown: The devil made flesh. Deze limited serie gaat over een begaafde vrouwelijke detective die door een hersentumor nog maar zes maanden te leven heeft en een poging doet om de vraag, of er leven is na de dood, te beantwoorden. De heldin past prima in het oeuvre van Oosterveer: ‘Ik teken het liefste mooie, spannende vrouwen. Ik eis wel dat ze zelfstandig en sterk zijn en hun eigen beslissingen nemen.’

Recent is The Unknown in twee albums in het Nederlands uitgebracht. Oosterveer: ‘In Amerika was het eerste nummer binnen een week uitverkocht. De hardcover-bundeling liep niet zo goed, maar Amerikanen kopen ook niet graag hardcovers. De softcover loopt alweer beter.’ Voorlopig heeft de tekenaar genoeg te doen. Met Charles Webb wil hij een spionage miniserie maken. Ook ligt er een nieuw project met Waid op stapel. ‘Over een aan lagerwal geraakte straatgoochelaar die een aantal magische artefacten vindt, daarna gaat er van alles verkeerd,’ belooft de stripmaker.

Menselijke superhelden
Recent sloot de tekenaar zich aan bij het agentschap Eva Ink Artist Group. Zijn agent heeft directe contact met de redacteuren van uitgeverijen en doet de onderhandelingen voor de tekenaar. Enkele werkbezoeken bij uitgevers en signeersessies op stripbeurzen liggen in het verschiet. ‘Een groot verschil met Nederland is dat je gewoon betaald wordt om daar te zitten en voor fans tekeningen te maken. Je ziet hier ook altijd dezelfde fans die toch wel je boeken kopen.’

Ook tekende Oosterveer recent een contract als artist for hire voor Marvel, een van de twee grote uitgevers van superheldencomics en die zijn big business in de Amerikaanse stripwereld. ‘Ik heb een voorkeur voor de meer menselijke superhelden als Spiderman, Batman en Daredevil. Personages met overdreven superkrachten als de X-Men vind ik niet zo interessant.’ Gelukkig voor Oosterveer mag hij voor Marvel de Victoriaanse detectivestrip Ruse tekenen, over een Sherlock Holmes-achtige detective met een vrouwelijke assistent. De strip wordt geschreven door Mark Waid.

Tekenen voor een Amerikaanse uitgeverij is lucratiever dan werken in Nederland: ‘Marvel betaalt royalty’s en het beginnerinkomen is indrukwekkender dan het eindinkomen dat je hier kunt verdienen. De enige die nog een paginaprijs betaalt is stripblad Eppo. Maar daar krijg je per pagina de helft van wat ik bij Marvel ga verdienen. In Nederland kan ik eigenlijk niet meer rondkomen met strips maken. Dat kun je de Nederlandse uitgevers niet kwalijk nemen, want de albumverkoop is hier gewoon te laag.’

Realistische tekenstijl
Oosterveer maakte jarenlang met vaste schrijver Willem Ritstier avonturenstrips als Zodiak en Nikki Saxx voor De Telegraaf. Maar daar is ook geen vraag meer naar. ‘Er is in de krant alleen nog maar ruimte voor gagstrips.’ Recent had de tekenaar ook wat tegenslag te verwerken. Samen met Ritstier maakte Oosterveer een album van sciencefictionstripreeks Storm en twee albums van de westernstrip Ronson Inc. Het westerngenre lag de tekenaar echter niet, ook was hij niet tevreden over het verhaal. Daarbij oogstte de Storm-strip die nu in Eppo voorgepubliceerd wordt, veel kritiek op online stripfora. Men viel met name over de lelijke digitale inkleuring van de strip, maar richtte de pijlen vooral op de tekenaar die niets met de inkleuring van doen had.

‘De combinatie van de teleurstelling van Ronson Inc., de ongenuanceerde opmerkingen over Storm en het feit dat ik in Nederland niet fatsoenlijk een inkomen kan verdienen, maakten dat ik me afvroeg wat ik hier nog eigenlijk doe. Alle moeite die ik doe om hier aan het werk te zijn moet ik er in Amerika ook insteken, maar daar heb ik wel resultaten en meer kansen dan hier. Mocht er hier nog een leuk project worden aangeboden, dan wil ik daar best over praten, maar de Amerikaanse strip is nu voor mij het belangrijkste.’

Het is in dit licht ironisch dat de stripveteraan dit jaar de Stripschapprijs krijgt. De jury roemde in het bijzonder de realistische tekenstijl van Oosterveer die maar door weinig Nederlandse stripmakers gehanteerd wordt en prima past bij Amerikaanse comics. In eerste instantie was Oosterveer niet enthousiast over de prijs: ‘Later besefte ik dat een aantal mensen mij hiervoor hadden voorgedragen en dan kan ik niet zo maar zeggen dat ik geen zin heb om op dat podium te staan. Het is toch een erkenning. Ik ga hem dus lekker aannemen.’

Strip-tv
In verband met de Stripdagen herhaalt VPRO Themakanaal Geschiedenis TV enkele documentaires. Aandacht voor stripmakers als Hergé (Kuifje), Daniel Clowes (Ghostworld) en de Nederlandse stripmeester Marten Toonder (Heer Bommel en Tom Poes). In 1972 maakte Frank Wiering een film in Ierland waarin hij spreekt met Toonder en autochtone bewoners over de Ierse geschiedenis en de invloed van Ierland op Toonders verhalen. Ook wordt er een portret van Peter Pontiac uitgezonden dat naar aanleiding van zijn boek Kraut werd gemaakt, een graphic novel over het oorlogsverleden van Pontiacs vader.

De Stripdagen
De 43ste Stripdagen worden dit jaar gehouden in Evenementenhal Gorinchem op12 en 13 maart. De grafische roman in haar facetten is het centrale thema. Zaterdagmiddag worden de Stripschapprijs en de albumprijzen uitgereikt. De Stripschapprijs wordt sinds 1974 jaarlijks toegekend aan een striptekenaar of tekstschrijver die zich buitengewoon verdienstelijk heeft gemaakt voor het beeldverhaal.

Dit artikel is in VPRO Gids #11 gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Maaike Hartjes slaat een nieuwe weg in

In haar nieuwste bundel dagboekstrips bewandelt Maaike Hartjes bekende paden, maar dit keer voor het laatst. Geïnspireerd door Japan slaat de stripmaakster een nieuwe weg in. ‘Het gaat niet meer om mij maar om wat ik in te brengen heb voor een ander.’

Gruwelijk! heet de nieuwste bundel dagboekstripjes van Maaike Hartjes (Amsterdam, 1972). In de herkenbare stijl met eenvoudig getekende figuurtjes waar Hartjes bekend mee werd, verstript ze episodes en observaties uit haar leven. Onderwerpen als welk openbaar toilet het minste wordt gebruikt, tevreden zijn met je niet-kinderwens en dat clowns eigenlijk maar enge figuren zijn, passeren de revue. De verhalen stonden eerder in NRC.next en de Viva.

Voor de stripmaakster is haar dagboekstrip, een genre waar ze van kindsbeen af al mee bezig was, letterlijk een gesloten boek. In 2009 besloot een nieuwe Viva-redactie dat het na negen jaar tijd werd voor iets anders dan de belevenissen van Hartjes. ‘De nieuwe hoofdredactrice zei letterlijk: “We zijn wel een beetje klaar met je poppetje.” Ze bedoelde het waarschijnlijk niet naar, maar het kwam toch wel hard aan. “Dat poppetje ben ik!,” dacht ik toen.’

De koek was ook wel een beetje op. ‘In het begin bedacht ik enthousiast wat ik nu weer aan de Viva-lezeressen zou vertellen, maar op den duur werd het echt werk,’ vertelt Hartjes. ‘Ik kon er ook niet verder in groeien. Ik was zelf met andere dingen bezig, maar de Viva had daar geen ruimte voor.’

Bron: http://maaikehartjes.blogspot.com

Volwassen speelgoed
Tegenwoordig maakt Hartjes liever reisverhalen in stripvorm. Eerder kwamen Hong Kong dagboek en Donker, Hartjes’ ervaringen in Zuid-Afrika, uit in boekvorm. Haar volgende project wordt een uitgebreid boek over Japan, met illustraties, foto’s en strips. Al denkt ze nog na over de vorm. ‘Zes jaar geleden hebben mijn vriend Mark en ik voor het eerst een grote reis gemaakt naar Japan en Korea. Toen kreeg ik helemaal de Japankoorts te pakken. Het was alsof ik thuiskwam. Opeens was ik in een land waar mensen dezelfde dingen als ik leuk en belangrijk vinden. Japan heeft echt een beeldcultuur. Kunst en commercie lopen daar gemakkelijk in elkaar over.’

Inmiddels is ze al vijf keer teruggeweest. De sporen van die bezoeken zijn terug te zien in haar huis. Daar hangen kimono’s naast de deur waarop in het Japans wc staat en in de woonkamer staat een wandkast die is omgebouwd tot een reeks poppenhuizen waar Japanse pullip-poppen in staan opgesteld. Pullip-poppen zijn vooral bedoeld als verzamelobject. ‘De Japanners pakken hun hobby’s serieus aan. Je hebt daar enorme speelgoedwinkels voor volwassenen en verzamelaars. Ik hou van gekke dingen, wat andere mensen meestal niet leuk vinden.’

Grafische experimenten
Door Japan is de stripmaakster zich meer gaan interesseren voor illustratie, design en fotografie. Ze begon te experimenteren door foto’s van zelfgemaakte 3D-objecten met tekeningen te vermengen. Daarmee raakte ze af van de bekende stenostijl van haar dagboekstrips.

Hartjes: ‘Ik sta niet stil en verander. In het begin kenden veel mensen me alleen van die simpele dagboektekeningen. Nu begint die nieuwe stijl wel te lopen en krijg ik daar ook opdrachten voor.’
De laatste tijd maakt Hartjes meer reclame-illustraties. ‘Met reclamewerk denk je veel meer mee met de opdrachtgever. Je gaat iemand helpen met je tekeningen, met je fantasie en creativiteit. Het gaat dus niet meer om mij maar om wat ik in te brengen heb voor iemand anders.’

De stripmaakster maakt zich ook druk over de Nederlandse stripwereld. Recent werden Hartjes en Hanco Kolk duovoorzitters van de Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers (BNS). Sinds de oprichting, twee jaar geleden, liet de beroepsvereniging weinig van zich horen, maar Hartjes wil dat de BNS zichtbaarder wordt. Verder vindt Hartjes dat stripmakers zich meer met de zakelijke kant van hun vak moeten bezighouden, daarnaast wil ze bijeenkomsten organiseren waar vakgenoten ervaringen kunnen uitwisselen.

Maaike Hartjes: Gruwelijk!
Oog & Blik/De Bezige Bij, € 12,90

Dit artikel stond donderdag 3 maart in Het Parool.

Categorieën
Film Filmrecensie

Hereafter: Leven met de dood

Clint Eastwood wordt 31 mei 81, niet zo gek dus dat de regisseur zich afvraagt of er leven is na de dood. Toch geeft Hereafter geen uitsluitsel over een hiernamaals, maar draait om de vraag hoe het leven van de personages is veranderd nadat ze in aanraking zijn gekomen met de dood. Hoe kun je leven met de dood?


Marie, een Franse journaliste, was technisch even dood nadat ze in de vloedgolf van een Tsunami terechtkwam. Haar bijna-doodervaring laat haar niet meer los. Ze wil onderzoeken of er leven is na de dood en raakt hierdoor vervreemd van haar collega’s. De jonge Engelse Marcus verliest zijn tweelingbroer en heeft moeite met dit verlies om te gaan. George, een Amerikaanse arbeider, is een medium: hij heeft contact met overledenen. Niet dat dit zijn leven verbetert: zodra hij iemand aanraakt, begint de seance. Hij schuwt daarom contact met anderen en heeft zijn gaven de rug toegekeerd.

Eastwood vervlecht de levens van deze drie personages en laat ze aan het einde van de film samenkomen in Londen. Het is een wat ongeloofwaardige knoop die de regisseur daarmee legt om de ploteindjes te verbinden, maar dankzij het goede acteerwerk van Matt Damon en Cécile de France kunnen we hem dat vergeven. Al was het einde wat mij betreft te suikerzoet.

Met Damon als George maakte Eastwood een prima keuze: Damons aardse performance zet het medium met beide benen op de grond. In de film wordt er voldoende verwezen naar de oplichters in zijn vak. Marcus bezoekt een hele reeks Derek Ogilvies, maar prikt al snel door hun acts heen. Alleen George lijkt een echt medium te zijn. Al weet hij ook niet hoe een leven na de dood eruit ziet. Hereafter geeft daar ook geen uitsluitsel over: de zielenschimmen die Marie zag kunnen net zo goed bewijs zijn voor het leven na de dood als een hallucinatie.

Onsterfelijk
Middels Georges passie voor de geschriften van Charles Dickens wordt er terloops nog een concrete en aanwijsbare vorm van leven na de dood aangestipt. George kent de boeken en geschiedenis van Dickens van binnen en buiten en luistert graag naar luisterboeken. Hij bezoekt het huis van Dickens in Londen en woont een lezing bij van de acteur die de verhalen van Dickens voorleest. De acteur brengt de oude teksten tot leven en geeft schrijver over het graf een stem. Er is dus wel leven na de dood voor mensen die iets tastbaars achterlaten dat de moeite van het bewaren waard is. Clint Eastwood, die als acteur, regisseur en producent al een omvangrijk oeuvre heeft opgebouwd, is in dat opzicht dus wel verzekerd van een leven na de dood.

Hereafter draait vanaf 10 maart in de bios.

3vd5 sterren

Deze recensie is ook op het filmblog van Zone 5300 gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Stripbladen in Nederland: Van Duckstad tot Zone 5300

Het aanbod van Nederlandse striptijdschriften werd recent verrijkt met Por Dios en Kwynk. Maar de gouden tijden van de stripbladen lagen in de jaren zeventig en tachtig. De distributie is een probleem voor de kleine bladen. Lezen we de strips in de toekomst alleen nog maar digitaal?

Recent werd het aanbod van Nederlandse stripbladen verrijkt met Por Dios en Kwynk. Beide stripbladen bestaan grotendeels uit oude strips die digitaal zijn opgepoetst, maar daar houdt de vergelijking dan ook wel mee op. Por Dios bevat ieder nummer een heel album, van bijvoorbeeld bekende striphelden als Storm, Agent 327 of Franka, aangevuld met korte verhalen van andere striphelden. Kwynk daarentegen bevat voornamelijk korte en vervolgverhalen van stripmakers als Jan Kruis, Gerard Leever, Jan van der Voo en Patty Klein. De strips zijn bedoeld voor kinderen vanaf een jaar of zeven.

‘De gedachte achter Kwynk is om oude strips op te peppen en leesbaar te maken voor de jeugd van nu,’ vertelt initiatiefnemer John Croezen. ‘Een paar jaar geleden waren we er al mee bezig, maar door de crisis trok de uitgever de stekker eruit. Zomer vorig jaar werd ik benaderd door uitgeverij Marken uit Limburg en die wilde een digitale kiosk opzetten met daarin alleen digitale bladen en ook stripbladen. We hebben het concept uit de kast gehaald en dat is de Kwynk geworden.’

Een kwestie van distributie
Bijzonder aan Kwynk is dat het blad alleen digitaal verkrijgbaar is op de iPad, of te downloaden als PDF. ‘Digitaal betekent geen drukkosten en geen problemen met de distributie,’ zegt Croezen. ‘Je kunt stellen dat in Nederland de distributie van strips allerbelabberdst is. Ik heb een album over Pipo de Clown uitgegeven maar dat kreeg ik met geen mogelijkheid in de winkel. Ik heb echt alles geprobeerd, distributeurs gebeld en grote winkelketens, maar die vonden dat strips te weinig omzet genereren om er ruimte voor te maken in het schap. Tenzij je de Donald Duck of Suske en Wiske bent, kom je er gewoon niet tussen.’

Tonio van Vugt, hoofdredacteur en uitgever van het striptijdschrift Zone 5300 beaamt dat: ‘Distributie is altijd een probleem geweest. We brengen de Zone nu vooralsnog zelf in de winkels. Er is geen distributeur voor kleine striptijdschriften in Nederland.’

Hoogopgeleide liefhebbers
Zone 5300
– tijdschrift voor strips, cultuur en curiosa – bevat naast strips ook artikelen over film, muziek en boeken. ‘Geen enkele kunstvorm staat immers op zich en aangezien we strips als kunstvorm beschouwen, vind ik de relatie tot andere media relevant,’ aldus Van Vugt. Met een oplage van 2500, waarvan er duizend naar abonnees worden gestuurd, is Zone 5300 vooral een blad voor de hoogopgeleide liefhebber tussen de 20 en 40. ‘Er zitten veel schrijvers, illustratoren en muzikanten in ons lezersbestand. We willen dingen brengen die nog niet bekend zijn bij een groot publiek. Tekenaars als Erik Kriek, Gummbah en Maaike Hartjes hebben bijvoorbeeld hun doorbraak bij de Zone gehad,’ zegt Van Vugt. Het blad kan vooral voortbestaan omdat de redactie bestaat uit een groep vrijwillige professionals.

Por Dios is geïnitieerd door Rob van Bavel, die in 2009 ook met de nieuwe versie van het oude vertrouwde blad Eppo op de proppen kwam. Eppo bevat voornamelijk vervolgverhalen van mainstream strips en richt zich op de nostalgische veertiger die als kind het blad ook las. Het stripblad verscheen oorspronkelijk van 1975 tot halverwege de jaren tachtig. Na talloze naamswijzigingen en samenstellingen verdween het in 1999 van de markt. De oplage van de tweewekelijkse Eppo ligt rond de 18.000. Het blad heeft 8.000 abonnees.

Komt Eppo, waar veel werk van Nederlandse makers in staat, uit de kosten? ‘Dat is heel lastig om te zeggen omdat Eppo ook weer uit allerlei takken bestaat. Je hebt het blad, de albums van de uitgeverij en ons eigen verkoopkanaal,’ zegt Van Bavel. ‘Op een gegeven moment maak je bijvoorbeeld verlies met het blad maar winst via de nevenactiviteiten. Ik heb vorig jaar een paar stripalbums uitgebracht om te zien wat dat in de markt doet. Ik denk dat ik eind van dit jaar daar meer over kan zeggen.’ Volgens Van Bavel is het belangrijk voor de Nederlandse strip dat er in Eppo strips voorgepubliceerd worden. Stripmakers kunnen niet leven van de albumverkoop dus voorpublicaties zijn een belangrijke inkomstenbron.

Vrolijke weekbladen in de kiosk
Van Por Dios worden er iedere maand 30.000 exemplaren gedrukt en verspreid onder 3500 verkooppunten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Zone 5300, zijn de bladen van Van Bavel wel in de schappen van de kiosk te vinden. Net als de Donald Duck. Het vrolijke weekblad is met een oplage van 310.000 immers nog steeds marktleider.

Donald Duck is het allergrootste stripblad van Nederland, geen andere titel komt zelfs in de buurt,’ aldus Fiona Cordes, senior brandmanager ‘Kids’ voor Sanoma, dat onder meer meidenblad Tina, Cars en Nickelodeon Magazine op de markt brengt. Sanoma heeft het alleenrecht op Disney in Nederland en geeft enkele bladen uit met Disneystrips en -karakters.

‘De totale markt voor kindertijdschriften stijgt, er zit alleen een daling in de preschool-markt,’ aldus Cordes. De markt voor jeugdstripbladen wordt grotendeels gekenmerkt door bladen die zijn opgehangen aan een serie, thema of tv-zender. Bijvoorbeeld Disney XD en Ben 10 Magazine, gelieerd aan Cartoon Network. De jeugdbladen bevatten naast strips vaak ook puzzels, games- en gadgetnieuws en geïllustreerde verhalen en zijn gericht op specifieke doelgroepen.

Duckstad Twitter
Hoewel de Donald Duck primair bedoeld is voor kinderen tussen 7 en 12,  is het ook een blad voor het gehele gezin en worden de avonturen uit Duckstad ook gelezen door mannen tussen de 20 en 49. Om de doelgroep te bereiken, zet Sanoma ook nieuwe media in. ‘Duckstad Twitter is een groot succes; meer dan 10.000 followers en dat groeit nog iedere dag. In november vorig jaar werd de eerste Donald Duck Ei-phone app gelanceerd. Ook zal Donald Duck op de iPad niet lang op zich laten wachten,’ aldus Cordes. Zone 5300 houdt het voorlopig op een volwaardige website naast de papieren versie, waar geregeld artikelen, recensies en strips op gepubliceerd worden.

Digitaal uitgeven is een groeiende markt, erkent Croezen. ‘Het mooie is dat digitale nummers van Kwynk altijd te koop blijven. En er komen steeds meer online kiosken bij, waar we Kwynk ook kunnen aanbieden. Het blad loopt nu nog niet storm. Dit komt deels omdat we ons nog niet veel met promotie hebben beziggehouden, maar we verwachten dat er binnenkort een stijgende lijn in zit.’

Oud-papier
Croezen denkt zelfs dat we over tien jaar geen strips meer op papier zullen lezen: ‘Dan is er ook geen krant meer te koop op straat. Kijk maar naar vinylplaten, dat is alleen nog maar handel voor DJ’s en nostalgische lui. Met papier zal het net zo gaan. Kranten zitten nu al in problemen en gaan steeds meer online. Ik vind het ontzettend knap van Rob van Bavel dat hij Eppo nog in de winkel krijgt, maar ik vraag me af hoe lang dat nog gaat duren.’

Van Bavel: ‘Daar kan hij best gelijk in hebben. Ik denk dat de Eppo-doelgroep, mannen in de veertig, een verbintenis hebben met papier en graag strips op papier blijven lezen. Maar die groep wordt steeds kleiner en als het kostentechnisch niet meer haalbaar is, zal het stoppen.’

Van Vugt is optimistischer: ‘Papier zal zeker afnemen, maar dat geldt vooral voor tijdschriften en kranten die toch na een paar dagen in de kattenbak verdwijnen. Maar nichetijdschriften als Zone 5300 en Eisner (gericht op literaire beeldverhalen, red.) wil je gewoon op papier lezen. Dat zijn collector’s items, geen wegwerpartikelen.’ Bij Sanoma zien ze nieuwe media als een middel om nieuwe doelgroepen aan te boren en de positie van de mannendoelgroep te versterken, maar papier zal niet verdwijnen. ‘Over 10 jaar valt nog altijd wekelijks het vrolijkste weekblad van Nederland op de deurmat!,’ aldus Fiona Cordes.

Tijdschriftenbak
Behalve bovengenoemde titels bevat de tijdschriftenbak nog andere stripbladen. Een selectieve greep:

Geïnteresseerde striplezers halen hun informatie onder andere uit Zozolala en Stripschrift. De liefhebber van pulpstrips en het werk van Fred de Heij leest het eigenzinnige blad Pulpman. Bekend maar vooral nieuw talent is te vinden in het onregelmatig verschijnende De Lijn. Eisner, vernoemd naar de beroemde stripmaker Will Eisner, bevat beeldverhalen met een literaire inslag.

Dit artikel is woensdag 2 maart in Het Parool gepubliceerd.

Categorieën
Fotoblog

Keep on joggin’!

Categorieën
Fotoblog

Raadhuisstraat

Walking home from work…